Abs FIAT TALENTO 2018 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2018, Model line: TALENTO, Model: FIAT TALENTO 2018Pages: 244, PDF Size: 4.75 MB
Page 5 of 244

GEBRUIK VAN DE HANDLEIDING
OPERATIONELE AANWIJZINGEN
Elke keer dat richtingaanwijzingen worden gegeven die aan het voertuig zijn verbonden (links/rechts of vooruit/achteruit), dienen
deze te worden gezien vanuit de positie van een persoon die op de bestuurdersplek is gezeten. Situaties die van deze
aanwijzing afwijken, zullen op passende wijze in de tekst worden aangegeven.
De afbeeldingen in het handboek hebben slechts een aanduidende functie: dit kan inhouden dat bepaalde details van een
afbeelding niet met uw voertuig overeenstemmen. Het handboek is opgesteld voor voertuigen met het stuur links. Het kan
daarom zijn dat bepaalde bedieningen in het geval van voertuigen met het stuur rechts op een andere plaats zijn aangebracht
of anders zijn gemaakt dan in de exact gespiegelde weergave het geval zou zijn.
U kunt de alfabetische index aan het einde van dit handboek raadplegen om het hoofdstuk met de gewenste informatie op te
sporen.
De hoofdstukken kunnen snel worden herkend dankzij een specifieke grafische tab op elke oneven bladzijde. Een aantal
bladzijden verderop vindt u een legenda die u kunt gebruiken om bekend te raken met de volgorde van de hoofdstukken en de
aanverwante symbolen op de tabs. Aan de zijde van elke even bladzijde is hoe dan ook een tekstuele aanduiding van het
hoofdstuk aangebracht.
Page 34 of 244

BELANGRIJK Maak stoel 2 fig. 60 los
voordat stoel 1 fig. 60 wordt
losgemaakt.
Terugplaatsen
Sluit de stoel aan ten opzichte van
de voorste verankeringspunten;
duw tegen de stoel totdat deze in de
achterste verankeringspunten gaat;
breng de pallen 9 fig. 63 omlaag en
duw ertegen tot ze op hun plaats
vergrendelen;
controleer de juiste uitlijning aan de
hand van de tekening op pallen 9
fig. 63.
BELANGRIJK
18)Voer deze handelingen uit
veiligheidsoverwegingen uit terwijl het
voertuig stilstaat.
19)Wanneer de rugleuning van de
voorstoel naar beneden is geklapt, moet de
passagiersairbag gedeactiveerd worden
(zie de paragraaf “Airbag en kinderzitjes
passagierszijde – hoe de airbags te
deactiveren” in het hoofdstuk “Veiligheid”).
Gevaar voor ernstig letsel als de airbag
wordt opgeblazen en de voorwerpen die
op de neergeklapte rugleuning lagen door
de auto vliegen. Het etiket (op het
dashboard) en de geprinte markeringen en
op zeefdruk (op de voorruit) herinneren u
aan deze instructies.
20)Bevestig voor de veiligheid van de
inzittenden voorwerpen die met de stoel in
de tafelstand worden vervoerd.21)Voer deze handelingen uit
veiligheidsoverwegingen uit terwijl het
voertuig stilstaat. Kantel de rugleuningen
niet te ver naar achteren, om de werking
van de veiligheidsgordel niet te
belemmeren. Er mogen geen voorwerpen
op de bodemplaat aan bestuurderszijde
liggen: als er hard moet worden geremd
kunnen ze onder de pedalen terechtkomen
en het gebruik daarvan verhinderen.
22)Zorg er bij het verplaatsen van een
enkele achterstoel voor dat de
desbetreffende verankeringen schoon zijn
(er mogen geen stenen, stukjes stof of
andere voorwerpen inzitten die zouden
kunnen verhinderen dat de
veiligheidsgordel goed op zijn plaats wordt
vastgezet).
23)De enkele achterstoelen moeten
absoluut in hun originele verankeringen
worden teruggeplaatst. Zet de enkele
stoelen tijdens het rijden nooit met de
rugleuning tegen de rijrichting in.
24)Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels
tijdens het terugplaatsen goed op hun
plaats vastzitten. Zorg ervoor dat de
veiligheidsgordels aan de zijkant in hun
behuizing zijn vastgezet.
