airbag Hyundai Grandeur 2003 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: HYUNDAI, Model Year: 2003, Model line: Grandeur, Model: Hyundai Grandeur 2003Pages: 211, PDF Size: 6.37 MB
Page 10 of 211

UW AUTO IN ÉÉN OOGOPSLAG
1. Schakelaar koplampafstelling
2. Schakelaar mistachterlicht
3. Regelknop instrumentenverlichting
4. TCS-schakelaar (Indien gemonteerd)
5. Multischakelaar verlichting
6. Verlichting schakelkwadrant van automatische transmissie(Indien aanwezig)
7. Claxon en bestuurdersairbag
8. Schakelaar automatische snelheidsregeling/ Toets audio- Afstandsbediening (Indien aanwezig)
9. Schakelaar ruitenwisser/-sproeiers
10. Contactslot
! LET OP:
Een flacon luchtverfrisser mag in de auto niet dichtbij het instrumentenpaneel of op het dashboard worden geplaatst. Door eventuele lekkage van de luchtverfrisser op deze delen (instrumentenpaneel, dashboard of aanjager) kunnen ze worden beschadigd. Als de vloeistof van de luchtverfrisser op deze delen komt moeten ze direct met water worden gereinigd. 11. Schakelaar waarschuwingsknipperlichten
12. Digitale klok
13. Airbag voor passagierszijde
14. Hefboom motorkapontgrendeling
15.Ontgrendelingshandel parkeerrem/parkeerrem
(voetbediend)
16. Bedieningspaneel verwarming/airconditioning
17. Keuzehandel (Indien aanwezig)
18. Asbak
19. Middelste vak
20. Dash board kastje
Page 11 of 211

UW AUTO IN ÉÉN OOGOPSLAG
B255A01L-GXT WAARSCHUWINGS- EN CONTROLELAMPEN OP HET INSTRUMENTENPANEEL * Een gedetailleerde uitleg van deze onderdelen treft u aan op pagina 1-42.
SRS (Airbag) Service Controlelampje (SRI)
Controlelamp ABS
Controlelamp Richtingaanwijzers
Controlelamp en zoemer niet Goed Gesloten Portier Controlelamp Benzine- Reserve Storings Controlelamp
Waarschuwingslamp Veiligheidsgordels
Controlelamp Oliedruk
Traction Control Controlelampen
Controlelamp je Handrem/ Remvloeistofniveau Controlelamp Laadstroom
Controlelamp niet Goed Gesloten Achterklep
Controlelamp Grootlicht Controlelamp Mistlampen Controlelamp Cruise Control Remlicht/ Achterverlichting Controle lamp
Page 12 of 211

1. BIJZONDERHEDEN VANUW HYUNDAI
Brandstofvoorschriften ................................................................................ 1-2
Inrijden van uw nieuwe hyundai ................................................................. 1-3
Startblokkering ............................................................................................ 1-3
Portiersloten(Diefstalbeveiligingsinstallatie) ... ...................................... 1-5, 1-7
Elektrisch bediende ruiten ........................................................................ 1-10
Stoelen (Elektrisch bediende) ......................................................... 1-12, 1-14
I.M.S (Geïntegreerd geheugensysteem)................................................... 1-16
Veiligheidsgordels ..................................................................................... 1-19
Veiligheidssysteem voor kinderen ............................................................ 1-24
Airbagsysteem .......................................................................................... 1-33
Instrumentenpaneel en controlelampen.................................................... 1-40
Waarschuwingslamp ................................................................................. 1-42
Multischakelaar (Richtingaan- wijzers, groot en dimlicht) ........................1-49
Ruitenwisser-/sproeierschakelaar .............................................................. 1-51
Tripcomputer ............................................................................................. 1-54
Schuifdak .................................................................................................. 1-58
Buitenspiegels .......................................................................................... 1-63
Openen motorkap ..................................................................................... 1-69
Automatische snelheidsregeling ............................................................... 1-74
Toets audio-afstandsbediening ................................................................. 1-77
Bediening verwarming en koeling ............................................................. 1-78
Stereo geluidsi nstallatie ............................................................................ 1-93
Antenne .................................................................................................... 1-98
1
Page 25 of 211

