Handen Hyundai Kona 2018 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: HYUNDAI, Model Year: 2018, Model line: Kona, Model: Hyundai Kona 2018Pages: 540, PDF Size: 9.01 MB
Page 18 of 540

2-2
In dit hoofdstuk en in deze handleiding
vindt u talrijke veiligheidsvoor
-
zorgsmaatregelen en -aanbevelingen.
De veiligheidsvoorzorgsmaatregelen indit hoofdstuk behoren tot de
belangrijkste.
Doe uw veiligheidsgordel altijd om
Een veiligheidsgordel biedt de beste
bescherming bij alle soorten
ongevallen. Airbags zijn ontworpen als
aanvulling op de veiligheidsgordels en
niet ter vervanging ervan. Doe dus, ook
als uw auto is voorzien van airbags,
ALTIJD uw veiligheidsgordel om en
zorg ervoor dat ook uw passagiers de
veiligheidsgordel op de juiste manieromdoen.
Gebruik voor alle kinderen de juiste veiligheidssystemen
Alle kinderen onder de 13 jaar moeten
in uw auto worden vervoerd op de
achterstoel, niet op de voorstoel,
waarbij het juiste veiligheidssysteem
moet worden gebruikt. Baby's en kleine
kinderen moeten worden vervoerd in
een geschikt kinderzitje. Grotere
kinderen moeten een zittingverhoging
in combinatie met de driepuntsgordel
gebruiken totdat ze groot genoeg zijn
om de veiligheidsgordel op de juiste
wijze te gebruiken zonder
zittingverhoging.
Gevaren airbag
Hoewel airbags levens kunnen redden,
kunnen ze ook ernstig letsel
veroorzaken als inzittenden te dichtbij
zitten of als ze hun veiligheidsgordel
niet op de juiste manier dragen. Het
grootste risico op verwondingen door
een zich opblazende airbag lopen
baby's, kleine kinderen en volwassenen
met een geringe lichaamslengte. Volgalle aanwijzingen op en lees alle
waarschuwingen in dit instructieboekje
zorgvuldig door.
Afleiding van de bestuurder
Afleiding van de bestuurder vormt
een ernstige bedreiging voor de
veiligheid, vooral bij onervaren
rijders. Achter het stuur moet
veiligheid centraal staan en
bestuurders moeten zich bewust zijn
van het grote aantal potentiële
redenen voor afleiding, zoals
slaperigheid, het pakken van
voorwerpen, eten, persoonlijke
verzorging, andere inzittenden enbellen.
Bestuurders kunnen afgeleid raken
als ze hun ogen en aandacht niet bij
de weg houden of hun handen van
het stuur halen voor andere
activiteiten dan autorijden. Verkleinde kans op afleiding en een ongeluk
door:
• ALTIJD uw mobiele apparatuur(bijv. MP3-speler, telefoon,
navigatie-apparatuur, enz.) in te
stellen als de auto geparkeerd is of
op een veilige plaats stilstaat.
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSVOORZORGSMAATREGELEN
Veiligheidssysteem van uw auto
Page 19 of 540

