alarm FIAT TALENTO 2021 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2021, Model line: TALENTO, Model: FIAT TALENTO 2021Pages: 248, PDF Size: 4.87 MB
Page 170 of 248

35)De kit is alleen goedgekeurd voor het
oppompen van banden van voertuigen die
oorspronkelijk met de kit zijn uitgerust. De
kit mag nooit gebruikt worden om de
banden van een ander voertuig of andere
voorwerpen (reddingsvesten, luchtbedden,
enz.) mee op te pompen. Let bij het gebruik
van de reparatiebus goed op om spatten
product op de huid te voorkomen. Als het
product in contact komt met de huid, spoel
de huid dan grondig af. Laat de reparatiekit
niet binnen het bereik van kinderen. Laat
lege bussen niet achter in de omgeving.
Lever deze af bij een Fiat Servicepunt of
een afvalverwerkingsbedrijf. De
houdbaarheidsdatum van de bus is
aangegeven op het etiket. Controleer de
houdbaarheidsdatum. Ga naar een Fiat
Servicepunt om de opblaasslang en de
reparatiebus te vervangen.
36)Parkeer het voertuig voordat u de kit
gebruikt dusdanig dat het uit de buurt van
het verkeer staat, zet de
alarmknipperlichten aan, trek de handrem
aan en zorg ervoor dat alle inzittenden het
voertuig verlaten en ver uit de buurt van het
verkeer blijven.
37)Als u langs de rijbaan bent gestopt,
waarschuw dan de overige weggebruikers
dat uw voertuig daar staat door de
gevarendriehoek te plaatsen of andere
wettelijk toegestane middelen in het land
waar u zich bevindt.
38)Voorzichtig: een ontbrekende of slecht
vastgedraaide ventieldop kan van invloed
zijn op de grip van de band en
spanningsverlies veroorzaken. De
ventieldoppen moeten identiek zijn aan de
originele en stevig vastgedraaid worden.39)Rijd na reparaties met de kit niet meer
dan 200 km. Rijd bovendien met lagere
snelheid en ga in ieder geval niet sneller
dan 80 km/h. Het etiket moet op een
zichtbaar gedeelte op het dashboard
worden aangebracht. Afhankelijk van het
land of de plaatselijke wetten, moet een
band die is gerepareerd met de opblaaskit,
worden vervangen.STARTEN MET
HULPACCU
186) 187) 188) 189) 190)
40)
De motor starten die elektrische stroom
levert en op een middelmatig toerental
houden.
Als de accu van een ander voertuig
wordt gebruikt om de motor te starten,
moeten daarvoor de juiste kabels (maat
large) van een Fiat Servicepunt worden
gebruikt. Als u zelf over de juiste kabels
beschikt, moet u controleren of ze in
perfecte staat verkeren.
De twee accu's moeten dezelfde
nominale spanning hebben: 12 V. De
accu die de spanning levert moet een
capaciteit (Ampère/uur, Ah) hebben die
minimaal gelijk is aan die van de lege
accu.
268T36708
168
NOODGEVALLEN
Page 173 of 248

SLEPEN VAN HET
VOERTUIG
196) 197) 198)
41) 42) 43)
He stuurwiel moet niet vergrendeld
worden; de startinrichting moet in stand
"M" (starten) staan om te kunnen
signaleren ("remlichten",
alarmknipperlichten). In het donker
moet de buitenverlichting van het
voertuig aan blijven.
Ontkoppel de aanhanger, indien
aanwezig.
Bovendien moet u de sleepcondities
naleven, vastgesteld door de geldende
regelgevingen in het land waarin u zich
bevindt.
Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
Gebruik nooit de versnelling of de
aandrijfassen om het voertuig te slepen.
Gebruik de ringen uitsluitend voor het
slepen; ze mogen in geen geval
gebruikt worden om het voertuig op te
tillen, direct noch indirect.
Gebruik aan de achterzijde
uitsluitend:
sleeppunt 2 fig. 270 op voertuigen
zonder een sleepsysteem;
sleeppunt 3 fig. 271 op voertuigen
met een sleepsysteem;
Raadpleeg voor de montage van de
trekhaak 3 de installatie-instructies van
de inrichting.Gebruik aan de voorzijde
uitsluitend:
Sleepring 6 fig. 272 (in de
gereedschapskist) en sleeppunt 4.Voorste sleeppunt
Gebruik een schroevendraaier om
bescherming 5 fig. 272 te verwijderen.
Draai de sleepring 4 fig. 272 volledig
vast: (eerst met de hand en dan met de
wielmoersleutel).
BELANGRIJK
196)Alvorens te slepen, moet de
contactsleutel naar de stand M en
vervolgens naar S worden gedraaid,
zonder hem uit het contactslot te nemen.
Als de sleutel uit het contactslot wordt
genomen, wordt automatisch het stuurslot
ingeschakeld waardoor het voertuig niet
kan worden bestuurd.
197)Maak voor de montage van het
sleepoog de schroefdraad zorgvuldig
schoon. Controleer of het sleepoog
volledig op de schroefdraadpen is gedraaid
alvorens het voertuig te slepen. Start de
motor niet wanneer het voertuig wordt
gesleept.
270T36697
271T36698
272T36699
171
Page 177 of 248

