display FIAT TALENTO 2017 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2017, Model line: TALENTO, Model: FIAT TALENTO 2017Pages: 244, PDF Size: 4.6 MB
Page 59 of 244

PARKEERRADAR
52)
12) 13) 14)
Werkingsprincipe
De ultrasone sensoren die in de
achterbumpers zijn aangebracht
(afhankelijk van de versie van het
voertuig) "meten" de afstand tussen het
voertuig en een obstakel.
Als de sensoren een obstakel
detecteren, geven ze een geluidssignaal
af, waarvan de frequentie toeneemt
naarmate het voertuig het obstakel
nadert, tot het een enkel geluid wordt
als het obstakel ongeveer 30 cm van
het voertuig is verwijderd.
OPMERKING Controleer of de
ultrasone sensoren niet zijn afgedekt
(met vuil, modder, sneeuw, enz.)
OPMERKING Afhankelijk van de versie,
wordt op het display de directe
omgeving weergegeven in aanvulling op
het geluidssignaal.Werking
Wanneer u de versnellingspook in zijn
achteruit zet, worden de meeste
objecten binnen 1,2 m van de
achterkant van het voertuig
gedetecteerd, wordt een geluidssignaal
afgegeven en, afhankelijk van het type
voertuig, gaat display 1 fig. 99 aan.Volume van de parkeerassistent
verstellen
Het is mogelijk om, afhankelijk van het
voertuig, een aantal parameters op het
display van het multimediasysteem af te
stellen.
Systeem tijdelijk uitschakelen
Druk op knop 2 fig. 100 om het
systeem uit te schakelen.
Het controlelampje in de schakelaar
gaat aan om u eraan te herinneren dat
het systeem is uitgeschakeld.
Druk er nogmaals op om het systeem
weer in te schakelen en het lampje gaat
uit.
Het is mogelijk om, afhankelijk van het
voertuig, de functie uit te schakelen
vanaf het display van het
multimediasysteem.
98T36541
99T36519-2
100T36542
57
Page 60 of 244

Systeem geforceerd uitschakelen
Het systeem kan definitief worden
uitgeschakeld door knop 2 lang
ingedrukt te houden.
Het in de schakelaar geïntegreerde
controlelampje gaat permanent aan.
Het uitgeschakelde systeem kan weer
worden ingeschakeld door de knop
nogmaals lang ingedrukt te houden.
Onregelmatige werking
Als het systeem een onregelmatige
werking detecteert, wordt, afhankelijk
van de versie, een speciaal bericht op
het instrumentenpaneel weergegeven,
gaat het alarmlampje
branden en
wordt iedere 5 seconden een
geluidssignaal afgegeven. Neem
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK
52)De verantwoordelijkheid voor het
parkeren en andere mogelijk gevaarlijke
manoeuvres ligt echter altijd bij de
bestuurder. Controleer tijdens deze
manoeuvres altijd of er geen andere
mensen (vooral kinderen) of dieren
aanwezig zijn op het parcours dat u af wilt
leggen. De parkeersensoren dienen als
hulp voor de bestuurder, die echter nooit
zijn aandacht mag laten verslappen tijdens
potentieel gevaarlijke manoeuvres, ook al
worden ze met lage snelheden verricht.
BELANGRIJK
12)Als het voertuig in zijn achteruit ergens
tegen botst (bijv. een paaltje of ander
straatmeubilair) kan het voertuig
beschadigen (er zou bijvoorbeeld een as
kunnen buigen). Laat het voertuig
controleren door het Fiat Servicenetwerk
om ongevallen te voorkomen.
13)Voor een correcte werking van het
systeem mogen de sensoren nooit bevuild
zijn met modder, vuil, sneeuw of ijs. Zorg
ervoor dat ze tijdens het reinigen niet
gekrast of beschadigd worden. Vermijd het
gebruik van droge, ruwe of harde doeken.
De sensoren moeten met schoon water
worden gewassen, waaraan eventueel
autoshampoo is toegevoegd. Wanneer
speciale reinigingsapparaten worden
gebruikt, zoals stoomreinigers of
hogedrukreinigers, reinig dan de sensoren
zeer snel en houd de straal op minstens
10 cm afstand.
14)Voor het overspuiten van de bumpers
of eventueel bijwerken van de laklaag in de
zone van de sensoren, dient men zich
uitsluitend tot het Fiat Servicenetwerk te
wenden. Het verkeerd opbrengen van de
lak kan de werking van de parkeersensoren
negatief beïnvloeden.
CAMERA
ACHTERZIJDE
Werking
53)
15)
Als het voertuig in zijn achteruit staat,
biedt videocamera 1 fig. 101 op de
achterklep of op het openslaande
achterportier van het voertuig zicht over
het gebied achter het voertuig op de
binnenspiegel 2 fig. 102 of op het
multimediadisplay 3 fig. 103, samen
met één of twee vormen 4 fig. 104en 5
fig. 104(bewegend of stilstaand).
OPMERKING Controleer of de
achteruitkijkcamera niet is afgedekt
(vuil, modder, sneeuw, enz.).
101T36620
58
KENNIS VAN HET VOERTUIG
Page 61 of 244