2-3
Veiligheidssysteem van uw auto
• Uw mobiele apparatuur ALLEEN tegebruiken als dit wettelijk is toegestaan en de omstandigheden
veilig gebruik mogelijk maken.
Verstuur tijdens het rijden NOOIT
een sms of een e-mail. In de
meeste landen is het versturen van
een sms tijdens het rijden wettelijk
verboden. In sommige landen is
het gebruik van een niet-
handsfree-telefoon door
bestuurders eveneens verboden.
• Laat het gebruik van een mobiel apparaat u tijdens het rijden
NOOIT afleiden. U hebt een
verantwoordelijkheid ten opzichte
van uw passagiers en
medeweggebruikers om altijd veilig
te rijden, met uw handen aan hetstuur en uw ogen en aandacht
gericht op de weg.Pas uw snelheid aan
Een te hoge snelheid speelt een
belangrijke rol bij aanrijdingen
waarbij gewonden en doden vallen.
Over het algemeen is het zo dat hoe
hoger de snelheid is, hoe groter het
risico is, maar ernstig letsel kan ook
ontstaan bij lagere snelheden. Rijdnooit sneller dan gezien de
omstandigheden veilig is, ongeacht
de maximum toegestane snelheid ter
plaatse.
Houd uw auto in een veilige conditie
Een klapband of een mechanisch
defect kan een extreem gevaarlijke
situatie opleveren. Controleer, om de
kans op dergelijke problemen te
beperken, regelmatig de
bandenspanning en de conditie van
de banden en laat het periodiekonderhoud aan uw auto op de
voorgeschreven momenten
uitvoeren.
2
Page 21 of 540

Veiligheids-
voorzorgsmaatregelen
Het zo afstellen van de stoelen dat de bestuurder en de passagiers in
een veilige en comfortabele positiezitten speelt, samen met de
veiligheidsgordels en de airbags,
een belangrijke rol bij de veiligheid
van de inzittenden bij een ongeval.
Airbags
U kunt voorzorgsmaatregelennemen om de kans op letsel door
een zich opblazende airbag te
beperken. Het te dicht op een airbag
zitten vergroot de kans op letsel in
hoge mate als de airbag geactiveerd
wordt. Zet uw stoel zo ver mogelijk
naar achteren, waarbij u de auto nog
wel onder controle moet kunnen
blijven houden.
Gebruik geen zitkussen
waardoor de wrijving tussen de
stoel en de passagier
verminderd wordt. De passagierkan bij een aanrijding of een
noodstop onder de gordel
doorglijden. Er kan ernstig letsel ontstaan
als de veiligheidsgordel nietcorrect kan werken.
WAARSCHUWING
2-5
Veiligheidssysteem van uw auto
2
Om de kans op ernstig letsel
door een zich opblazende airbag
te beperken, moeten de volgende
voorzorgsmaatregelen getroffen
worden:
•Zet de bestuurdersstoel zo ver
mogelijk naar achteren, maarhoud er daarbij rekening mee
dat u de auto volledig onder
controle moet kunnen blijvenhouden.
•Zet de voorpassagiersstoel zo
ver mogelijk naar achteren.
WAARSCHUWING
•Houd het stuurwiel vast op 9 en
3 uur, zodat de kans op letselaan uw armen en handen tot
een minimum beperkt wordt.
•Plaats NOOIT iets of iemand
tussen u en de airbag.
•Laat, om de kans op beenletsel
tot een minimum te beperken,
de voorpassagier zijn voeten of
benen nooit op het dashboard
zetten.
Page 23 of 540

2-7
Veiligheidssysteem van uw auto
2
Handmatige verstelling
Verstellen in voor-/achterwaartse
richting
Verstel de stoel als volgt naar voren of naar achteren:
1. Houd de hendel voor delangsverstelling omhoogge
-
trokken.
2. Schuif de stoel in de gewenste positie.
3. Laat de hendel los en controleer of de stoel vergrendeld is. Probeer
de stoel naar voren of achteren te
schuiven zonder de hendel te
bedienen. Als de stoel beweegt,
dan is hij niet goed vergrendeld.
Om letsel te voorkomen:
•Verstel uw stoel niet als u de
veiligheidsgordel omgedaanhebt.
Door de zitting naar voren te
bewegen, kan er veel druk
worden uitgeoefend op de
buikstreek.
•Zorg er tijdens het verstellen
van de stoel voor dat uw
handen of vingers nietbekneld raken in het
mechanisme.
OPMERKING •Zorg ervoor dat de rugleuning altijd in de normale positie kan
worden gezet en niets de juiste
vergrendeling van de
rugleuning hindert.
•Leg geen aansteker op de vloer
of de stoel. Wanneer u de stoel
verstelt, kan er gas uit deaansteker ontsnappen
waardoor brand kan ontstaan.
•Wees uiterst voorzichtig bij het
oppakken van kleine
voorwerpen die onder de
stoelen liggen of zich tussen de
stoel en de middenconsole
bevinden. Uw handen kunnen
klem komen te zitten of u kuntletsel aan uw handen oplopen
door scherpe randen aan het
stoelmechanisme.
•Als er passagiers zitten op de
achterstoelen, wees dan
voorzichtig bij het afstellen
van de voorstoelen.
OOS037002
Page 69 of 540

