sensor Hyundai Genesis Coupe 2013 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: HYUNDAI, Model Year: 2013, Model line: Genesis Coupe, Model: Hyundai Genesis Coupe 2013Pages: 443, PDF Size: 39.11 MB
Page 307 of 443

Kenmerken van uw auto
40
4
Bedienen van elektrische binnenspiegel:
Druk op de AAN/UIT-knop (1) om de
automatische dimfunctie in te
schakelen. Het spiegelcontrolelampje
zal gaan branden.
Druk op de AAN/UIT-knop (1) om de automatische dimfunctie uit te
schakelen. Het spiegelcontrolelampjedooft.
De standaardinstelling voor de binnenspiegel is AAN als het contact instand ON staat. Buitenspiegel
Stel de spiegels af voordat u gaat rijden.
Uw auto is uitgerust met zowel een linker
als een rechter buitenspiegel. De
spiegels kunnen elektrisch versteld
worden met de schakelaar. De spiegels
kunnen worden ingeklapt ombeschadigingen in een automatische
wasserette of bij het rijden door een
smalle straat te voorkomen.
WAARSCHUWING -
Buitenspiegel
De rechter buitenspiegel is convergerend. Bij uitvoeringen
voor sommige landen is ook de
linker buitenspiegel convergerend.
Objecten in de spiegel zijn
daardoor dichterbij dan ze lijken.
Gebruik bij het veranderen van rijstrook daarom uw binnenspiegelof kijk opzij om de werkelijke
afstand tot het achteropkomende
verkeer vast te stellen
OPMERKING
Gebruik geen krabber om de
spiegel ijsvrij te maken; hierdoor
kan het spiegelglas beschadigd raken. Forceer een bevroren spiegelniet tijdens het verstellen. Verwijderijs met een ruitontdooier of met een
spons of zachte doek en heet water.
OPMERKING
Forceer de buitenspiegel niet alsdeze vastgevroren is. Spuit de
buitenspiegel indien nodig in metruitontdooier (gebruik geen koelvloeistof) of zet de auto op eenwarme plaats om het ijs te laten smelten.
WAARSCHUWING
Klap de buitenspiegels niet in en
verstel ze ook niet tijdens het
rijden. Hierdoor kunt u de controle
over de auto verliezen waardoor
een ongeluk met ernstig letsel of
schade het gevolg kan zijn.
OBK049022N
ControlelampjeSensor
Page 344 of 443

477
Kenmerken van uw auto
De parkeerhulp waarschuwt de
bestuurder tijdens het achteruitrijden met
een signaal zodra de afstand tussen de
auto en een voorwerp achter de auto
minder dan 120 cm wordt. Het systeemdient slechts als hulpmiddel en
vermindert niet de noodzaak om
voorzichtig te rijden. Het bereik van de
parkeersensoren is beperkt en niet alle
voorwerpen worden even goed
opgemerkt. Blijf daarom altijd alert
tijdens het achteruitrijden.Werking van de parkeerhulp
Werking
Het systeem wordt ingeschakeld als de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld en het contact in stand ON staat.
Bij een snelheid van meer dan 10 km/h
wordt het systeem mogelijk niet juist
geactiveerd.
Het bereik van de parkeersensoren bedraagt ongeveer 120 cm.
Als er zich meerdere voorwerpen achter de auto bevinden, zal het dichtstbijzijnde
als eerste worden geregistreerd.
Waarschuwingssignalen
Wanneer een voorwerp zich 120 - 61cm van de achterbumper bevindt:
Zoemer klinkt met tussenpozen.
Wanneer een voorwerp zich 60 - 31 cm van de achterbumper bevindt:
Zoemer klinkt vaker.
Wanneer een voorwerp zich binnen 30 cm van de achterbumper bevindt:
Zoemer klinkt onafgebroken.
PARKEERHULP (INDIEN VAN TOEPASSING)
WAARSCHUWING
De parkeerhulp dient slechts als
hulpmiddel. De werking van de
parkeerhulp kan worden beïnvloed
door verschillende factoren
(inclusief de luchtverontreiniging).
Het is de verantwoordelijkheid van
de bestuurder om het gebied achter
de auto te controleren alvorens
achteruit te rijden.
OBK042131
Parkeerhulp
Page 345 of 443

