Wiel vervangen Hyundai Kona 2018 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: HYUNDAI, Model Year: 2018, Model line: Kona, Model: Hyundai Kona 2018Pages: 540, PDF Size: 9.01 MB
Page 157 of 540

3-73
Kenmerken van uw auto
3
Stuurwielverwarming aan(indien van toepassing)
Deze waarschuwingsmelding wordt
weergegeven wanneer u de stuur-
wielverwarming inschakelt.
Zie “Stuurwielverwarming” in dit
hoofdstuk voor meer informatie.
Laag sproeivloeistof niveau(indien van toepassing)
Deze waarschuwingsmelding wordt
weergegeven in de onderhoudsher-
inneringsmodus als het ruiten-
sproeiervloeistofreservoir bijna leeg
is.
Laat het ruitensproeiervloeistofre-
servoir bijvullen.
Brandstofniv. laag
Deze waarschuwingsmelding wordt
weergegeven als de brandstoftank
bijna leeg is.
Als deze melding weergegeven
wordt, gaat waarschuwingslampje
laag brandstofniveau in het instru-
mentenpaneel branden.
Geadviseerd wordt het dicht-
stbijzijnde tankstation te bezoeken
en zo snel mogelijk te tanken.
Vul zo snel mogelijk brandstof bij.
De motor is oververhit
(indien van toepassing)
Deze waarschuwingsmelding wordt
weergegeven wanneer de koelvloei-
stoftemperatuur hoger is dan 120°C.
Dit betekent dat de motor oververhit
is geraakt en schade kan oplopen.
Zie "Oververhitting" in hoofdstuk
6 wanneer de motor oververhitraakt.
Controleer koplamp (indien van toepassing)
Deze waarschuwingsmelding wordt
weergegeven als de koplampen niet
goed werken. De gloeilamp van de
koplamp moet mogelijk vervangen
worden.
Informatie
Vervang de kapotte lamp door een
nieuw exemplaar met hetzelfde
wattage.
i
Page 189 of 540

3-105
Kenmerken van uw auto
3
Hieronder staan voorbeelden van de
juiste afstelling van de schakelaar
voor verschillende belastingen. Stel
bij een andere mate van belasting
dan hieronder vermeld de
schakelaar af volgens de meest
vergelijkbare situatie.Automatisch
automatisch aangepast aan het
aantal passagiers en de hoeveelheid
bagage in de auto.
Hij stelt de koplampen ook automatisch op de juiste hoogte af
voor verschillende omstandigheden.
Statische verlichting Low Beam Assist
(indien van toepassing)
Wanneer u door een bocht rijdt,
wordt de statische verlichting van de
Low Beam Assist links of rechts
automatisch ingeschakeld voor een
beter zicht en meer veiligheid. De
statische verlichting van de Low
Beam Assist gaat aan als een van de
volgende omstandigheden zich
voordoet.
• De rijsnelheid is lager dan 10 km/hen het stuurwiel is gedraaid over
een hoek van ongeveer 80 graden
met ingeschakeld dimlicht.
• De rijsnelheid ligt tussen 10 km/h en 90 km/h en het stuurwiel is
gedraaid over een hoek van
ongeveer 35 graden met
ingeschakeld dimlicht.
• Wanneer de auto achteruitrijdt waarbij aan één van de
bovenstaande voorwaarden is
voldaan, wordt het licht, dat
tegengesteld is aan de richting
waarnaar het stuurwiel wordt
gedraaid, ingeschakeld.
We adviseren u het systeem te
laten controleren door eenofficiële Hyundai-dealer als de
functie niet goed werkt. Probeer
de bedrading niet zelf te
controleren of vervangen.
WAARSCHUWING Beladingstoestand
Stand
schakelaar
Alleen bestuurder 0 Bestuurder +
voorpassagier 0
Alle zitplaatsen bezet 1 Alle zitplaatsen bezet +Maximaal toelaatbarebelading 2
Bestuurder + Maximaaltoelaatbare belading 3
Page 327 of 540

