stop start FIAT TALENTO 2018 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2018, Model line: TALENTO, Model: FIAT TALENTO 2018Pages: 244, PDF Size: 4.75 MB
Page 48 of 244

11)Controleer na het bijvullen van de
AdBlue (Ureum) additieftank of de dop en
klep gesloten zijn, start de motor en
WACHT 10 seconden met stilstaand
voertuig en draaiende motor, voordat u
verder rijdt. Doet u dit niet, dan wordt het
bijvullen van de tank pas na een paar
minuten rijden automatisch gedetecteerd.
Het bijbehorende bericht en/of de
controlelampjes zijn nog steeds zichtbaar
tot het systeem detecteert dat de tank is
bijgevuld.STARTSYSTEEM
45) 46) 47) 48) 49)
S fig. 87: "Stopstand" Neem de
sleutel uit en draai het stuurwiel tot het
slot wordt ingeschakeld, om het
stuurwiel te vergrendelen. Gebruik
zowel de sleutel als het stuurwiel
zonder kracht uit te oefenen, om het
stuurwiel te ontgrendelen.
A: Stand accessoires: Als de
startinrichting wordt uitgeschakeld,
blijven de accessoires (autoradio, enz.)
werken.
M: Schakelstand. Met
geïntroduceerde startinrichting.
D: Rijstand. Als de motor niet start,
moet u eerst de sleutel uitnemen
voordat u de motor weer probeert te
starten. Laat de sleutel los, zodra de
motor start.
BELANGRIJK
45)Als er geknoeid is aan het contactslot
(bijv. een poging tot diefstal), dan moet dit
gecontroleerd worden bij het Fiat
Servicenetwerk voordat er verder gereden
wordt.
46)Neem de sleutel altijd mee als het
voertuig wordt verlaten, om te voorkomen
dat iemand onverhoeds gebruik van de
bedieningselementen maakt. Vergeet niet
de parkeerrem in te schakelen. Laat nooit
kinderen zonder toezicht in het voertuig
achter.
47)After-market werkzaamheden waarbij
wijzigingen van de stuurinrichting of de
stuurkolom betrokken zijn (bijv. bij montage
van een alarmsysteem) zijn ten strengste
verboden. Dergelijke werkzaamheden
kunnen de prestaties van het systeem en
de garantie in gevaar brengen en het kan
ook ernstige veiligheidsproblemen
veroorzaken of erin resulteren dat de auto
niet meer aan de typegoedkeuring voldoet.
48)Verwijder de mechanische sleutel nooit
terwijl het voertuig rijdt. Het stuurwiel zal
automatisch vergrendeld worden zodra
eraan gedraaid wordt. Dit geldt ook voor
voertuigen die gesleept worden.
49)Alvorens het voertuig te verlaten
ALTIJD de parkeerrem inschakelen, de
wielen draaien, de eerste versnelling
inschakelen bij een helling omhoog en de
achteruitversnelling bij een helling omlaag.
Als het voertuig op een steile helling wordt
geparkeerd, blokkeer de wielen dan met of
wiggen of stenen. Bij het verlaten van het
voertuig, altijd de portieren sluiten door op
het knopje op de sleutel te drukken.
87T36545-1
46
KENNIS VAN HET VOERTUIG
Page 62 of 244

