Accu FIAT TALENTO 2021 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2021, Model line: TALENTO, Model: FIAT TALENTO 2021Pages: 248, PDF Size: 4.87 MB
Page 89 of 248

Waarschuwingslampje Wat het betekent
STORING AIRBAGSYSTEEM
Het controlelampje gaat aan, als de startinriching wordt geïntroduceerd en gaat na een paar seconden weer uit.
Als het lampje niet aangaat wanneer de startinrichting wordt geïntroduceerd of als het aangaat wanneer de motor
draait, duidt dit op een systeemstoring. Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
BRANDSTOFRESERVE
Het controlelampje gaat aan, als de startinriching wordt geïntroduceerd en gaat na een paar seconden weer uit.
Vul de tank zo snel mogelijk, als het controlelampje aangaat tijdens het rijden. U kunt nog 50 km afleggen.
19)
DIRECT STOPPEN
Dit controlelampje gaat aan, als de startinriching wordt geïntroduceerd en gaat uit zodra de motor is gestart.
Als het aangaat met andere waarschuwingslampjes en/of berichten vergezeld van een geluidssignaal, stop dan het
voertuig zodra de verkeerstoestanden dit toestaan. Stop de motor onmiddellijk en start hem niet opnieuw.
Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
90)
STORING REMSYSTEEM/INGESCHAKELDE HANDREM
Het controlelampje gaat aan, als de startinriching wordt geïntroduceerd en gaat uit zodra de handrem is
uitgeschakeld.
Als het samen met het controlelampjeSTOPen een geluidssignaal aangaat, betekent dit dat het remvloeistofpeil
laag staat of dat er sprake is van een storing in het remsysteem.
Zet het voertuig stil en neem contact op met het Fiat Servicenetwerk.
LAADSTROOM ACCU ONVOLDOENDE
Het controlelampje gaat aan, als de startinriching wordt geïntroduceerd en gaat na een paar seconden weer uit.
Als het lampje tijdens het rijden samen met het waarschuwingslampjeSTOPen een geluidssignaal aangaat,
betekent dit dat het elektrische circuit overbelast of uitgeschakeld is.
Zet het voertuig stil en neem contact op met het Fiat Servicenetwerk.
87
Page 146 of 248

153)Neem nooit de sleutel uit het contact
of de elektronische sleutel uit de lezer,
voordat het voertuig goed stilstaat; als de
motor wordt afgezet, worden bepaalde
hulpmiddelen uitgeschakeld: als de motor
wordt afgezet, werken de
rembekrachtiging, stuurbekrachtiging en
veiligheidsinrichtingen, zoals de airbags en
gordelspanners, niet meer.
154)Let er vooral op dat de motor goed is
afgezet als u de auto verlaat met de
elektronische sleutel in uw zak.
BELANGRIJK
24)Laat de startinrichting nooit in de stand
"M" staan als de motor is afgezet, zodat de
accu niet onnodig wordt ontladen.
25)Even snel gas geven voordat de motor
wordt uitgezet heeft geen enkel nut, verspilt
brandstof en is, vooral voor motoren met
turbocompressor, schadelijk.
GEBRUIK VAN DE
VERSNELLINGSBAK
155)
26)
Achteruitversnelling inschakelen
(bij stilstaand voertuig)
Vanuit de vrijstand ring 1
fig. 213 optillen tegen de hendelknop
om de achteruit inteschakelen.
De achteruitrijlichten gaan aan als de
versnelling wordt ingeschakeld
(startinrichting op stand M).
BELANGRIJK
155)Trap het koppelingspedaal helemaal in
om op de juiste wijze te schakelen. Daarom
is het van fundamenteel belang dat er niets
onder het pedaal ligt: let erop dat de
matten vlak liggen en dat ze de slag van de
pedalen niet hinderen.
BELANGRIJK
26)Rijd niet met de hand op de
versnellingspook aangezien de
uitgeoefende druk, hoe licht ook, na
verloop van tijd kan leiden tot slijtage van
de interne onderdelen van de
versnellingsbak.
213T36534-1
144
STARTEN EN RIJDEN
Page 154 of 248