25)Verwissel stoelen 1 en 2 niet.
62T3666063T36660-1
32
KENNIS VAN HET VOERTUIG
Page 85 of 244

Controlelampje Wat het betekent
UITGEWERKTE MOTOROLIE
Het controlelampje gaat aan, als de startinriching wordt geïntroduceerd en gaat na een paar seconden weer uit.
Als het lampje tijdens het rijden aangaat in combinatie met het lampjeSTOPen een geluidssignaal, moet u het
voertuig stilzetten en contact opnemen met het Fiat Servicenetwerk.
Controleer het oliepeil. Als het oliepeil normaal is, is er iets anders aan de hand. Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
ALARMLAMPJE
Wanneer de startinrichting op MAR wordt gezet, gaat het lampje branden, maar het moet doven zodra de motor is
gestart. Als het aangaat in combinatie met andere controlelampjes/berichten op het instrumentenpaneel, dient u
voorzichtig te rijden en uit voorzorg zo snel mogelijk naar een Fiat Servicepunt te gaan.
Door niet-naleving van deze regel kan het voertuig schade oplopen.
AdBlue (Ureum) ADDITIEF NIVEUA EN UITLAATGASREDUCTIESYSTEEM WERKINGSFOUTEN
Raadpleeg de infotmatie in de “AdBlue (Ureum) additief tank” paragraaf.
STORING INSPUIT-/EOBD-SYSTEEM
Voor voertuigen die hiermee zijn uitgerust, gaat dit lampje aan als u de motor start en daarna gaat het weer uit:
als het aanblijft, neem dan contact op met het Fiat Servicenetwerk;
als het knippert, verlaag dan de belasting van de motor tot het knipperen stopt. Neem contact op
met het Fiat Servicenetwerk.
Zie de paragraaf "Milieu beschermen” in het hoofdstuk "Kennismaken met uw voertuig”.
DYNAMISCHE STABILITEITSREGELING (ESC)/STORING TRACTION CONTROL
Het controlelampje gaat aan, als de startinriching wordt geïntroduceerd en gaat na een paar seconden weer uit.
Dit lampje gaat aan in verschillende omstandigheden: zie de paragraaf “Actieve veiligheidssystemen” in het
hoofdstuk “Veiligheid”.
STORING ABS
Het controlelampje gaat aan, als de startinriching wordt geïntroduceerd en gaat na een paar seconden weer uit.
Als het tijdens het rijden gaat branden, duidt dit op een storing in het ABS-systeem. In dat geval blijft het
remsysteem normaal werken, maar met uitsluiting van het ABS-systeem. Wend u tot het Fiat Servicenetwerk.
83
Page 135 of 244

131)Als een kinderzitje wordt gebruikt dat
niet geschikt is voor dit voertuig, wordt het
kind niet naar behoren beschermd. U loopt
het risico dat het kind ernstig of dodelijk
letsel oploopt.ACTIEVE
VEILIGHEIDS-
SYSTEMEN
Afhankelijk van de versie kunnen ze
bestaan uit:
bij het antiblokkeersysteem (ABS);
elektronische stabiliteitsregeling
(ESC) met onderstuur- en
tractieregeling;
assistentie tijdens het rijden met een
aanhangwagen;
assistentie bij remmen in
noodgevallen;
gripregeling;
assistentie bij wegrijden op hellingen.
ABS (Anti-lock Braking
System)
132) 133) 134) 135)
Als plotseling wordt geremd, voorkomt
het ABS dat de wielen blokkeren en
regelt op die manier de remafstand en
houdt het voertuig onder controle.
Onder deze omstandigheden kunt u
zelfs manoeuvres verrichten als u de
rem volledig intrapt. Bovendien
optimaliseert het systeem de
remafstand, vooral op een glad wegdek
(nat wegdek, enz.)
U zult het iedere keer dat u deze
inrichting activeert merken, omdat het
rempedaal erdoor gaat trillen. Het ABS
verbetert geen "fysieke" prestaties
geassocieerd met de grip van het wiel
op het wegdek.De verkeersregels moeten worden
opgevolgd (veiligheidsafstand tussen
voertuigen, enz.).
BELANGRIJK In noodgevallen, raden
we u aan een sterke, constante druk op
het rempedaal uit te oefenen. U hoeft
niet met het rempedaal te pompen. Het
ABS moduleert de kracht die op de
remmen wordt uitgeoefend.
