ESP FIAT TALENTO 2019 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2019, Model line: TALENTO, Model: FIAT TALENTO 2019Pages: 248, PDF Size: 4.87 MB
Page 141 of 248

TPMS – Tyre
Pressure
Monitoring System
(Voor bepaalde versies/markten indien
voorzien)
Waarschuwing bij een afname in
bandenspanning
Het systeem waarschuwt de bestuurder
voor afnemen in bandenspanning in
een of meerdere banden.
Werkingsprincipe
Ieder wiel (behalve het reservewiel) heeft
een geïntegreerde sensor in het ventiel
dat de bandenspanning tijdens het
rijden met regelmatige intervallen meet.
Controlelampje 1 fig. 208 blijft aan om
de bestuurder te waarschuwen voor
een afname in de bandenspanning
(zachte band, lekke band, enz.).Reïnitialisatie van de
referentiewaarde van de
bandenspanning
Deze handeling moet worden verricht:als de referentiespanning van de
banden moet worden aangepast aan
de gebruiksomstandigheden (leeg,
beladen, rijden over de snelweg, enz.);
na het wisselen van de banden (wat
echter wordt afgeraden);
na vervanging van een band.
Deze handeling moet altijd voor alle
banden worden verricht nadat de
banden koud zijn opgepompt.
De bandenspanning moet altijd
overeenkomen met het huidige gebruik
van het voertuig (leeg, beladen, rijden
over de snelweg, enz.).
Reïnitialisatieprocedure
Met de motor draaiend en het voertuig
stilstaand.
druk kort op knop 3 of 4 fig. 209 om
de functie "BANDENSPANNING SET <
KNOP LANG INDRUKKEN >" op
display 2 te selecteren;
houd de knop 3 of 4 (ongeveer
3 seconden) ingedrukt om de
initialisatie te starten. De speciale
berichten geven aan dat het verzoek
om de referentiewaarden van de
bandenspanning te herstellen wordt
verwerkt.
Een paar minuten rijden is vereist om de
initialisatie te voltooien.OPMERKING De referentiewaarde van
de bandenspanning kan niet minder zijn
dan de aanbevolen waarde die is
aangegeven op de kolom van het
bestuurdersportier.
Scherm
Het display 2 fig. 209 op het
instrumentenpaneel duidt problemen
met de bandenspanning aan (zachte
band, lekke band, enz.).
Controlelampje 1 fig. 208 blijft
permanent aan en er wordt een
bijbehorend bericht weergegeven. Dit
duidt aan dat ten minste één band
zacht is.
Controleer en pas, indien nodig, de
bandenspanning van de vier banden
aan als de banden koud zijn.
Het waarschuwingslampje gaat na een
paar minuten rijden uit.
208T36504-4
209T36518-2
139
Page 151 of 248

Bijzonderheden betreffende de
functie Start&Stop:de activering van
de “Versnelde stationaire” functie zal de
motor in de stand-bymodus stoppen
(zie paragraaf “Start&Stop” in hoofdstuk
“Kennismaken met uw voertuig”).TIPS VOOR HET
RIJDEN
BRANDSTOFBESPARING
Het brandstofverbruik is goedgekeurd
conform een standaard en
gereguleerde methode die voor alle
fabrikanten gelijk is en waarmee de
voertuigen onderling kunnen worden
vergeleken. Het werkelijke verbruik
hangt af van het gebruik van het
voertuig, de uitrusting en de rijstijl.
Afhankelijk van het voertuig kunnen
verschillende functies beschikbaar zijn
die het brandstofverbruik verlagen:
schakelindicator;
rijstijlindicator;
routesamenvatting en ecologisch
advies via een multimediadisplay;
de functie ECOMODUS die kan
worden ingeschakeld met de
ECO-knop.Als het voertuig is uitgerust met een
navigatiesysteem vult dit deze
informatie aan.
