alarm Hyundai Genesis Coupe 2011 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: HYUNDAI, Model Year: 2011, Model line: Genesis Coupe, Model: Hyundai Genesis Coupe 2011Pages: 377, PDF Size: 35.65 MB
Page 16 of 377

23
Uw auto in één oogopslag
DASHBOARD, OVERZICHT
OBK019002B020000ABH-EE1. Instrumentenpaneel ...........................4-41
2. Claxon ................................................4-36
3. Airbag bestuurder ..............................3-43
4. Schakelaar ruitenwissers en
-sproeiers...........................................4-72
5. Contactslot of toets ENGINE START/STOP* ...............................5-5, 5-8
6.
Schakelaar alarmknipperlichten ...4-64, 6-2
7. Verwarmings- en ventilatiesysteem .................................................4-68, 4-77
8. Stoelverwarming ..................................3-8
9. Airbag voorpassagier*........................3-44
* indien van toepassing
Page 76 of 377

4
Sleutels / 4-3 Smart key / 4-6
Portiervergrendeling met afstandsbediening / 4-10Antidiefstalsysteem / 4-13Sloten / 4-16Achterklep / 4-20Ruiten / 4-22Motorkap / 4-26
Tankdopklep / 4-28 Schuif-/kanteldak / 4-31
Stuurwiel / 4-35Spiegels / 4-37Instrumentenpaneel / 4-41Parkeerhulp / 4-61Alarmknipperlichten / 4-64
Verlichting / 4-64
Ruitenwissers en ruitensproeiers / 4-72Interieurverlichting / 4-74Ontwaseming / 4-76
Handbediend verwarmings- en ventilatiesysteem / 4-77
Automatisch verwarmings- en ventilatiesysteem / 4-86
Voorruit ontdooien en ontwasemen / 4-96
Kenmerken van uw auto
Page 81 of 377

Kenmerken van uw auto
6
4
D040000ABK
Met de Smart Key kunt u de portieren (en
achterklep) ver- en ontgrendelen en zelfs
de motor starten zonder dat u de sleutel
ergens in hoeft te steken. De toetsen op
de Smart Key werken hetzelfde als die
van de afstandsbediening. (Raadpleeg
"Portiervergrendeling metafstandsbediening" in dit hoofdstuk.) D040100ABK
Smart Key-functies
Wanneer u de Smart Key bij u hebt, kunt
u de portieren vergrendelen en
ontgrendelen. U kunt ook de motor
starten. Meer informatie hierover vindt u
in de volgende paragraaf. D040101ABK
Vergrendelen
Alle portieren worden vergrendeld als u
op de toetsen in de portiergrepen van de
voorportieren drukt terwijl alle portieren
gesloten zijn. De alarmknipperlichten
knipperen eenmaal om aan te geven dat
alle portieren vergrendeld zijn. De toets
werkt alleen als de Smart Key zich
binnen een afstand van 0,7~1 m van de
portiergrepen aan de buitenzijde bevindt.
Als u wilt controleren of een portier is
vergrendeld, kunt u het beste de
vergrendelknop in de auto controleren of
aan de portiergreep aan de buitenzijde
trekken.Ook al drukt u op de toets, de portieren
worden niet vergrendeld en de zoemer
klinkt in een van de volgende situaties:
De Smart Key bevindt zich in de auto.
Het contact staat in stand ACC of ON.
Een portier, maar niet de achterklep, is
open.
D040102ABK
Ontgrendelen
Alle portieren worden ontgrendeld als u
op de toetsen in de portiergrepen van de
voorportieren drukt terwijl alle portieren
gesloten en vergrendeld zijn. De
alarmknipperlichten knipperen tweemaal
om aan te geven dat alle portieren
ontgrendeld zijn. De toets werkt alleen
als de Smart Key zich binnen een
afstand van 0,7~1 m van de
portiergrepen aan de buitenzijde bevindt.
Als de Smart Key zich binnen 0,7~1
meter van de portiergrepen aan de
buitenzijde bevindt, kunnen ook
personen zonder Smart Key een portieropenen.
SMART KEY (INDIEN VAN TOEPASSING)
OYF049211OBK049002
Page 85 of 377

