Hyundai Kona 2018 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: HYUNDAI, Model Year: 2018, Model line: Kona, Model: Hyundai Kona 2018Pages: 540, PDF Size: 9.01 MB
Page 291 of 540

5-13
Rijden met uw auto
5
- Auto met handgeschakelde transmissieStand startknop Actie Opmerkingen
ON
Druk op de startknop terwijl het contact in
stand ACC staat zonder het
koppelingspedaal in te trappen.
Voordat de motor wordt gestart, gaan de
waarschuwingslampjes ter controle
branden. Laat de startknop niet in stand ON staan als
de motor niet loopt, om te voorkomen dat de
accu leegraakt.
START
Start de motor door het koppelingspedaal
en het rempedaal in te trappen en op de
startknop te drukken terwijl de
selectiehendel in de vrijstand staat. Als u op de startknop drukt zonder het
koppelingspedaal in te trappen, zal de motor
niet starten en wijzigt de stand van de
startknop als volgt: OFF
→ACC →ON →OFF of ACC
Page 292 of 540

5-14
Rijden met uw auto
Standen startknop
- Auto met Double clutch-transmissieStand startknop Actie Opmerkingen
OFF
Zet de motor uit door op de startknop terwijl
de selectiehendel in stand P (parkeren)staat.
Wanneer u op de startknop drukt terwijl de
selectiehendel niet in stand P (parkeren)
staat, gaat de startknop niet naar stand
OFF, maar naar stand ACC.
Het stuurslot beschermt de auto tegen
diefstal (indien van toepassing). Als het stuurwiel niet correct vergrendeld is
wanneer u het bestuurdersportier opent, zal
er een waarschuwingszoemer klinken.
ACC
Druk op de startknop als de startknop in
stand OFF staat zonder het rempedaal
in te trappen.
Bepaalde elektrische accessoires kunnen
worden gebruikt.
Het stuurslot ontgrendelt. Als u de startknop gedurende meer
dan een uur in stand ACC laat staan,
zal de accuspanning automatisch worden
uitgeschakeld om te voorkomen dat de accu
ontladen raakt.
Als het stuurwiel niet correct wordt
ontgrendeld, zal de startknop niet werken.
Druk op de startknop en beweeg daarbij hetstuurwiel naar rechts en naar links om de
spanning weg te nemen.
Page 293 of 540

5-15
Rijden met uw auto
5
- Auto met Double clutch-transmissieStand startknop Actie Opmerkingen
ON
Druk de toets Engine Start/Stop als deze in
stand ACC staat in zonder het rempedaal in
te trappen.
Voordat de motor wordt gestart, gaan de
waarschuwingslampjes ter controle
branden. Laat de startknop niet in stand ON staan als
de motor niet loopt, om te voorkomen dat de
accu leegraakt.
START
Start de motor door het rempedaal in te
trappen en op de startknop te drukkenterwijl de selectiehendel in stand P
(parkeren) of stand N (neutraal) staat.
Start de motor, voor uw eigen veiligheid,
met de selectiehendel in stand P (parkeren). Als u op de startknop drukt zonder het
rempedaal in te trappen, zal de motor niet
starten en wijzigt de stand van de startknop
als volgt: OFF
→ACC →ON →OFF of ACC
Page 294 of 540

5-16
Rijden met uw auto
Starten van de motorInformatie
• De motor zal starten wanneer u op de startknop drukt, maar alleen
wanneer de Smart Key zich in de
auto bevindt.
• Als de Smart Key wel in de auto is, maar ver bij de bestuurder
vandaan, start de motor mogelijk
niet.
• Wanneer de startknop in stand ACC of ON staat, wordt door het systeem
gecontroleerd of de Smart Key
aanwezig is als een portier open is.
Als de Smart Key niet in de auto
aanwezig is, zal het controlelampje
" " knipperen en wordt de
waarschuwing "Key not in vehicle"
weergegeven, en als alle portieren
gesloten zijn klinkt de
waarschuwingszoemer ongeveer 5
seconden. Zorg dat de Smart Key in
de auto is wanneer stand ACC is
ingeschakeld of de motor draait.Starten van de benzinemotor
Auto met handgeschakelde
transmissie:
1. Zorg ervoor dat u de Smart Key altijd bij u hebt.
2. Controleer of de parkeerrem is geactiveerd.
3. Controleer of de selectiehendel in de vrijstand staat.
4. Trap het koppelingspedaal en het rempedaal in.
5.
Druk de toets Engine Start/Stop in.
i
•Draag altijd geschikte
schoenen tijdens het rijden.
Ongeschikte schoenen, zoals
hoge hakken, skischoenen,
sandalen, teenslippers, enz.
kunnen het bedienen van het
rempedaal, het gaspedaal en
het koppelingspedaalbemoeilijken.
•Start de auto niet terwijl het
gaspedaal wordt ingetrapt.
De auto kan in beweging
komen, wat kan leiden tot een
ongeval.
•Wacht totdat het
motortoerental normaal is. Deauto kan plotseling in
beweging komen als het
rempedaal wordt losgelatenbij een hoog toerental.
WAARSCHUWING
Page 295 of 540

