stop start FIAT TIPO 5DOORS STATION WAGON 2018 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2018, Model line: TIPO 5DOORS STATION WAGON, Model: FIAT TIPO 5DOORS STATION WAGON 2018Pages: 304, PDF Size: 7.65 MB
Page 206 of 304

Zo wordt het zout of de onzuiverheden
die verzameld worden tijdens het rijden
verwijderd.
Langdurige werking van de
ruitenwissers op droog glas leidt tot
verslechtering van de wisrubbers,
alsook tot schuurplekken op het glazen
oppervlak. Om de verontreinigingen van
de droge ruit te verwijderen, moeten
altijd de
ruitensproeiers/achterruitsproeier
worden bediend.
Controleer als de buitentemperatuur erg
laag is (onder 0 °C) of de wisrubbers
niet aan de ruit zijn vastgevroren
voordat u de ruitenwissers bedient.
Gebruik zo nodig een antivriesmiddel
om de wissers vrij te maken.
Gebruik de wisserbladen nooit om
opgehoopte sneeuw of ijs te
verwijderen.
Vermijd bovendien dat de rubberen
wisserbladen in contact komen met
petroleumderivaten zoals motorolie,
benzine, enz.
BELANGRIJK De te verwachten
gebruiksduur van de wisserbladen van
de voorruit en de achterruit varieert
afhankelijk van de gebruiksfrequentie.
Het is in elk geval raadzaam de
wisserbladen ongeveer jaarlijks te
vervangen. Wanneer de wisserbladen
versleten zijn, kunnen ze lawaai gaanmaken, vlekken op het glas of
waterstrepen veroorzaken. Als dat het
geval is, de wisserbladen schoonmaken
of, indien nodig, vervangen.
BELANGRIJK Rijden met versleten
wisserbladen is bijzonder gevaarlijk,
omdat het zicht onder slechte
weersomstandigheden wordt beperkt.
De wisserbladen van de
ruitenwisser omhoog zetten (functie
"Service position")
Dankzij de functie "Service Position"
kan de bestuurder de wisserbladen
eenvoudiger vervangen, door ze tegen
sneeuw te beschermen.
Inschakeling van de functie
Schakel, om deze functie in te
schakelen, de ruitenwissers uit
(draaischakelaar 1 fig. 211 in stand
)
voordat u de startinrichting op STOP
zet.
Deze functie kan alleen binnen
2 minuten nadat de startinrichting op
STOP is gezet ingeschakeld worden.
Beweeg, voor inschakeling van deze
functie, de hendel minstens een halve
seconde omhoog (onstabiele stand).Elke keer dat de functie correct
ingeschakeld wordt, bewegen de
bladen om de goede ontvangst van het
commando aan te geven.
Dit commando kan maximaal drie keer
herhaald worden. Bij de vierde herhaling
van het commando wordt de functie
uitgeschakeld.
Indien, na gebruik van deze functie, de
startinrichting teruggezet wordt op MAR
met de wisserbladen in een andere
stand dan de ruststand (onderaan op
de voorruit), dan zullen ze alleen
terugkeren naar de ruststand na een
commando afkomstig van de hendel
(hendel omhoog, naar onstabiele stand)
of wanneer een snelheid van 5 km/h
wordt overschreden.
211P2000173
204
ONDERHOUD EN ZORG
Page 207 of 304

Uitschakeling van de functie
De functie wordt uitgeschakeld als:
2 minuten verstreken zijn nadat de
startinrichting op STOP werd gezet;
de startinrichting op MAR wordt
gezet en de wisserbladen in ruststand
staan;
het commando voor de functie
viermaal herhaald is.
Wisserbladen voorruit vervangen
Ga als volgt te werk:
hef de wisserarm op, druk op knop 1
fig. 212 van de springveer en verwijder
het wisserblad van de arm;
monteer het nieuwe wisserblad door
het lipje in de speciale zitting op de
wisserarm te blokkeren;
laat de wisserarm voorzichtig op de
ruit zakken.
BELANGRIJK Schakel de ruitenwissers
niet met van de ruit opgeheven
wisserbladen in.
Wisserblad achterruit vervangen
Ga als volgt te werk:
zet de twee lipjes uit elkaar, zoals
aangegeven door de pijlen, en draai
afdekking 1 fig. 213 naar buiten;
draai moer 2 los en verwijder arm
3 van de middelste pin;
lijn de nieuwe arm goed uit;
draai moer 2 helemaal vast en plaats
afdekking 1 terug.
Vloeistof voor ruitensproeiers
voor/achter
De ruitensproeiers fig. 214 en
fig. 215 zijn niet verstelbaar. Als de
ruitensproeiers niet werken, controleer
dan eerst of er ruitensproeiervloeistof in
het reservoir zit (zie paragraaf
“Motorruimte” in dit hoofdstuk).Gebruik alleen de voorgeschreven
vloeistof, gebruik niet alleen water.
Controleer vervolgens of de
sproeigaatjes niet verstopt zijn. Gebruik
zo nodig een naald om ze te
ontstoppen.
21209046J0002EM
213P103190A-000-000
21409046J0003EM
215P1030145-000-000
205
Page 211 of 304