Kenmerken van uw auto
10
4
PORTIERVERGRENDELING MET AFSTANDSBEDIENING (INDIEN VAN TOEPASSING)
Werking centrale
portiervergrendeling metafstandsbediening D020101ABK-EE
Vergrendelen (1)
Druk op deze toets om alle portieren te
vergrendelen. Als alle portieren gesloten zijn, knipperen
de alarmknipperlichten eenmaal om aan
te geven dat de portieren vergrendeldzijn.
Als echter een portier is geopend,
werken de alarmknipperlichten niet. Als
alle portieren (en de achterklep) met de
vergrendeltoets zijn vergrendeld,
knipperen de alarmknipperlichten. D020102ABK-EE
Ontgrendelen (2)
Druk op deze toets om alle portieren te
ontgrendelen.
De alarmknipperlichten knipperen
tweemaal om aan te geven dat alle
portieren ontgrendeld zijn.
Na het indrukken van deze toets zullen
de portieren echter automatisch worden
vergrendeld, tenzij u binnen 30 seconden
een van de portieren opent.
D020104ABK-EE
Ontgrendelen achterklep (3)
Als deze toets gedurende ten minste 1
seconde wordt ingedrukt, wordt de
achterklep ontgrendeld. Als de
achterklep wordt geopend en gesloten
terwijl alle portieren zijn vergrendeld,
wordt de achterklep automatisch
vergrendeld. D020105AEN
Paniek (4) (indien van toepassing)
De claxon klinkt en de
alarmknipperlichten knipperen ongeveer
30 seconden als deze toets wordt
ingedrukt. Druk op een willekeurige toetsop de afstandsbediening om de claxon
en alarmknipperlichten te stoppen.
OBK049114N
OYF049213
Type A
Type B
Page 88 of 377

413
Kenmerken van uw auto
D030000APB
Dit systeem is ontworpen om inbraak in
de auto te voorkomen. Het systeem heeft
drie standen: in de eerste is het alarm
ingeschakeld, in de tweede stand klinkt
het alarm en in de derde stand is het
alarm uitgeschakeld. Als het systeem
wordt geactiveerd, klinkt er een alarm en
knipperen de alarmknipperlichten.D030100ABK
Antidiefstalsysteem ingeschakeld
Parkeer de auto en zet de motor uit.
Schakel het alarm in zoals hieronder
beschreven is.
1. Verwijder de sleutel uit het contact.
2. Controleer of alle portieren, de
motorkap goed gesloten zijn.
3. afstandsbediening (of smart key).
Na het voltooien van bovenstaande stappen knipperen de
alarmknipperlichten eenmaal om aan
te geven dat het alarm is
ingeschakeld.
Als een portier, de achterklep of de
motorkap is geopend, werken de
alarmknipperlichten niet en wordt hetantidiefstalsysteem niet
ingeschakeld. Als vervolgens alle
portieren, de achterklep en de
motorkap zijn gesloten, zullen de
alarmknipperlichten eenmaalknipperen.
Vergrendel de portieren door de toets op de portiergreep aan de buitenzijde
in te drukken terwijl u de Smart Key
bij u hebt. Na het voltooien van
bovenstaande stappen knipperen de
alarmknipperlichten eenmaal om aan
te geven dat het antidiefstalsysteem
is ingeschakeld. Als een portier, de achterklep of de
motorkap is geopend, werken de
alarmknipperlichten niet en wordt het
antidiefstalsysteem niet ingeschakeld.
Sluit alle portieren, de achterklep en
de motorkap en probeer de portieren
opnieuw te vergrendelen om het
systeem in te schakelen.
Schakel het alarm pas in als alle passagiers de auto hebben verlaten.
Als het alarm wordt ingeschakeldterwijl er nog iemand in de auto zit,
wordt het alarm geactiveerd als
diegene de auto verlaat. Als binnen
30 seconden na het inschakelen van
het alarm een portier, de achterklep
of de motorkap wordt geopend,
wordt het systeem uitgeschakeld
om onnodig activeren van het alarm
te voorkomen.
ANTIDIEFSTALSYSTEEM (INDIEN VAN TOEPASSING)
Antidiefstal
systeem
ingescha
-keld
Alarm
geacti-veerd
Alarm
uitgescha-keld
Page 89 of 377