5-17
Rijden met uw auto
5
Auto met Double clutch-transmissie:
1. Zorg ervoor dat u de Smart Keyaltijd bij u hebt.
2. Controleer of de parkeerrem is geactiveerd.
3. Zorg ervoor dat de selectiehendel in stand P (parkeren) staat.
4. Trap het rempedaal in.5.
Druk de toets Engine Start/Stop in.
Informatie
• Breng de motor niet op bedrijfstemperatuur door hem
stationair te laten draaien.
Ga rijden met gematigde motor-
toerentallen. Vermijd krachtig
accelereren en decelereren.
• Trap altijd het rempedaal in bij het starten van de motor. Trap niet op
het gaspedaal bij het starten van de
motor. Laat de motor niet met een te
hoog toerental draaien om hem op
bedrijfstemperatuur te brengen. Om schade aan de auto te
voorkomen:
• Probeer de selectiehendel niet
in stand P(Park) te zetten wanneer de motor tijdens hetrijden afslaat.
Als de verkeers- en wegomstandigheden hettoelaten kunt u deselectiehendel in stand N
(neutraal) zetten terwijl de auto
nog rolt en vervolgens op de
startknop drukken om te
proberen de motor opnieuw te
starten.
• Probeer de motor niet te starten door de auto aan te duwen ofaan te slepen.AANWIJZINGi
Page 296 of 540

5-18
Rijden met uw auto
Om schade aan de auto te
voorkomen:
Druk de toets Engine Start/Stop
nooit langer dan 10 seconden
in, behalve wanneer de
remlichtzekering is doorgebrand.
Wanneer de remlichtzekering is
doorgebrand, kunt u de motor niet
normaal starten. Vervang de
zekering door een nieuwe. Als u
de zekering niet kunt vervangen,
kunt u de motor starten door de
startknop gedurende 10 seconden
ingedrukt te houden terwijl de
startknop in stand ACC staat.
Trap voor uw eigen veiligheid altijd het rempedaal en/of
koppelingspedaal in alvorens de
motor te starten.Informatie
Als de batterij bijna leeg is of de
Smart Key niet goed werkt, kunt u de
motor starten door de startknop
direct met de Smart Key in te
drukken, zoals hierboven is afgebeeld.
i
AANWIJZING
OOS057003
Page 297 of 540

5-19
Rijden met uw auto
5
Bediening handgeschakelde transmissie
De handgeschakelde transmissie
heeft zes versnellingen vooruit. Alle
vooruitversnellingen zijn volledig
gesynchroniseerd zodat het op- en
terugschakelen soepel verloopt.Breng de auto volledig tot stilstand
alvorens stand R (achteruit) in te
schakelen, zet de selectiehendel in
de vrijstand en schakel vervolgens
stand R (achteruit) in. Als u compleet stilstaat en de 1e
versnelling of stand R (achteruit) is
moeilijk in te schakelen:
1. Zet de selectiehendel in de
vrijstand en laat het
koppelingspedaal opkomen.
2. Trap het koppelingspedaal weer in en schakel vervolgens de 1e
versnelling of stand R (achteruit)in.
Informatie
Bij zeer lage buitentemperaturen kan
het schakelen wat moeizamer gaan
zolang de transmissieolie nog koud is.
i
HANDGESCHAKELDE TRANSMISSIE (INDIEN VAN TOEPASSING)
Controleer voordat u de auto verlaat altijd of de selectiehendel
in de 1e versnelling staat als auto
helling op geparkeerd staat of in
stand R (achteruit) staat als de
auto helling af geparkeerd staat,
activeer de parkeerrem en zet het
contact in stand LOCK/OFF. Als
deze voorzorgsmaatregelen niet
worden opgevolgd, kan de auto
onverwacht in beweging komen.
WAARSCHUWING
OOS057074L
De selectiehendel kan worden
verplaatst zonder de knop (1) in te
drukken.
De knop (1) moet worden ingedrukt
om de selectiehendel te verplaatsen.
Page 298 of 540

5-20
Rijden met uw auto
Bedienen van de koppeling
Het koppelingspedaal moet geheel
worden ingetrapt omdat:
- Starten van de motor De motor kan niet worden gestart
zonder het koppelingspedaal in te
trappen.
- Versnelling inschakelen, één versnelling opschakelen of één
versnelling terugschakelen.
- Stoppen van de motor
Breng de auto op een veilige plaats
tot stilstand en trap het rempedaal en
het koppelingspedaal in. Schakel
vervolgens stand N (neutraal) in en
zet de motor uit.
Laat het koppelingspedaal langzaam
opkomen. Het koppelingspedaal
moet tijdens het rijden altijd geheelzijn losgelaten. Om onnodige slijtage of schade
aan de koppeling te voorkomen:
• Laat tijdens het rijden uw voet
niet op het koppelingspedaal rusten.
• Gebruik de koppeling niet om de auto op zijn plaats te houden op
een helling, bij het wachten voor
een verkeerslicht, enz.
• Trap het koppelingspedaal altijd geheel in om bijgeluiden tijdens
het schakelen of schade te
voorkomen.
• Rijd niet weg in de 2e (tweede) versnelling, tenzij u wegrijdt
vanuit stilstand op een gladdeweg.
• Rijd niet met de auto als deze zwaarder is beladen dan
toegestaan.
• Houd het koppelingspedaal ingetrapt totdat de motor
volledig is gestart. Als u het
koppelingspedaal loslaat,
voordat de motor volledig is
gestart, slaat de motor mogelijk
weer af.
AANWIJZING
•Als de auto niet is voorzien
van een contactslot, komt hij
mogelijk in beweging als de
motor onder de volgende
omstandigheden wordt
gestart.
- de parkeerrem wordt
gedeactiveerd.
- de selectiehendel staat niet in stand N (neutraal).
- het koppelingspedaal is niet volledig ingetrapt.
WAARSCHUWING
Page 299 of 540