1- 14 BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
B090B01L-AXT Voorstoel in lengterichting
verstellen
B090A02L-AXTELEKTRISCH BEDIENDE (Indien aanwezig) De bestuurdersstoel kan m.b.v. de
knoppen aan de linkerzijde van de stoel worden ingesteld. Stel de stand van de stoel zodanig in dat hetstuurwiel, de pedalen en de bedieningsorganen op het dashboard goed bereikbaar zijn.
ZB060F1-AX Hoogte van voorstoel verstellen (Alleen bestuurdersstoel)
HXG106
Voor het verstellen van de zittinghoogte moet de draaiknop in degewenste richting worden gedraaid.
WAARZICHTIG:
o Verander de stand van de stoel niet tijdens het rijden. Hierdoorkunt u de controle over de auto verliezen waardoor een dodelijk ongeval, letsel of schade kanontstaan.
o Zit niet onnodig dicht bij de
airbag (i.v.m. een beterebescherming tijdens een aanrijding).
! LET OP:
Bedien de twee knoppen niet tegelijkertijd.
!
HXG180
1
2
Druk de schakelaar naar voren of
naar achteren om de stoel naar voren of naar achteren in de juiste stand te plaatsen. Als de schakelaar wordt losgelaten, wordt de stoel in die standvergrendeld.
1. Schakelaar voor verstellen rugleuning.
2. Schakelaar voor verstellen stand van zitting en zittinghoogte.
Page 35 of 211

1- 24 BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
bepaald veiligheidssysteem voor kinderen wordt aangeschaft, moet worden gecontroleerd of het systeemvoor uw auto en de veiligheidsgordels geschikt is en passend is voor uw kind. Volg bij het installeren van hetveiligheidssysteem voor kinderen alle instructies die door de fabrikant van het systeem worden gegeven. de gordelsloten worden gecontroleerd, voordat het kind in de auto wordt geplaatst.
o Als het veiligheidssysteem voor kinderen niet in gebruik is, moethet in de bagageruimte wordenopgeborgen of zodanig worden vastgezet dat het bij sterk afremmen of een aanrijding nietnaar voren wordt geslingerd.
o Kinderen die te groot zijn voor het veiligheidssysteem voor kinderen, moeten op de achterbank in de aanwezigegordel zitten.
o Let erop dat het schoudergedeelte van de buitenste driepuntsgordelin het midden van de schouder ligt, nooit tegen de nek. Door het kind dichter bij het midden vande bank te plaatsen, kan een betere aanligging van de gordel worden verkregen. Hetheupgedeelte van de driepuntsgordel of de middelste heupgordel moet zo laagmogelijk op de heup van het kind en zo prettig mogelijk aanliggen.
B230A03A-AXT VEILIGHEIDSSYSTEEM VOOR KINDEREN Kinderen moeten in de auto altijd op de achterbank in een veiligheidssysteem worden meegenomen, zodat de kans opverwondingen bij een aanrijding, plotseling afremmen of plotselinge manoeuvres wordt beperkt. Volgensongevalstatistieken zijn kinderen veiliger als ze op de juiste wijze in een veiligheidsvoorziening op deachterbank dan op de voorstoel worden meegenomen. Grotere kinderen moeten een van de aanwezigeveiligheidsgordels gebruiken.Volgens de wet moet voor kindereneen veiligheidssysteem voor kinderenworden gebruikt. Kleine kinderen moeten in de auto in een veiligheidssysteem (kinderzitje) wordenmeegenomen.Kinderen kunnen bij een aanrijdinggewond raken als hun veiligheidssysteem niet correct is bevestigd. Voor kleine kinderen enbaby's moet een kinderzitje of babyzitje worden gebruikt. Voordat een
WAARSCHUWING:
o Een veiligheidssysteem voor kinderen moet op de achterbankworden bevestigd. Een kinder- of babystoeltje mag nooit op devoorstoel worden bevestigd.Als bij de een aanrijding de zij-airbag aan passagierszijde in werking treedt, kan het kind of de baby in het kinder- ofbabystoeltje levensgevaarlijk gewond raken. Gebruik daarom een veiligheidssysteem voorkinderen alleen op de achterbank.
o Omdat een veiligheidsgordel of
een veiligheidssysteem voorkinderen in een afgesloten stilstaande auto zeer warm kan worden, moeten de stoelhoes en
!
Page 37 of 211