Kenmerken van uw auto
78
4
Gevallen waarin de parkeerhulp niet werkt
De parkeerhulp werkt mogelijk niet
goed in de volgende gevallen:
1. Er zit ijs op de sensor. (Het systeem
werkt weer normaal zodra het ijs
gesmolten is.)
2. Er zit vuil, zoals sneeuw of water, of een andere substantie op de sensor.
(De sensor werkt weer normaal zodra
deze vrij is gemaakt.)
3. Bij het rijden op oneffen wegen en op hellingen.
4. Als bepaalde hoogfrequente geluiden, zoals claxons, motorfietsmotoren,
luchtremmen van vrachtwagens, enz.
binnen het bereik van de sensor
aanwezig zijn.
5. Bij zware regenval of opspattend water.
6. Bij de aanwezigheid van afstandsbedieningen of mobiele
telefoons binnen het bereik van de
sensor.
7. Als de sensor bedekt is met sneeuw.
8. Aanhanger, rijden met. Het sensorbereik kan in de volgende
gevallen afnemen:
1. Er zit vuil zoals sneeuw of water op de
sensor. (De sensor werkt weer
normaal zodra deze vrij is gemaakt.)
2. Bij extreem hoge of lage buitentemperaturen.
De volgende voorwerpen worden
mogelijk niet opgemerkt door desensoren:
1. Smalle voorwerpen als touwen, kettingen enz.
2. Voorwerpen die de hoogfrequente signalen van de sensor absorberen,
zoals kleding, sponsachtige
materialen en sneeuw.
3. Bij voorwerpen lager dan 1 meter en smaller dan 14 cm. Waarschuwingen parkeerhulp
Het waarschuwingssignaal klinkt
mogelijk niet regelmatig als het
voorwerp achter de auto beweegt of
een grillige vorm heeft.
De correcte werking van de parkeerhulp kan verstoord raken als de
bumperhoogte of de inbouwpositie van
de sensoren is gewijzigd of als de
bumper of sensor beschadigd is.
Achteraf gemonteerde accessoires
kunnen het bereik van de sensoren
beïnvloeden.
Voorwerpen die kleiner zijn dan 40 cm worden mogelijk niet of niet goed
geregistreerd. Wees alert.
Als de sensor bedekt is met sneeuw, vuil of water werkt deze mogelijk niet
goed totdat deze weer schoon endroog is gemaakt met een zachtedoek.
Druk of sla niet op de sensor en voorkom dat er krassen op de sensor
komen. De sensor kan beschadigd
raken.
Page 346 of 443

479
Kenmerken van uw auto
✽✽AANWIJZING
Het systeem werkt alleen in het gebied
waar de parkeersensoren zijn geplaatst.
Bovendien worden kleine of smalle
voorwerpen als palen, of voorwerpen
die zich tussen de verschillende sensoren
bevinden mogelijk niet door de sensoren
geregistreerd.
Kijk tijdens het achteruitrijden altijd
waar u rijdt.
Informeer bestuurders die onbekend
zijn met de auto over de mogelijkheden
en beperkingen van het systeem.Zelfdiagnose
Als u geen waarschuwingsgeluid hoort of
als de zoemer met tussenpozen klinkt als
u de stand R inschakelt, kan dit duiden
op een storing in de parkeerhulp. Als dit
gebeurt adviseren we u het systeem telaten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
WAARSCHUWING
Wees extra voorzichtig als u dicht
langs voorwerpen of personen, in
het bijzonder kinderen, rijdt. Houd
er rekening mee dat sommige
voorwerpen mogelijk niet door de
sensoren worden geregistreerd.
Controleer altijd met eigen ogen ofde weg vrij is.
WAARSCHUWING
Schade aan de auto en persoonlijk
letsel, ontstaan vanwege het
onjuist functioneren van de
parkeerhulp, vallen niet onder de
garantie. Rijd altijd veilig en
voorzichtig.
Page 347 of 443

Kenmerken van uw auto
80
4
De parkeerhulp waarschuwt de
bestuurder tijdens het rijden met een
signaal zodra de afstand tussen de auto
en een obstakel voor de auto minder dan60 cm of achter de auto minder dan 120
cm wordt. Het systeem dient slechts als
hulpmiddel en vermindert niet de
noodzaak om voorzichtig en oplettend te
rijden. Het bereik van de parkeersensoren is
beperkt en niet alle voorwerpen worden
even goed opgemerkt. Blijf daarom altijd
alert tijdens het rijden.
Het parkeerhulpsysteem voor maakt
gebruik van 2 sensoren in de
voorbumper. Deze 2 sensoren bestrijken
een gebied links en rechts opzij. Dat
betekent dat het parkeerhulpsysteem het
middengedeelte voor de voorbumper nietdekt.
Werking van de parkeerhulp
Werking
Dit systeem wordt ingeschakeldwanneer de toets van de parkeerhulp
wordt ingedrukt terwijl het contact instand ON staat.
PARKEERHULP (INDIEN VAN TOEPASSING)
OBK042226
OBK042131
■
Type A
■Type B
PPPPaaaarrrrkkkkeeeeeeeerrrrhhhhuuuullllpppp
PPPPaaaarrrrkkkkeeeeeeeerrrrhhhhuuuullllpppp
WAARSCHUWING
De parkeerhulp biedt slechts
aanvullende informatie.
De bestuurder dient altijd zelf voor-
en achteruit te kijken. De werking
van het systeem kan worden
beïnvloed door allerlei factoren en
kan niet blindelings worden
vertrouwd. De bestuurder blijft
altijd verantwoordelijk.
OBK042227
OBK042227L
■ Type A
■Type B
Page 348 of 443