NOODGEVALLEN
Een lekke band of een doorgebrand
lampje?
Soms kan een probleem uw reis in
gevaar brengen.
De pagina's over noodsituaties kunnen
u helpen om op zelfstandige en kalme
wijze kritieke situaties op te lossen.
Wij adviseren om in een noodsituatie
het gratis telefoonnummer te bellen dat
in het garantieboekje is vermeld.
U kunt ook het gratis landelijke of
internationale universele
telefoonnummer bellen om het
dichtstbijzijnde Fiat Servicepunt te
vinden.ALARMLICHTEN............153
LAMP BINNENVERLICHTING
VERVANGEN...............153
LAMP BUITENVERLICHTING
VERVANGEN...............155
ZEKERINGEN IN HET INTERIEUR .159
IN GEVAL VAN EEN LEKKE
BAND...................163
EEN WIEL VERVANGEN........163
BANDENOPBLAASKIT.........166
STARTEN MET HULPACCU.....168
ACCU OPLADEN............170
SLEPEN VAN HET VOERTUIG. . . .171
152
NOODGEVALLEN
Page 163 of 248

Nr. Locatie Nr. Locatie Nr. Locatie
1APC-lader voor voertuigen met
elektronische sleutel10 Voorbereiding voor treksysteem 19 Verwarmingselement
2 Beschikbaar 11 Timeraccu, centrale eenheid interieur 20Achterruitenwissers,
ruitensproeierpomp, claxon
3 Beschikbaar 12Dagrijlichten, voorste parkeerlichten,
grootlicht rechts, dimlicht links21 Algemene APC-lader
4+ accu voor voertuigen met
elektronische sleutel13 Alarmknipperlichten, richtingaanwijzers 22 Achteruitrijlichten
5 Extra airconditioning 14 Vergrendeling opengaande delen 23 Rempedaalschakelaar
6 Extra interieurverwarming 15Dagrijlichten links, parkeerlichten
achter, grootlicht links, dimlicht rechts24
Inspuiting, ontsteking
(1)
7Elektrische buitenspiegels, extra
centrale regeleenheid16Kentekenplaatverlichting,
mistkoplampen en mistachterlichten25
Airbag, stuurslot(1)
8 Buitenspiegelverwarming 17Alarmen, geluidssignalen, hendels voor
lampen en ruitenwissers26Elektrische ruitbediening
passagierszijde
9Autoradio, multimediasysteem,
achteruitkijkspiegel,
diagnose-aansluiting.18 Instrumentenpaneel 27
Stuurbekrachtiging
(1)
(1) Neem contact op met een dealer van het Fiat Servicenetwerk om deze zekeringen te vervangen.
161
Page 170 of 248