als voor het wassen van het voertuig
hogedrukreinigers worden gebruikt,
houd dan een afstand van minimaal
40 cm t.o.v. de carrosserie aan om
beschadiging of aantasting te
voorkomen. Stagnerend water kan op
lange termijn leiden tot schade aan het
voertuig;
maak de carrosserie, indien
mogelijk, eerst nat met een waterstraal
onder lage druk;
was de carrosserie met een zachte
spons met een lichte zeepoplossing en
spoel de spons regelmatig uit;
spoel goed af met schoon water en
droog met een luchtstraal of een
zeemleren lap.
Droog de minder zichtbare delen (bijv.
randen van portieren, motorkap,
koplampranden) zorgvuldig, aangezien
in deze zones water makkelijker kan
stagneren. Was de auto nooit als hij in
de zon heeft gestaan of als de
motorkap nog warm is: de glans van de
lak kan afnemen.
De kunststof carrosseriedelen moeten
op dezelfde wijze als de rest van het
voertuig gewassen worden.
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
Parkeer de auto zo min mogelijk onder
bomen; de hars die uit de bomen
druppelt, maakt de lak mat en vergroot
de kans op roestvorming.Vogelpoep moet zo snel en zo goed
mogelijk verwijderd worden, omdat
hierin bijzonder agressieve zuren
aanwezig zijn.
Ruiten
Gebruik specifieke
schoonmaakmiddelen en schone,
zachte doeken om krassen en
beschadigingen te voorkomen.
BELANGRIJK Veeg het
binnenoppervlak van de achterruit
voorzichtig met een doek af, en volg
hierbij de richting van de elektrische
weerstandsdraden om de
achterruitverwarming niet te
beschadigen.
Koplampen
Gebruik een zachte, vochtige doek die
in water met een specifiek
autowasmiddel is gedrenkt.
BELANGRIJK Gebruik nooit
aromatische stoffen (bijv. benzine) of
ketonen (bijv. aceton) om de kunststof
lampenglazen van de koplampen te
reinigen.
BELANGRIJK Als de auto met een
hogedrukreiniger wordt gewassen,
moet de straal op minstens 20 cm van
de koplampen worden gehouden.
Motorruimte
Spuit de motorruimte na het
winterseizoen zorgvuldig uit: hierbij mag
de waterstraal niet rechtstreeks op de
elektronische regeleenheden of op de
motoren van de ruitenwissers worden
gericht. Laat deze werkzaamheden
uitvoeren door een gespecialiseerd
bedrijf.
BELANGRIJK Voor het uitspuiten van
de motorruimte moet de startinrichting
in de stand STOP staan en de motor
koud zijn. Controleer na het reinigen of
de verschillende beschermingen (bijv.
rubberen doppen en kappen) niet
verwijderd of beschadigd zijn.
BELANGRIJK
87)Om de esthetische eigenschappen van
de lak te behouden, mogen er geen
schuur- en/of polijstmiddelen voor het
reinigen van het voertuig worden gebruikt.
209
Page 254 of 304