2-53
Veiligheidssysteem van uw auto
2
Zijairbags (indien van toepassing) Beide voorstoelen van uw auto zijn
uitgerust met een zijairbag. Het doel
van de airbag is om de bestuurder en
de voorpassagier een aanvullende
bescherming te bieden naast de
bescherming die wordt geboden
door de veiligheidsgordel.
De zijairbags zijn ontworpen om
tijdens bepaalde aanrijdingen van
opzij geactiveerd te worden,
afhankelijk van de ernst, de hoek, de
snelheid en de plaats waarop de
auto wordt geraakt.
De zijairbags aan beide zijden van
de auto zijn zo ontworpen dat ze
worden geactiveerd wanneer door
een rollover-sensor wordt
waargenomen dat de auto over de
kop slaat (indien van toepassing).
De zijairbags zijn niet ontworpen om
bij alle aanrijdingen van opzij of
situaties waarbij de auto over de kop
kan slaan opgeblazen te worden. Om de kans op ernstig letsel
door een zich opblazende
zijairbag te beperken, moeten de
volgende voorzorgsmaatregelen
getroffen worden:
•Alle inzittenden moeten altijd
hun veiligheidsgordel dragen:
de gordel houdt de inzittende
zo goed mogelijk op zijnplaats.
•Laat passagiers niet met het
hoofd of andere delen van het
lichaam tegen het portier
leunen, hun armen uit het
raam steken of voorwerpen
tussen de portieren en dezitplaatsen steken.
•Houd het stuurwiel vast op 9
en 3 uur, zodat de kans opletsel aan uw armen en
handen tot een minimum
beperkt wordt.
•Gebruik geen stoelhoezen.
Deze kunnen de werking van
het systeem in negatieve zin
beïnvloeden.
WAARSCHUWING
OOS037040
OOS037041
Page 117 of 540

3-33
Kenmerken van uw auto
3
• Open of sluit telkens maar éénruit tegelijk. Anders kan de
elektrische ruitbediening
beschadigd raken. Hierdoor zal
bovendien de zekering langermeegaan.
• Probeer nooit tegelijkertijd de hoofdschakelaar voor deruitbediening in het
bestuurdersportier en de
afzonderlijke schakelaar voor de
ruitbediening in tegengestelde
richtingen in te drukken. In dat
geval stopt de ruit en kan deze
niet meer worden geopend of
gesloten.
AANWIJZING •Laat een kind NOOIT zonder
toezicht achter in de auto. Ook
zeer jonge kinderen kunnen
per ongeluk de auto in
beweging zetten, bekneld
raken tussen de portierruiten
of zichzelf of anderen letsel
toebrengen.
•Controleer altijd zorgvuldig of
er zich geen armen, handen of
andere belemmeringen in de
buurt bevinden voordat een
ruit gesloten wordt.
•Laat kinderen niet met de
ruitbediening spelen. Laat de
blokkeerschakelaar voor deruitbediening in de stand
VERGRENDELD (ingedrukt)
staan. Het onbedoeld
bedienen van een ruit kan
vooral bij kinderen tot letselleiden.
•Steek tijdens het rijden uw
hoofd, armen of andere
lichaamsdelen niet naar
buiten.
•Laat kinderen NOOIT zonder
toezicht achter met desleutels in de auto terwijl demotor draait.
WAARSCHUWING
Page 235 of 540