OPMERKING Afhankelijk van de versie,
moeten een aantal parameters op het
multimediadisplay 3 fig. 103 worden
afgesteld.
Bewegende vorm 4 (afhankelijk van
het voertuig):wordt in het blauw op
het multimediadisplay 3
fig. 103weergegeven. De vorm duidt
het traject van het voertuig volgens de
positie van het stuurwiel aan.Stilstaande vorm 5: de stilstaande
vorm bestaat uit gekleurde referenties
A, B en C fig. 104die de afstand achter
het voertuig aanduiden:
A (rood) ongeveer 30 cm vanaf het
voertuig;
B (geel) ongeveer 70 cm vanaf het
voertuig;
C (groen) ongeveer 150 cm vanaf het
voertuig.
Deze vorm blijft stil en duidt het traject
van het voertuig aan als de wielen zijn
uitgelijnd.
Dit systeem wordt in principe gebruikt
met behulp van een of meerdere
vormen (bewegend voor het traject,
stilstaand voor de afstand). Wanneer u
de rode zone nadert, gebruik dan de
weergave van de bumper om
nauwkeurig te stoppen.
BELANGRIJK Op het display verschijnt
een bijbehorend bericht.De vormen zijn een geprojecteerde
weergave op een vlakke ondergrond;
deze informatie moet worden
genegeerd als de weergave een
verticaal object overlapt of een object
dat op de grond ligt. De voorwerpen die
aan de rand van het scherm worden
weergegeven, kunnen vervormd zijn.
Als het licht te fel is (sneeuw, voertuig
staat in de zon) kan het zicht van de
camera belemmerd worden. Wanneer
de achterportieren open staan of niet
goed dicht zijn, wordt een speciaal
bericht weergegeven en verdwijnt,
afhankelijk van het voertuig, het beeld
van de videocamera.
BELANGRIJK
53)De verantwoordelijkheid voor het
parkeren en andere mogelijk gevaarlijke
manoeuvres ligt echter altijd bij de
bestuurder. Controleer tijdens deze
manoeuvres altijd of er geen mensen
(vooral kinderen) of dieren in het
betreffende gebied aanwezig zijn. De
camera dient als hulp voor de bestuurder,
die echter nooit zijn aandacht mag laten
verslappen tijdens potentieel gevaarlijke
manoeuvres, ook al worden ze met lage
snelheden verricht. Houd altijd een lage
snelheid aan, zodat meteen geremd kan
worden in geval van obstakels.
102T36621
103T36519-3
104T39009
59
Page 74 of 244

Snelheid wijzigen
U kunt de snelheidsregeling wijzigen
door achtereenvolgend te drukken op:
knop 2 fig. 149 om de snelheid te
verhogen;
knop 3 fig. 149 om de snelheid te
verlagen.
De snelheidslimiet overschrijden
U kunt op ieder moment de snelheid
verhogen door het gaspedaal in te
trappen. Zodra de snelheid hoger is
dan de ingestelde snelheid, gaat de
snelheidsindicator op het
instrumentenpaneel knipperen.
Laat vervolgens het gaspedaal los: na
een paar seconden keert het voertuig
automatisch terug naar de
oorspronkelijk ingestelde snelheid.Onmogelijk een bepaalde snelheid
aan te houden
In geval van steile hellingen kan het
systeem de snelheid niet aanhouden:
de opgeslagen snelheid gaat knipperen
op het instrumentenpaneel om u
hierover te informeren.
De functie op stand-by zetten
De functie kan worden opgeheven:
door op knop 5 (O) fig. 150 te
drukken;
door het koppelingspedaal te
gebruiken;
door het koppelingspedaal te
gebruiken.
In deze drie gevallen blijft de snelheid
opgeslagen en wordt een bericht
daaromtrent op het display
weergegeven.
De inschakeling wordt bevestigd door
het uitgaan van het lampje
.
De opgeslagen snelheidslimiet
weer oproepenAls u een snelheid hebt opgeslagen,
kunt u deze opnieuw oproepen als u
zeker bent dat de rijomstandigheden dit
toestaan (verkeer, toestand van het
wegdek, weer, enz.). Druk op knop 4
fig. 150 als de rijsnelheid meer dan
30 km/h is. Als een opgeslagen
snelheid wordt opgeroepen, wordt de
inschakeling bevestigd door het
aangaan van het controlelampje
.
OPMERKING Als de eerder opgeslagen
snelheid veel hoger is dan de huidige
snelheid, geeft het voertuig krachtig gas
totdat deze limiet is behaald.
BELANGRIJK Wanneer de functie op
stand-by staat en op schakelaar 2
fig. 150 wordt gedrukt, wordt de
regelfunctie weer ingeschakeld zonder
inachtneming van de opgeslagen
snelheid: de rijsnelheid van het voertuig
zal worden gebruikt.
149T36544-1
150T36544
72
KENNIS VAN HET VOERTUIG
Page 77 of 244

