service FIAT TALENTO 2017 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2017, Model line: TALENTO, Model: FIAT TALENTO 2017Pages: 244, PDF Size: 4.6 MB
Page 22 of 244

BELANGRIJK Nadat de centrale
vergrendeling is uitgeschakeld met
knop 2 fig. 24, is de vergrendel-/
ontgrendelfunctie "easy access"
uitgeschakeld. Start de motor opnieuw
om de functie "easy access" weer in te
schakelen.
De batterij vervangen
Vervang de batterij van de elektronische
sleutel, wanneer het bericht op het
instrumentenpaneel wordt
weergegeven. Druk op knop 1 fig. 26,
trek de extra sleutel 2 uit fig. 26 en haak
de afdekking 3 fig. 27 los met behulp
van de tong 4 fig. 27. Verwijder de
batterij door er aan één kant op te
drukken (beweging A) en de andere
kant omhoog te tillen (beweging B) en
vervang de batterij met inachtneming
van de polariteit die op de afdekking
3 is aangegeven.Ga in omgekeerde volgorde te werk om
de batterij aan te brengen en druk
vervolgens in de buurt van het voertuig
vier keer op de knoppen van de kaart:
als u de motor weer start, verdwijnt het
bericht.
OPMERKING Raak tijdens het
vervangen van de batterij niet het
elektronische circuit en de contacten in
de buurt van de elektronische sleutel
aan.
BELANGRIJK Controleer of de
afdekking correct is aangesloten.
BELANGRIJK Batterijen zijn verkrijgbaar
bij het Fiat Servicenetwerk en hebben
een levensduur van ongeveer twee jaar.
Zorg ervoor dat er geen inktresten op
de batterij zitten: daardoor bestaat het
risico op een onjuist elektrisch contact.
Onregelmatige werking
Als de batterij te leeg is om goed te
werken, kunt u toch de motor starten
(plaats de elektronische sleutel in delezer) en de portieren vergrendelen/
ontgrendelen (zie de paragraaf
"Portieren vergrendelen/ontgrendelen"
in het hoofdstuk "Kennismaking met uw
voertuig").
1)
BELANGRIJK
1)Laat het voertuig nooit onbeheerd achter
met de elektronische sleutel en een kind,
een gehandicapt persoon of een dier in het
voertuig, zelfs niet voor korte tijd. Hierdoor
zou uw eigen veiligheid en die van anderen
in gevaar kunnen komen, als de motor
wordt gestart of systemen in werking
worden gesteld, zoals de elektrisch
bediende ruiten of zelfs de
portiervergrendeling. Bovendien loopt de
temperatuur in warm en/of zonnig weer
snel op. Gevaar voor dodelijk of ernstig
letsel.
2)Gebruik nooit de centrale
portiervergrendeling als er nog iemand in
het voertuig zit.
BELANGRIJK
1)Gebruikte batterijen kunnen schadelijk
zijn voor het milieu als ze niet op de juiste
wijze als afval verwerkt worden. Ze moeten
overeenkomstig de wet in speciale bakken
gedeponeerd worden. Ze kunnen ook
ingeleverd worden bij het Fiat
Servicenetwerk dat voor hun verwerking zal
zorgen.
27T26862
28T26913
20
KENNIS VAN HET VOERTUIG
Page 28 of 244

de bediening in het voertuig voor de
portiervergrendeling/-ontgrendeling
gebruiken (zie de paragraaf "Centrale
vergrendeling/ontgrendeling
opengaande delen" in het hoofdstuk
"Kennismaking met het voertuig").
De sleutel gebruiken
Steek de sleutel in het slot 1 fig. 45 en
vergrendel of ontgrendel het
linkervoorportier of, afhankelijk van het
voertuig, het achterste schuifportier.
Ieder portier handmatig
vergrendelen
Draai met open portier de inrichting 2
fig. 46 (met het uiteinde van de sleutel)
en sluit het portier.Nu is het van buitenaf gesloten. Het
voorportier kan alleen van binnenuit of
met de sleutel worden geopend.
Voertuigen met één achterklep: als
de portieren handmatig worden
vergrendeld, blijft de achterklep
ontgrendeld.
AUTOMATISCHE
PORTIERVERGRENDELING
TIJDENS HET RIJDEN
Functie inschakelen:
Druk met de sleutel in het contact
ongeveer 5 seconden op knop 1
fig. 47, tot u een geluidssignaal hoort.