BELANGRIJK
15)Voor een correcte werking is het van
extreem belang dat de camera altijd
schoon en vrij van modder, vuil, sneeuw of
ijs wordt gehouden. Zorg ervoor dat de
camera tijdens het reinigen niet gekrast of
beschadigd wordt. Vermijd het gebruik van
droge, ruwe of harde doeken. De camera
moet met schoon water worden gewassen,
waaraan eventueel autoshampoo is
toegevoegd. In wasstraten met
stoomreinigers of hogedrukreinigers
moeten de camera snel gewassen worden
door de spuitmond op minstens 10 cm van
de sensoren te houden. Breng geen
stickers op de camera aan.
RUITBEDIENING
ELEKTRISCHE
RUITBEDIENING
55) 56)
Met geïntroduceerde startinrichting:druk op de knop van de ruit om hem
omlaag te brengen naar de gewenste
positie;
til de knop van de ruit op om hem
omhoog te brengen naar de gewenste
positie.
Druk aan de bestuurderszijde op de
knop fig. 105:
1voor bestuurderszijde;
2voor voorste passagierszijde.BELANGRIJK Plaats geen voorwerpen
op een gedeeltelijk gesloten ruit:
hierdoor zou de ruit kunnen
beschadigen.
Drukfuncties
Afhankelijk van de versie is deze modus
een extra functie voor de eerder
beschreven elektrisch bediende ruiten.
De functie betreft alleen de ruit aan de
bestuurderszijde. Druk schakelaar 1
fig. 107 kort omlaag of trek hem kort
omhoog: de ruit gaat ofwel volledig
omlaag of volledig omhoog. Als de
schakelaar weer wordt bediend stopt
de ruit.
105T36560
106T36561
Druk aan de voorste passagierszijde op
knop 3. fig. 106
60
KENNIS VAN HET VOERTUIG
Page 64 of 244

De motorkap openen
Til de motorkap op en begeleid hem.
Het optillen wordt ondersteun door
zijdempers.
De motorkap sluiten
Controleer of niets in de motorruimte is
achtergebleven. Laat de motorkap tot
op ongeveer 30 cm van de motorruimte
zakken en laat hem dan vallen.
Controleer of de motorkap volledig
gesloten is en niet alleen met de
beveiliging is vergrendeld door te
proberen hem op te tillen. Als de
motorkap niet perfect gesloten is,
probeer dan niet erop te drukken maar
open hem opnieuw en herhaal de
handeling.
BELANGRIJK
58)Voor enige onderhoudsinterventie moet
de motor worden afgezet (en niet op
stand-by): u moet de motor elf afzetten
(raadpleeg de paragraaf "De motor starten”
in het hoofdstuk ”Starten en rijden”).
59)Leun niet op de motorkap: hij zou per
ongeluk dicht kunnen gaan.
60)Let er bij werkzaamheden aan de
motor op dat deze heet kan zijn. Bovendien
zou de koelventilator ieder moment kunnen
gaan draaien. Gevaar voor letsel.
61)Zorg ervoor dat als in de motorruimte
wordt gewerkt, de ruitenwissers in de
uitstand staan. Gevaar voor letsel.
62)Laat het voertuig in geval van een
botsing, zelfs een lichte botsing tegen
bijvoorbeeld het schutbord of de motorkap,
zo snel mogelijk controleren bij een Fiat
Servicepunt.
63)Gebruik beide handen om de motorkap
op te tillen. Controleer voordat de
motorkap wordt opgetild, of de armen van
de ruitenwissers wel tegen de ruit liggen,
het voertuig stilstaat en de handrem goed
is aangetrokken.
64)Om veiligheidsredenen moet de
achterklep tijdens het rijden altijd goed
gesloten zijn. Controleer dus altijd of de
motorkap goed gesloten en vergrendeld is.
Mocht u tijdens het rijden merken dat de
motorkap niet goed vergrendeld is, stop
dan onmiddellijk en sluit de motorkap op
de correcte manier.
BELANGRIJK
16)Controleer na iedere ingreep in de
motorruimte of er niets in de motorruimte is
achtergebleven (doeken, gereedschap,
enz.); deze zouden de motor kunnen
beschadigen of brand kunnen veroorzaken.
110T36594
62
KENNIS VAN HET VOERTUIG
Page 84 of 244