Schakelindicatoren
Afhankelijk van de versies kan op het
instrumentenpaneel een controlelampje
1 fig. 224 aangeven wanneer het beste
moment is om op of terug te schakelen,
om het verbruik te optimaliseren:
opschakelen;
terugschakelen.
Rijstijlindicator
Deze informeert in realtime u over de
toegepaste rijstijl. Het resultaat wordt
getoond door de kleur van het
indicatielampje 2 fig. 224.
Groen: flexibele, economische rijstijl;
Geel: pas een flexibele rijstijl toe;
Oranje: u rijdt te dynamisch.
223T26569
224T38203
149
Page 181 of 248

PERIODIEKE
CONTROLES
Elke1.000km of vóór een lange reis
controleren en eventueel bijvullen:
niveau motorkoelvloeistof;
remvloeistofpeil;
ruitensproeiervloeistofpeil;
conditie en spanning banden;
werking verlichting (koplampen,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten,
etc.);
werking ruitenwissers/-sproeiers en
stand/slijtage wisserbladen voor/achter.
Elke3.000km controleren en motorolie
bijvullen.
GEBRUIK VAN HET
VOERTUIG ONDER
ZWARE
OMSTANDIGHEDEN
Als het voertuig voornamelijk gebruikt
wordt onder de volgende
omstandigheden:
het rijden op stoffige wegen;
talrijke korte ritten (minder dan
7-8 km) en bij buitentemperaturen
onder het vriespunt;
de motor vaak stationair draait of
lange afstanden worden gereden bij
lage snelheden of als de auto lang niet
wordt gebruikt;de volgende controles dienen vaker te
worden uitgevoerd dan aangegeven in
het Geprogrammeerd
onderhoudsschema:
remblokken van schijfremmen voor
op conditie en slijtage controleren;
slot van motorkap en achterklep op
aanwezigheid van vuil controleren,
schoonmaken en mechanismen
smeren;
visueel de toestand controleren van:
motor, versnellingsbak, transmissie,
slangen en leidingen (uitlaat/brandstof-
en remsysteem) en rubber elementen
(hoezen/slangen /bussen enz.);
laadtoestand accu en niveau
accuvloeistof (elektrolyt) controleren;
conditie van aandrijfriemen van
hulporganen visueel controleren;
motorolie en oliefilter controleren en
zo nodig vervangen;
pollenfilter controleren en zo nodig
vervangen;
luchtfilter controleren en zo nodig
vervangen.
ONDERHOUDS-
PROCEDURE
Het voertuig voldoet aan de
recyclingcriteria en de beoordeling van
sloopvoertuigen die van kracht zijn
sinds 2015.
Daarom is een aantal voertuigen
ontworpen met het oog op uiteindelijke
recyclage.
De onderdelen kunnen eenvoudig
worden gedemonteerd om te worden
teruggewonnen en hergebruikt in de
recyclingindustrie.
Bovendien voldoet het voertuig, dankzij
het geavanceerde ontwerp, de originele
opzet en het geringe brandstofverbruik
aan de geldende milieuwetgeving. We
zetten ons actief in om de uitstoot van
verontreinigende gassen te verlagen en
energie te besparen. Maar de
hoeveelheid verontreinigende gassen
die wordt uitgestoten en het
brandstofverbruik zijn mede van u
afhankelijk. Zorg ervoor dat uw voertuig
correct gebruikt en onderhouden wordt.
Vergeet niet dat door niet-naleving van
de milieuwetgeving de eigenaar van het
voertuig administratieve sancties
kunnen worden opgelegd. Bovendien
maakt het vervangen van de motor, het
brandstofsysteem en uitlaatonderdelen
door andere niet-originele onderdelen
de naleving van de milieuwetgeving
ongeldig.
179
Page 182 of 248

Laat aanpassingen aan en inspecties
van het voertuig over aan het Fiat
Servicenetwerk, zodat ze voldoen aan
de instructies in het geprogrammeerde
onderhoudsschema: alle middelen en
materiële middelen die garanderen dat
de originele registratie van het voertuig
behouden kan blijven, zijn hier
beschikbaar.
AFSTELLING VAN DE
MOTOR
Luchtfilter, dieselfilter: een vuil
patroon verlaagt het rendement. Het
filter moet worden vervangen.
Stationair: geen enkele afstelling
vereist.
VERIFICATIE VAN DE
PEILEN
MOTOROLIE
Een motor verbruikt normaal gesproken
olie om de motor te smeren en de
bewegende delen te koelen; het is
normaal om het smeercircuit tussen
twee olieverversingen te moeten
bijvullen.
Maar als het olieverbruik meer is dan
0,5 liter elke 1000 km na de
inloopperiode, moet u contact
opnemen met een Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK Controleer regelmatig en
in ieder geval voor lange reizen het
oliepeil, anders loopt u het risico de
motor te beschadigen.
201) 199) 200) 202) 203) 204) 205) 206) 207) 208)
44) 45) 46) 47)
5)
Oliepeil controleren
Het oliepeil dient met afgezette en
koude motor en met het voertuig op
een vlakke ondergrond te worden
gecontroleerd.
Om het exacte oliepeil te meten en
zeker te zijn dat het maximumpeil niet is
overschreden (risico op beschadiging
van de motor) moet de peilstok worden
gebruikt.Het display op het instrumentenpaneel
waarschuwt alleen als het peil op het
minimum staat.
Neem de peilstok uit en doe hem af
met een schone doek;
steek de peilstok zover mogelijk naar
binnen;
neem de peilstok weer uit;
controleer het peil: het mag nooit
lager staan dan "min" A fig. 273 noch
hoger dan het "max" peil B.
Steek de peilstok weer zover mogelijk
naar binnen, als u het peil heeft
gecontroleerd.
BELANGRIJK Om spetteren te
voorkomen, kan voor het bijvullen een
trechter worden gebruikt.
Olie vullen/bijvullen
Het voertuig moet op een vlakke
ondergrond staan, de motor moet
uitstaan en koud zijn (bijv. voordat de
auto 's ochtends wordt gestart).
273T29990
180
ONDERHOUD EN ZORG
Page 183 of 248

Draai dop 1 fig. 274 los;
herstel het peil (de hoeveelheid om
het peil tussen de "min" en "max" peilen
op de peilstok 2 te krijgen, loopt uiteen
van ongeveer 1,5 tot 2 liter, afhankelijk
van de motor);
wacht ongeveer 10 seconden om de
olie door het circuit te laten stromen;
controleer het peil met de peilstok 2
fig. 274 (zoals bovenbeschreven).
Steek de peilstok, als de handeling
eenmaal is verricht, zover mogelijk naar
binnen en schroef de dop weer goed
vast.
BELANGRIJK Om spetteren te
voorkomen, kan voor het bijvullen een
trechter worden gebruikt.BELANGRIJK Overschrijd nooit het
"max" peil en vergeet niet de dop
1 terug te schroeven en de peilstok 2
fig. 274 weer terug te zetten.
201) 199) 200) 202) 203) 204) 205) 206) 207) 208)
Motorolie verversen
Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
Hoeveelheid te verversen olie
Controleer altijd het oliepeil met de
peilstok (het peil mag nooit lager staan
dan de MIN- noch hoger staan dan
MAX-aanduiding).
Kwaliteit van de motorolie
Zie de paragraaf “Vloeistoffen en
smeermiddelen” in het hoofdstuk
“Technische gegevens”.
BELANGRIJK Raadpleeg in geval van
ongebruikelijke, herhaaldelijke dalingen
van het peil het Fiat Servicenetwerk.
REMVLOEISTOF
Het peil moet gecontroleerd worden
met afgezette motor en op een
horizontale ondergrond.
Het moet regelmatig gecontroleerd
worden en ten minste iedere keer dat
het remsysteem een minimaal verschil
vertoont.Niveau 2 fig. 275
Normaal gesproken daalt het peil
samen met de slijtage van de
remblokken, maar het mag nooit onder
de MIN-markering komen.