5-21
Rijden met uw auto
5
Terugschakelen
Schakel in druk verkeer of bij het
oprijden van een steile helling terug
om overbelasting van de motor te
voorkomen.
Daarnaast wordt door terug te
schakelen de kans op afslaan
beperkt en kan beter worden
geaccelereerd wanneer u uw
snelheid weer op moet voeren.
Als de auto helling af rijdt, kan door
terug te schakelen een veilige
snelheid worden gehandhaafd
omdat er afgeremd wordt op demotor en treedt minder slijtage opaan de remmen.Om schade aan de motor, de
koppeling en de transmissie te
voorkomen:
• Bij het terugschakelen van de 5e
naar de 4e versnelling moet erop
worden gelet dat deselectiehendel niet zo ver opzij
wordt gedrukt dat per ongeluk
de 2e versnelling wordt
ingeschakeld. Hierdoor zou het
motortoerental zo hoog kunnen
oplopen dat de naald van de
toerenteller in het rode gebied
terecht zou kunnen komen.
•
Schakel niet meer dan 2
versnellingen tegelijk terug en
schakel niet terug als de motor meteen hoog toerental draait (5000
omw/min of hoger).
Terugschakelen onder dergelijke
omstandigheden kan schade aan
de motor, de koppeling en de
transmissie veroorzaken.
Goede rijgewoonten
• Laat de auto nooit in zijn vrij een helling af rijden. Dit is bijzonder
gevaarlijk.
• Houd het rempedaal niet langdurig achter elkaar ingetrapt. Hierdoorkunnen de remmen en
aanverwante onderdelen
oververhit raken en defect raken.
Minder vaart bij het afrijden van
een lange helling en schakel terug
naar een lagere versnelling. Hetafremmen op de motor helpt de
nelheid van de auto te verlagen.
• Vertraag de snelheid voordat u terugschakelt. Hiermee voorkomt udat de motor met een te hoog
toerental gaat draaien, hetgeen
schadelijk kan zijn voor de motor.
• Verlaag uw snelheid ook als u geconfronteerd wordt met zijwind.Dan kunt u de auto beter ondercontrole houden.
• Zorg ervoor dat de auto volledig tot stilstand is gekomen voordat stand
R (achteruit) wordt ingeschakeld,
om schade aan de transmissie te
voorkomen.
AANWIJZING
Page 300 of 540

5-22
• Wees vooral voorzichtig bij het
rijden op een gladde ondergrond.
Let in dat geval vooral op bij het
remmen, gasgeven en schakelen.
Op een glad wegdek kan een
plotselinge snelheidsverandering
leiden tot verlies van grip van de
aangedreven wielen, waardoor u
de controle over uw auto kunt
verliezen, met een mogelijk
ongeval tot gevolg.
Rijden met uw auto
Om de kans op ERNSTIG LETSEL te beperken:
•Doe uw veiligheidsgordel
ALTIJD om. Bij een aanrijdinglopen inzittenden die hun
veiligheidsgordel niet dragen
een veel grotere kans opernstig letsel dan inzittenden
die hun veiligheidsgordel wel
dragen.
•Pas uw snelheid aan voordat
u een bocht aansnijdt of gaatkeren.
•Maak geen plotselinge
stuurbewegingen bij het
wisselen van rijbaan of bij het
nemen van snelle, scherpe
bochten.
•De kans dat de auto over de
kop slaat wanneer u de macht
over het stuur verliest, is veel
groter bij hogere snelheden.
WAARSCHUWING •Meestal verliest de bestuurder
de macht over de autowanneer twee of meer wielen
van de weg raken en de
bestuurder het stuur omgooitom de auto weer de weg op testuren.
•Gooi het stuur niet om
wanneer uw auto van de weg
raakt. Minder in plaats
daarvan snelheid voordat u de
auto terug de weg op stuurt.
•HYUNDAI adviseert u om u
altijd aan de aangegevensnelheidslimieten te houden.
Rem op een glad wegdek niet
snel af op de motor (schakelen
vanuit een hoge naar een lage
versnelling). Hierdoor kunnende banden gaan slippen,
waardoor een ongeval zoukunnen ontstaan.
WAARSCHUWING