35)De kit is alleen goedgekeurd voor het
oppompen van banden van voertuigen die
oorspronkelijk met de kit zijn uitgerust. De
kit mag nooit gebruikt worden om de
banden van een ander voertuig of andere
voorwerpen (reddingsvesten, luchtbedden,
enz.) mee op te pompen. Let bij het gebruik
van de reparatiebus goed op om spatten
product op de huid te voorkomen. Als het
product in contact komt met de huid, spoel
de huid dan grondig af. Laat de reparatiekit
niet binnen het bereik van kinderen. Laat
lege bussen niet achter in de omgeving.
Lever deze af bij een Fiat Servicepunt of
een afvalverwerkingsbedrijf. De
houdbaarheidsdatum van de bus is
aangegeven op het etiket. Controleer de
houdbaarheidsdatum. Ga naar een Fiat
Servicepunt om de opblaasslang en de
reparatiebus te vervangen.
36)Parkeer het voertuig voordat u de kit
gebruikt dusdanig dat het uit de buurt van
het verkeer staat, zet de
alarmknipperlichten aan, trek de handrem
aan en zorg ervoor dat alle inzittenden het
voertuig verlaten en ver uit de buurt van het
verkeer blijven.
37)Als u langs de rijbaan bent gestopt,
waarschuw dan de overige weggebruikers
dat uw voertuig daar staat door de
gevarendriehoek te plaatsen of andere
wettelijk toegestane middelen in het land
waar u zich bevindt.
38)Voorzichtig: een ontbrekende of slecht
vastgedraaide ventieldop kan van invloed
zijn op de grip van de band en
spanningsverlies veroorzaken. De
ventieldoppen moeten identiek zijn aan de
originele en stevig vastgedraaid worden.39)Rijd na reparaties met de kit niet meer
dan 200 km. Rijd bovendien met lagere
snelheid en ga in ieder geval niet sneller
dan 80 km/h. Het etiket moet op een
zichtbaar gedeelte op het dashboard
worden aangebracht. Afhankelijk van het
land of de plaatselijke wetten, moet een
band die is gerepareerd met de opblaaskit,
worden vervangen.STARTEN MET
HULPACCU
186) 187) 188) 189) 190)
40)
De motor starten die elektrische stroom
levert en op een middelmatig toerental
houden.
Als de accu van een ander voertuig
wordt gebruikt om de motor te starten,
moeten daarvoor de juiste kabels (maat
large) van een Fiat Servicepunt worden
gebruikt. Als u zelf over de juiste kabels
beschikt, moet u controleren of ze in
perfecte staat verkeren.
De twee accu's moeten dezelfde
nominale spanning hebben: 12 V. De
accu die de spanning levert moet een
capaciteit (Ampère/uur, Ah) hebben die
minimaal gelijk is aan die van de lege
accu.
268T36708
168
NOODGEVALLEN
Page 171 of 248

Zorg ervoor dat de twee voertuigen
elkaar niet raken (risico op kortsluiting
op het moment dat de pluspolen
contact maken) en dat de lege accu
goed is aangesloten. Schakel de
startinrichting uit.
Maak, afhankelijk van de versie, de kap
van de accu los.
Sluit de pluskabel A fig. 268 aan op
pool 1 (+) fig. 268 en vervolgens op
pool 4 (+) fig. 268 van de accu die de
spanning levert.
Sluit de minkabel B fig. 268 aan op pool
3 (-) fig. 268 van de accu die de
spanning levert, en vervolgens op pool
2 (-) fig. 268 van de lege accu.
Start de motor en ontkoppel de kabels
A en B in omgekeerde volgorde
(2-3-4-1) zodra de motor start.
BELANGRIJK
186)Controleer of de draden A en B elkaar
niet raken en of de pluskabel A geen
metalen onderdeel van het stroomgevende
voertuig raakt. Gevaar op letsel en/of
schade aan het voertuig.
187)Controleer alvorens de motorkap te
openen of de motor is afgezet en of de
contactsleutel in de stand "S" (Stop) staat.
Volg de aanwijzingen op die op het plaatje
onder de motorkap staan.
188)Kom niet te dicht bij de koelventilator
van de radiateur: de elektrische ventilator
kan inschakelen; gevaar voor
verwondingen. Sjaals, dassen of andere
loszittende kleding kunnen door de
bewegende onderdelen worden
meegetrokken.
189)Verwijder alle metalen voorwerpen
(bijv. ringen, horloges, armbanden), die
zouden kunnen leiden tot een onbedoeld
elektrisch contact en daardoor ernstig
letsel.
190)De batterijen bevatten een zuur dat de
huid of de ogen kan verbranden. Accu's
produceren waterstof, dat uiterst
brandbaar en explosief is. Houd ze daarom
uit de buurt van vlammen of apparaten die
vonken kunnen afgeven.
BELANGRIJK
40)Gebruik nooit een accusnellader om de
motor te starten, aangezien deze de
elektronische systemen kan beschadigen,
met name de regeleenheden van de
ontsteking en de brandstoftoevoer.
269T36629
169
Page 172 of 248