481
Kenmerken van uw auto
Wanneer u de achteruitversnellinginschakelt, wordt de parkeerhulp
automatisch ingeschakeld en wordt de
parkeerhulp geactiveerd. Het systeem
wordt automatisch uitgeschakeld
wanneer u een andere versnelling dan
de achteruitversnelling inschakelt en
meer dan 10 km/h rijdt.
Het bereik van de parkeersensoren bij het achteruitrijden bedraagt ongeveer
120 cm bij een snelheid van maximaal10 km/h.
Het bereik van de parkeersensoren bij het vooruitrijden bedraagt ongeveer 60
cm bij een snelheid van maximaal 10km/h.
Als er zich twee voorwerpen achter de auto bevinden, zal het dichtstbijzijnde
als eerste worden geregistreerd.
✽✽ AANWIJZING
Mogelijk werkt het systeem niet
wanneer het wordt ingeschakeld terwijl
de afstand tot het voorwerp al minder
dan ongeveer 25 cm is.
Afstand tot voorwerp
Waarschuwing slampjeWaarschuwings-signaalWanneer de auto vooruitrijdtWanneer de autoachteruitrijdt
120cm~61cm
Voor---
Achter-Zoemer klinkt met tussenpozen
60cm~31cm
Voor-
Achter-Zoemer klinkt met
kortere tussenpozen
30cm
VoorZoemer klinkt
onafgebroken.
Achter-Zoemer klinkt
onafgebroken.
✽✽ AANWIJZING
De daadwerkelijke waarschuwingssignalen en -lampjes wijken mogelijk af van de gegeven voorbeelden afhankelijk van de status van de objecten of sensoren.
Reinig de sensor niet met een hogedrukreiniger.
Soorten waarschuwingslampjes en -signalen: met waarschuwingssignaal
: zonder waarschuwingssignaal
Page 349 of 443

Kenmerken van uw auto
82
4
Gevallen waarin de parkeerhulp niet werkt
De parkeerhulp werkt in de volgende
gevallen mogelijk niet goed:
1. Er zit ijs op de sensor. (De sensor werkt weer normaal zodra het ijs is gesmolten.)
2. Er zit vuil, zoals sneeuw of water, of een andere substantie op de sensor.
(De sensor werkt weer normaal zodra
deze vrij is gemaakt.)
3. Er zit vuil, zoals sneeuw of water, op de sensor. (De sensor werkt weer
normaal zodra deze vrij is gemaakt.)
4. De toets van de parkeerhulp is uitgeschakeld.
De werking van de parkeerhulp kan
in de volgende omstandigheden worden verstoord:
1. Bij het rijden op oneffen wegen, zoals ongeplaveide wegen, grind, drempels of hellingen.
2. Als bepaalde hoogfrequente geluiden, zoals claxons, racemotorfietsen,
luchtremmen van vrachtwagens en
dergelijke de werking van de sensoren
beïnvloeden.
3. Bij zware regenval of opspattend water.
4. Door afstandsbedieningen of mobiele telefoons in de buurt van de sensoren.
5. Als de sensor is bedekt met sneeuw.
Het sensorbereik kan in de volgende gevallen afnemen:
1. Bij extreem hoge of lage buitentemperaturen.
2. Bij objecten lager dan 1 meter en smaller dan 14 cm.
OPMERKING
Dit systeem werkt alleen in het
gebied waar de sensoren zijn
geplaatst;
Het kan geen objectenwaarnemen in gebieden waargeen sensoren zijn geplaatst.
Bovendien worden kleine of smalle objecten als palen, ofobjecten die zich tussen deverschillende sensoren bevinden
mogelijk niet door de sensorengeregistreerd. Kijk tijdens hetachteruitrijden altijd waar u rijdt.
Informeer bestuurders die onbekend zijn met de auto over
de mogelijkheden enbeperkingen van het systeem.
Page 350 of 443