Onregelmatige werking:
Afhankelijk van het voertuig,
betekenen het aangaan van
en
op het instrumentenpaneel in
combinatie met de weergave van een
bijbehorend bericht: het ABS, de ESC
en de stuurbekrachtiging voor
noodgevallen zijn uitgeschakeld. Er
wordt gegarandeerd geremd;
het aangaan vanen
STOPop het instrumentenpaneel in
combinatie met de weergave van een
bijbehorend bericht op het display,
betekent dat er een storing in de
remmen is.
Neem in beide gevallen contact op met
het Fiat Servicenetwerk.
133
Page 136 of 244

ESC-SYSTEEM
(Electronic Stability
Control)
136) 137)
Elektronische stabiliteitscontrole
ESC
Dit systeem helpt de bestuurder
controle over het voertuig te houden
onder "kritieke" rijomstandigheden (bij
het vermijden van obstakels, gripverlies
in een bocht, enz.).
Werkingsprincipe
Een sensor op het stuurwiel herkent het
rijtraject dat de bestuurder wil volgen.
Andere sensoren in het voertuig meten
het daadwerkelijke traject.
Het systeem vergelijkt het met het
traject dat de bestuurder in
werkelijkheid volgt en corrigeert het,
indien nodig, door een paar wielen af te
remmen en/of het motorvermogen te
verlagen als het systeem is
ingeschakeld; in dit geval gaat het
controlelampje
op het
instrumentenpaneel knipperen.
Regeling bij onderstuur
Dit systeem optimaliseert de werking
van de ESC in gevallen van duidelijke
onderstuur (gripverlies aan de
voorkant).
Tractieregeling
Dit systeem beperkt het slippen van de
aandrijfwielen en helpt het voertuig
onder controle te houden bij het
wegrijden, versnellen of afremmen.Werkingsprincipe
Dankzij de sensor in de wielen meet en
vergelijkt dit systeem de draaisnelheid
van het aandrijfwiel en kan het op die
manier gripverlies direct detecteren. Als
een wiel begint te glijden, grijpt het
systeem in door te remmen en de
aandrijving aan te passen aan het
gripniveau op de weg.
Het systeem past ook de motortoeren
aan de grip van de wielen op de weg
aan, ongeacht het gebruik van het
gaspedaal door de bestuurder.
Onregelmatige werking
Als het systeem een onregelmatige
werking detecteert, wordt een bericht
daaromtrent op het display
weergegeven en gaan de
waarschuwingslampjes
enaan. In dit geval worden de ESC en
tractieregeling uitgeschakeld. Neem
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
PBA-SYSTEEM (Panic
Brake Assist)
Dit is een aanvullend systeem op het
ABS waarmee u de remafstand van het
voertuig kunt verkleinen.
Werkingsprincipe
Het systeem detecteert het als wordt
geremd in een noodgeval. In dergelijke
gevallen zorgt de rembekrachtiging dat
er maximaal wordt geremd, waardoor
het ABS ook ingrijpt.
Het ABS is actief tot het rempedaal
wordt losgelaten.Alarmknipperlichten aan
Afhankelijk van de versies, kunnen de
alarmknipperlichten aangaan als
plotseling wordt geremd.
Anticiperend remmen
Afhankelijk van de versies, anticipeert
het systeem, als het gaspedaal snel
wordt losgelaten, het remmen om de
remafstand te verkleinen.
Bij gebruik van de cruise-control:
als u het gaspedaal gebruikt en
loslaat, kan het systeem worden
geactiveerd;
als u het gaspedaal niet gebruikt,
wordt het systeem niet geactiveerd.
Onregelmatige werking
Als het systeem een onregelmatige
werking detecteert, wordt een bericht
daaromtrent op het instrumentenpaneel
weergegeven en gaat het alarmlampje
aan.
Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
TSA (Trailer Stability
Assist) RIJASSISTENTIE
MET EEN AANHANGER
Dit systeem helpt u de controle over het
voertuig te behouden als u een
aanhanger gebruikt. Het detecteert
slingerbewegingen van de aanhanger
onder bepaalde rijomstandigheden.