ACCU OPLADEN
191) 192) 193) 194) 195)
Ga als volgt te werk om het risico op
vonken te vermijden:
controleer of alle elektrische
apparatuur (instapverlichting enz.) zijn
uitgeschakeld alvorens een accu los te
koppelen of aan te sluiten;
tijdens het opladen moet de
acculader worden uitgeschakeld
alvorens de accu aan te sluiten of los te
koppelen;
plaats geen metalen voorwerpen op
de accu om kortsluiting tussen de
klemmen te voorkomen;
wacht na het afzetten van de motor
ten minste één minuut alvorens de accu
los te koppelen;
controleer, na de terugplaatsing van
de accu, of de klemmen weer correct
zijn aangesloten.
Een acculader aansluiten
De acculader moet compatibel zijn met
een nominale spanning van 12 V.
Ontkoppel de accu niet terwijl de motor
draait. Volg de instructies van de
fabrikant van de acculader voor de
accu die u wilt gebruiken.
BELANGRIJK
191)Ga zorgvuldig met de accu om, want
de accu bevat zwavelzuur dat niet met
ogen of huid in contact mag komen.
Gebeurt dit toch, spoel dan grondig uit met
water. Raadpleeg, indien nodig, een arts.
Houd de accuonderdelen ver bij open
vlammen, gloeiende voorwerpen en vonken
uit de buurt: ontploffingsgevaar. Let er bij
werkzaamheden aan de motor op dat deze
heet kan zijn. Bovendien zou de
koelventilator ieder moment kunnen gaan
draaien. Het
waarschuwingslampje in
de motorruimte herinnert u aan deze
omstandigheid. Gevaar voor letsel.
192)Voor het opladen van sommige
accu's gelden speciale voorschriften;
raadpleeg voor meer informatie het Fiat
Servicenetwerk. Vermijd het risico van
vonken die onmiddellijke ontploffing kunnen
veroorzaken. Ga verder met het opladen in
een goed geventileerde omgeving. Gevaar
voor ernstige letsel.
193)Accuvloeistof is giftig en corrosief:
vermijd contact met huid en ogen. Het
opladen van de accu moet worden
uitgevoerd in een goed geventileerde
ruimte, ver van open vuur en vonken:
brand- en ontploffingsgevaar.
194)Probeer nooit een bevroren accu op
te laden: ontdooi eerst de accu om
ontploffing ervan te voorkomen. Als de
accu bevroren is geweest, moet door
vakbekwaam personeel worden
gecontroleerd of de cellen niet beschadigd
zijn en of de behuizing geen scheuren
vertoont, waardoor de giftige en corrosieve
vloeistof kan weglekken.195)Plaats de startinrichting altijd op OFF
voordat er in de motorruimte gehandeld
wordt (verwijs naar paragraaf “De sleutels”
in hoofdstuk “Kennismaken met uw
voertuig”).
170
NOODGEVALLEN
Page 175 of 248

ONDERHOUD EN ZORG
Correct onderhoud biedt u de
mogelijkheid om ook na verloop van tijd
de prestaties van het voertuig te
behouden, de gebruikskosten te
drukken en de efficiëntie van de
veiligheidssystemen te behouden.
In dit hoofdstuk ontdekt u hoe.GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD..............174
ONDERHOUDSPROCEDURE. . . .179
VERIFICATIE VAN DE PEILEN. . . .180
FILTERS..................184
ACCU...................184
WIELEN EN BANDEN.........185
RUITENWISSER/
ACHTERRUITWISSER........188
CARROSSERIE.............189
INTERIEUR................191
173
Page 181 of 248

