dimlicht Hyundai Kona 2018 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: HYUNDAI, Model Year: 2018, Model line: Kona, Model: Hyundai Kona 2018Pages: 540, PDF Size: 9.01 MB
Page 148 of 540

3-64
Kenmerken van uw auto
Dit controlelampje blijft 2 seconden
branden en gaat dan uit:
• Als de Smart Key in de autoaanwezig is en de startknop in stand ON staat maar de auto de
Smart Key niet kan detecteren.
In dat geval adviseren we u de auto te laten controleren door een
officiële HYUNDAI-dealer.
Dit lampje gaat knipperen:
• Als de batterij van de Smart Keybijna leeg is.
- Op dat moment kunt u de motorniet op de normale manier
starten. U kunt de motor echter
wel starten door de toets
ENGINE START/STOP met de
Smart Key in te drukken. (Zie
voor meer informatie "Starten
van de motor" in hoofdstuk 5) .
• In het geval van een storing in het startblokkeersysteem.
In dat geval adviseren we u de auto te laten controleren door een
officiële HYUNDAI-dealer.
Controlelampje
richtingaanwijzers
Dit lampje gaat knipperen:
• Als u de richtingaanwijzers inschakelt.
In de volgende gevallen zit er
mogelijk een storing in het richting-
aanwijzersysteem. In dat geval
adviseren we u de auto te latencontroleren door een officiële
HYUNDAI-dealer. - Het controlelampjerichtingaanwijzers knippert niet,
maar blijft branden.
- Het controlelampje knippert sneller dan normaal.
- Het controlelampje richting- aanwijzers knippert helemaalniet.
In elk van deze gevallen adviseren
we u uw auto te laten controleren
door een officiële HYUNDAI-dealer.
Controlelampje dimlicht (indien van toepassing)
Dit lampje gaat branden:
• Als het dimlicht wordt ingescha- keld.
Controlelampje
grootlicht
Dit lampje gaat branden:
• Als het dimlicht is ingeschakeld en wordt overgeschakeld op
grootlicht.
• Bij het geven van een lichtsignaal door de richtingaanwijzerhendel
naar u toe te bewegen.
Page 149 of 540

3-65
Kenmerken van uw auto
3
High Beam Assist(HBA) Controlelampje (indien van toepassing)
Dit waarschuwingslampje gaat
branden:
• Als het grootlicht is ingeschakeld terwijl de lichtschakelaar in de
stand AUTO staat.
• Als uw auto tegenliggers of voorliggers detecteert, zal het HighBeam Assist (HBA)-systeem het
grootlicht automatisch over-
schakelen naar dimlicht.
Zie “High Beam Assist (HBA)” in
dit hoofdstuk voor meer
informatie.
Controlelampje verlichting AAN
Dit lampje gaat branden:
• Als de parkeerverlichting of het dim-/grootlicht wordt ingeschakeld.
Controlelampje
mistlampen vóór (indien van toepassing)
Dit lampje gaat branden:
• Als de mistlampen vóór worden ingeschakeld.
Controlelampje
mistachterlicht
Dit lampje gaat branden:
• Als het mistachterlicht wordt ingeschakeld.
Waarschuwingslampje
LED-koplampen (indien van toepassing)
Dit waarschuwingslampje gaat
branden:
• Als het contact of de startknop in de stand ON wordt gezet.
• In het geval van een storing in de LED-koplampen.
In dat geval adviseren we u de auto te laten controleren door een officiële
Hyundai-dealer.
Dit waarschuwingslampje gaat
knipperen:
In het geval van een storing in een
onderdeel van de LED-koplampen.
In dat geval adviseren we u de auto te laten controleren door een officiële
Hyundai-dealer.
Door blijven rijden terwijl het
waarschuwingslampje LED-kop-
lampen brandt of knippert kan de
levensduur van de LED-koplamp
verkorten.
AANWIJZING
Page 180 of 540