Functie uitschakelen:
Druk met de sleutel in het contact
ongeveer 5 seconden op knop 1
fig. 47, tot u een geluidssignaal hoort.Werkingsprincipe
Nadat het voertuig is gestart,
vergrendelt het systeem automatisch
de portieren, zodra u sneller gaat dan
ongeveer 7 km/h.
Ontgrendeling gebeurt wanneer:
u op knop 1 fig. 47 drukt om de
portieren te openen;
het voertuig stilstaat en u een
voorportier opent.
OPMERKING Als een portier wordt
geopend en weer wordt gesloten,
wordt het automatisch weer
vergrendeld, zodra u sneller gaat dan
7 km/h.
Storingen
Als u een storing ontdekt (de
automatische portiervergrendeling
werkt niet) controleer dan eerst of alle
opengaande portierdelen correct zijn
gesloten. Als deze correct zijn gesloten
en het probleem houdt aan, neem dan
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
45T36611
46T3661647T36595
26
KENNIS VAN HET VOERTUIG
Page 37 of 244

OMSTANDIGHEDEN
WAARBIJ DE MOTOR
HERSTART
In sommige gevallen kan de motor, uit
veiligheids- en comfortoverwegingen,
zonder het verrichten van enige
handeling worden herstart. Dit kan
worden bevestigd als:
als de buitentemperatuur te laag of te
hoog is (lager dan 0°C of hoger dan
30°C);
De MAX DEF functie is geactiveerd
(zie de paragraaf "Airconditioning" in het
hoofdstuk “Kennismaken met uw
voertuig”);
bij onvoldoende acculading;
de voertuigsnelheid hoger is dan
5 km/h (heuvelafwaarts, enz.);
herhaalde druk op het rempedaal of
de noodzaak om het rempedaal te
gebruiken.
Voertuigen met afstandsbediening
Een aantal van deze omstandigheden
voorkomen dat de motor automatisch
wordt herstart bij het openen van:
een van de portieren (voor voertuigen
met een sleutel);
het passagiersportier (voor
voertuigen met een elektronische
sleutel).
ONREGELMATIGE
WERKING
Wanneer een speciaal bericht op het
instrumentenpaneel wordt
weergegeven en het geïntegreerde
lampje 2 in knop 1 fig. 65 gaat branden,
wordt het systeem uitgeschakeld.
Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
BELANGRIJK
29)Als de Start&Stop-functie is
ingeschakeld, zou de motor, als deze is
gestopt in noodgevallen, weer kunnen
worden gestart, als het koppelingspedaal
wordt ingetrapt.
BELANGRIJK
2)Rijd niet met het voertuig zolang de
motor op stand-by staat (het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel gaat aan).
3)Zolang de motor op stand-by staat, is de
stuurbekrachtiging uitgeschakeld.
4)Als u het voertuig verlaat, klinkt er een
geluidssignaal om u te waarschuwen dat
de motor op stand-by staat (en niet
uitstaat). Voordat u uit het voertuig stapt
moet u het startapparaat uitschakelen (zie
de paragraaf “Startschakelaar” in het
hoofdstuk “Ken uw voertuig”).
BUITENSPIEGELS
BUITENSPIEGELS
30) 31) 32)
Elektrische spiegels
Zet de schakelaar 1 fig. 66 op:
Bom de linker buitenspiegel te
verstellen,
Dom de rechter buitenspiegel te
verstellen,
Com hem uit te schakelen.
Spiegels met handbediende
verstelling
Druk op spiegel A fig. 66 om de positie
te verstellen.
Ontdooien
Afhankelijk van het uitrustingsniveau
worden de spiegels met draaiende
motor samen met de achterruiten
ontdooid.
66T36528-1
35
Page 45 of 244

BELANGRIJK
37)Zorg ervoor dat als in de motorruimte
wordt gewerkt, de ruitenwissers in de
stand A (uit) staan. Gevaar voor letsel.
38)Als de ruit schoongemaakt moet
worden, controleren of het systeem
uitgeschakeld is en of de sleutel op STOP
staat.
39)Zorg ervoor dat als in de motorruimte
wordt gewerkt, de achterruitwisser in de
uitstand staat. Gevaar voor letsel.