Kenmerken van uw auto
14
4
D030200ABH-EE
Alarm geactiveerd
Het alarm wordt geactiveerd als een van
de volgende situaties zich voordoet
terwijl het alarm is ingeschakeld.
Een portier wordt zonder de
afstandsbediening (of de Smart Key) geopend.
De achterklep wordt zonder de afstandsbediening (of de Smart Key)geopend.
✽✽ AANWIJZING
Als de achterklep wordt geopend met de afstandsbediening (of de Smart Key),wordt het alarm niet geactiveerd, maarblijft het alarmsysteem ingeschakeld.Als de achterklep wordt geopend engesloten, wordt de achterklep
vergrendeld en het alarm automatischingeschakeld.
De motorkap wordt geopend. De claxon klinkt en de
alarmknipperlichten knipperen
gedurende ongeveer 30 seconden. Het
alarm kan worden uitgeschakeld door de
portieren te ontgrendelen met de
afstandsbediening (of de Smart Key). D030400ABK-EE
Alarm uitgeschakeld
Het systeem wordt uitgeschakeld
wanneer de portieren worden
ontgrendeld met de afstandsbediening
(of de Smart Key).
Nadat de portieren zijn ontgrendeld,
knipperen de alarmknipperlichten
tweemaal om aan te geven dat het alarm
is uitgeschakeld.
Als er op de ontgrendeltoets van de
afstandsbediening wordt gedrukt en er
binnen 30 seconden geen portier wordt
geopend, wordt het alarm weer
ingeschakeld.
✽✽
AANWIJZING
Page 90 of 377

415
Kenmerken van uw auto
Controlelampje beveiliging
(indien van toepassing)
Wanneer u het alarm inschakelt, gaat het
controlelampje van de beveiliging (1)
gedurende ongeveer 30 seconden
branden. Vervolgens knippert het
controlelampje van de beveiliging
continu. Wanneer u het systeem
uitschakelt en het contact in stand ACC
of ON zet, dooft het controlelampje van
de beveiliging.
OBK049133N
Page 128 of 377

453
Kenmerken van uw auto
D150305AFD
Richtingaanwijzers
De knipperende groene pijlen geven aan
aan welke kant van de auto de
richtingaanwijzers knipperen. Als de pijl
gaat branden maar niet knippert, sneller
knippert dan normaal of helemaal niet
gaat branden, is er een defect in het
richtingaanwijzersysteem aanwezig.
Neem voor reparatie contact op met uw
dealer. Dit controlelampje gaat ook knipperen
wanneer de schakelaar voor de
alarmknipperlichten ingedrukt wordt.D150306AUN
Controlelampje grootlicht
Dit controlelampje gaat branden als het
grootlicht wordt ingeschakeld of een
lichtsignaal wordt gegeven. D150331ABH
Controlelampje achterlicht
(indien van toepassing)
Het lampje gaat branden wanneer de
achterlichten of koplampen branden. D150307AEN
Oliedruklampje
Dit waarschuwingslampje geeft aan dat
de oliedruk van de motor laag is.
Als het waarschuwingslampje tijdens het
rijden gaat branden:
1. Rijd voorzichtig naar de kant van de
weg en breng de auto tot stilstand.
2. Controleer het motoroliepeil wanneer de motor uit is. Vul indien nodig olie bij
wanneer het peil laag is.
Neem contact op met een officiële
HYUNDAI Erkend Reparateur als het
waarschuwingslampje na het bijvullen
blijft branden of als er geen olie
beschikbaar is.
OPMERKING
Als de motor niet direct uit wordt gezet nadat het oliedruklampje isgaan branden, kan er ernstigemotorschade ontstaan.
Page 139 of 377