3-151
Kenmerken van uw auto
3
12V-aansluiting
(indien van toepassing)
De 12 V-aansluiting is ontworpen
om mobiele telefoons en andere
apparaten die in de auto gebruikt
kunnen worden, op te laden. Deze
apparaten mogen niet meer dan
180 W afnemen als de motor draait.
Om beschadiging van de 12V-
aansluitingen te voorkomen:
• Gebruik de 12 V-aansluitingalleen als de motor draait en
verwijder de plug van het
apparaat na gebruik uit de
aansluiting. Het gebruik van de
12 V-aansluiting gedurende
langere tijd als de motor niet
draait, kan ertoe leiden dat deaccu te ver ontladen raakt.
• Gebruik ze alleen voor het aansluiten van elektrische
apparatuur die werkt op 12 V en
die een elektrisch vermogen
heeft van minder dan 180 W.
• Zet de airconditioning of de verwarming in de laagste stand
als de 12 V-aansluiting gebruikt
wordt. • Plaats het afdekkapje op de
aansluiting wanneer deze niet
wordt gebruikt.
• Sommige elektronische apparaten die op de 12
Vaansluiting worden
aangesloten, kunnen storingen
veroorzaken. De problemen
kunnen variëren van een slechte
radio-ontvangst tot storingen in
de elektronische systemen enapparaten in de auto.
• Steek de stekker zo ver mogelijk in de aansluiting. Als de stekker
geen goed contact maakt, kan
deze oververhit raken of kan de
zekering defect raken.
• Sluit elektrische/elektronische apparatuur met een accu alleen
aan als deze zijn voorzien van
een tegenstroombeveiliging.
Anders kan de stroom van de
accu terugstromen naar het
elektrische/ elektronische
systeem van de auto en
storingen veroorzaken.
AANWIJZING
OOS047063 Voorkom dat u een elektrische
schok krijgt. Steek geen vingers
of vreemde voorwerpen (pen
enz.) in een 12V-aansluiting enraak de aansluiting niet aan metnatte handen.
WAARSCHUWING
Page 243 of 540

Informatie
• Als u achteraf HID-koplampen monteert, treden er mogelijk
storingen op in het audiosysteem en
de elektronische onderdelen van uw
auto.
• Voorkom dat chemicaliën als parfum, cosmetische oliën,
zonnebrandcrème, handenreiniger
en luchtverfrisser in aanraking
komen met onderdelen van het
interieur, omdat ze beschadiging of
verkleuring kunnen veroorzaken.AUX-, USB- en iPod ®
-aansluiting
U kunt de AUX-aansluiting gebruiken
voor het aansluiten van een extern
audioapparaat en de USB-
aansluiting voor het aansluiten van
een USB-apparaat of een iPod®.
Informatie
Als er een draagbaar audioapparaat
op de elektrische aansluiting wordt
aangesloten, is er tijdens het afspelen
mogelijk ruis hoorbaar. Gebruik in
dat geval de voedingsbron van het
draagbare apparaat. ❈ iPod ®
is een handelsmerk van
Apple Inc.
Antenne
Dakantenne
De dakantenne ontvangt
doorgegeven gegevens.
(bijvoorbeeld: AM/FM, DAB,GPS/GNSS)
Draai de dakantenne linksom om
hem te verwijderen. Draai hem
rechtsom om hem weer aan tebrengen.
i
i
MULTIMEDIASYSTEEM
4-2
Multimediasysteem
OOS047074OOS047071
Page 360 of 540