5-49
Rijden met uw auto
5
Overige rijomstandigheden
• Zorg dat u weet hoe deomstandigheden in het onverharde
terrein zijn voordat u er gaat rijden.
• Rijd op onverhard terrein voorzichtig en vermijd gevaarlijke
situaties.
• Rijd langzaam bij harde wind.
• Verlaag de rijsnelheid bij het nemen van een bocht.
Het zwaartepunt van auto's met
vierwielaandrijving ligt hoger dan
bij normale auto's met
tweewielaandrijving waardoor ze
makkelijker omslaan als u de bochtte snel neemt. • Houd het stuurwiel stevig vast
wanneer u op onverhard terrein
rijdt.
Voorzorgsmaatregelen bij een
noodgeval Banden
Band
Gebruik geen banden en velgen met
een andere maat of van een ander
type dan de banden en velgen die
oorspronkelijk op uw auto zaten. Dit
kan de veiligheid en prestaties van
uw auto nadelig beïnvloeden, wat
kan leiden tot ernstig letsel doordat
de auto onbestuurbaar wordt of over
de kop slaat.
Zorg er bij het vervangen van de
wielen voor dat alle vier wielen
dezelfde velgmaat, dezelfde
bandenmaat, dezelfde profieldikte
en hetzelfde draagvermogen
hebben. Gebruik ook altijd velgen en
banden van hetzelfde merk. Als u de
auto voor rijden op onverhard terrein
voorziet van een niet door Hyundai
aanbevolen banden- en
velgencombinaties, dient u deze
banden- en velgencombinaties niet
te gebruiken voor het rijden op de
snelweg.
Rijd altijd langzaam door water.Als u te snel rijdt kan opspattendwater in de motorruimte
terechtkomen, waardoor het
ontstekingssysteem nat wordtzodat uw auto plotselingstilstaat.
OPMERKING
OOS057075L
Steek uw arm niet in het stuurwiel tijdens het rijden in
het terrein. U kunt uw arm
verwonden door een
plotselinge stuurbeweging of
door schokken van het stuur als
gevolg van voorwerpen op de
grond. U kunt de controle over
het stuurwiel verliezen, wat kanresulteren in ernstig letsel.
WAARSCHUWING
Page 358 of 540

5-80Informatie
In sommige gevallen wordt het FCA-
systeem mogelijk uitgeschakeld
wanneer het systeem wordt
blootgesteld aan elektromagnetische
interferentie.
i
Rijden met uw auto
•Probeer nooit de werking van het FCA -systeem te testen.
Anders kunt u ernstig letseloplopen.
•Als de voorbumper, de
voorruit, de radar of de
camera vervangen of
gerepareerd is, adviseren we
u de auto te laten controlerendoor een officiële Hyundai-
dealer.
•Gebruik de Forward Collision-
Avoidance Assist (FCA) niet
tijdens het slepen van eenauto.
Het gebruik van het FCA- systeem tijdens het slepen
kan de veiligheid van uw auto
of de auto die wordt gesleept
negatief beïnvloeden.
•Wees uiterst voorzichtig als
uw voorligger een grote, naar
achteren uitstekende lading
heeft of een groterebodemvrijheid heeft dan uwauto.
•Het FCA -systeem is
ontworpen om de voorligger te signaleren en in de gaten te
houden of om een voetgangerop de weg te signaleren door
middel van radarsignalen en
cameraherkenning. Het is niet
ontworpen om fietsen,motorfietsen of kleinere
objecten op wielen, zoals
bagagetassen, winkelwagens
of kinderwagens te signaleren.
WAARSCHUWING
Page 359 of 540