3-96
Kenmerken van uw auto
Verlichting buitenzijde
Bediening verlichting
Draai, om de verlichting te bedienen,
de knop op het uiteinde van de
combischakelaar naar een van de
volgende standen: (1) Stand UIT
(2) Stand automatische verlichting(indien van toepassing)
(3) Stand parkeerlicht(4) Stand dimlicht
Stand automatische verlichting
(indien van toepassing)
Als de lichtschakelaar in stand AUTO
staat, worden de parkeerlichten en
koplampen automatisch in- of
uitgeschakeld, afhankelijk van hoe
donker het buiten is.
Ook wanneer de stand AUTO is
ingeschakeld, is het raadzaam om
de verlichting handmatig in te
schakelen wanneer u 's nachts of in
de mist rijdt of wanneer u een
donkere omgeving, zoals tunnels en
parkeergarages, inrijdt. • Dek de sensor (1) op het
dashboard niet af en mors erook niets op.
• Reinig de sensor niet met een ruitenreiniger. Deze laat een
dunne laag achter op de sensor,
waardoor deze niet meer goedwerkt.
• Als de voorruit van uw auto getint glas heeft of is voorzien
van een coating, functioneert
de automatische verlichting
mogelijk niet goed.
AANWIJZING
VERLICHTING
OPDE046065
OOS047050L
Page 181 of 540

3-97
Kenmerken van uw auto
3
Stand parkeerlicht ( )
De parkeerlichten, de kentekenplaat-
verlichting en de dashboardver-
lichting gaan branden.
Stand koplampen ( )
De koplampen, de parkeerlichten,
de kentekenplaatverlichting en de
dashboardverlichting gaan branden.Informatie
Om de koplampen in te kunnen
schakelen moet het contact in stand
ON staan.
Werking grootlicht
Druk de hendel van u af om het
grootlicht in te schakelen. De hendel
keert terug in zijn oorspronkelijke
positie. Het controlelampje voor het
grootlicht gaat branden wanneer het
grootlicht wordt ingeschakeld.
Trek de hendel naar u toe om het
grootlicht uit te schakelen. Het
dimlicht gaat branden.
i
Gebruik het grootlicht niet wanneer andere auto's u
naderen. Het gebruik van
grootlicht kan het zicht van de
andere bestuurders belemmeren.
WAARSCHUWING
OAE046469LOAE046467LOAE046453L
Page 182 of 540

3-98
Kenmerken van uw auto
Trek de hendel naar u toe om een
lichtsignaal te geven met het
grootlicht en laat hem vervolgens los.
Het grootlicht blijft branden zolang u
de hendel naar u toe getrokkenhoudt.
High Beam Assist (HBA) (indien van toepassing)
De High Beam Assist (HBA) is eensysteem dat automatisch het
koplampbereik aanpast (wisselt
tussen grootlicht en dimlicht)
overeenkomstig de helderheid vanandere auto's en
wegomstandigheden.
Werking
1. Zet de lichtschakelaar in de stand AUTO.
2. Beweeg de hendel van u af om het grootlicht in te schakelen.
3. Het controlelampje van de High Beam Assist (HBA) ( ) gaat
branden.
4. De High Beam Assist (HBA) wordt ingeschakeld wanneer de
rijsnelheid hoger is dan 45 km/h.
1) Wanneer u de lichtschakelaar van u af beweegt terwijl de High
Beam Assist (HBA) in werking
is, wordt de High Beam Assist
(HBA) uitgeschakeld en blijft het
grootlicht onafgebroken
branden.
2) Wanneer u de lichtschakelaar naar u toe beweegt terwijl het
grootlicht is uitgeschakeld,
wordt het grootlicht
ingeschakeld zonder dat de
High Beam Assist (HBA) wordt
uitgeschakeld. Wanneer u de
lichtschakelaar loslaat, beweegtde hendel naar het midden en
wordt het grootlicht
uitgeschakeld.
OAE046455L
OPDE046057
Page 183 of 540