ONDERHOUDSSCHEMA
De controles vermeld in het Geprogrammeerd Onderhoudsschema moeten, na het bereiken van 120.000 km/6 jaar, cyclisch
herhaald worden te beginnen vanaf het eerste interval, daarna dezelfde intervallen aanhouden als daarvoor.
km x 100040 80 120 160 200
Jaren246810
Conditie/slijtage banden controleren en bandenspanning,
indien nodig, herstellen; vervaldatum/conditie
"Bandenopblaaskit" controleren (voor bepaalde
versies/markten)
Werking verlichtingssysteem (koplampen,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten, bagageruimte,
interieur, dashboardkastje, lampjes instrumentenpaneel,
enz.) controleren
De vloeistofpeilen controleren en eventueel bijvullen(1) (2)
Uitlaatgasemissie/roetuitstoot controleren
De diagnosestekker gebruiken om de werking van het
brandstoftoevoer-/motormanagementsysteem en de
emissie te controleren; en voor bepaalde versies/markten,
de verslechtering van de motorolie
(1) Bijvullen met vloeistoffen aangeduid in de paragraaf “Vloeistoffen en smeermiddelen” van het hoofdstuk “Technische gegevens” en pas na het controleren dat
het systeem in tact is.
(2) Het verbruik van additieven voor AdBlue (Ureum) emissies is afhankelijk van de gebruikstoestand van het voertuig en wordt aangegeven met een controlelampje
en bericht op het instrumentenpaneel (voor bepaalde versies/markten).
175
Page 181 of 248

PERIODIEKE
CONTROLES
Elke1.000km of vóór een lange reis
controleren en eventueel bijvullen:
niveau motorkoelvloeistof;
remvloeistofpeil;
ruitensproeiervloeistofpeil;
conditie en spanning banden;
werking verlichting (koplampen,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten,
etc.);
werking ruitenwissers/-sproeiers en
stand/slijtage wisserbladen voor/achter.
Elke3.000km controleren en motorolie
bijvullen.
GEBRUIK VAN HET
VOERTUIG ONDER
ZWARE
OMSTANDIGHEDEN
Als het voertuig voornamelijk gebruikt
wordt onder de volgende
omstandigheden:
het rijden op stoffige wegen;
talrijke korte ritten (minder dan
7-8 km) en bij buitentemperaturen
onder het vriespunt;
de motor vaak stationair draait of
lange afstanden worden gereden bij
lage snelheden of als de auto lang niet
wordt gebruikt;de volgende controles dienen vaker te
worden uitgevoerd dan aangegeven in
het Geprogrammeerd
onderhoudsschema:
remblokken van schijfremmen voor
op conditie en slijtage controleren;
slot van motorkap en achterklep op
aanwezigheid van vuil controleren,
schoonmaken en mechanismen
smeren;
visueel de toestand controleren van:
motor, versnellingsbak, transmissie,
slangen en leidingen (uitlaat/brandstof-
en remsysteem) en rubber elementen
(hoezen/slangen /bussen enz.);
laadtoestand accu en niveau
accuvloeistof (elektrolyt) controleren;
conditie van aandrijfriemen van
hulporganen visueel controleren;
motorolie en oliefilter controleren en
zo nodig vervangen;
pollenfilter controleren en zo nodig
vervangen;
luchtfilter controleren en zo nodig
vervangen.
ONDERHOUDS-
PROCEDURE
Het voertuig voldoet aan de
recyclingcriteria en de beoordeling van
sloopvoertuigen die van kracht zijn
sinds 2015.
Daarom is een aantal voertuigen
ontworpen met het oog op uiteindelijke
recyclage.
De onderdelen kunnen eenvoudig
worden gedemonteerd om te worden
teruggewonnen en hergebruikt in de
recyclingindustrie.
Bovendien voldoet het voertuig, dankzij
het geavanceerde ontwerp, de originele
opzet en het geringe brandstofverbruik
aan de geldende milieuwetgeving. We
zetten ons actief in om de uitstoot van
verontreinigende gassen te verlagen en
energie te besparen. Maar de
hoeveelheid verontreinigende gassen
die wordt uitgestoten en het
brandstofverbruik zijn mede van u
afhankelijk. Zorg ervoor dat uw voertuig
correct gebruikt en onderhouden wordt.
Vergeet niet dat door niet-naleving van
de milieuwetgeving de eigenaar van het
voertuig administratieve sancties
kunnen worden opgelegd. Bovendien
maakt het vervangen van de motor, het
brandstofsysteem en uitlaatonderdelen
door andere niet-originele onderdelen
de naleving van de milieuwetgeving
ongeldig.
179
Page 187 of 248