5-81
Rijden met uw auto
5
Het Lane Keeping Assist-systeem
(LKA) signaleert met behulp van een
camera bij de voorruit
rijstrookmarkeringen op de weg en
assisteert de bestuurder bij het
besturen van de auto om de auto op
de rijstrook te houden.
Als het systeem signaleert dat de
auto zijn rijstrook dreigt te verlaten,
wordt de bestuurder zichtbaar en
hoorbaar gewaarschuwd, terwijl
tegelijkertijd een lichte
tegenstuurkracht wordt uitgeoefend,
om te proberen te voorkomen dat de
auto buiten de rijstrook terechtkomt.De bestuurder dient echter niet
volledig op het systeem te
vertrouwen, maar altijd zelf
controle te houden over het
stuurwiel om op de rijstrook te
blijven.
•Door rijomstandigheden of
omgevingsfactoren kan het
LKA-systeem worden
uitgeschakeld of niet goed
werken. Wees altijd voorzichtigtijdens het rijden.
•Haal de camera van het LKA-
systeem niet uit elkaar,
bijvoorbeeld om de ruit extra tetinten of coatings of
accessoires aan te brengen.Als u de camera uit elkaar hebt
gehaald en weer in elkaar hebt
gezet, adviseren we u de
kalibratie van het systeem te
laten controleren door een
officiële Hyundai-dealer.
•Als u de voorruit, de camera
van het LKA-systeem of
bijbehorende delen van het
stuurwiel hebt vervangen,
adviseren we u de kalibratie
van het systeem te laten
controleren door een officiële
Hyundai-dealer.
LANE KEEPING ASSIST-SYSTEEM (LKA) (INDIEN VAN TOEPASSING)
Het Lane Keeping Assist-
systeem (LKA) is geen
vervanging voor een veilig
rijgedrag, maar dient slechts als
hulpmiddel.Het is de
verantwoordelijkheid van de
bestuurder om altijd de
omgeving in de gaten te houdenen het stuurwiel te bedienen.
WAARSCHUWING
Neem bij het gebruik van het
Lane Keeping Assist-systeem
(LKA) altijd de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht:
•Draai het stuurwiel niet plotseling wanneer het
stuurwiel mede wordt bedienddoor het systeem.
•Het LKA-systeem voorkomt dat
de bestuurder onbedoeld de
rijstrook verlaat door de
besturing te ondersteunen.
WAARSCHUWING
OOS057033
Page 409 of 540

6-10
Wat te doen in een noodgeval
Het TPMS dient niet ter vervanging
van onderhoud van de banden te
worden gebruikt. Het is de
verantwoordelijkheid van debestuurder dat de banden op dejuiste spanning zijn, ook al is de
bandenspanning nog niet zo laag dat
het waarschuwingslampje lage
bandenspanning gaat branden
Uw auto is tevens uitgerust met een
controlelampje storing TPMS dat
aangeeft wanneer het systeem niet
goed werkt. Het controlelampje
storing TPMS is gecombineerd met
het waarschuwingslampje lage
bandenspanning. Wanneer het
systeem een storing signaleert,
knippert het waarschuwingslampje
gedurende ongeveer een minuut en
blijft het daarna continu branden.Zolang de storing blijft bestaan, blijft
dit zo doorgaan, ook wanneer de
auto weer wordt gestart. Wanneer
het controlelampje storing brandt,kan het systeem mogelijk niet naarbehoren een te lagebandenspanning signaleren of
aangeven. Storingen in het TPMS
kunnen verschillende oorzaken
hebben, waaronder het plaatsen,
vervangen of wisselen van banden
of velgen waardoor het TPMS niet
goed werkt. Controleer na het
vervangen van een of meerdere
banden of velgen het controlelampje
storing TPMS om ervoor te zorgen
dat het TPMS ook na het vervangen
goed werkt.
Als het controlelampje TPMS niet
gedurende 3 seconden gaatbranden nadat het contact in
stand ON is gezet of de motor
draait, of als het gaat branden na
ongeveer 1 minuut te hebben
geknipperd, adviseren we u uw
auto door de dichtstbijzijndeofficiële Hyundai-dealer te laten
controleren.Waarschuwingslampje lage bandenspanning
Wanneer het
waarschuwingslampje
van het
bandenspanningscontrolesysteem
brandt en een
waarschuwingsmelding wordt
weergegeven op het LCD-display in
het instrumentenpaneel, is de
bandenspanning van een ofmeerdere banden te laag.
Als het controlelampje gaat branden,
verminder dan onmiddellijk snelheid,
vermijd het met hoge snelheid
nemen van bochten en anticipeer op
een langere remweg. Zet de auto zosnel mogelijk stil en controleer de
banden. Breng de banden op de
juiste spanning zoals aangegeven op
het voertuigplaatje of hetbandenspanningslabel op de
middenstijl aan bestuurderszijde.
Vervang de band met een te lagebandenspanning door het
reservewiel als u geen tankstation
kunt bereiken of als de band lek is.
AANWIJZING
Page 411 of 540