134
VEILIGHEID
Page 138 of 244

133)Het ABS kan geen ongelukken
voorkomen, waaronder ongelukken
wegens overmatige snelheid in bochten,
rijden op wegdek met weinig grip of
aquaplaning.
134)De capaciteiten van het ABS mogen
nooit op onverantwoorde en gevaarlijke
wijze worden uitgetest, waardoor de
persoonlijke veiligheid en die van anderen
in gevaar komt.
135)Voor een goede werking van het ABS
moeten de banden van alle wielen van
hetzelfde merk zijn, in perfecte conditie
verkeren en vooral van het voorgeschreven
type en maat zijn.
136)Het ESC kan niet de door het wegdek
geboden grip boven de limieten van de
natuurkundige wetten laten toenemen.
137)Deze functies vormen een extra
bijdrage aan de veiligheid onder kritieke
rijomstandigheden, waardoor de
bestuurder het gedrag van het voertuig kan
aanpassen aan het traject dat is uitgezet
door de bestuurder. Deze functies kunnen
echter de bestuurder niet vervangen en
hierdoor mag de bestuurder ook de
rijlimieten niet negeren waardoor hij wordt
aangespoord harder te rijden. Ze ontheffen
de bestuurder daarom niet van normaal
rijgedrag en verantwoordelijkheid tijdens
het rijden (de bestuurder moet altijd goed
opletten op onverwachte situaties die zich
tijdens het rijden zouden kunnen
voordoen).138)De assistentie tijdens het
heuvelopwaarts wegrijden kan niet volledig
voorkomen dat het voertuig achteruit rolt
(steile hellingen, enz.). De bestuurder kan
echter het rempedaal gebruiken om te
voorkomen dat het voertuig naar voren of
naar achteren rolt. Assistentie tijdens het
heuvelopwaarts wegrijden kan niet voor
langdurige stilstand worden gebruikt:
gebruik het rempedaal. Deze functie is niet
ontworpen om het voertuig permanent stil
te houden. Gebruik, indien nodig, het
rempedaal om het voertuig te stoppen. De
bestuurder moet vooral opletten op gladde
ondergronden, bij weinig grip en/of als
heuvelopwaarts wordt gereden. Gevaar
voor ernstige letsel.
BELANGRIJK
22)Als de banden moeten worden
vervangen, mogen alleen banden van
hetzelfde merk, maat, type en structuur op
het voertuig worden aangebracht. Ze
moeten identiek zijn aan de originele
banden of overeenkomen met de banden
aanbevolen door het Fiat Servicenetwerk.
TPMS – Tyre
Pressure
Monitoring System
(Voor bepaalde versies/markten indien
voorzien)
Waarschuwing bij een afname in
bandenspanning
Het systeem waarschuwt de bestuurder
voor afnemen in bandenspanning in
een of meerdere banden.
Werkingsprincipe
Ieder wiel (behalve het reservewiel) heeft
een geïntegreerde sensor in het ventiel
dat de bandenspanning tijdens het
rijden met regelmatige intervallen meet.
Controlelampje 1 fig. 202 blijft aan om
de bestuurder te waarschuwen voor
een afname in de bandenspanning
(zachte band, lekke band, enz.).
202T36504-4
136
VEILIGHEID
Page 146 of 244

MONTAGE VAN DE
TREKHAAK
AAN: 1.090 mm
Plaats de kogel dusdanig ten opzichte
van bouten 1 of 2 fig. 211, dat die is
uitgelijnd met hoogte B fig. 210, die
uiteen moet lopen van 350 tot 420 mm,
met beladen voertuig (zoals hierboven
is weergegeven).Om de trekhaak te monteren, zie de
installatie-instructies van de fabrikant.
148) 149)
BELANGRIJK Verwijder altijd de
trekhaak wanneer deze niet in gebruik
is. In ieder geval moeten te allen tijde de
toepasselijke plaatselijke wetten worden
gevolgd.
BELANGRIJK Zie de paragraaf
“gewichten” van het hoofdstuk
“Technische Gegevens” om de
maximaal toegestane belasting te
weten te komen. Wij adviseren de
instructies te bewaren die bij het
apparaat door de fabrikant geleverd
zijn, samen met de andere
documentatie.
BELANGRIJK
148)Het voertuig kan zijn uitgerust met
ABS, maar dit heeft geen inwerking op het
remsysteem van de aanhanger. Wees dus
bijzonder voorzichtig op gladde wegen.