215)Ga zorgvuldig met de accu om, want
de accu bevat zwavelzuur dat niet met
ogen of huid in contact mag komen.
Gebeurt dit toch, spoel dan grondig uit met
water. Raadpleeg, indien nodig, een arts.
Houd de accuonderdelen ver bij open
vlammen, gloeiende voorwerpen en vonken
uit de buurt: ontploffingsgevaar.
216)Let er bij werkzaamheden aan de
motor op dat deze heet kan zijn. Bovendien
zou de koelventilator ieder moment kunnen
gaan draaien. Het
waarschuwingslampje herinnert u aan
deze omstandigheid. Gevaar voor letsel.
217)Accuvloeistof is giftig en corrosief.
Vermijd contact met huid en ogen. Houd
open vuur en vonkvormende apparaten uit
de buurt van de accu: brand- en
explosiegevaar.
218)Als de accu met onvoldoende
vloeistof werkt, kan dit de accu
onherstelbaar beschadigen en een explosie
veroorzaken.
219)Bij werkzaamheden aan de accu of in
de buurt van de accu, moeten de ogen
altijd met een speciale bril beschermd
worden.
BELANGRIJK
50)Aangezien een specifieke accu is
gebruikt, moet deze worden vervangen met
een equivalent. Wend u tot het Fiat
Servicenetwerk.
51)Onjuiste installatie van elektrische en
elektronische apparatuur kan leiden tot
ernstige schade aan het voertuig. Indien u
na het aanschaffen van het voertuig
accessoires (alarm, mobiele telefoon, enz.)
wilt installeren, neem dan contact op met
het Fiat Servicenetwerk, waar u advies kunt
krijgen over de meest geschikte apparatuur
en bovendien over de noodzaak van een
sterkere accu.
52)Als het voertuig langere tijd niet
gebruikt wordt onder extreem koude
weersomstandigheden, dan moet de accu
worden verwijderd en op een verwarmde
plaats worden bewaard om bevriezing te
voorkomen.
BELANGRIJK
6)Accu’s bevatten stoffen die zeer
gevaarlijk zijn voor het milieu. Neem voor
het vervangen van de accu contact op met
het Fiat Servicenetwerk.
WIELEN EN BANDEN
VEILIGHEIDSINFORMATIE
De banden zijn de enige contactpunten
van het voertuig met het wegdek en
moeten daarom goed onderhouden
worden.
De plaatselijke wetgeving omtrent
verkeersregels moet worden
opgevolgd.
220) 221) 222) 223) 224)
53) 54)
ONDERHOUD
De banden moeten altijd in goede
conditie verkeren en het profiel moet dik
genoeg zijn; de banden goedgekeurd
door Fiat zijn voorzien van
slijtage-indicatoren 1 fig. 280 die
bestaan uit verhogingen in de
profieldikte.
280T31546
185
Page 238 of 248