6-12
Wat te doen in een noodgeval
Een wiel verwisselen met TPMS
Bij een lekke band gaat het
waarschuwingslampjes lage
bandenspanning branden. Weadviseren u de band met een te lagespanning te laten controleren door
een officiële Hyundai-dealer.
Ieder wiel is uitgerust met een bandenspanningssensor achter het
ventiel in het wiel. Gebruik wielen die
speciaal geschikt zijn voor TPMS. Wij
raden u aan uw banden door eenofficiële Hyundai-dealer te laten
nakijken.Ook wanneer u de band met de lagebandenspanning door het
reservewiel hebt vervangen, blijft het
waarschuwingslampjes lagebandenspanning knipperen of
branden totdat de band met de lagebandenspanning is gerepareerd en
weer op de auto is gemonteerd. Nadat u de band met lage
bandenspanning hebt vervangen
door het reservewiel kan na een paar
minuten het waarschuwingslampjelage bandenspanning gaan
knipperen of branden omdat de
TPMS-sensor in het reservewiel nietis geïnitialiseerd. Als de band met lage
bandenspanning weer op de
aanbevolen spanning is gebracht enop de auto is gemonteerd of als de
TPMS-sensor van het reservewiel isgeïnitialiseerd door een officiële
Hyundai-dealer, doven het
controlelampje storing TPMS en het
waarschuwingslampje lagebandenspanning binnen een paar
minuten rijden.•Het controlelampje storing
TPMS zal mogelijk gaanbranden als de auto in de
buurt rijdt van
elektriciteitskabels of zenders
zoals in de nabijheid van
politiebureaus, kantoren,
zendstations, militaire
objecten, luchthavens,
zendmasten, enz. Dit kan de
normale werking van het
bandenspanningscontrolesysteem (TPMS) storen.
•Het controlelampje storing TPMS gaan branden als er
sneeuwkettingen gebruikt
worden of als er in de auto
bepaalde elektronische
apparatuur wordt gebruikt,
zoals een notebook, een lader
voor een mobiele telefoon,
een externe starthulp of een
navigatiesysteem. Dit kan de
normale werking van het
bandenspanningscontrolesysteem (TPMS) storen.
OPMERKING
We raden u aan door Hyundai
goedgekeurd
bandenreparatiemiddel te
gebruiken.
Het bandenreparatiemiddel op de bandenspanningssensor en
het wiel moet grondig worden
verwijderd wanneer u de band
door een nieuw exemplaar
vervangt.
OPMERKING
Page 412 of 540

6-13
Wat te doen in een noodgeval
6
Als het controlelampje niet dooft
nadat u een paar minuten hebt
gereden, raden we u aan hetsysteem te laten controleren door
een officiële Hyundai-dealer.U kunt de bandenspanning nietbeoordelen door alleen naar de
banden te kijken. Gebruik altijd een
bandenspanningsmeter van een
goede kwaliteit om de
bandenspanning te meten. Een band
die warm is (door het rijden), heefteen hogere bandenspanning dan
een band die koud is.
Een koude band houdt in dat de auto gedurende 3 uur heeft stilgestaan ofniet meer dan 1,6 km heeft gereden
gedurende deze periode.
Laat de band afkoelen alvorens de
bandenspanning te meten. Zorg er
altijd voor dat de band koud is
alvorens deze op de aanbevolenspanning te brengen.
Als de oorspronkelijk
gemonteerde band wordt
vervangen door het
reservewiel, moet de TPMS-
sensor op het reservewiel
worden geïnitialiseerd en desensor op het originele wiel
moet worden gedeactiveerd
door een Hyundai-dealer. Als deTPMS-sensor op het originele
wiel dat in de houder van het
reservewiel is gemonteerd nog
steeds actief is, werkt het
bandenspanningscontrolesyste
em mogelijk niet correct. We
adviseren u het systeem telaten repareren door een
officiële Hyundai-dealer.
OPMERKING
TPMS
•Het TPMS waarschuwt niet
voor ernstige en plotselinge
schade aan de banden
veroorzaakt door externe
factoren, zoals spijkers en
dergelijke.
•Als de auto instabiel aanvoelt,
haal dan onmiddellijk uw voet
van het gaspedaal, trap het
rempedaal licht in en breng
uw auto op een veilige plaatstot stilstand.
WAARSCHUWING
We raden u aan door Hyundai
goedgekeurd
bandenreparatiemiddel te
gebruiken indien uw auto is
uitgerust met het
controlesysteem voor lage
bandenspanning (TPMS). Hetvloeibare
bandenreparatiemiddel kan debandenspanningsensoren
beschadigen.
OPMERKING
Page 413 of 540