De snelheidslimiet overschrijden
U kunt de ingestelde snelheidslimiet op
ieder moment overschrijden door hard
op het gaspedaal te trappen (tot voorbij
het "weerstandspunt").
Tijdens de overschrijding, knippert de
ingestelde snelheid op het
instrumentenpaneel en klinkt er een
geluidssignaal.
Laat na afloop het gaspedaal los: de
cruise-control wordt weer ingeschakeld
zodra u de snelheid verlaagt tot onder
de opgeslagen snelheid.
In het geval van steile hellingen kan de
cruisecontrol de snelheid niet
aanhouden: de opgeslagen snelheid
knippert op het instrumentenpaneel en
er klinkt een intermitterend
geluidssignaal.
Onmogelijk de ingestelde
snelheidslimiet aan te houden
In het geval van steile hellingen kan de
cruisecontrol de ingestelde snelheid niet
aanhouden: de opgeslagen snelheid
knippert op het instrumentenpaneel en
er klinkt een intermitterend
geluidssignaal.De functie op stand-by zetten
De snelheidsbegrenzer kan worden
uitgeschakeld met de schakelaar 5 (O)
fig. 156. In dit geval wordt de
snelheidslimiet opgeslagen en samen
met de opgeslagen snelheid in een
speciaal bericht op het display
weergegeven.
De opgeslagen snelheidslimiet
weer oproepen
Als de snelheidsgegevens zijn
opgeslagen, kunt u ze weer oproepen
door op knop 4 (R) fig. 156 te drukken.
Wanneer de cruise-control op stand-by
staat en op schakelaar 2 fig. 156 wordt
gedrukt, wordt de regelfunctie weer
ingeschakeld zonder inachtneming van
de opgeslagen snelheid: de rijsnelheid
van het voertuig zal worden gebruikt.Functie onderbreken
De cruise-control kan worden
uitgeschakeld; in dat geval blijft de
snelheid niet opgeslagen. Het oranje
lampje
op het instrumentenpaneel
gaat uit om aan te geven dat de
snelheidsbegrenzer werd
uitgeschakeld.
BELANGRIJK
81)De snelheidsbegrenzer is op generlei
wijze van invloed op het remsysteem.156T36544
75
Page 80 of 244

KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Dit deel van het handboek levert u alle
informatie die nuttig is voor kennis,
begrip en een correct gebruik van het
instrumentenpaneel.DISPLAY..................79
CONTROLELAMPJES..........81
BEDIENINGSPANEEL EN
BOORDINSTRUMENTEN........89
78
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 81 of 244

DISPLAY
82)
Toerenteller 1 fig. 157
(Schaal x1000)
Snelheidsmeter 2 fig. 158
Aangegeven in km of mijlen per uur.Geluidssignaal bij te hoge snelheid
Afhankelijk van de versie van het
voertuig, wordt bij een snelheid hoger
dan 120 km/h iedere 40 seconden
gedurende ongeveer 10 seconden een
geluidssignaal afgegeven.
Rijstijlindicator 4 fig. 158
Raadpleeg het hoofdstuk "Tips voor het
rijden".
Sensorindicator motoroliepeil 3
fig. 158
Bij een laag motoroliepeil wordt daar op
display 3 melding van gemaakt als de
motor wordt gestart. Raadpleeg de
paragraaf "Motoroliepeil".
Brandstofmeter 5 fig. 159Instrumentenpaneel 6 fig. 160
Met aanduidingen in mijlen en de
mogelijkheid om over te schakelen
naar km/h.
Druk als het contact uitstaat op knop
9 of 10 onderaan hendel 7 fig. 161 en
op startknop 8 fig. 160.
De eenheid van de meter knippert
ongeveer tien seconden, waarna de
nieuwe eenheid wordt weergegeven:
laat knop 9 of 10 fig. 161 los zodra de
eenheid niet meer knippert.
157T40396-1
158T40395
159T36504-1
160T36517
79
Page 82 of 244