3-99
Kenmerken van uw auto
3
3) Wanneer u de lichtschakelaarnaar u toe beweegt terwijl het
grootlicht door de High Beam
Assist (HBA) is ingeschakeld,
wordt het dimlicht ingeschakeld
en wordt de High Beam Assist
(HBA) uitgeschakeld.
4) Wanneer de lichtschakelaar in de stand koplampen wordt
gezet, wordt de High Beam
Assist (HBA) uitgeschakeld en
blijft het dimlicht onafgebroken
branden.
In de volgende gevallen wordt,
wanneer de High Beam Assist (HBA)
in werking is, van grootlicht
overgeschakeld op dimlicht.
- Wanneer de koplampen van een tegemoetkomend voertuig worden gesignaleerd.
- Wanneer de achterlichten van een voorligger worden gesignaleerd.
- Wanneer de koplamp/het achterlicht van een fiets/motorfiets
wordt gesignaleerd.
- Wanneer de omgeving helder genoeg is, is het grootlicht nietnodig. - Wanneer straatlantaarns of andere
verlichting worden gesignaleerd.
- Wanneer de lichtschakelaar niet in de stand AUTO staat.
- Wanneer de High Beam Assist (HBA) is uitgeschakeld.
- Wanneer de rijsnelheid lager is dan 35 km/h.
Waarschuwingslampje
en -melding
Wanneer de High Beam Assist
(HBA) niet goed werkt, wordt de
waarschuwingsmelding gedurende
enkele seconden weergegeven.
Nadat de melding is verdwenen,
gaat het hoofdwaarschuwingslampje
( ) branden. We adviseren u het systeem te latencontroleren door een officiële
Hyundai-dealer.
OOS047127L
Het systeem werkt onder de
volgende omstandigheden
mogelijk niet goed.
Wanneer de verlichting van
een tegemoetkomend voertuig
of voorligger gedimd is
•De verlichting van een
tegemoetkomend voertuig of
voorligger wordt niet
gedetecteerd omdat een lamp
beschadigd, verborgen
enzovoort is.
•De lamp(en) van een
tegemoetkomend voertuig of
voorligger is bedekt met stof,
sneeuw of water.
•Wanneer de koplampen van
de voorligger uitgeschakeld,maar de mistlampen
ingeschakeld zijn, enz.
OPMERKING
Page 185 of 540

3-101
Kenmerken van uw auto
3
Richtingaanwijzers
Als u richting wilt aangeven, beweeg de hendel dan omlaag als u linksafslaat en omhoog als u rechtsafslaat, in stand (A).
Beweeg de hendel gedeeltelijk naar
beneden of naar boven en houd hem
vast in stand (B) om een wisseling
van rijstrook aan te geven. De hendel
keert terug naar de stand OFF als hij
wordt losgelaten of wanneer de auto
weer rechtuit rijdt.
Wanneer een controlelampje blijft
branden, niet knippert of abnormaal
knippert, kunnen één of meer
lampen doorgebrand zijn en dienen
deze vervangen te worden.
Functie one-touch
passeerknipperlicht
Beweeg de hendel iets en laat hem
dan weer los om de functie one-
touch passeerknipperlicht in te
schakelen. De richtingaanwijzers
knipperen 3, 5 of 7 keer. U kunt de functie one-touch
passeerknipperlicht in-/uitschakelen
of het aantal keren knipperenselecteren (3, 5 of 7) met de modus
Gebruikersinstellingen op het
LCDdisplay.Zie “LCD-display” in
dit hoofdstuk voor meer
informatie.
OTLE045284
•Plaats geen voorwerpen op
het dashboard die licht
reflecteren, zoals spiegels, wit
papier, enz. Het systeem werkt
mogelijk niet goed wanneer
zonlicht wordt gereflecteerd.
•Soms werkt het High Beam
Assist-systeem (HBA) mogelijk
niet goed. Het systeem dient
alleen ter vergroting van het
gebruiksgemak. Het is de
verantwoordelijkheid van de
bestuurder om veilig te rijden
en altijd de verkeerssituatie te
controleren.
•Als het systeem niet normaal
werkt, wissel dan handmatig
tussen groot- en dimlicht.
Page 189 of 540

3-105
Kenmerken van uw auto
3
Hieronder staan voorbeelden van de
juiste afstelling van de schakelaar
voor verschillende belastingen. Stel
bij een andere mate van belasting
dan hieronder vermeld de
schakelaar af volgens de meest
vergelijkbare situatie.Automatisch
automatisch aangepast aan het
aantal passagiers en de hoeveelheid
bagage in de auto.
Hij stelt de koplampen ook automatisch op de juiste hoogte af
voor verschillende omstandigheden.
Statische verlichting Low Beam Assist
(indien van toepassing)
Wanneer u door een bocht rijdt,
wordt de statische verlichting van de
Low Beam Assist links of rechts
automatisch ingeschakeld voor een
beter zicht en meer veiligheid. De
statische verlichting van de Low
Beam Assist gaat aan als een van de
volgende omstandigheden zich
voordoet.
• De rijsnelheid is lager dan 10 km/hen het stuurwiel is gedraaid over
een hoek van ongeveer 80 graden
met ingeschakeld dimlicht.
• De rijsnelheid ligt tussen 10 km/h en 90 km/h en het stuurwiel is
gedraaid over een hoek van
ongeveer 35 graden met
ingeschakeld dimlicht.
• Wanneer de auto achteruitrijdt waarbij aan één van de
bovenstaande voorwaarden is
voldaan, wordt het licht, dat
tegengesteld is aan de richting
waarnaar het stuurwiel wordt
gedraaid, ingeschakeld.
We adviseren u het systeem te
laten controleren door eenofficiële Hyundai-dealer als de
functie niet goed werkt. Probeer
de bedrading niet zelf te
controleren of vervangen.
WAARSCHUWING Beladingstoestand
Stand
schakelaar
Alleen bestuurder 0 Bestuurder +
voorpassagier 0
Alle zitplaatsen bezet 1 Alle zitplaatsen bezet +Maximaal toelaatbarebelading 2
Bestuurder + Maximaaltoelaatbare belading 3
Page 502 of 540