Controlelampje Wat het betekent
STORING AIRBAG
Het controlelampje gaat aan, als de startinriching wordt geïntroduceerd en gaat na een paar seconden weer uit.
Als het lampje niet aangaat wanneer de startinrichting wordt geïntroduceerd of als het aangaat wanneer de motor
draait, duidt dit op een systeemstoring. Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
BRANDSTOFRESERVE
Het controlelampje gaat aan, als de startinriching wordt geïntroduceerd en gaat na een paar seconden weer uit.
Vul de tank zo snel mogelijk, als het controlelampje aangaat tijdens het rijden. U kunt nog ongeveer 50 km rijden.
18)
DIRECT STOPPEN
Dit controlelampje gaat aan, als de startinriching wordt geïntroduceerd en gaat uit zodra de motor is gestart.
Als het aangaat met andere waarschuwingslampjes en/of berichten vergezeld van een geluidssignaal, stop dan het
voertuig zodra de verkeerstoestanden dit toestaan. Stop de motor onmiddellijk en start hem niet opnieuw.
Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
84)
STORING REMSYSTEEM/INGESCHAKELDE HANDREM
Het controlelampje gaat aan, als de startinriching wordt geïntroduceerd en gaat uit zodra de handrem is
uitgeschakeld.
Als het samen met het controlelampjeSTOPen een geluidssignaal aangaat, betekent dit dat het remvloeistofpeil
laag staat of dat er sprake is van een storing in het remsysteem.
Zet het voertuig stil en neem contact op met het Fiat Servicenetwerk.
LAADSTROOM ACCU ONVOLDOENDE
Het controlelampje gaat aan, als de startinriching wordt geïntroduceerd en gaat na een paar seconden weer uit.
Als het lampje samen met het lampjeSTOPen een geluidssignaal aangaat, is het elektrische circuit overbelast of
uitgeschakeld.
Zet het voertuig stil en neem contact op met het Fiat Servicenetwerk.
82
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 85 of 244

Controlelampje Wat het betekent
UITGEWERKTE MOTOROLIE
Het controlelampje gaat aan, als de startinriching wordt geïntroduceerd en gaat na een paar seconden weer uit.
Als het lampje tijdens het rijden aangaat in combinatie met het lampjeSTOPen een geluidssignaal, moet u het
voertuig stilzetten en contact opnemen met het Fiat Servicenetwerk.
Controleer het oliepeil. Als het oliepeil normaal is, is er iets anders aan de hand. Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
ALARMLAMPJE
Wanneer de startinrichting op MAR wordt gezet, gaat het lampje branden, maar het moet doven zodra de motor is
gestart. Als het aangaat in combinatie met andere controlelampjes/berichten op het instrumentenpaneel, dient u
voorzichtig te rijden en uit voorzorg zo snel mogelijk naar een Fiat Servicepunt te gaan.
Door niet-naleving van deze regel kan het voertuig schade oplopen.
AdBlue (Ureum) ADDITIEF NIVEUA EN UITLAATGASREDUCTIESYSTEEM WERKINGSFOUTEN
Raadpleeg de infotmatie in de “AdBlue (Ureum) additief tank” paragraaf.
STORING INSPUIT-/EOBD-SYSTEEM
Voor voertuigen die hiermee zijn uitgerust, gaat dit lampje aan als u de motor start en daarna gaat het weer uit:
als het aanblijft, neem dan contact op met het Fiat Servicenetwerk;
als het knippert, verlaag dan de belasting van de motor tot het knipperen stopt. Neem contact op
met het Fiat Servicenetwerk.
Zie de paragraaf "Milieu beschermen” in het hoofdstuk "Kennismaken met uw voertuig”.
DYNAMISCHE STABILITEITSREGELING (ESC)/STORING TRACTION CONTROL
Het controlelampje gaat aan, als de startinriching wordt geïntroduceerd en gaat na een paar seconden weer uit.
Dit lampje gaat aan in verschillende omstandigheden: zie de paragraaf “Actieve veiligheidssystemen” in het
hoofdstuk “Veiligheid”.
STORING ABS
Het controlelampje gaat aan, als de startinriching wordt geïntroduceerd en gaat na een paar seconden weer uit.
Als het tijdens het rijden gaat branden, duidt dit op een storing in het ABS-systeem. In dat geval blijft het
remsysteem normaal werken, maar met uitsluiting van het ABS-systeem. Wend u tot het Fiat Servicenetwerk.
83
Page 86 of 244