5-82
Rijden met uw auto
Werking LKA
In-/uitschakelen van het LKA- systeem:
Druk met het contact in stand ON op
de toets van het LKA-systeem op het
dashboard, links van het stuurwiel. Het controlelampje in het
instrumentenpaneel zal in eerste
instantie wit branden. Dit geeft aandat het LKA-systeem in de status
READY (gereed) en NOT ENABLED
(niet ingeschakeld) staat.
•Het systeem herkent
rijstrookmarkeringen via eencamera en bedient het
stuurwiel. Als de
rijstrookmarkeringen moeilijk
te herkennen zijn, werkt het
systeem daardoor mogelijkniet goed.
Raadpleeg “Beperkingen van het systeem”.
•Verwijder of beschadig geen
onderdelen die gerelateerd zijnaan het LKA-systeem.
•Het waarschuwingssignaal van
het LKA-systeem is mogelijkniet hoorbaar als het
geluidsvolume van hetaudiosysteem te hoog is
ingesteld.
•Plaats geen voorwerpen op het
dashboard die licht reflecteren,
zoals spiegels, wit papier enz.
Het systeem werkt mogelijk
niet goed wanneer zonlicht
wordt gereflecteerd.
•Houd het stuurwiel altijd vast wanneer het LKA-systeem is
ingeschakeld. Als u blijftrijden terwijl u het stuurwiel
niet vasthoudt nadat de
waarschuwing "Houd uwhanden op het stuur" is
gegeven, wordt het systeem
automatisch uitgeschakeld.
•Het stuurwiel wordt niet
continu bediend; als derijsnelheid te hoog is wanneer
u van rijstrook wisselt, wordt
de auto mogelijk niet door het
systeem bediend. De
bestuurder moet zich altijdaan de snelheidslimiethouden als het systeem
gebruikt wordt.
•Als u objecten aan het
stuurwiel bevestigt, assisteerthet systeem de besturing
mogelijk niet goed of werkt de
waarschuwing handen van
het stuur mogelijk niet goed.
•Als met een aanhanger rijdt moet u het LKA-systeem
uitschakelen.
OOS057034
Page 362 of 540

5-84
Rijden met uw auto
• Als de rijsnelheid hoger is dan 60km/h en het systeem
rijstrookmarkeringen signaleert,
verandert de kleur van grijs naar wit.
• Als het systeem de linker rijstrookmarkering signaleert,
verandert de kleur van de linker
rijstrookmarkering van grijs naarwit.
• Als het systeem de rechter rijstrookmarkering signaleert,
verandert de kleur van de rechter
rijstrookmarkering van grijs naarwit.
•
Beide rijstrookmarkeringen moeten
worden gesignaleerd om het
systeem volledig te activeren
. • Als de rijsnelheid hoger is dan 60
km/h en de toets van het LKA-
systeem is ingedrukt, is het systeem
ingeschakeld. Als uw auto de
rijstrook verlaat, werkt het LKA-
systeem als volgt:
Er verschijnt een visuele
waarschuwing op het LCD-display in
het instrumentenpaneel. De linker of
rechter rijstrookmarkering op het LCD-
display in het instrumentenpaneel
gaat knipperen, afhankelijk van welkekant de auto opgaat.
Als er een stuurwielsymbool wordt
weergegeven, regelt het systeem de
besturing van de auto om te
voorkomen dat de auto de
rijstrookmarkering overschrijdt.
Houd uw handen op het stuur
Als de bestuurder gedurende enkele
seconden de handen van hetstuurwiel neemt terwijl het LKA-
systeem is geactiveerd, waarschuwt
het systeem de bestuurder. Informatie
Als het stuurwiel heel lichtjes wordt
vastgehouden, kan de melding ook
worden weergegeven, aangezien het
LKA-systeem in dat geval niet
herkent dat de bestuurder het
stuurwiel vasthoudt.
i
■ Rijstrookmarkering niet gesignaleerd■ Rijstrookmarkering gesignaleerd
OOS057035L/OOS057037L
■Rijstrookmarkering links gesignaleerd■Rijstrookmarkering rechts gesignaleerd
OOS057038L/OOS057039L
OAEE056129L