Ga terug naar de vorige modus en
herhaal dezelfde handeling.
Opmerking Als de accu wordt
ontkoppeld, keert de boordcomputer
automatisch terug naar de originele
meeteenheid.
Tijd en buitentemperatuur
Display A (afhankelijk van de versie
van het voertuig) fig. 162Druk op knop 2 of 3 fig. 164 en wacht
een paar seconden, om de
tijdsinstellingen op display A te openen.
Als de uren en minuten knipperen, kunt
u deze instellen door lang op knop 2 of
3 fig. 164 te drukken en de uren aan te
passen. Druk, zodra de uren knipperen,
kort op knop 2 of 3 fig. 164 of lang om
de uren in te stellen.Druk nadien langdurig op knop 2 of 3
fig. 164 om de ingestelde uren te
bevestigen.
De minuten knipperen: druk kort op
knop 2 of 3 fig. 164 of lang om de uren
in te stellen.
Na de instelling worden de uren en
minuten 2 seconden weergegeven
zonder te knipperen: nu zijn ze
ingesteld.
BELANGRIJK Als de stroomtoevoer
wordt onderbroken (accu ontkoppeld,
stroomdraad onderbroken, enz.), moet
de klok opnieuw worden ingesteld. We
raden u aan dergelijke handelingen niet
tijdens het rijden uit te voeren.
Display
(Voor bepaalde versies/markten indien
voorzien)
Alleen op voertuigen uitgerust met een
multimediadisplay B fig. 165,
navigatiesysteem, telefoon, enz.
161T35570
162T36518-1
163TIMAGE-1
164T35570-5
165T36519
80
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 91 of 244

BEDIENINGSPANEEL
EN BOORD-
INSTRUMENTEN
Boordcomputer 1 fig. 167
Afhankelijk van de versie van het
voertuig, is het voorzien van de
volgende functies:
afgelegde afstand;
reisparameters:
informatieberichten;
storingsberichten (in combinatie met
controlelampjes
);
alarmberichten (in combinatie met
controlelampjeSTOP).Selectieknoppen voor weergave
Scrol omhoog (knop 9) of omlaag (knop
10) voor de volgende informatie, door
een paar keer kort op de knoppen te
drukken (het display is afhankelijk van
de uitrusting van het voertuig en het
land van verkoop) fig. 168.
De volgende informatie kan op het
scherm worden weergegeven:
totale en gedeeltelijke kilometerteller
voor de afgelegde afstand;
verbruikte brandstof;
gemiddeld brandstofverbruik;
huidig verbruik;
geschatte autonomie;
afgelegde afstand;
gemiddelde snelheid;
onderhoudslimiet, teller
olieverversing;
bandenspanning reïnitialiseren;
snelheid ingesteld op de
Cruisecontrol / snelheidsbegrenzer;
tijd en temperatuur;
boordlog, scrollen door
informatieberichten en operationele
storing;
volumepercentage resterende
additieven.
Trip kilometerteller resetten
Wanneer de weergave van de "totale en
gedeeltelijke kilometerteller" is
geselecteerd, druk dan op knop 9 of 10
fig. 168 tot de kilometerteller op nul
staat.
Reisparameters resetten
Wanneer een van de tripparameters is
geselecteerd op het display, druk dan
op knop 9 of 10 fig. 168 totdat het
display gereset is.
Inzicht in bepaalde weergegeven
waarden na het resetten
Naarmate verder is gereden na de
laatste reset, worden het gemiddelde
verbruik, de autonomie en de
gemiddelde snelheid steeds
nauwkeuriger en beduidender.
167T36518
168T35570
89
Page 94 of 244

Selectievoorbeelden Betekenis van de geselecteerde gegevens
BEGRENZER
90 km/hIngestelde
snelheid van cruise-control
Zie de paragraaf "Speed Limiter” in het hoofdstuk "Kennismaken met uw voertuig”
REGELAAR
90 km/hIngestelde snelheid van cruise-control
Zie de paragraaf "Cruise Control” in het hoofdstuk "Kennismaken met uw voertuig”
13°
16:30Tijd en temperatuur.
Raadpleeg de paragaaf "Display" in het hoofdstuk "Kennismaking met het instrumentenpaneel"
GEEN BERICHT
OPGESLAGENBoordlog.
Achtereenvolgend weergeven:
Informatieberichten (passagiersairbag UIT, enz.);
berichten met betrekking tot storingen (inspuiting controleren, enz.)
ADBLUE 62%Volumepercentage resterende additieven.
Raadpleeg de informatie in de paragraaf "AdBlue (Ureum) additieftank" in het hoofdstuk "Kennismaking met
het voertuig".
92
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL