ESP FIAT TALENTO 2019 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2019, Model line: TALENTO, Model: FIAT TALENTO 2019Pages: 248, PDF Size: 4.87 MB
Page 3 of 248

Beste klant,
Wij feliciteren en bedanken u dat u voor een Fiat Professional hebt gekozen.
Wij hebben dit boekje opgesteld om u te helpen alle kenmerken van dit voertuig te leren kennen en het op de beste manier te
gebruiken.
Dit boekje bevat informatie, adviezen en belangrijke waarschuwingen voor een juist gebruik van het voertuig, zodat u het beste
uit de technologische eigenschappen van uw Fiat Talento kunt halen.
Het wordt geadviseerd het eerst helemaal te lezen voordat u voor de eerste keer de weg op gaat, om bekend te raken met de
bedieningselementen en met name die elementen die betrekking hebben op de remmen, stuurinrichting en versnellingsbak,
tegelijkertijd kunt u het gedrag van het voertuig op verschillende wegdekken begrijpen.
In dit document vindt u een beschrijving van de speciale kenmerken en tips, evenals essentiële informatie over veilig rijden,
onderhoud van en zorg voor uw Fiat Talento.
In het bijgevoegde Garantieboekje vindt u ook een beschrijving van de Diensten die Fiat haar klanten biedt, het
Garantiecertificaat en de details van de voorwaarden om de geldigheid ervan te behouden.
Wij zijn ervan overtuigd dat u met behulp van deze middelen spoedig vertrouwd zult raken met uw nieuwe voertuig en de
service van de mensen bij Fiat Professional zult waarderen.
Veel leesplezier gewenst. ... en goede reis!
Page 7 of 248

MODIFICATIES / WIJZIGINGEN AAN HET VOERTUIG
WAARSCHUWINGEN
Elke verandering of wijziging aan het voertuig kan ernstige negatieve invloed hebben op de veiligheid en de wegligging ervan,
hetgeen kan leiden tot ongevallen waarbij de inzittenden zelfs dodelijk gewond kunnen raken.
DOOR DE KLANT GEKOCHTE ACCESSOIRES
Als u na de aankoop van het voertuig elektrische apparaten wilt installeren die een permanente elektrische voeding vereisen
(bijv. autoradio, satelliet inbraakalarm, enz.) of die van invloed zijn op de elektrische installatie, wend u dan tot het Fiat
Servicenetwerk om te laten verifiëren of de elektrische installatie van uw voertuig de vereiste belasting aan kan of dat een
grotere accu nodig is.
BELANGRIJK Let buitengewoon goed op bij de installatie van extra spoilers, lichtmetalen velgen of wieldoppen die niet tot de
standaarduitrusting behoren: ze kunnen de ventilatie en dus de werking van de remmen bij herhaaldelijk en hard remmen of bij
het afrijden van lange hellingen beperken. Verzeker u er tevens van dat niets (bijvoorbeeld matten, enz.) de beweging van de
pedalen hindert.
INSTALLATIE ELEKTRISCHE EN ELEKTRONISCHE SYSTEMEN
De elektrische/elektronische systemen die na de aankoop van het voertuig en door de aftersales service geïnstalleerd worden,
moeten zijn voorzien van de markering.
Fiat staat de montage van radiozendapparatuur toe mits deze door een gespecialiseerd centrum geïnstalleerd wordt volgens de
technische normen en de aanwijzingen van de fabrikant.
BELANGRIJK De montage van systemen die de eigenschappen van het voertuig wijzigen kunnen ertoe leiden dat de
toestemming voor het rijden over de openbare weg door de bevoegdheden wordt ingetrokken. Bovendien kan daardoor de
garantie vervallen met betrekking tot de defecten die door de wijziging zijn veroorzaakt of die daar direct of indirect aan zijn
verbonden.
Fiat aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door de installatie van accessoires die niet door Fiat zijn
geleverd of aanbevolen en die niet in overeenstemming met de geleverde voorschriften zijn geïnstalleerd.
RADIOZENDAPPARATUUR EN MOBIELE TELEFOONS
Radiozendapparatuur (autotelefoons, CB-zenders, radioamateurs e.d.) mag alleen in het voertuig worden gebruikt met een
aparte antenne die op het dak van het voertuig is gemonteerd.
De zend- en ontvangstkwaliteit kan beperkt worden door het afschermingseffect van de carrosserie. Voor wat betreft het
gebruik van mobiele telefoons (GSM, GPRS, UMTS, LTE) met het officiële EU-keurmerk, wordt verwezen naar de
gebruiksaanwijzingen van de fabrikant van de mobiele telefoon.
BELANGRIJK Het gebruik van deze apparaten in het voertuig (zonder buitenantenne) kan, behalve potentieel gevaar voor de
gezondheid van de passagiers, storingen in de elektrische systemen van het voertuig veroorzaken, wat de veiligheid van het
voertuig in gevaar brengt.
5
Page 14 of 248

KENNIS VAN HET VOERTUIG
Hier begint uw betere kennis van uw
nieuwe voertuig.
Het handboek dat u leest vertelt u op
eenvoudige en directe wijze hoe het
voertuig is gemaakt en werkt.
Daarom adviseren we u om het in alle
rust in uw voertuig te raadplegen, zodat
u direct alles kunt verifiëren.DE SLEUTELS...............13
PORTIEREN................21
HOOFDSTEUN..............28
STOELEN..................29
STUURWIEL /
STUURBEKRACHTIGING.......33
START&STOP-SYSTEEM........34
BUITENSPIEGELS............36
BUITENVERLICHTING..........37
BINNENVERLICHTING.........40
RUITENWISSER /
ACHTERRUITWISSER.........42
TANKEN..................44
AdBlue (Ureum) ADDITIEF TANK . . .46
STARTSYSTEEM.............48
KLIMAATREGELING...........49
PARKEERRADAR.............59
CAMERA ACHTERZIJDE........61
RUITBEDIENING.............63
MOTORKAP................64
INTERIEURUITRUSTING........66
MULTIMEDIA-APPARATUUR......73
AUTORADIO................73
BAGAGE-AFDEKPLAAT.........74
CRUISECONTROL
(snelheidsregelaar)............74
SPEED LIMITER..............77
MILIEUBESCHERMING.........79
DIESELVERSIESPECIFIEKE
KENMERKEN...............80
12
KENNIS VAN HET VOERTUIG
Page 32 of 248

Draai aan knop 4 fig. 53 om de
lendensteun te verhogen of verlagen.
Gebruik voor het kantelen van de stoel
hendel 6 fig. 53.
Verstelbare voorste armleuningen
De voorste armleuningen 5
fig. 53 kunnen op enkele uitvoeringen
worden afgesteld.
De armleuning omhoog verstellen
Verplaats de armleuning 5 omhoog naar
de gewenste stand.
De armleuning omlaag verstellen
Verplaats de armleuning omhoog naar
de ruststand langs de rugleuning en
verplaats hem vervolgens omlaag.
De rugleuning verstellen
Verplaats de armleuning omhoog naar
de ruststand A en controleer of hij
correct vergrendeld is.De middelste passagiersstoel
inklappen
21)
Zorg ervoor dat bekerhouder 7
fig. 54 gesloten is.
Zorg ervoor dat geen voorwerpen de
verstelling van de stoel verhinderen.
Houd de rugleuning aan de
bovenkant vast en bereid hem voor de
verplaatsing omlaag; druk tegelijkertijd
op bediening 8 fig. 54 en klap de stoel
vooruit omlaag;
Druk op de achterkant van de stoel
om hem op zijn plaats vast te zetten.
Zorg ervoor dat de rugleuning naar
behoren op zijn plaats vastzit.
Zorg ervoor dat geen voorwerpen de
verstelling van de middelste
passagiersstoel verhinderen.
Gebruik bediening 8 fig. 54 om de
rugleuning te ontgrendelen;
trek hem weer omhoog;
zorg ervoor dat de stoel goed op zijn
plaats vastzit.
ENKELE
ACHTERSTOELEN
18) 22) 23) 24)
Afhankelijk van het uitrustingsniveau
kan het voertuig zijn voorzien van twee
enkele achterstoelen: één enkele
achterstoel 2 fig. 55 (2e stoelenrij) en
een enkele stoel 1 fig. 55 (3e stoelenrij).
Breng de bediening 5 fig. 55 omlaag
(beweging A) fig. 55 om de rugleuning
fig. 55 te kantelen, zodat gemakkelijker
toegang tot de laatste rij kan worden
verkregen (enkele stoel 1).
Enkele stoel 2
Steek gesp 3 fig. 56 in de behuizing 4
fig. 56 voordat de stoelen worden
verplaatst.
A
4
5
6
53T365977
8
54T36618
55T36584
30
KENNIS VAN HET VOERTUIG
Page 82 of 248

Productie
Het voertuig is geproduceerd bij een
industriële fabriek die gebruik maakt
van geavanceerde procedures die
gericht zijn op een reductie van de
impact op het milieu ten opzichte van
de maatschappij en de natuur in de
directe omgeving (lager water- en
stroomverbruik, minder uitstoot in het
water en de atmosfeer, verwijdering en
evaluatie van het afval).
Emissies
Het voertuig is speciaal ontworpen om
tijdens gebruik een lagere hoeveelheid
broeikasgassen (CO
2) uit te stoten,
door het verbruik te verlagen (bijv.:
170 g/km betekent 6,4 l/100 km voor
een dieselvoertuig).
Bovendien zijn de auto’s uitgerust met
voorzieningen tegen
luchtverontreiniging, zoals de
katalytische uitlaat, lambdasonde, enz.
Op bepaalde voertuigen wordt het
systeem afgerond met een roetfilter
waarmee de uitstoot van roetdeeltjes
wordt teruggebracht.
Milieubescherming
Gebruikte en tijdens regulier onderhoud
vervangen onderdelen (accu, oliefilter,
luchtfilter, batterijen, enz.) en olietanks
(zowel leeg als vol met gebruikte olie)
moeten naar gespecialiseerde
afvalverwerkingsbedrijven worden
gebracht.Voor de kosteloze inlevering van uw
voertuig aan het einde van zijn
levensduur kunt u als u een andere auto
gaat aanschaffen, zich tot een van onze
dealers of tot een door FCA
goedgekeurd inzamelings- en
verwerkingsbedrijf wenden. Deze
bedrijven zijn zorgvuldig geselecteerd
en bieden kwaliteitsservice voor de
inzameling, verwerking en recycling van
afgedankte auto’s met respect voor het
milieu.
Recycleerbaarheid
Het voertuig kan voor 85% worden
gerecycled en voor 95% worden
teruggewonnen.
Om dit te bereiken zijn verschillende
onderdelen van het voertuig speciaal
ontworpen om te worden gerecycled.
De structuur en materialen zijn speciaal
onderzocht om demontage van deze
onderdelen en herbewerking voor
speciale doeleinden te
vergemakkelijken.
Teneinde de grondstofbronnen te
behouden, bestaan verschillende
onderdelen uit gerecycled kunststof of
hernieuwbare materialen (plantaardig of
dierlijk, zoals katoen of wol).
DIESEL-
VERSIESPECIFIEKE
KENMERKEN
88)
18)
Motortoerental
Dieselmotoren zijn uitgerust met een
inspuitsysteem dat de motor niet boven
een bepaald toerental laat gaan,
ongeacht de ingeschakelde versnelling.
Als u het bericht "Anti-pollution control"
(Milieucontrole) met het controlelampje
en het alarmlampjeziet,
neem dan direct contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
Tijdens het rijden kan het voertuig,
afhankelijk van het gebruikte
brandstoftype, witte rook uitstoten.
Dit komt door de regeneratie van het
roetfilter en is niet van invloed op de
prestaties van het voertuig.
Brandstoftank volledig leeg
Als u tankt nadat alle brandstof is
verbruikt, moet u het brandstofcircuit
herstellen: raadpleeg de paragraaf
"Voertuig tanken" voordat u de motor
herstart.
Label uitlaatgasniveau
De informatie (1) wordt getoond op
label A fig. 161 in de motorruimte.
80
KENNIS VAN HET VOERTUIG
Page 103 of 248

verstel de stoel op basis van de
pedalen. De positie van de stoel moet
dusdanig zijn dat het koppelingspedaal
volledig kan worden ingetrapt. De
rugleuning moet dusdanig worden
gekanteld dat de armen licht gebogen
zijn;
verstel de hoofdsteun; Voor
maximale veiligheid moet de afstand
tussen het hoofd en de hoofdsteun
minimaal zijn;
Pas het kussen aan op de gewenste
stoelhoogte. Deze verstelling
optimaliseert het zicht;
zet het stuurwiel in de gewenste
stand.
VEILIGHEIDSGORDELS
AANPASSEN
Ga stevig tegen de rugleuning zitten.
De borstriem 1 fig. 174 moet zo dicht
mogelijk langs de nek lopen, zonder de
nek te raken.
De heupriem 2 fig. 174 moet op de
dijen rusten en tegen de bovenbenen.
De gordel moet zo strak mogelijk om
het lichaam zitten (vermijd bijv. te dikke
kleding of het plaatsen van obstakels
tussen het lichaam en de gordel).Bevestigen
Trek de gordel langzaam naar buiten
zonder kracht te zetten en steek de tab
3 fig. 175 in gesp 5 (controleer of hij
goed is bevestigd door aan de tab 3 te
trekken).
Herhaal de handeling als de
veiligheidsgordel blokkeert.Als de gordel volledig is geblokkeerd,
trek hem dan langzaam maar stevig ten
minste 3 cm naar buiten. Laat hem
normaal terugrollen en trek hem weer
naar buiten. Neem, als het probleem
aanhoudt, contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
Controlelampje veiligheidsgordels
van de voorstoelen niet omgelegd
Deze bevindt zich op het middendisplay
en gaat aan als de motor wordt gestart.
Als vervolgens de gordel niet is
bevestigd en het voertuig bereikt
16 km/h, gaat het knipperen en klinkt
gedurende circa 2 minuten als
waarschuwing een geluidssignaal.
Afhankelijk van het voertuig knippert die
als de passagier voorin de gordel niet
heeft vastgemaakt.
Hoogte van de veiligheidsgordel
van de voorstoel instellen
Beweeg hendel 6 fig. 176 om de
instelpositie te selecteren, zodat de
borstriem 1 fig. 174 stevig om het
lichaam zit, zoals bovenbeschreven.174T13622
175T13622-1
101
Page 104 of 248

Controleer na de verstelling of de gordel
goed op zijn plaats vastzit.
Losmaken
Druk op knop 4 fig. 175 en de gordel
wordt weer opgerold. Begeleid het bij
het oprollen.
Veiligheidsgordels achterstoelen
Voor de eerste rij achterstoelen
moeten gordels 8 fig. 177 worden
gebruikt;
voor de achterste rij achterstoelen
moeten gordels 7 fig. 177 worden
gebruikt.
Wanneer veiligheidsgordel 8
fig. 177 niet wordt gedragen, breng tab
9 in gesp 10.Gebruikstoestand: controleer voordat
de veiligheidsgordels van de
achterstoelen aan de zijkant worden
gebruikt, of tab 11 fig. 178 van iedere
gordel in de bijbehorende gesp 12 is
bevestigd.
Bevestigen en losmaken worden op
dezelfde manier gedaan als voor de
veiligheidsgordels van de voorstoelen.Toegang tot de laatste rij:maak de
gordel van de tweede rij los en verwijder
hem uit zijn gesp 13 fig. 179 om de
toegang tot de laatste rij te
vergemakkelijken.
94)
Vergeet niet de gordel weer vast te
doen als er een passagier op die plaats
zit.
Veiligheidsgordels middenstoelen
Rol de gordel langzaam naar buiten tot
de tab in gesp 14 fig. 180 kan worden
bevestigd.
95)
176T36553177T36613
178T36614
179T36704
102
VEILIGHEID
Page 105 of 248

BELANGRIJK Voor werkzaamheden op
de achterbank, zie de paragraaf "Aparte
achterstoelen” in het hoofdstuk
"Kennismaken met uw voertuig”.
96) 97) 98) 99) 100) 101) 102) 103) 104) 105)
BELANGRIJK
93)Veiligheidsgordels die niet goed zijn
afgesteld of gedraaid zitten, kunnen in
geval van een ongeval letsel veroorzaken.
Gebruik één veiligheidsgordel per persoon,
kind of volwassene. Zelfs zwangere
vrouwen moeten een veiligheidsgordel
dragen. Zorg er in dat geval voor dat de
heupriem niet te hard op de onderbuik
drukt, maar dat de gordel ook niet te los
zit.
94)Controleer of de achtergordels op hun
plaats zitten en naar behoren werken,
nadat de enkele achterstoel is versteld.95)Zorg ervoor dat de enkele achterstoel
stevig op zijn plaats vastzit, voor een
optimale bescherming door de
veiligheidsgordel. Zie de paragraaf "Aparte
achterstoel” in het hoofdstuk
"Kennismaken met uw voertuig”.
96)Wijzig de componenten van de
origineel geïnstalleerde veiligheidssystemen
op generlei wijze: veiligheidsgordels,
stoelen en bijbehorende bevestigingen.
Raadpleeg in speciale gevallen (voor bijv.
de montage van een kinderzitje) het Fiat
Servicepunt.
97)Gebruik geen voorwerpen waardoor de
gespen los zouden kunnen gaan
(veiligheidsspelden, klemmen, enz.), want
een losse veiligheidsgordel kan leiden tot
letsel in geval van een ongeval.
98)Leg de schoudergordel nooit onder uw
arm of achter uw rug om.
99)Gebruik nooit dezelfde gordel voor
meer dan één persoon en bevestig nooit
uw veiligheidsgordel over een baby of een
kind op uw schoot.
100)Zorg dat de gordelband nooit
gedraaid is.
101)Controleer na ongevallen de
veiligheidsgordels en vervang ze, indien
nodig. Vervang bovendien de
veiligheidsgordels als ze tekenen vertonen
van slijtage of verslechtering.
102)Zorg er tijdens het terugplaatsen van
de enkele achterstoel voor dat de
veiligheidsgordels en gespen correct
geplaatst zijn, zodat ze naar behoren
kunnen worden gebruikt.
103)Controleer of het
vergrendelingssysteem van de
veiligheidsgordels goed in de gesp is
ingestoken.104)Steek er geen voorwerpen in die de
gordel zouden kunnen blokkeren en een
correcte werking zouden kunnen
verhinderen.
105)Zorg ervoor dat u de behuizing voor
de bevestiging correct hebt geplaatst (hij
mag niet afgedekt, samengedrukt of geplet
worden door mensen of voorwerpen).
180T36556
103
Page 136 of 248

(3): in de rijrichting geplaatst kinderzitje: plaats de rugleuning van het kinderzitje tegen de rugleuning van de stoel. Verwijder in
ieder geval de hoofdsteun van de achterbank waar het kinderzitje tegenaan staat. Dit moet worden gedaan voordat het
kinderzitje wordt geplaatst (zie de paragraaf "Achterste hoofdsteun" in het hoofdstuk "Kennismaking met het voertuig"). Zet de
stoel vóór het kinderzitje niet meer dan een halve lengte naar achteren en kantel de rugleuning niet meer dan 25°.