BELANGRIJK
5)Gebruik de ruitenwissers nooit om
opgehoopte sneeuw of ijs van de voorruit
te verwijderen. Onder dergelijke
omstandigheden wordt bij overbelasting
van de ruitenwisser de beveiliging
ingeschakeld, waardoor de ruitenwisser
enkele seconden wordt uitgeschakeld. Als
hierna de ruitenwisser niet meer werkt, ook
niet na het voertuig opnieuw te hebben
gestart, neem dan contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
6)Schakel de ruitenwissers niet met van de
ruit opgeheven wisserbladen in.
7)Zorg ervoor dat het systeem is
uitgeschakeld als er ijs op de voorruit zit.
TANKEN
Nuttige tankinhoud: Ca. 80 liter
Open het linker voorportier om bij flap A
fig. 84 te komen.
Tijdens het vullen dop 2 fig. 84 op de
dophouder 1 op Flap A hangen.
BELANGRIJK Controleer of de dop en
klep na het tanken zijn gesloten.
Brandstofkwaliteit
Gebruik de beste brandstofkwaliteit,
met inachtneming van de specifieke
wetten die in ieder land gelden, en
houd u strikt aan de aanduidingen op
het etiket op klep A.
40)
8)
Tanken
Om met de sleutel uit het contact te
tanken, introduceert u het tankpistool
en duwt u het zover mogelijk naar
binnen, voordat u begint te tanken
(risico op spetters).
Houd het tankpistool tijdens het tanken
op zijn plaats.
Nadat het tankpistool tijdens het tanken
voor de eerste keer automatisch stopt,
kunt u nog twee klikken bijvullen om
ervoor te zorgen dat het
expansievolume in de tank leeg is. Zorg
ervoor dat tijdens het tanken geen
water binnentreedt. Klep A en de
gedeelten rondom de klep moeten
schoon gehouden worden.
Voertuigen met Start&Stop-functie
BELANGRIJK De motor moet tijdens
het tanken zijn afgezet en niet op
stand-by staan.
41)
Brandstoftank leeg
Voertuigen met sleutel met
afstandsbediening
Draai de sleutel naar de stand "M" en
wacht een paar minuten voordat u de
motor start om ervoor te zorgen dat het
brandstofcircuit wordt geheractiveerd;
draai de sleutel naar D. Herhaal de
bovenstaande handelingen, als de
motor niet start.
42)
84T36715
43
Page 46 of 244

Voertuigen met elektronische
sleutel
Plaats de elektronische sleutel in de
kaartlezer. Druk op de knop 4 zonder
de pedalen aan te raken. Wacht een
paar minuten voordat u wegrijdt. Op die
manier kan het brandstofcircuit worden
ingeschakeld. Indien de motor niet
binnen een paar seconden start, moet
u de procedure herhalen.
Brandstof - Grafisch
symbool voor de
identificatie van de
compatibiliteit van het
voertuig voor
consumenten in
overeenstemming met
EN16942
De onderstaande symbolen
vereenvoudigen de herkenning van het
correcte type brandstof dat u in uw
voertuig moet gebruiken.Controleer, alvorens te tanken, de
symbolen aan de binnenkant van het
brandstofklepje (waar voorzien) en
vergelijk ze met de symbolen op de
pomp (waar voorzien).
Symbolen voor dieselvoertuigen
B7: Diesel met maximaal 7% (V/V)
FAME (vetzuurmethylesters) in
overeenstemming met de normEN590
B10: Diesel met maximaal 10% (V/V)
FAME (vetzuurmethylesters) in
overeenstemming met de norm
EN16734
BELANGRIJK
40)De tankdop is specifiek. Als deze
vervangen moet worden, gebruik dan
dezelfde als het origineel. Neem contact op
met het Fiat Servicenetwerk. Houd de dop
niet in de buurt van een vlam of hittebron.
Was het vulgebied niet met een
hogedrukspuit.
41)Ga als volgt te werk in geval van een
aanhoudende brandstofgeur: zet de auto
stil als de verkeerssituatie dit toelaat en
schakel de startinrichting uit; zet de
alarmknipperlichten aan en zorg ervoor dat
alle inzittenden het voertuig verlaten en uit
de buurt van het verkeer blijven; neem
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
42)Werkzaamheden of modificaties aan
het brandstoftoevoersysteem (elektrische
circuits, bedrading, brandstofcircuit,
inspuitventiel, afschermingen, enz.) zijn ten
strengste verboden in verband met de
bijkomende risico's (laat dit uitsluitend over
aan gekwalificeerd personeel van het Fiat
Servicenetwerk).