1- 26 BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
B230B01TB
hoofd of de nek van het kind kan komen. Tracht het kinderzitje na het aanbrengen in alle richtingen tebewegen, om te controleren of het zitje veilig is bevestigd. Als de gordel strakker moet worden getrokken, trek dan de gordel naar het oprolmechanisme. Wanneer deveiligheidsgordel wordt losgemaakt en kan oprollen, zal het oprolmechanisme de veiligheidsgordel automatisch weerin de stand voor gebruik door een normaal zittende passagier brengen. N.B.:
o Raadpleeg de aanwijzingen van
de fabrikant voordat het veiligheidssysteem voor kinderenin de auto wordt aangebracht.
o Als de veiligheidsgordel niet
overeenkomstig de beschrijving werkt, moet het systeem direct door uw Hyundai dealer wordengecontroleerd. WAARSCHUWING:
Bevestig geen veiligheidssysteem
voor kinderen op de voorstoel. Als bij een aanrijding de zij-airbag aan passagierszijde in werking treedt,kan het kind of de baby in het kinder- of babystoeltje levensgevaarlijk gewond raken.Gebruik daarom een veiligheidssysteem voor kinderen alleen op de achterbank.
!
B230B02A-GXT Kinderzitje met "Tether Anchor- age" systeem gebruiken
Bout, bevestiging (5/16"-30 mm) Ring, conische veerBevestiging, haak van
veiligheidssysteem voor kinderen
Voor kleine kinderen en baby's wordt
het gebruik van een kinderzitje of babyzitje sterk aanbevolen. Dit kinderzitje of babyzitje moet passend zijn voor de lengte van het kind enmoet overeenkomstig de instructies van de fabrikant worden aangebracht. Verder wordt aanbevolen om het zitjeop de achterbank te plaatsen, omdat hierdoor de veiligheid belangrijk wordt verhoogd. Uw auto is voorzien vandrie bevestigingen voor een kinde- rzitje. Vulring (2mm), bevestiging haak kinderstoeltje
Bevestigingsring
Page 41 of 211

1- 30 BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
B180B01HP-GXT Veiligheidsgordel met gordelspanner Uw Hyundai is voorzien van
veiligheidsgordels met gordelspanners voor de bestuurder en de voorpassagier. De gordelspanner zorgt er bij een
zware frontale aanrijding voor dat deveiligheidsgordel strak tegen het lichaam van de inzittende wordt getrokken. De gordelspanners kunnenalleen worden geactiveerd of, als de frontale aanrijding ernstig genoeg is, samen met de airbags.
B230H01L-GXT Geschiktheid van veiligheidssysteem voorkinderen voor zitplaatsen Gebruik een veiligheidssysteem voor kinderen dat officieel is goedgekeurd en dat voor uw kinderen geschikt is. Raadpleeg de volgende tabel bij het gebruik van kinderstoelen.
Achter,midden
Leeftijdsgroep Zitplaats
UU
F
XUU F
X U, L1 U F XU FUF
Achter,
buitenzijde
Voorpas-
sagier
0 : Tot 10 kg (0 ~ 9 maanden)0+ : Tot 13 kg (0 ~ 2 jaar) I : 9 kg tot 18kg (9 maanden~4 jaar)II & III : 15 kgtot 36 kg (4 ~ 12 jaar) X
U : Geschikt voor "universele"
categorie veiligheidssystemen goedgekeurd voor gebruik in dezegewichtsklasse
UF : Geschikt voor in voorwaartse
richting geplaatste "universele" categorie veiligheidssystemen goedgekeurd voor gebruik in dezegewichtsklasse
L1 : Geschikt voor "Römer ISOFIX
GR1" goedgekeurd voor dezegewichtsgroep(Goedkeuringsnr.: E1 R44-03301133)
X : Zitplaats niet geschikt voor kinderen in deze gewichtsklasse
HXG229
Page 42 of 211

BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI 1- 31
De veiligheidsgordel met gordelspanner werkt op dezelfde wijze als de veiligheidsgordel metoprolautomaat ELR (Emergency Lock- ing Retractor = noodblokkeringssysteem). Als de autosterk wordt afgeremd of als de inzittende zich te snel naar voren beweegt, blokkeert deveiligheidsgordel.Bij een voldoende zware frontaleaanrijding wordt de gordelspanner geactiveerd, waardoor de veiligheidsgordel strakker tegen hetlichaam van de inzittende wordt getrokken. Het systeem van veiligheidsgordels
met gordelspanner bestaat uit de volgende belangrijke onderdelen. Demontageplaatsen zijn in de afbeelding aangegeven.
1. SRS airbag controlelamp
2. Veiligheidsgordel met gordelspanner
3. SRS regeleenheid
B180B02S
1
2 3Airbageenheid voor bestuurderszijdeAirbageenheid voor passagiers- zijde WAARSCHUWING:
Om maximaal te profiteren van de
veiligheidsgordel met gordelspanner:
1. Gesp de veiligheidsgordel altijd correct om.
2. Stel de veiligheidsgordel correct
af. N.B.:
o Zowel de gordelspanner voor de
bestuurder als de voorpassagier worden onder bepaalde omstandigheden bij een frontale aanrijding geactiveerd. Degordelspanners kunnen alleen worden geactiveerd, of als de frontale aanrijding ernstig genoegis, samen met de airbags.
o Bij het activeren van de
gordelspanners is er een hard geluid hoorbaar en komt fijne stof (dat op rook kan lijken) vrijin de auto. Dit is normaal en niet gevaarlijk.
o Hoewel het ongevaarlijk is kan de huid door de fijne stof geïrriteerd raken en moet het nietgedurende langere tijd worden ingeademd. Daarom moeten de handen en het gezicht zorgvuldigworden gewassen nadat bij een aanrijding de gordelspanners zijn geactiveerd.
!
Page 43 of 211