BELANGRIJK
127)Om te voorkomen dat de deur van
binnenuit wordt geopend, gebruik het
veiligheidsapparaat (zie de paragraaf
“Kinderveiligheid” in het hoofdstuk
“Kennismaken met uw voertuig”).
128)Een botsing met 50 km/h is gelijk aan
een val van 10 m. Houd kinderen nooit in
uw armen of op schoot; in geval van een
ongeval zult u nooit in staat zijn een kind
vast te houden, zelfs niet als u uw gordel
om hebt. Wanneer het voertuig betrokken
is geweest bij een ongeval, moet het
kinderzitje vervangen worden en de
veiligheidsgordels en de ISOFIX-
verankeringen gecontroleerd worden.
129)Laat het voertuig nooit onbeheerd
achter met de elektronische sleutel en een
kind, een gehandicapt persoon of een dier
in het voertuig, zelfs niet voor korte tijd.
Hierdoor zou uw eigen veiligheid en die van
anderen in gevaar kunnen komen, als de
motor wordt gestart of systemen in
werking worden gesteld, zoals de elektrisch
bediende ruiten of zelfs de
portiervergrendeling. Bovendien loopt de
temperatuur in warm en/of zonnig weer
snel op. Gevaar voor dodelijk of ernstig
letsel.130)Laat nooit kinderen zonder toezicht in
het voertuig achter. Zorg ervoor dat de
veiligheidsgordels van kinderen altijd
correct afgesteld en bevestigd zijn. Vermijd
dikke kleding waardoor de veiligheidsgordel
te los zit. Laat kinderen nooit hun hoofd of
arm uit het raam steken. Zorg ervoor dat
kinderen de gehele reis correct blijven
zitten, vooral als ze in slaap vallen.
131)Zorg ervoor dat het kinderzitje of de
voeten van kinderen niet verhinderen dat
de voorstoel goed op zijn plaats vastzit. Zie
de paragraaf "Voorstoel” in het hoofdstuk
"Kennismaken met uw voertuig”. Zorg
ervoor dat het kinderzitje dat in het voertuig
is gemonteerd niet uit de bijbehorende
behuizing kan. Als de hoofdsteun moet
worden verwijderd, zorg er dan voor dat hij
dusdanig is geplaatst dat hij niet door de
auto vliegt als er plotseling wordt geremd
of in geval van een botsing. Bevestig altijd
het kinderzitje, zelfs als het niet gebruikt
wordt, om te voorkomen dat het niet door
de auto vliegt als er plotseling wordt
geremd of in geval van een botsing.
132)RISICO OP DOOD OF ERNSTIG
LETSEL: voor het installeren van een
kinderzitje achterstevoren op de voorste
passagiersstoel, controleren of de airbag
correct gedeactiveerd is (zie paragraaf
“zijairbag passagierszijde en kinderzitjes” in
dit hoofdstuk).
133)Monteer kinderzitjes bij voorkeur op
een van de achterstoelen.134)Monteer nooit een kinderzitje op de
middenstoel van de achterbank. GEVAAR
VOOR DODELIJK OF ERNSTIG LETSEL.
135)Gebruik geen kinderzitjes waardoor
de gordel waarmee het is bevestigd, los
zou kunnen komen: de basis van het
kinderzitje mag nooit op de gesp van de
gordel en/of de behuizing rusten.
136)Zorg dat de gordelband nooit los of
gedraaid zit. Leg de schoudergordel nooit
onder uw arm of achter uw rug om.
Controleer of de gordel niet is beschadigd
door scherpe randen. Als de
veiligheidsgordel niet naar behoren werkt,
zal deze het kind niet beschermen. Neem
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
Gebruik deze stoel niet totdat de gordel is
gerepareerd.