BELANGRIJK
8)Meng benzine (ongelood of E85) niet
met diesel, zelfs niet een klein beetje.
Gebruik geen ethanolbrandstof als uw
voertuig daar niet geschikt voor is. Voeg
geen additieven aan de brandstof toe, om
schade aan de motor te voorkomen.
85T36514
44
KENNIS VAN HET VOERTUIG
Page 47 of 244

AdBlue (Ureum)
ADDITIEF TANK
Zorg dat u zich houdt aan de wetten
van het land waar u zich bevindt.
Vergeet niet dat als de eigenaar van het
voertuig zich niet aan de geldende
wetten houdt, er rechtelijke gevolgen
zouden kunnen zijn.
Werkingsprincipe
Gebruik van additieven verlaagt de
uitstoot van verontreinigende stoffen,
doordat deze worden omgezet in
waterdamp en stikstof.
Vullen
Nuttige tankinhoud: Ongeveer 20 liter.
Open het linkervoorportier om klep A te
openen. Schroef dop 1 los.
43)
9) 10) 11)
BELANGRIJK Vul op voertuigen met
Start&Stop-functie het AdBlue (Ureum)
additief bij als de motor volledig is
afgezet. Zet altijd de motor af
(raadpleeg de informatie over het
starten en afzetten van de motor).
AdBlue (Ureum) additief kwaliteit
Gebruik alleen additieven die voldoen
aan de norm ISO 22241 en conform
het etiket op de tankklep.
Gemiddeld brandstofverbruik
Ongeveer 2 l/1000 km, afhankelijk van
de versie van het voertuig en de rijstijl.
Voorzorgsmaatregelen voor de
bediening
Lees altijd de informatie over het
AdBlue (Ureum) additiefpakket.
Ga zorgvuldig om met additieven. Ze
kunnen kleding, schoenen,
chassisonderdelen, enz. beschadigen.
Als het additief over gelakte
oppervlakken stroomt of deze
verontreinigt, reinig het oppervlak dan
snel met een vochtige doek.
In extreem koude klimaten
Het voertuig is voorzien van een
verwarmingssysteem voor AdBlue
(Ureum) additief om in zeer koud weer
te kunnen rijden.
Voorzorgsmaatregelen voor het
bijvullen van de tank
Het AdBlue (Ureum) additief bevriest bij
temperaturen lager dan ongeveer -10
°C.Probeer in dit geval deze niet (bij) te
vullen. Als het controlelampjeop het
instrumentenpaneel aangaat, raden we
u echter aan het AdBlue (Ureum)
additief bij te vullen of bij te laten vullen
door een gekwalificeerd professional.
44)
BELANGRIJK
43)De tankdop is specifiek. Als deze
vervangen moet worden, gebruik dan
dezelfde als het origineel. Neem contact op
met het Fiat Servicenetwerk. Was het
vulgebied niet met een hogedrukspuit.
44)Het AdBlue (Urea) additief mag niet in
contact komen met ogen of huid. Gebeurt
dit toch, spoel dan grondig uit met water.
Raadpleeg, indien nodig, een arts.
BELANGRIJK
9)Er mogen aan geen enkel deel van het
systeem werkzaamheden worden verricht.
Om eventuele schade te vermijden, is
alleen gekwalificeerd personeel van het Fiat
Servicenetwerk bevoegd werkzaamheden
aan het systeem te verrichten.
10)Vul de AdBlue (Ureum) additieftank
(minimaal 10 liter) zodra het speciale bericht
wordt weergegeven en raadpleeg de
instructies voor het bijvullen. Gevaar dat het
voertuig stilvalt.
86T40504
45
Page 48 of 244

11)Controleer na het bijvullen van de
AdBlue (Ureum) additieftank of de dop en
klep gesloten zijn, start de motor en
WACHT 10 seconden met stilstaand
voertuig en draaiende motor, voordat u
verder rijdt. Doet u dit niet, dan wordt het
bijvullen van de tank pas na een paar
minuten rijden automatisch gedetecteerd.
Het bijbehorende bericht en/of de
controlelampjes zijn nog steeds zichtbaar
tot het systeem detecteert dat de tank is
bijgevuld.STARTSYSTEEM
45) 46) 47) 48) 49)
S fig. 87: "Stopstand" Neem de
sleutel uit en draai het stuurwiel tot het
slot wordt ingeschakeld, om het
stuurwiel te vergrendelen. Gebruik
zowel de sleutel als het stuurwiel
zonder kracht uit te oefenen, om het
stuurwiel te ontgrendelen.