PROBLEEM MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN
Sturen wordt zwaar.Stuurbekrachtiging oververhit.Rij voorzichtig, met een lage snelheid, en
neem de voor het draaien van de wielen
benodigde mate van inspanning op het
stuurwiel in overweging. Neem contact op
met het Fiat Servicenetwerk. Storing elektrische servomotor.
Storing servosysteem.
Trillingen.Lage bandenspanning, slecht gebalanceerde
of beschadigde banden.Controleer de bandenspanning; als het
defect aanhoudt, laat het dan controleren bij
een Fiat Servicepunt.
De motor raakt oververhit. De
temperatuurindicator van de koelvloeistof
staat in de alarmzone en het controlelampje
STOPgaat aan.De koelventilator werkt niet meer.Zet het voertuig stil, zet de motor af en neem
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
Koelvloeistoflek.Controleer het koelvloeistofreservoir: er zou
vloeistof in moeten zitten. Is dat niet het
geval, neem dan zo snel mogelijk contact op
met het Fiat Servicenetwerk.
Koelvloeistof kookt in het reservoir.
64)Mechanisch defect: hoofdpakking
beschadigd.Zet de motor af en neem contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
Elektrische systemen
Ruitenwissers voorruit werken niet.Wisserbladen voorruit geblokkeerd.Maak het wisserblad los voordat de
ruitenwisser wordt bewogen.
Defect elektrisch circuit.Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
Zekering beschadigd.Vervang de zekering (of laat hem vervangen),
onder verwijzing naar de paragraaf
“Zekeringen passagiersruimte” in hoofdstuk
“In een noodgeval”.
De ruitenwisser van de voorruit stopt niet. Defecte elektrische bedieningen.Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
Richtingaanwijzers knipperen sneller. Lamp doorgebrand.Raadpleeg de paragraaf "Een lamp
vervangen" in het hoofdstuk "Noodgevallen".
236
TECHNISCHE GEGEVENS
Page 245 of 248

ALFABETISCH
REGISTER
ABS (Anti-lock Braking System) . . .135
Accu....................184
Accu opladen...............170
Achterste hoofdsteun...........28
Actieve veiligheidssystemen......135
AdBlue (Ureum) additief tank......46
Alarmlichten................153
Autoradio..................73
Bagage-afdekplaat............74
Banden...................200
Bandenopblaaskit............166
Bedieningspaneel en
boordinstrumenten...........93
Binnenverlichting.............40
Brandstofverbruik............228
Buitenspiegels...............36
Buitenverlichting..............37
Dagrijlichten..............37
Dimlicht.................37
Grootlicht................38
Hoogteregeling koplampen.....38
Mistachterlicht.............38
Mistvoorlichten.............38
Richtingaanwijzers..........39
Stadslicht................37
Camera achterzijde...........61Cargo volumes..............210
Carrosserie................189
CO2-emissie...............230
Cruisecontrol (snelheidsregelaar)....74
De auto parkeren............145
Dieselversiespecifieke
kenmerken................80
Display....................83
Door de klant gekochte
accessoires................5
Enkele achterstoelen...........30
ESC-systeem
(Electronic Stability Control). . . .136
Filters...................184
Frontairbags................104
Frontairbag passagierszijde en
kinderzitje...............105
Frontairbags bestuurder en
passagier . . . . . . . . . . . . . . .104
Gebruik van de versnellingsbak . . .144
Gebruik van het voertuig onder
zware omstandigheden
(geprogrammeerd
onderhoudsschema).........179
Geprogrammeerd onderhoud.....174
Gordelspanners.............104
Handbediende klimaatregeling....52
Handrem..................145
Heuvelopwaarts wegrijden met
behulp van Hill Holder........137Hoofdsteun.................28
Huls......................66
i-Size-kinderzitjes............123
Identificatiegegevens..........194
Installatie elektrische en
elektronische systemen.........5
Interieur..................191
Interieuruitrusting.............66
Zonnekleppen.............66
Kinderzitjes
ISOFIX-bevestigingssysteem . . .123
Kinderen veilig vervoeren......109
Kinderzitje monteren met de
veiligheidsgordels..........111
Klimaatregeling............49,222
Lamp binnenverlichting
vervangen...............153
Lamp buitenverlichting
vervangen...............155
Luchtroosters................51
Maat....................201
Milieubescherming............79
Motor....................195
Motorkap..................64
Multimedia-apparatuur..........73
Onderhoudsprocedure........179
Onderhoudsschema..........175
Opbergvak.................66
Parkeerradar................59