Kenmerken van uw auto
64
4
D180000AUN
De alarmknipperlichten moeten worden
gebruikt als u door omstandigheden
gedwongen bent de auto op een
gevaarlijke plaats tot stilstand te
brengen. Zet, als u de auto innoodsituaties tot stilstand moet brengen,
de auto zo ver mogelijk naast de rijbaan.
De alarmknipperlichten worden
ingeschakeld door de schakelaar voor de
alarmknipperlichten in te drukken.
Hierdoor gaan alle richtingaanwijzers
tegelijk knipperen. De
alarmknipperlichten werken ook als desleutel niet in het contactslot zit.
Druk nogmaals op de schakelaar voor de
alarmknipperlichten om ze uit te
schakelen. D190100ABH
Energiebesparingsfunctie
Deze functie voorkomt dat de accu
ontladen raakt. Het systeem schakelt
automatisch de parkeerlichten uit
wanneer de contactsleutel verwijderd
wordt of wanneer het portier aan
bestuurderszijde wordt geopend.
De parkeerlichten worden automatisch uitgeschakeld als de auto in het donker
langs de kant van de weg geparkeerd
wordt.
Volg onderstaande procedure als de
parkeerlichten moeten blijven branden
wanneer de contactsleutel is
verwijderd:
1) Open het portier aan
bestuurderszijde.
2) Schakel de parkeerlichten UIT en AAN met de lichtschakelaar op de
stuurkolom. Follow me home koplampen
(indien van toepassing)
Als u het contact in de stand ACC of OFF
zet met ingeschakelde koplampen,
blijven de koplampen gedurende
ongeveer 20 minuten branden. De
koplampen worden echter 30 seconden
nadat het bestuurdersportier is geopend
of gesloten uitgeschakeld.
De koplampen kunnen worden
uitgeschakeld door tweemaal op de
vergrendeltoets van de
afstandsbediening (of Smart Key) te
drukken of door de lichtschakelaar in de
stand UIT te zetten.
Neem voor het uit- of inschakelen van
deze functie contact op met een officiële
Hyundai-dealer.
ALARMKNIPPERLICHTEN
OBK049044
VERLICHTING
OPMERKING
Wanneer de bestuurder het voertuig
via een ander portier dan het bestuurdersportier verlaat, werkt deenergiebesparingsfunctie niet en doven de follow me home-
koplampen niet automatisch. Hierdoor kan de accu ontladenraken. Schakel in dit geval delampen uit voordat u het voertuig
verlaat.
Page 261 of 377

547
Rijden met uw auto
Breng sneeuwkettingen alleen aan rond de achterwielen.Aanbrengen van sneeuwkettingen
Volg voor het plaatsen van de kettingen
de aanwijzingen van de fabrikant en trek
de kettingen zo strak mogelijk aan. Matig
uw snelheid als u met sneeuwkettingen
rijdt. Als u de kettingen tegen de
carrosserie of het chassis hoort slaan,
stop dan meteen en trek de kettingen
aan. Als ze daarna nog tegen de autoslaan, matig uw snelheid dan totdat dit
niet meer gebeurt. Verwijder de kettingen
zodra u weer op een schone weg rijdt.
WAARSCHUWING
-
Sneeuwkettingen
Het rijgedrag van de auto kan door het gebruik van kettingen
negatief beïnvloed worden.
Rijd nooit sneller dan 30 km/h (20 mph) of sneller dan de door de
fabrikant aanbevolen snelheid.
Houd de laagste snelheid aan.
Rijd voorzichtig en vermijd oneffenheden, gaten, scherpe
bochten en andere situaties
waardoor de auto plotseling zoukunnen uitveren.
Vermijd het maken van scherpe bochten en het remmen met
geblokkeerde wielen.
OPMERKING
Kettingen die een verkeerde maat
hebben of niet goed gemonteerdzijn, kunnen de remleidingen,
wielophanging, carrosserie, envelgen van uw auto beschadigen.
Stop onmiddellijk en span de kettingen aan zodra u ze tegen de
auto hoort tikken.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de sneeuwkettingen geschikt zijnvoor de maat en het type band dat
op uw auto gemonteerd is. Ongeschikte sneeuwkettingenkunnen schade toebrengen aan decarrosserie en de wielophanging,
wat buiten de fabrieksgarantievalt. Bovendien kunnen de bevestigingshaken beschadigdraken bij contact met de auto,
waardoor de sneeuwkettingen los kunnen raken. Gebruik uitsluitendsneeuwkettingen van SAE-klasseS.
Controleer nadat u ongeveer 0,5 - 1 km (0,3 - 0,6 mijl) hebt gereden ofde kettingen nog goed zitten. Spande kettingen of monteer zeopnieuw als ze los zitten.
WAARSCHUWING -
Monteren van
sneeuwkettingen
Parkeer de auto op een vlakke
ondergrond en uit de buurt van het
overige verkeer voor het monteren
van de sneeuwkettingen. Zet de
alarmknipperlichten aan en plaats
indien mogelijk een
gevarendriehoek achter de auto. Zet
de transmissie in stand P, activeer
de parkeerrem en zet de motor af
alvorens de sneeuwkettingen temonteren.