A: Stand accessoires: Als de
startinrichting wordt uitgeschakeld,
blijven de accessoires (autoradio, enz.)
werken.
M: Schakelstand. Met
geïntroduceerde startinrichting.
D: Rijstand. Als de motor niet start,
moet u eerst de sleutel uitnemen
voordat u de motor weer probeert te
starten. Laat de sleutel los, zodra de
motor start.
BELANGRIJK
45)Als er geknoeid is aan het contactslot
(bijv. een poging tot diefstal), dan moet dit
gecontroleerd worden bij het Fiat
Servicenetwerk voordat er verder gereden
wordt.
46)Neem de sleutel altijd mee als het
voertuig wordt verlaten, om te voorkomen
dat iemand onverhoeds gebruik van de
bedieningselementen maakt. Vergeet niet
de parkeerrem in te schakelen. Laat nooit
kinderen zonder toezicht in het voertuig
achter.
47)After-market werkzaamheden waarbij
wijzigingen van de stuurinrichting of de
stuurkolom betrokken zijn (bijv. bij montage
van een alarmsysteem) zijn ten strengste
verboden. Dergelijke werkzaamheden
kunnen de prestaties van het systeem en
de garantie in gevaar brengen en het kan
ook ernstige veiligheidsproblemen
veroorzaken of erin resulteren dat de auto
niet meer aan de typegoedkeuring voldoet.
48)Verwijder de mechanische sleutel nooit
terwijl het voertuig rijdt. Het stuurwiel zal
automatisch vergrendeld worden zodra
eraan gedraaid wordt. Dit geldt ook voor
voertuigen die gesleept worden.
49)Alvorens het voertuig te verlaten
ALTIJD de parkeerrem inschakelen, de
wielen draaien, de eerste versnelling
inschakelen bij een helling omhoog en de
achteruitversnelling bij een helling omlaag.
Als het voertuig op een steile helling wordt
geparkeerd, blokkeer de wielen dan met of
wiggen of stenen. Bij het verlaten van het
voertuig, altijd de portieren sluiten door op
het knopje op de sleutel te drukken.
87T36545-1
46
KENNIS VAN HET VOERTUIG
Page 49 of 244

KLIMAATREGELING
Advies voor gebruik
In sommige gevallen (airconditioning uit,
luchtrecirculatie aan, ventilatorsnelheid
nul of minimaal, enz.) kunnen de ruiten
en de voorruit van het voertuig beslaan.
Gebruik als de ruiten beslaan de MAX
DEF-functie om de condens te
verwijderen en zet vervolgens de
airconditioning in de automatische
stand om te voorkomen dat de ruiten
opnieuw beslaan.
Onderhoud
Raadpleeg het Geprogrammeerde
Onderhoudsschema.
BELANGRIJK Zolang de airconditioning
aanstaat, wordt meer brandstof
verbruikt (zet het systeem uit als u het
niet meer nodig hebt).
50) 51)
2)
Verbruik
Een hoger brandstofverbruik (vooral
binnen de bebouwde kom) is normaal
als de airconditioning wordt gebruikt.Hieronder volgen een aantal adviezen
om het brandstofverbruik tot een
minimum terug te brengen en
zodoende het milieu te helpen
beschermen:
zet het systeem uit als het niet nodig
is;
houd tijdens het rijden de
luchtroosters open en de ruiten
gesloten;
als het voertuig bij hoge
temperaturen of in de zon is
geparkeerd, laat dan eerst het interieur
luchten om de hete lucht naar buiten te
laten, voordat u vertrekt.
Voertuigen met extra verwarming
Sommige voertuigen zijn uitgerust met
een extra verwarming die het interieur
sneller verwarmt. Deze inrichting werkt
alleen als de motor draait en bij lage
temperaturen. Tijdens de werking kan
enige rook uit de rechterkant van het
voertuig komen; die is afkomstig van
het uitlaatsysteem en dat is normaal.
Onregelmatige werking
Over het algemeen dient u, als u een
onregelmatige werking waarneemt,
naar een Fiat Servicepunt te gaan.
Een beperkte werking van het
ontdooien, ontwasemen of van de
airconditioning kan te wijten zijn aan
een verstopt filterelement.