1- 32 BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
LET OP:
o Omdat de sensor voor het activeren van de SRS airbag met de veiligheidsgordel metgordelspanner is verbonden, gaat de SRS airbag controlelamp in het instrumentenpaneelgedurende ca. 6 seconden knipperen nadat het contact in de stand "ON" is gezet; daarnamoet de lamp doven.
o Deze lamp gaat ook branden als de werking van de veiligheidsgordels met gordelspanners niet in orde is,ook als er geen storing is in het SRS airbag systeem. Als de SRS airbag controlelamp niet gaat branden zodra het con- tact in de stand "ON" wordt gezet, als hij na ca. 6 secondenblijft knipperen, of als hij tijdens het rijden gaat branden, moet de werking van de veiligheidsgordelmet gordelspanner of het SRS airbag systeem zo snel mogelijk door een Hyundai dealer wordengecontroleerd. WAARSCHUWING:
o De gordelspanners zijn ontworpen om maar eenmaal tewerken. Nadat de gordelspannerszijn geactiveerd, moeten de gordels met gordelspanners worden vervangen. Alleveiligheidsgordels, van elk type, moeten altijd worden vervangen als ze tijdens een aanrijding zijngedragen.
o Het mechanisme van de
gordelspanner wordt bij het activeren zeer warm. Raak de gordelspanner de eerste minutenna het activeren niet aan.
o Tracht niet om de
veiligheidsgordel met gordelspanner zelf te controleren of te vervangen. Laat dit dooreen Hyundai dealer uitvoeren.
o Tik niet tegen de veiligheidsgordel metgordelspanner.
o Tracht niet om onderhoud of reparaties aan de veiligheidsgordel met gordelspanner uit te voeren.
AIR
BAG
!!o Als de gordel met gordelspanner
onjuist wordt behandeld en de genoemde waarschuwingen (niet tegen de gordelspanner tikken,de veiligheidsgordel met gordelspanner niet wijzigen, controleren, vervangen,onderhoud of reparaties uit voeren) niet worden opgevolgd, kan dit een onjuiste werking vangordelspanner tot gevolg hebben of kan hij ongewild in werking treden en ernstige verwondingenveroorzaken.
o Tijdens het rijden moeten de
veiligheidsgordels zowel door de bestuurder als de passagiers worden gebruikt.
Page 44 of 211

BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI 1- 33
SB110A2-FX AIRBAGSYSTEEM Uw Hyundai is uitgerust met een airbagsysteem. Dit is herkenbaar aan het opschrift "SRS Air Bag" op de afdekking van de airbag in het stuurwielen de afdekking boven het dashboardkastje aan passagierszijde. De airbags zijn aangebracht onder de afdekking van het stootvlak in hetstuurwiel en de afdekking boven het dashboardkastje aan passagierszijde. De airbag zorgt ervoor dat debestuurder en/of de voorpassagier bij een frontale aanrijding meer bescherming wordt geboden dan alleenmet behulp van de veiligheidsgordels mogelijk is.
B240A01L N.B.:
Lees de informatie t.a.v. de airbag
op de stickers aan de achterzijde van de zonneklep en in het dashboardkastje.
WAARSCHUWING:
o De airbag is bedoeld als aanvulling op de driepuntsgordels van debestuurder en de voorpassagier en niet als een vervanging hiervoor. Daarom moet tijdenshet rijden ten allen tijde de veiligheidsgordel worden gedragen. De airbag treedt alleenin werking bij een frontale aanrijding met een dusdanige snelheid dat de kans opverwondingen groot is.
o De airbags treden alleen in werking bij een aanrijding onder een hoek die kleiner is dan 30°, gezien vanaf de lengte-as van deauto. De airbags treden niet in werking bij een aanrijding van opzij, van achteren of bij hetover de kop slaan van de auto. o De frontairbags worden bij een
lichte aanrijding niet geactiveerd,omdat de veiligheidsgordels danvoldoende bescherming bieden.
!
B240A02L
o De airbags, vóór, worden niet geactiveerd bij aanrijdingen van opzij of van achteren of bij het over de kop slaan. Bovendien worden ze niet geactiveerd bijfrontale botsingen die beneden de drempelwaarde liggen.
o De airbags worden geactiveerd bij frontale aanrijdingen met een voldoende grote botskracht.
Aanrijding van achteren Aanrijding van opzij
Over de kop slaan