7-54
Onderhoud
GLOEILAMPEN
Neem voor de vervanging van de
gloeilampen van de meeste
verlichting contact op met een
officiële Hyundai-dealer. Het zelf
vervangen van gloeilampen kan
problemen opleveren vanwege het
feit dat om bij de lamp te kunnen
komen, eerst andere onderdelen
verwijderd dienen te worden. Dat
geldt vooral voor het verwijderen van
de koplampunit om bij de
gloeilamp(en) te kunnen komen.
Het verwijderen en plaatsen van de
koplampunit kan leiden tot
beschadigingen aan de auto.Zorg ervoor dat de doorgebrande
lamp vervangen wordt door een
met dezelfde wattage. Anders kan
de zekering of het elektrische
bedradingssyteem beschadigdraken.
Informatie
Na zware regenval of het wassen van
de auto kan het lijken alsof er vocht in
de koplampen en achterlichten zit.
Dit wordt veroorzaakt door het
temperatuurverschil tussen de
binnenzijde en de buitenzijde van het
lampglas. Dit is vergelijkbaar met het
beslaan van de ruiten bij het rijden
onder regenachtige omstandigheden
en duidt niet op een probleem met uw
auto. Als er sprake is van
waterlekkage in het elektrische
gedeelte van de lamp, adviseren we u
het systeem te laten controleren door
een officiële HYUNDAI-dealer. Informatie
De koplamp moet na een ongeval of na
het opnieuw monteren worden
afgesteld door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Informatie
- Wisselen tussen links enrechts rijdend verkeer
(Europa)
De dimlichtbundel is asymmetrisch.
Als u naar een land gaat waar het
verkeer links rijdt, kan dit
asymmetrische deel tegemoetkomend
verkeer verblinden. Om verblinding
te voorkomen schrijft het ECE-
Reglement verschillende technische
oplossingen voor (bijv. een
automatisch aanpassingssysteem,
afplakken of de koplampen lager
afstellen). Deze koplampen zijn zo
ontworpen dat ze tegemoetkomend
verkeer niet erblinden. Daarom hoeft
u de koplampafstelling niet te
veranderen als u in een land rijdt
waar het verkeer aan de andere kant
rijdt.
i
i
i
Zet, voordat u lampen gaat
vervangen, de parkeerrem
stevig vast, controleer of hetcontact in stand LOCK/OFF
staat en schakel de verlichting
uit om te voorkomen dat de
auto plotseling in beweging
komt, dat u zich brandt of dat u
een elektrische schok krijgt.
WAARSCHUWING
AANWIJZING
Page 503 of 540

7-55
7
Onderhoud
Vervangen van gloeilamp
koplamp, Statische verlichting
Low Beam Assist, parkeerlicht,
richtingaanwijzer en
dagrijverlichting
Type A
(1) Koplamp (grootlicht)
(2) Koplamp (dimlicht)
(3) Dagrijverlichting (indien vantoepassing)/parkeerlicht
(4) Richtingaanwijzer
(5) Mistlampen voor (indien van toepassing) • Behandel halogeenlampen altijd
voorzichtig om krassen te
voorkomen. Voorkom contact met
vloeistoffen wanneer de lampen
branden.
• Raak het glas nooit met de vingers aan. Door achtergebleven vet kan
de lamp te heet worden en
knappen wanneer deze brandt.
• De lamp mag alleen in gemonteerde toestand worden
ingeschakeld.
• Vervang een beschadigde of gebarsten lamp direct en gooi deze
niet zomaar weg.
•Behandel halogeenlampen
voorzichtig. Halogeenlampen
bevatten gas onder druk,zodat er kleine glasdeeltjes
vrijkomen die letsel kunnen
veroorzaken als de lampbreekt.
•Draag bij het vervangen van een lamp een veiligheidsbril.
Laat de lamp alvorens hem te
vervangen afkoelen.
WAARSCHUWING
OLMB073042L
OOS077033