137)Als een kinderzitje wordt gebruikt dat
niet geschikt is voor dit voertuig, wordt het
kind niet naar behoren beschermd. U loopt
het risico dat het kind ernstig of dodelijk
letsel oploopt.
138)Wijzig geen van de elementen van het
oorspronkelijke veiligheidssysteem:
veiligheidsgordels, ISOFIX, zittingen en de
betreffende bevestigingselementen.
139)Controleer of de rugleuning van het
voorwaarts gerichte kinderzitje contact
maakt met de rugleuning van de stoel van
het voertuig. In dat geval zou het kinderzitje
niet op de zitting van de stoel van het
voertuig kunnen steunen.
134
VEILIGHEID
Page 140 of 248

Afhankelijk van de hellingsgraad,
voorkomt het systeem dat het voertuig
achteruit rolt, door in te grijpen met
behulp van de remmen, zodra de
bestuurder zijn voet van de rem neemt
om het gaspedaal in te trappen.
Werking van het systeem
Het systeem werkt alleen als de
versnellingspook niet in de vrijstand
staat en als het voertuig volledig
stilstaat (met druk op het rempedaal).
BELANGRIJK
142)De remmen werken nog. Plotseling
remmen is echter gevaarlijk en daarom
moet u de auto stilzetten zodra de
verkeersomstandigheden dit toelaten.
Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
143)Het ABS kan geen ongelukken
voorkomen, waaronder ongelukken
wegens overmatige snelheid in bochten,
rijden op wegdek met weinig grip of
aquaplaning.
144)De capaciteiten van het ABS mogen
nooit op onverantwoorde en gevaarlijke
wijze worden uitgetest, waardoor de
persoonlijke veiligheid en die van anderen
in gevaar komt.
145)Voor een goede werking van het ABS
moeten de banden van alle wielen van
hetzelfde merk zijn, in perfecte conditie
verkeren en vooral van het voorgeschreven
type en maat zijn.
146)Het ESC kan niet de door het wegdek
geboden grip boven de limieten van de
natuurkundige wetten laten toenemen.147)Deze functies vormen een extra
bijdrage aan de veiligheid onder kritieke
rijomstandigheden, waardoor de
bestuurder het gedrag van het voertuig kan
aanpassen aan het traject dat is uitgezet
door de bestuurder. Deze functies grijpen
niet in in plaats van de bestuurder, noch
staan ze toe dat de bestuurder de
snelheidslimieten van het voertuig negeert
en aangespoord wordt sneller te gaan
rijden. Ze vormen dus nooit een vervanging
voor de aandacht en de
verantwoordelijkheid van de bestuurder
tijdens het besturen van het voertuig (de
bestuurder moet altijd goed opletten voor
onverwachte situaties die zich tijdens het
rijden kunnen voordoen).
148)Het Hill Start systeem kan mogelijk
niet onder alle omstandigheden voorkomen
dat het voertuig volledig achteruit rolt (steile
helling, enz.). De bestuurder kan echter
gebruik maken van het rempedaal om het
achteruitrollen van het voertuig te stoppen.
Assistentie tijdens het heuvelopwaarts
wegrijden kan niet voor langdurige stilstand
worden gebruikt: gebruik het rempedaal.
Deze functie is niet ontworpen om het
voertuig permanent stil te houden. Gebruik,
indien nodig, het rempedaal om het
voertuig te stoppen. De bestuurder moet in
het bijzonder opletten voor gladde
oppervlakken of oppervlakken met slechte
grip. Gevaar voor ernstige letsel.
BELANGRIJK
23)Als de banden moeten worden
vervangen, mogen alleen banden van
hetzelfde merk, maat, type en structuur op
het voertuig worden aangebracht. Ze
moeten identiek zijn aan de originele
banden of overeenkomen met de banden
aanbevolen door het Fiat Servicenetwerk.
138
VEILIGHEID