SYSTEEM IN-/
UITSCHAKELEN
Het systeem wordt in-/uitgeschakeld
door het indrukken van de
toets/knop.
Draai de toets/knop respectievelijk
rechtsom/linksom om het radiovolume
te verhogen/verlagen. De elektronische
volumeregeling kan continu (360°) in
beide richtingen, zonder stopposities,
worden gedraaid.
RADIO (TUNER) MODUS
Het systeem is voorzien van de
volgende tuners: AM, FM en DAB (voor
bepaalde versies/markten).
Selectie radio-modus
Druk op de RADIO-toets op het
voorpaneel om de radio in te schakelen.
Keuze golfband
De verschillende tunerfuncties kunnen
gekozen worden door de RADIO-toets
op het voorpaneel in te drukken.
Aanwijzingen op het display
Nadat het gewenste radiostation op het
display is gekozen, wordt de volgende
informatie getoond (INFO-functie
ingeschakeld):
In het bovenste gedeelte: het
voorkeuzestation, de tijd en de overige
actieve radio-instellingen worden
aangegeven.In het middelste gedeelte: de naam van
het huidige station, de frequentie en
tekstinformatie (indien aanwezig)
worden weergegeven.
Lijst FM-stations
Druk op de toets/knop BROWSE
ENTER om de volledige lijst van de
FM-stations die ontvangen kunnen
worden weer te geven.
Opslaan van AM/FM-radiostations
De voorkeuzestations zijn in alle
systeemmodi beschikbaar en kunnen
gekozen worden door een van de
voorkeuzetoetsen1-2-3-4-5-6op het
frontpaneel aan te raken. Als op een
radiostation is afgestemd dat
opgeslagen moet worden, druk dan op
de betreffende voorkeuzetoets en houd
deze ingedrukt totdat ter bevestiging
een geluidssignaal wordt afgegeven.
Selectie AM/FM radiostation
Om het gewenste radiostation te
zoeken, op de toetsen
of
drukken of aan het wieltje van de
bedieningselementen op het stuurwiel
draaien, of aan de knop "BROWSE
ENTER" draaien.Vorige/volgende radiostation
zoeken
Druk kort op de toetsen
ofop
het display: wanneer de toets wordt
losgelaten, wordt het volgende of vorige
radiostation getoond.
Snel vorige/volgende radiostation
zoeken
Houd de toets
ofingedrukt
om het snel zoeken te starten: wanneer
de toets wordt losgelaten, hoort men
het eerste radiostation waarop
afgestemd kan worden.
MEDIA-MODUS
Interactie-modi voor AUX (indien
aanwezig), USB werking.
Audiobron selecteren
Om de gewenste audiobron onder de
beschikbare bronnen te selecteren:
AUX (indien aanwezig) of USB, druk op
MEDIA.
Druk op de toets BROWSE ENTER en
selecteer mappen dan kaart, om
muzieknummers op de cd-kaart (waar
de telefoon het toestaat) van de
mobiele telefoon te selecteren en af te
spelen.
BELANGRIJK Sommige
multimediaspelers zijn mogelijk niet
compatibel met hetUconnect™.
252
MULTIMEDIA
Page 265 of 304

AUX-BRON(indien aanwezig)
Om de AUX-modus in te schakelen,
een geschikt apparaat aansluiten op de
AUX-aansluiting in het voertuig.
Als een apparaat wordt ingebracht met
een AUX-stekker, dan begint het
systeem de aangesloten AUX-bron af te
spelen als deze reeds op weergave is
ingesteld.
Stel het volume in met de toets/knop
op het voorpaneel of met de
volume-instelknop op het aangesloten
apparaat.
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
De functies van het apparaat dat
aangesloten is op het AUX-stopcontact
worden rechtstreeks geregeld door het
apparaat zelf; het is niet mogelijk om
nummer/map/playlist te veranderen of
start/einde/pauze te bedienen met de
bedieningstoetsen op het voorpaneel of
die op het stuurwiel.
Laat de kabel van uw draagbare speler
niet in de AUX-aansluiting zitten om
mogelijk geruis van de luidsprekers te
voorkomen.
TELEFOONMODUS
ACTIVERING TELEFOONMODUS
Druk op de knop PHONE op het
voorpaneel om de Telefoonmodus in te
schakelen.OPMERKING Als u de lijst met mobiele
telefoons en ondersteunde functies wilt
te raadplegen, gaat u naar de website
www.DriveUconnect.eu.
Met de knoppen op het display kan
men:
het telefoonnummer kiezen (met
behulp van het grafische toetsenbord
op het display);
de contacten in het telefoonboek van
de mobiele telefoon weergeven en
bellen;
de contacten uit de registers van
vorige gesprekken weergeven en
bellen;
een maximum van 10 telefoons/
audioapparaten koppelen om de
toegang en de verbinding eenvoudiger
en sneller te maken;
gesprekken van het systeem naar
de mobiele telefoon en andersom
overzetten en het geluid van de
microfoon uitschakelen bij
privégesprekken.
Het geluid van de mobiele telefoon
wordt over het audiosysteem van het
voertuig uitgezonden: het systeem
schakelt automatisch het geluid van de
autoradio uit wanneer de
Telefoonfunctie wordt gebruikt.MOBIELE TELEFOON KOPPELEN
BELANGRIJK Voer deze handeling uit
bij stilstaand voertuig en onder veilige
omstandigheden; deze functie is
uitgeschakeld wanneer het voertuig
rijdt.
Hieronder wordt de
koppelingsprocedure van de mobiele
telefoon beschreven: raadpleeg in elk
geval ook de handleiding van de
mobiele telefoon.
Ga als volgt te werk voor het koppelen
van de mobiele telefoon:
schakel de functieBluetooth®
in op
de mobiele telefoon;
druk op de knop PHONE op het
voorpaneel;
als er nog geen telefoon aan het
systeem gekoppeld is, toont het display
een speciaal scherm;
selecteer "Ja" om het
registratieproces te starten, zoek
daarna naar deUconnect™-
voorziening op de mobiele telefoon (als
daarentegen "Nee" geselecteerd wordt,
ziet u het hoofdscherm van de
telefoon);
voer, als de mobiele telefoon hierom
vraagt, de PIN-code getoond op het
display van het systeem in op het
toetsenbord van uw telefoon of
bevestig de op de mobiele telefoon
getoonde PIN;
263
Page 279 of 304