483
Kenmerken van uw auto
De volgende objecten wordenmogelijk niet opgemerkt door desensoren:
1. Smalle objecten als touwen, kettingen of paaltjes.
2. Objecten die de hoogfrequente signalen van de sensor absorberen,
zoals kleding, sponsachtige materialen
en sneeuw.
✽✽ AANWIJZING
1. Het waarschuwingssignaal klinkt mogelijk niet regelmatig als het object
achter de auto beweegt of een grillige
vorm heeft.
2. De correcte werking van de parkeerhulp raakt mogelijk verstoord
als de bumperhoogte of de
inbouwpositie van de sensoren is
gewijzigd. Achteraf gemonteerde
accessoires kunnen het bereik van de
sensoren ook beïnvloeden.
3. Objecten die zich binnen 30 cm van de
sensor bevinden worden mogelijk niet
of niet goed geregistreerd. Wees alert.
4. Wanneer de sensor bevroren is of is bedekt met sneeuw of water werkt
deze mogelijk niet goed totdat deze
weer schoon en droog is gemaakt met
een zachte doek.
5. Druk, kras of stoot niet met harde
voorwerpen tegen de sensor. Anders
kan het oppervlak van de sensor
beschadigd raken. De sensor kan
beschadigd raken. ✽✽
AANWIJZING
Het systeem werkt alleen in het gebied
waar de parkeersensoren zijn geplaatst.
Bovendien worden kleine of smalle
objecten, of objecten die zich tussen de
verschillende sensoren bevinden,
mogelijk niet door de sensoren
geregistreerd. Houd tijdens het rijden
de omgeving van de auto goed in de
gaten. Informeer bestuurders die
onbekend zijn met de auto over de
mogelijkheden en beperkingen van het
systeem.
WAARSCHUWING
Wees extra voorzichtig als u dicht
langs objecten of personen, in het
bijzonder kinderen, rijdt. Houd er
rekening mee dat sommige
objecten mogelijk niet door de
sensoren worden geregistreerd,
door de afstand tot, afmetingen van
of materiaal van de objecten, welke
allen hun invloed hebben op de
effectiviteit van de sensoren.
Controleer altijd met eigen ogen ofde weg vrij is.
Page 355 of 443

Kenmerken van uw auto
88
4
❋❋
Wisselen tussen links en rechts rijdend
verkeer (Europa)
De dimlichtbundel is asymmetrisch.
Als u naar een land gaat waar het
verkeer links rijdt, kan dit asymmetrische
deel tegemoetkomend verkeer
verblinden. Voorkomen van verblinding.
Deze koplampen zijn zo ontworpen dat
ze tegemoetkomend verkeer niet
verblinden.
Daarom hoeft u de koplampafstelling niet
te veranderen als u in een landt rijdt waar
het verkeer aan de andere kant rijdt dan
in Nederland.
Stand automatische verlichting (indien van toepassing)
Als de lichtschakelaar in stand AUTO
staat, worden de achterlichten en
koplampen automatisch in- of
uitgeschakeld, afhankelijk van hoe
donker het buiten is.
OBK049048
■
Type B
■
Type A
OBK049048N
OPMERKING
Bedek de sensor (1) op het
dashboard nooit, zodat een
optimale werking van de automatische verlichtinggegarandeerd blijft.
Reinig de sensor niet met een ruitenreiniger. Deze laat eendunne laag achter op de sensor,waardoor deze niet meer goed werkt.
Als de voorruit van uw auto getint glas heeft of is voorzien van eenmetaalhoudende coating,functioneert het automatische verlichtingssysteem mogelijk niet
goed.
Page 388 of 443

Veiligheidsysteem van uw auto
22
3
✽✽
AANWIJZING
Omdat de sensor die de airbag activeert
in verbinding staat met de
gordelspanner, zal het
waarschuwingslampje airbag ( ) in
het dashboard gedurende ongeveer 6
seconden gaan branden nadat het
contact in stand ON wordt gezet.
Daarna zou het lampje uit moeten gaan.OPMERKING
Als de gordelspanner niet goed werkt, zal dit waarschuwingslampje
gaan branden, ook al is er geendefect aan het airbagsysteem. Alshet waarschuwingslampje van het airbagsysteem niet gaat branden
als het contact in stand ON wordtgezet, als hetwaarschuwingslampje niet dooft
nadat het gedurende ongeveer 6seconden heeft gebrand of als hetwaarschuwingslampje tijdens hetrijden gaat branden, laat het
systeem dan zo snel mogelijkcontroleren door een officiëleHYUNDAI-dealer.WAARSCHUWING
Gordelspanners zijn ontworpen voor eenmalig gebruik. Nadat een
gordelspanner is geactiveerd,
moet deze worden vervangen.
Alle veiligheidsgordels dietijdens een aanrijding zijn
gebruikt, moeten compleet
vervangen worden.
Het mechanisme van de gordelspanners wordt tijdens het
activeren heet. Raak de
onderdelen van het
gordelspannersysteem niet aan
nadat ze geactiveerd zijn.
Probeer nooit zelf de gordelspanners te controleren of
te vervangen. We adviseren u het
systeem te laten controleren door
een officiële HYUNDAI-dealer.
Sla niet op de onderdelen van het gordelspannersysteem.
Probeer nooit, op wat voor manier dan ook, onderhoud of
reparaties uit te voeren aan het
gordelsysteem.
(Vervolg)