6-14
Wat te doen in een noodgeval
TPMS beschermen
Het aanpassen, wijzigen of
uitschakelen van onderdelen
van het controlesysteem lagebandenspanning (TPMS)
verhindert mogelijk dat de
bestuurder door het systeem
wordt gewaarschuwd over een
te lage bandenspanning en/of
storingen in het TPMS. Door het
aanpassen, wijzigen of
uitschakelen van onderdelen
van het TPMS vervalt mogelijk
de garantie voor dat deel van deauto.
WAARSCHUWING
EUROPA
•Voer geen wijzigingen door
aan de auto; deze kunnen de
TPMS-functie beïnvloeden.
•Universele wielen hebben
geen TPMS-sensor.
Voor uw veiligheid adviseren we u vervangende onderdelen
te gebruiken die zijn geleverddoor een officiële Hyundai-
dealer.
•Als u universele wielen onder
uw auto monteert, moet u
TPMS-sensoren gebruiken die
goedgekeurd zijn door een
Hyundai-dealer.
Als uw auto niet voorzien is
van TPMS-sensoren of als het
TPMS niet goed werkt, kunt u
problemen krijgen bij de APK.
❈Alle gedurende de
onderstaande periode op de
EUROPESE markt verkochte
auto's moeten zijn voorzien
van het TPMS.
- Nieuwe modellen: 1 november 2012 -
- Bestaande modellen: 1 november 2014 - (op basis
van voertuigregistratie)WAARSCHUWING
Page 415 of 540

6-16
Wat te doen in een noodgeval
Bandenspanningscontrolesyst eem
Controleer iedere maand bij koude
banden of de bandenspanning van
alle banden, inclusief het reservewiel
(indien van toepassing),
overeenkomt met de aanbevolen
spanning op het voertuigplaatje of
het bandenspanningslabel. (Als de
bandenmaat van uw auto niet
overeenkomt met de bandenmaat op
het voertuigplaatje of hetbandenspanningslabel, dient u de
juiste spanning voor deze banden tebepalen.)Voor extra beveiliging is uw auto
uitgerust met eenbandenspanningscontrolesysteem
(TPMS) dat ervoor zorgt dat een
waarschuwingslampje lage
bandenspanning gaat branden
wanneer de bandenspanning vaneen of meerdere banden
aanmerkelijk te laag is. Wanneer het
waarschuwingslampje lage
bandenspanning brandt, dient u de
auto dus stil te zetten, de banden zo
snel mogelijk te controleren en ze op
de juiste spanning te brengen. Rijden
op banden waarvan de
bandenspanning te laag is, heeft
oververhitte en mogelijk
beschadigde banden tot gevolg.
Een te lage bandenspanning zorgt
ook voor een hoger
brandstofverbruik en een kortere
levensduur van het loopvlak en heeft
mogelijk een negatief effect op de
handling en de remkwaliteiten van
uw auto.
Het TPMS dient niet ter vervanging
van onderhoud van de banden te
worden gebruikt.Het is de verantwoordelijkheid vande bestuurder dat de banden op dejuiste spanning zijn, ook al is de
bandenspanning nog niet zo laag dat
het waarschuwingslampje lage
bandenspanning gaat branden.
Uw auto is tevens uitgerust met een
controlelampje storing TPMS dat
aangeeft wanneer het systeem niet
goed werkt. Het controlelampje
storing TPMS is gecombineerd met
het waarschuwingslampje lage
bandenspanning. Wanneer het
systeem een storing signaleert,
knippert het waarschuwingslampje
gedurende ongeveer een minuut en
blijft het daarna continu branden.
Zolang de storing blijft bestaan, blijft
dit zo doorgaan, ook wanneer de
auto weer wordt gestart.
Wanneer het controlelampje storing
brandt, kan het systeem mogelijkniet naar behoren een te lagebandenspanning signaleren of
aangeven. Storingen in het TPMS
kunnen verschillende oorzaken
hebben, waaronder het plaatsen,
vervangen of wisselen van banden
of velgen waardoor het TPMS niet
goed werkt.
Een te hoge of een te lage
bandenspanning reduceert de
levensduur van de banden,
beïnvloedt de handling van de
auto in negatieve zin en kan tot
onverwachte bandproblemen
leiden, waardoor u de controle
over de auto kunt verliezen met
een ongeval tot gevolg.
WAARSCHUWING