Er wordt geen koude lucht
gegenereerd. Controleer de stand van
de bedieningen en de staat van de
zekeringen. Zet anders het systeem uit.
Water onder het voertuig
Na langdurig gebruik van de
airconditioning is het normaal om
condenswater onder de airconditioning
aan te treffen.
47
Page 51 of 244

LUCHTROOSTERS IN
INTERIEUR
Luchtroosters in het midden
Doe de schuif 9 fig. 89 naar beneden
om de luchtroosters te sluiten.
De luchtroosters kunnen worden
gericht.
Hoog/laag: gebruik schuif 9.
Links/rechts: gebruik de knop 10
fig. 89.
Luchtroosters aan zijkant
Drukken (punt 12 fig. 90 ) om het
luchtrooster 11 fig. 90 te openen tot de
gewenste stand.
De luchtroosters kunnen worden
gericht.Draai aan het luchtrooster aan de
zijkant 11 om de luchtstroom te richten.
Gebruik specifieke producten in uw
voertuig om vieze geurtjes in het
voertuig tegen te gaan. Wend u tot het
Fiat Servicenetwerk.
89T36549
90T36550
49
Page 60 of 244

Systeem geforceerd uitschakelen
Het systeem kan definitief worden
uitgeschakeld door knop 2 lang
ingedrukt te houden.
Het in de schakelaar geïntegreerde
controlelampje gaat permanent aan.
Het uitgeschakelde systeem kan weer
worden ingeschakeld door de knop
nogmaals lang ingedrukt te houden.
Onregelmatige werking
Als het systeem een onregelmatige
werking detecteert, wordt, afhankelijk
van de versie, een speciaal bericht op
het instrumentenpaneel weergegeven,
gaat het alarmlampje
branden en
wordt iedere 5 seconden een
geluidssignaal afgegeven. Neem
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK
52)De verantwoordelijkheid voor het
parkeren en andere mogelijk gevaarlijke
manoeuvres ligt echter altijd bij de
bestuurder. Controleer tijdens deze
manoeuvres altijd of er geen andere
mensen (vooral kinderen) of dieren
aanwezig zijn op het parcours dat u af wilt
leggen. De parkeersensoren dienen als
hulp voor de bestuurder, die echter nooit
zijn aandacht mag laten verslappen tijdens
potentieel gevaarlijke manoeuvres, ook al
worden ze met lage snelheden verricht.
BELANGRIJK
12)Als het voertuig in zijn achteruit ergens
tegen botst (bijv. een paaltje of ander
straatmeubilair) kan het voertuig
beschadigen (er zou bijvoorbeeld een as
kunnen buigen). Laat het voertuig
controleren door het Fiat Servicenetwerk
om ongevallen te voorkomen.
13)Voor een correcte werking van het
systeem mogen de sensoren nooit bevuild
zijn met modder, vuil, sneeuw of ijs. Zorg
ervoor dat ze tijdens het reinigen niet
gekrast of beschadigd worden. Vermijd het
gebruik van droge, ruwe of harde doeken.
De sensoren moeten met schoon water
worden gewassen, waaraan eventueel
autoshampoo is toegevoegd. Wanneer
speciale reinigingsapparaten worden
gebruikt, zoals stoomreinigers of
hogedrukreinigers, reinig dan de sensoren
zeer snel en houd de straal op minstens
10 cm afstand.
14)Voor het overspuiten van de bumpers
of eventueel bijwerken van de laklaag in de
zone van de sensoren, dient men zich
uitsluitend tot het Fiat Servicenetwerk te
wenden. Het verkeerd opbrengen van de
lak kan de werking van de parkeersensoren
negatief beïnvloeden.
CAMERA
ACHTERZIJDE
Werking
53)
15)
Als het voertuig in zijn achteruit staat,
biedt videocamera 1 fig. 101 op de
achterklep of op het openslaande
achterportier van het voertuig zicht over
het gebied achter het voertuig op de
binnenspiegel 2 fig. 102 of op het
multimediadisplay 3 fig. 103, samen
met één of twee vormen 4 fig. 104en 5
fig. 104(bewegend of stilstaand).
OPMERKING Controleer of de
achteruitkijkcamera niet is afgedekt
(vuil, modder, sneeuw, enz.).
101T36620
58
KENNIS VAN HET VOERTUIG