212) 213)
45) 49)
Vullen
Bij alle werkzaamheden aan het
hydraulisch circuit moet de vloeistof
worden ververst door een deskundig
monteur.
Gebruik alleen een goedgekeurde
vloeistof (uit een nieuwe verpakking).
Vervangen
Zie het Geprogrammeerde
Onderhoudsschema (in dit hoofdstuk).
BELANGRIJK Raadpleeg in geval van
ongebruikelijke, herhaaldelijke dalingen
van het peil het Fiat Servicenetwerk.
274T36610275T36609
181
Page 189 of 248

Als grotere banden worden gebruikt
dan de originele, kunnen de
sneeuwkettingen niet worden
aangebracht.
Winterbanden
We raden u aan om alle vier banden
aan te brengen om het voertuig de best
mogelijke grip te bieden.
BELANGRIJK Voor deze banden
gelden soms voorschriften en
maximumsnelheden die lager zouden
kunnen zijn dan de maximale
rijsnelheid.
Spijkerbanden
(Voor bepaalde versies/markten indien
voorzien)
Dit type band kan alleen voor een
beperkte periode worden gebruikt die is
bepaald door de plaatselijke wetten. U
dient de maximumsnelheden opgelegd
door de plaatselijke toepasselijke
wetten te volgen.
Deze banden kunnen ten minste op
beide voorwielen worden aangebracht.In ieder geval is het raadzaam
contact op te nemen met het Fiat
Servicenetwerk.
BELANGRIJK
220)Door een te lage bandenspanning
kunnen de banden vroegtijdig slijten en kan
de temperatuur van de banden abnormaal
hoog oplopen, met duidelijke gevolgen
voor de veiligheid; slechte grip op het
wegdek, gevaar voor klapbanden of het
loskomen van profielen. De
bandenspanning is afhankelijk van de
lading en de snelheid. Pas de
bandenspanning aan de
gebruiksomstandigheden aan (zie het etiket
aan de kolom van het bestuurdersportier).
221)Deze werkzaamheden mogen, uit
veiligheidsoverwegingen, alleen verricht
worden door een gespecialiseerd monteur.
Gebruik van banden van een ander type
kan van invloed zijn op de voldoening aan
de geldende wetten, prestaties in bochten,
sturen en het aanbrengen van
sneeuwkettingen.222)Uit veiligheidsoverwegingen en i.v.m.
de naleving van de geldende wettelijke
voorschriften, mogen voor vervanging
alleen banden van hetzelfde merk, maat,
type en structuur op dezelfde assen
worden gebruikt. Deze moeten een
belastings- en snelheidscapaciteit hebben
die gelijk is aan die van de originele
banden, of ze moeten overeenkomen met
de capaciteiten aanbevolen door het Fiat
Servicenetwerk. Niet-naleving van deze
instructies kan afbreuk doen aan de
veiligheid en de voldoening van het
voertuig aan de wet. Risico om de controle
over het voertuig te verliezen.
223)Verwissel banden met een
éénrichtingsprofiel niet kruiselings, door ze
van de rechterzijde naar de linkerzijde en
omgekeerd te verplaatsen. Dit type banden
kan alleen aan dezelfde zijde van het
voertuig, d.w.z. van de vooras naar de
achteras en vice versa, worden verwisseld.
224)Voer bij lichtmetalen velgen nooit
spuitwerkzaamheden uit die een
temperatuur vereisen boven 150°C. Dit kan
de mechanische eigenschappen van de
wielen in gevaar brengen.
BELANGRIJK
53)Sommige ongevallen, zoals het raken
van de stoeprand, kan de banden
beschadigen en de afstellingen aan de
voor- en achterkant wijzigen. Laat ze in dat
geval controleren bij een Fiat Servicepunt.