149)Probeer nooit de remwerking van de
aanhanger te beïnvloeden door wijzigingen
aan het remsysteem van het voertuig uit te
voeren. Het remsysteem van de aanhanger
moet volledig onafhankelijk zijn van het
hydraulische systeem van het voertuig.
209T19029
210T19030
211T36593
144
STARTEN EN RIJDEN
Page 162 of 244

Nr. Locatie Nr. Locatie Nr. Locatie
28 Remlichten 34 Interieurverlichting, airconditioning 40 Extra stopcontact achter
29APC-lader voor voertuigen met
elektronische sleutel35Startmotor voor voertuigen met
elektronische sleutel41
Starter BCM
(1)
30 Extra algemeen 36 Ruitenwisser achter 42 Verwarmde stoelen
31Sigarenaansteker,
hulpstopcontact37 Elektromagnetische waarschuwing 43 Snelheidsmeter
32 Verwarmingselement 38 Extra stopcontact in laadruimte 44 Voorruitwisser
33
Remlichten, ABS, zender
(1)39Motor elektrische ruitbediening
bestuurderszijde45 Verwarming en klimaatregeling
(1) Neem contact op met een dealer van het Fiat Servicenetwerk om deze zekeringen te vervangen.
BELANGRIJK
162)Als de zekering opnieuw doorbrandt, neem dan contact op met het Fiat Servicenetwerk.
163)Vervang een zekering nooit door een exemplaar met een grotere stroomsterkte (ampère); BRANDGEVAAR.
164)Als een hoofdzekering voor veiligheidsinrichtingen (MAXI-FUSE, MEGA-FUSE, MIDI-FUSE) doorbrandt, probeer dan niet eigenhandig
reparaties uit te voeren maar neem contact op met het Fiat Servicenetwerk.
165)Controleer voordat een zekering wordt vervangen, of de contactsleutel verwijderd is van de startschakelaar en of alle stroomverbruikers
uitstaan en/of zijn ontkoppeld.
166)Als een hoofdzekering voor veiligheidsinrichtingen (airbagsysteem, remsysteem), motorsysteem (motor, versnellingsbak) of stuurinrichting
doorbrandt, neem dan contact op met het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK
30)Vervang een doorgebrande zekering nooit door metalen draden of ander materiaal.
31)Als de motorruimte moet worden gewassen, zorg er dan voor dat de waterstraal niet rechtstreeks op de zekeringenkast en de motortjes
van de ruitenwissers terechtkomt.
160
NOODGEVALLEN
Page 183 of 244

194)Wacht voor het bijvullen van de olie
tot de motor is afgekoeld alvorens de
vuldop los te maken. Dit geldt in het
bijzonder voor auto's met een aluminium
vuldop (voor bepaalde versies/markten).
WAARSCHUWING: gevaar voor
brandwonden!
195)Het koelsysteem staat onder druk. Als
de dop vervangen moet worden, doe dit
dan alleen door een origineel exemplaar;
anders kan dit de werking van het systeem
negatief beïnvloeden. Draai bij warme
motor de dop van het reservoir niet los:
gevaar voor brandwonden.
196)Rijd nooit met een leeg
ruitensproeierreservoir: ruitensproeiers zijn
van fundamenteel belang voor een goed
zicht. Herhaaldelijke werking van het
systeem zonder vloeistof kan leiden tot
schade aan of snelle verslechtering van
sommige systeemcomponenten.
197)Sommige in de handel verkrijgbare
ruitensproeiervloeistoffen zijn ontvlambaar.
De motorruimte omvat warme onderdelen
die bij contact met de vloeistof brand
kunnen veroorzaken.
198)Remvloeistof is giftig en uiterst
corrosief. Als er per ongeluk remvloeistof
gemorst wordt, moeten de betrokken delen
onmiddellijk worden gewassen met water
en neutrale zeep. Vervolgens met veel
water afspoelen. In geval van inslikken
onmiddellijk een arts raadplegen.
199)Het symbool
, op het reservoir van
de remvloeistof geeft aan dat een
remvloeistof een synthetische of op
mineralen gebaseerde vloeistof is. Gebruik
van minerale type vloeistofen zal de
speciale rubberen afdichtingen van het
remsysteem onrepareerbaar beschadigen.