USB-BRON
Om de USB-modus te activeren, moet
het betreffende USB-apparaat
aangesloten worden op de USB-poort
die zich op de tunnelconsole bevindt.
Wanneer er bij ingeschakelde radio een
USB-apparaat wordt geplaatst en
wanneer de functie “AutoPlay” is
ingesteld op ON in het menu “Audio”,
begint het de nummers op het apparaat
af te spelen.
Opmerking De radio kan het nummer
dat wordt gespeeld veranderen door
het wijzigen van het naam-apparaat in
de Bluetoothinstellingen van de telefoon
(waar voorzien(, als het apparaat is
aangesloten via USB na de
bluetoothverbinding.
BELANGRIJK Na gebruik van een
USB-oplaadaansluiting, wordt
aangeraden het apparaat (smartphone)
los te koppelen, waarbij de kabel altijd
eerst uit de aansluiting van het voertuig
verwijderd moet worden, nooit eerst
vanaf het apparaat fig. 230. Kabels die
blijven rondslingeren of aangesloten
blijven, kunnen de correcte
oplaadfunctie en/of de conditie van de
USB-poort aantasten.AUX-BRON(indien aanwezig)
Om de AUX-modus in te schakelen,
een geschikt apparaat aansluiten op de
AUX-aansluiting in het voertuig.
Als een apparaat wordt ingebracht met
een AUX-stekker, dan begint het
systeem de aangesloten AUX-bron af te
spelen als deze reeds op weergave is
ingesteld.
Stel het volume in met de toets/knop
op het voorpaneel of met de
volume-instelknop op het aangesloten
apparaat.
De functie “Compensatie AUX volume"
kan alleen worden geselecteerd in de
Audio-instellingen als de AUX-bron atief
is.BELANGRIJKE OPMERKINGEN
De functies van het apparaat dat
aangesloten is op het AUX-stopcontact
worden rechtstreeks geregeld door het
apparaat zelf; het is niet mogelijk om
nummer/map/playlist te veranderen of
start/einde/pauze te bedienen met de
bedieningstoetsen op het voorpaneel of
die op het stuurwiel.
Laat de kabel van uw draagbare speler
niet in de AUX-aansluiting zitten om
mogelijk geruis van de luidsprekers te
voorkomen.
TELEFOONMODUS
ACTIVERING TELEFOONMODUS
Druk op de knop "Telefoon" op het
display om de telefoonmodus in te
schakelen.
OPMERKING Als u de lijst met mobiele
telefoons en ondersteunde functies wilt
te raadplegen, gaat u naar de website
www.DriveUconnect.eu.
Met de knoppen op het display kan
men:
het telefoonnummer kiezen (met
behulp van het grafische toetsenbord
op het display);
de contacten in het telefoonboek van
de mobiele telefoon weergeven en
bellen;
230P2000169
277
Page 301 of 304

Rijhulpsystemen..............79
Ruiten (reinigen).............209
Ruitenwisser
ruitenwisserbladen vervangen . .205
Ruitenwisser/-sproeier..........27
"Intelligente" wis-/wasfunctie....27
Ruitenwissers/achterruitwisser.....27
SBR (Seat Belt Reminder).......88
SBR-systeem (Seat Belt
Reminder)................88
Slepen van het voertuig........176
Sleutel verwijderen (automatische
versnellingsbak)............173
Sleutels...................10
sleutel met afstandsbediening . . .10
Sneeuwkettingen............207
Snelheidsbegrenzer...........124
SRS (aanvullend
veiligheidssysteem)..........105Starten met hulpaccu..........169
Stoelen....................15
Stop/Start-systeem...........121
Stuurslot...................12
Stuurwiel...................21
Tabel met.................230
Tanken...................141
Tankprocedure..............142
Tanken in een noodgeval......142
TC (systeem)................76
Technische gegevens..........213
TSC (systeem)...............77
Uconnect™ 5” LIVE —
Uconnect™ 5” Nav LIVE......256
Uconnect™ 7" HD LIVE -
Uconnect™ 7" HD Nav LIVE. . . .269
Uconnect™ Radio............246
Veiligheidsgordels............86Velgen en banden (afmetingen). . . .218
Veranderingen/wijzigingen aan het
voertuig..................4
Versie met LPG-systeem........42
Vloeistoffen en smeermiddelen. . . .233
Vooraanspanners.............90
Krachtbegrenzers...........91
Voorstoelen (handmatig
verstelbaar)...............15
Wielen...................217
Wielen en banden............207
Zekeringen (vervangen)........156
Zekeringenkasten............156
Zijairbag..................109
Zijpanelen (TIPO STATION
WAGON versie).............41