187
Page 242 of 248

Mopar® Vehicle Protectionbiedt een reeks serviceproducten die speciaal zijn ontworpen om al onze klanten te
kunnen laten genieten van een probleemloze en zorgenvrije rijervaring met hun auto.
Onze productportefeuille bestaat uit Extra Garantie, Easy Care Onderhoudsprogramma’s en de ServicePlus
Pas, met een ruime keuze voor de klant om looptijd en kilometer limiet naar behoefte te kiezen.
Mopar® Vehicle Protectionproducten zijn opgesteld door deskundigen die ieder onderdeel van uw auto kennen
en met het doel uw auto in topconditie te houden. Onze kennis en passie bij het ontwikkelen van deze
servicecontracten zorgen voor een “zorgeloze rijervaring”.
Door het kiezen van een Mopar® Vehicle Protectionserviceproduct kunnen alle onderhoudswerkzaamheden
uitgevoerd wordenbij erkende FCA-reparatiefaciliteiten in heel Europadoor gekwalificeerdeen
gespecialiseerde monteurs, met gebruik van het juiste gereedschap, FCA diagnose apparatuuren met uitsluitend
originele onderdelenen aangepaste motorolie.
Vraag gerust bij uw dealer welk Mopar® Vehicle Protectionserviceproduct het best bij u past.
Raadpleeg uw plaatselijke Servicepunt voor nadere informatie.
HOUD UW VOERTUIG IN
TOPCONDITIE MET
Page 245 of 248

ALFABETISCH
REGISTER
ABS (Anti-lock Braking System) . . .135
Accu....................184
Accu opladen...............170
Achterste hoofdsteun...........28
Actieve veiligheidssystemen......135
AdBlue (Ureum) additief tank......46
Alarmlichten................153
Autoradio..................73
Bagage-afdekplaat............74
Banden...................200
Bandenopblaaskit............166
Bedieningspaneel en
boordinstrumenten...........93
Binnenverlichting.............40
Brandstofverbruik............228
Buitenspiegels...............36
Buitenverlichting..............37
Dagrijlichten..............37
Dimlicht.................37
Grootlicht................38
Hoogteregeling koplampen.....38
Mistachterlicht.............38
Mistvoorlichten.............38
Richtingaanwijzers..........39
Stadslicht................37
Camera achterzijde...........61Cargo volumes..............210
Carrosserie................189
CO2-emissie...............230
Cruisecontrol (snelheidsregelaar)....74
De auto parkeren............145
Dieselversiespecifieke
kenmerken................80
Display....................83
Door de klant gekochte
accessoires................5
Enkele achterstoelen...........30
ESC-systeem
(Electronic Stability Control). . . .136
Filters...................184
Frontairbags................104
Frontairbag passagierszijde en
kinderzitje...............105
Frontairbags bestuurder en
passagier . . . . . . . . . . . . . . .104
Gebruik van de versnellingsbak . . .144
Gebruik van het voertuig onder
zware omstandigheden
(geprogrammeerd
onderhoudsschema).........179
Geprogrammeerd onderhoud.....174
Gordelspanners.............104
Handbediende klimaatregeling....52
Handrem..................145
Heuvelopwaarts wegrijden met
behulp van Hill Holder........137Hoofdsteun.................28
Huls......................66
i-Size-kinderzitjes............123
Identificatiegegevens..........194
Installatie elektrische en
elektronische systemen.........5
Interieur..................191
Interieuruitrusting.............66
Zonnekleppen.............66
Kinderzitjes
ISOFIX-bevestigingssysteem . . .123
Kinderen veilig vervoeren......109
Kinderzitje monteren met de
veiligheidsgordels..........111
Klimaatregeling............49,222
Lamp binnenverlichting
vervangen...............153
Lamp buitenverlichting
vervangen...............155
Luchtroosters................51
Maat....................201
Milieubescherming............79
Motor....................195
Motorkap..................64
Multimedia-apparatuur..........73
Onderhoudsprocedure........179
Onderhoudsschema..........175
Opbergvak.................66
Parkeerradar................59