Controlelampje Wat het betekent
CONTROLELAMPJE TEMPERATUUR MOTORKOELVLOEISTOF
Als de sleutel in het contact zit, gaat dit lampje blauw branden.
Als het rood wordt, moet de auto worden stilgezet en de motor één of twee minuten stationair draaien.
De temperatuur zou moeten dalen en het lampje zou weer blauw moeten worden. Zet anders de motor af. Laat de
koelvloeistof afkoelen voordat u de temperatuur controleert.
Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk.
START&STOP-SYSTEEM INSCHAKELEN
Raadpleeg het hoofdstuk "Start&Stop-systeem".
StartStop STORING / DEACTIVERING
Raadpleeg het hoofdstuk "Start&Stop-systeem".
CRUISE-CONTROL/SPEED LIMITER
Raadpleeg de paragrafen "Cruise-control" (Snelheidsregelaar) en "Speed Limiter".
STORING TPMS-SYSTEEM/LAGE BANDENSPANNING
Zie paragraaf “TPMS – TYRE PRESSURE MONITORING SYSTEM” in het hoofdstuk “Veiligheid”
GRIPREGELING
Zie paragraaf “TPMS – Actieve veiligheidssystemen” in het hoofdstuk “Veiligheid”.
84
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 89 of 244

Systeemstoring
De controlelampjes die hieronder worden beschreven, gaan gepaard met een geluidssignaal.
Lampjes op instrumentenpaneel Bericht Betekenis
"ZIE SPECIAAL BERICHT OP HET SCHERM"Duidt op een systeemstoring. Neem zo snel
mogelijk contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
"ZIE SPECIAAL BERICHT OP HET SCHERM"Geeft aan dat u binnen 1100 km het voertuig
niet meer zult kunnen starten. Deze alarmen
worden iedere 100 km herhaald. Neem zo
snel mogelijk contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
"ZIE SPECIAAL BERICHT OP HET SCHERM"Geeft aan dat de motor niet meer kan worden
gestart, als deze eenmaal is afgezet. Neem
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK
84)Het controlelampjeSTOPbetekent dat u uit veiligheidsoverwegingen moet stoppen zodra de verkeersomstandigheden dit toelaten: Zet
de motor af en start de motor niet meer. Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK
18)Als de lampjes of geluidssignalen uitblijven, duidt dit op een storing in het instrumentenpaneel. Als deze lampjes aangaan, dient u te
stoppen zodra de verkeersomstandigheden dit toelaten. Controleer of het voertuig goed stilstaat en neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
87
Page 95 of 244

BOORDCOMPUTER: informatieberichten
Deze kunnen helpen bij het starten van de motor en bieden informatie over een selectie of over rijomstandigheden.
BOORDCOMPUTER: storingsberichten
Ze verschijnen samen met het waarschuwingslampje
.Wanneer deze berichten verschijnen, voorzichtig naar
het Fiat Servicenetwerk rijden. Als u dit niet doet, kan dit leiden tot schade aan het voertuig.
Ze worden verwijderd wanneer u op de knop van de weergaveselectie drukt, of automatisch na een paar seconden. Hoe dan
ook, ze worden opgeslagen in het boordlog. Het controlelampje
blijft aan.
BOORDCOMPUTER: alarmberichten
Ze worden weergegeven in combinatie met het STOP waarschuwingslampje en sporen u voor uw eigen veiligheid
aan zo snel mogelijk te stoppen, als de verkeersomstandigheden dit toelaten. Zet de motor af en start de motor
niet meer. Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk.
93
Page 103 of 244