PERIODIEKE
CONTROLES
Elke1.000km of vóór een lange reis
controleren en eventueel bijvullen:
niveau motorkoelvloeistof;
remvloeistofpeil;
ruitensproeiervloeistofpeil;
conditie en spanning banden;
werking verlichting (koplampen,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten,
etc.);
werking ruitenwissers/-sproeiers en
stand/slijtage wisserbladen voor/achter.
Elke3.000km controleren en motorolie
bijvullen.
GEBRUIK VAN HET
VOERTUIG ONDER
ZWARE
OMSTANDIGHEDEN
Als het voertuig voornamelijk gebruikt
wordt onder de volgende
omstandigheden:
het rijden op stoffige wegen;
talrijke korte ritten (minder dan
7-8 km) en bij buitentemperaturen
onder het vriespunt;
de motor vaak stationair draait of
lange afstanden worden gereden bij
lage snelheden of als de auto lang niet
wordt gebruikt;de volgende controles dienen vaker te
worden uitgevoerd dan aangegeven in
het Geprogrammeerd
onderhoudsschema:
remblokken van schijfremmen voor
op conditie en slijtage controleren;
slot van motorkap en achterklep op
aanwezigheid van vuil controleren,
schoonmaken en mechanismen
smeren;
visueel de toestand controleren van:
motor, versnellingsbak, transmissie,
slangen en leidingen (uitlaat/brandstof-
en remsysteem) en rubber elementen
(hoezen/slangen /bussen enz.);
laadtoestand accu en niveau
accuvloeistof (elektrolyt) controleren;
conditie van aandrijfriemen van
hulporganen visueel controleren;
motorolie en oliefilter controleren en
zo nodig vervangen;
pollenfilter controleren en zo nodig
vervangen;
luchtfilter controleren en zo nodig
vervangen.
ONDERHOUDS-
PROCEDURE
Het voertuig voldoet aan de
recyclingcriteria en de beoordeling van
sloopvoertuigen die van kracht zijn
sinds 2015.
Daarom is een aantal voertuigen
ontworpen met het oog op uiteindelijke
recyclage.
De onderdelen kunnen eenvoudig
worden gedemonteerd om te worden
teruggewonnen en hergebruikt in de
recyclingindustrie.
Bovendien voldoet het voertuig, dankzij
het geavanceerde ontwerp, de originele
opzet en het geringe brandstofverbruik
aan de geldende milieuwetgeving. We
zetten ons actief in om de uitstoot van
verontreinigende gassen te verlagen en
energie te besparen. Maar de
hoeveelheid verontreinigende gassen
die wordt uitgestoten en het
brandstofverbruik zijn mede van u
afhankelijk. Zorg ervoor dat uw voertuig
correct gebruikt en onderhouden wordt.
Vergeet niet dat door niet-naleving van
de milieuwetgeving de eigenaar van het
voertuig administratieve sancties
kunnen worden opgelegd. Bovendien
maakt het vervangen van de motor, het
brandstofsysteem en uitlaatonderdelen
door andere niet-originele onderdelen
de naleving van de milieuwetgeving
ongeldig.
179
Page 186 of 248

FILTERS
Vervanging van filterelementen
(luchtfilter, pollenfilter, oliefilter, enz.)
wordt verzorgd volgens het
Geprogrammeerde
Onderhoudsschema.
Vervangen
Raadpleeg het Geprogrammeerde
Onderhoudsschema.
ACCU
Bevindt zich onder afdekking 1
fig. 278 en behoeft geen onderhoud. Hij
mag niet worden geopend en er mag
geen vloeistof aan worden toegevoegd.
DE BATTERIJ
VERVANGEN
214) 215) 216) 217) 218) 219)
50) 51) 52)
6)
Aangezien de volgende handeling
ingewikkeld is, raden we u aan contact
op te nemen met het Fiat
Servicenetwerk.Etiket A fig. 279
Volg de instructies op de accu:
2geen open vlammen en niet roken;
3oogbescherming verplicht;
4uit de buurt van kinderen houden;
5explosieve stoffen;
6dit Instructieboek;
7corrosieve stoffen.
BELANGRIJK
214)Plaats de startinrichting altijd op OFF
voordat er in de motorruimte gehandeld
wordt (zie de betreffende informatie in
paragraaf “De motor starten” in hoofdstuk
“Starten en rijden”).
278T36628
279T28705
184
ONDERHOUD EN ZORG