BELANGRIJK
44)Het maximumpeil dient in ieder geval
niet te worden overschreden: risico op
beschadiging van de motor en de
katalysator. Start de motor niet als het
maximumpeil is overschreden: raadpleeg
het Fiat Servicenetwerk.
45)Let erop dat de verschillende types
vloeistoffen tijdens het bijvullen niet
verwisseld worden: ze mogen absoluut niet
onderling gemengd worden! Bijvullen met
een ongeschikte vloeistof kan leiden tot
ernstige schade aan het voertuig.
46)Het olieniveau mag nooit boven het
MAX-teken komen.
47)Vul motorolie bij met dezelfde
kenmerken als de motorolie waarmee de
motor reeds is gevuld.
48)Het motorkoelsysteem moet worden
gevuld met het beschermende PARAFLU
UP antivries. Vul koelvloeistof bij met
dezelfde kenmerken als de koelvloeistof
waarmee het koelsysteem reeds is gevuld.
PARAFLU UP mag niet met andere typen
vloeistoffen worden gemengd. Mocht dit
toch gebeuren, start de motor dan in geen
geval en neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
49)Vermijd elk contact tussen de uiterst
corrosieve remvloeistof en de gelakte
delen. Spoel bij contact onmiddellijk uit met
rijkelijk water.
BELANGRIJK
5)De uitgewerkte motorolie en het
vervangen motoroliefilter bevatten stoffen
die schadelijk zijn voor het milieu. Het
verdient aanbeveling de olie en de filters te
laten vervangen door het Fiat
Servicenetwerk.
181
Page 241 of 244

ALFABETISCH
REGISTER
ABS (Anti-lock Braking System). . .133
Accu....................182
Accu opladen...............168
Achterste hoofdsteun...........28
Actieve veiligheidssystemen......133
AdBlue (Ureum) additief tank......45
Alarmlichten................151
Autoradio..................69
Bagage-afdekplaat............70
Banden...................198
Bandenopblaaskit............164
Bedieningspaneel en
boordinstrumenten...........88
Binnenverlichting.............39
Buitenspiegels...............35
Buitenverlichting..............36
Dagrijlichten..............36
Dimlicht.................37
Grootlicht................37
Hoogteregeling koplampen.....38
Mistachterlicht.............37
Mistvoorlichten.............37
Richtingaanwijzers..........38
Stadslicht................36
Camera achterzijde...........58
Cargo volumes..............208
Carrosserie................187CO2-Emissies..............227
Cruisecontrol (snelheidsregelaar)....70
De auto parkeren............143
Dieselversiespecifieke kenmerken . . .76
Display....................78
Door de klant gekochte
accessoires................5
Enkele achterstoelen...........30
ESC-systeem (Electronic Stability
Control).................134
Filters...................182
Frontairbags................99
Airbags aan bestuurderszijde en
passagierszijde.............99
Frontairbag passagierszijde en
kinderzitje...............100
Gebruik van de versnellingsbak. . .142
Gebruik van het voertuig onder
zware omstandigheden
(geprogrammeerd
onderhoudsschema).........177
Geprogrammeerd onderhoud.....172
Gordelspanners..............99
Handbediende klimaatregeling....50
Handrem..................143
Heuvelopwaarts wegrijden met
behulp van Hill Holder........135
Hoofdsteun.................28
Huls......................63
Identificatiegegevens..........192Installatie elektrische en
elektronische systemen.........5
Interieur..................189
Interieuruitrusting.............63
Zonnekleppen.............63
Kinderzitjes
ISOFIX-bevestigingssysteem . . .120
Kinderen veilig vervoeren......104
Kinderzitje monteren met de
veiligheidsgordels..........106
Klimaatregeling...........47,219
Lamp binnenverlichting
vervangen...............151
Lamp buitenverlichting vervangen . .153
Luchtroosters................49
Maat....................199
Milieubescherming............75
Motor....................193
Motorkap..................61
Onderhoudsprocedure........177
Onderhoudsschema..........173
Opbergvak.................63
Parkeerradar................56
PBA-systeem (Panic Brake Assist) . .134
Periodieke controles
(geprogrammeerd
onderhoudsschema).........177
Portieren...................21
Achterklep...............24