Het lampje blijft permanent branden om
te bevestigen dat een kinderzitje kan
worden geïnstalleerd op de
passagiersstoel.
De afdruk op het dashboard en
etiketten A fig. 182 en fig. 183 aan
beiden zijden van de zonneklep aan
passagierszijde 3 fig. 182 herinneren u
aan deze instructies.Inschakeling frontairbag
passagierszijde
Wanneer het kinderzitje niet meer wordt
gebruikt, moet de airbag weer worden
ingeschakeld om ervoor te zorgen dat
de voorpassagier wordt beschermd in
geval van een ongeval.
De airbags weer inschakelen: zet
het voertuig stil, schakel het contact uit,
en druk en draai stop 1 fig. 184 naar de
stand ON. Schakel de schakelaar in en
controleer of het controlelampje
uit is
en of het lampjeop het
informatiepaneel 2 fig. 185, iedere keer
als u de motor start, ongeveer 1 minuut
gaat branden.De veiligheidsinrichtingen die gepaard
gaan met de veiligheidsgordel van de
voorpassagier, moeten ingeschakeld
zijn.
Werkingsfouten
Als het in-/uitschakelsysteem van de
frontairbags aan passagierszijde niet
werkt, kan geen kinderzitje tegen de
rijrichting in worden gemonteerd.
Tevens raden we af passagiers op die
plaats te vervoeren.
181T36500
182T36505
183T35770184T36501
185T36500
101
Page 137 of 244

BedrijfsomstandighedenDe twee systemen moeten zijn
goedgekeurd door het Fiat
Servicenetwerk;
de bedrading moet zijn goedgekeurd
door het Fiat Servicenetwerk;
de aanhanger moet op het voertuig
zijn aangesloten.
Werkingsprincipe
De functie stabiliseert het voertuig door:
de voorwielen asymmetrisch af te
remmen om het slingeren veroorzaakt
door de aanhanger te verminderen;
met vier wielen te remmen en het
motorkoppel te beperken om de
rijsnelheid te verlagen tot het slingeren
stopt.
Het controlelampje
knippert op het
instrumentenpaneel om u te informeren
over de situatie.
TRACTION PLUS
(GRIPREGELING)
137)
22)
Als het voertuig hiermee is uitgerust,
zorgt de gripregeling voor een
eenvoudigere beheersing van het
voertuig onder omstandigheden met
minder grip (onverhard wegdek)."Wegmodus"
Wanneer het voertuig wordt gestart,
wordt een speciaal bericht op het
display weergegeven. Het
indicatielampje
op het
instrumentenpaneel is uit. Deze stand
garandeert optimaal gebruik onder
normale wegomstandigheden (droog,
nat wegdek, lichte sneeuw, enz.).
De "wegmodus" gebruikt de functies
van het tractieregelsysteem.
"Traction + modus"
Druk op knop 1 fig. 201: het
controlelampje
op het
instrumentenpaneel gaat aan samen
met een speciaal bericht.
Deze stand zorgt voor optimaal gebruik
op een onverhard wegdek (zand,
modder, droge bladeren, enz.). In deze
stand moet de bestuurder het
motortoerental regelen.Bij een snelheid hoger dan 50 km/h
schakelt het systeem automatisch over
op de "Wegmodus" en gaat het
indicatielampje
op het
instrumentenpaneel uit.
HEUVELOPWAARTS
WEGRIJDEN MET
BEHULP VAN HILL
HOLDER
138)
Afhankelijk van de hellingsgraad kan het
systeem de bestuurder helpen
heuvelopwaarts weg te rijden.
Afhankelijk van de hellingsgraad,
voorkomt het systeem dat het voertuig
achteruit rolt, door in te grijpen met
behulp van de remmen, zodra de
bestuurder zijn voet van de rem neemt
om het gaspedaal in te trappen.
Werking van het systeem
Het systeem werkt alleen als de
versnellingspook niet in de vrijstand
staat en als het voertuig volledig
stilstaat (met druk op het rempedaal).
BELANGRIJK
132)De remmen werken nog. Plotseling
remmen is echter gevaarlijk en daarom
moet u de auto stilzetten zodra de
verkeersomstandigheden dit toelaten.
Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
201T36668
135