ESP Hyundai Santa Fe 2005 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: HYUNDAI, Model Year: 2005, Model line: Santa Fe, Model: Hyundai Santa Fe 2005Pages: 244, PDF Size: 10.07 MB
Page 13 of 244

1- 2 BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
B010A01O
!
B010A02O-GXT BRANDSTOFVOORSCHRIFTEN Tank uitsluitend loodvrije ben-
zine
Voor uw Hyundai moet loodvrije ben- zine met een octaangetal van RON 91 of hoger worden getankt. Het tanken van loodhoudende benzineheeft een onherstelbare beschadiging van de katalysator en een onvoldoende werking van het emissieregelsysteemtot gevolg.Bovendien kan dit hogeonderhoudskosten met zichmeebrengen.Om vergissingen bij het tanken tevoorkomen past het vulpistool voor loodhoudende benzine niet in de vulopening van uw Hyundai. Dieselbrandstof In Hyundai automobielen met dieselmotor moet dieselbrandstof met een cetaangetal van 52 tot 54 worden gebruikt. Wanneer de dieselbrandstof in zomer- en winterkwaliteit verkrijgbaar is, moet afhankelijk van de onderstaandetemperaturen de aangegeven kwaliteit worden gebruikt:
o Boven -5°C (23°F) ...................... Zomerkwaliteit dieselbrandstof
o Onder -5°C (23°F) .......................
Winterkwaliteit dieselbrandstof
Zorg ervoor dat de brandstoftank niet leeg raakt. Als de motor door brandstoftekort afslaat, moeten de brandstofcircuits volledig wordenontlucht voordat de motor weer kan worden gestart. WAARSCHUWING:
Voorkom dat benzine of water in
de tank komt. Als dit toch het geval is moet de tank worden afgetapt ende leidingen worden doorgespoeld om te voorkomen dat de brandstofpomp vastloopt endaardoor de motor beschadigd raakt.
B010B01A-AXTGasohol Gasohol (een mengsel van 90%
loodvrije benzine en 10% ethanol) kan worden gebruikt in uw Hyundai. Als echter problemen optreden in dewerking van de motor, wordt het gebruik van uitsluitend benzine aangeraden. Brandstoffen met eenonbekende hoeveelheid alcohol of een andere alcohol dan ethanol mogen niet worden gebruikt.
ALLEENLOODVRIJE BENZINE
Page 35 of 244

1- 24 BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
B200A01S-GXT Gordel verstellen Het heupgedeelte van de gordel moet zo laag mogelijk over de heupen liggen, niet op de buik. Als de gordel te hoog zit, bestaat de kans dat u bijeen aanrijding of noodstop onder de gordel doorschuift, met alle gevolgen vandien. De schoudergordel moet overde schouder liggen en niet onder de oksel; zie de afbeelding. Draag de veiligheidsgordel nooit onder de arm. ZB090V1-AX Het losmaken van de veiligheidsgordel De veiligheidsgordel wordt ontgrendeld
door de knop in het slot in te drukken. De gordel wordt dan door het oprolmechanisme opgerold. Is dit niet het geval, dan moet wordengecontroleerd of de gordel niet is verdraaid.
B200A01L
B210A01L
SB090P1-FX 3-PUNTS VEILIGHEIDSGORDELGordel omgespen Trek de gordel gelijkmatig uit het oprolmechanisme en steek de slottongin het slot. De slottong moet hoorbaar aangrijpen. De lengte van de veiligheidsgordel past zich automatisch aan de zitpositie aan. Het oprolmechanisme blokkeert de veiligheidsgordel bij een noodstopof een aanrijding, maar ook bij abrupte bewegingen naar voren. Gordel vastmaken. Controleer of de gordel goed isvergrendeld en niet is verdraaid.
B180A01L
Page 39 of 244

1- 28 BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
B230F01A-GXT Op middelste plaats op achterbank aanbrengen Gebruik de middelste veiligheidsgordel
om het veiligheidssysteem voor kinderen, zoals afgebeeld, te bevestigen. Probeer na het aanbrengen het kinderzitje voor- enachteruit en zijdelings te bewegen om te controleren of het goed door de gordel wordt vastgehouden.
Als het zitje kan worden bewogen
moet de lengte van de veiligheidsgordel worden gewijzigd. Haak vervolgens de haak van debevestigingsband in de bevestiging en zet het zitje vast. Raadpleeg altijd B235G01OHet heupgedeelte van de driepuntsgordel of de middelste heupgordel moet zo laagmogelijk op de heup van het kind en zo prettig mogelijk aanliggen.
o Als de veiligheidsgordel niet volledig passend is voor het kind,moet een goedgekeurd zitblokop de achterbank worden gebruikt, zodat de zithoogte van het kind wordt aangepast aan deaanwezige veiligheidsgordel.
o Laat nooit een kind op de zitting
staan of knielen.
o Gebruik nooit een babydrager of
kinderzitje dat over de rugleuning "haakt"; het kan bij een aanrijding onvoldoende bescherming geven. o Laat onder het rijden een
inzittende nooit een kind in dearmen houden; hierdoor kan het kind bij een aanrijding of een sterke afremming ernstig gewondraken. Het vasthouden van een kind tijdens het rijden biedt geen enkele vorm van bescherming,zelfs niet als de betreffende persoon de veiligheidsgordel heeft omgegespt.
o Wanneer het kinderzitje niet cor-
rect is bevestigd, neemt de kansop ernstige of dodelijk letsel bij een ongeval sterk toe.
Page 44 of 244

BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI 1- 33
!WAARSCHUWING:
o Breng geen kinderzitje met gebruikmaking van de ISOFIX bevestigingspunten op demiddelste zitplaats op de achterbank aan. De ISOFIX bevestigingspunten worden alleenvoor de linker en rechter buitenste zitplaats geleverd. Gebruik de ISOFIX-bevestigingspunten nietop de verkeerde manier door een kinderzitje op de middelste zitplaats aan de ISOFIX bevestigingspunten te bevestigen.
De ISOFIX gordels van hetkinderzitje zijn misschien niet sterk genoeg om bij een ongeval het zitje op de middelste zitplaatsvast te houden en kunnen breken, met ernstig of dodelijk letsel als gevolg.
o Als gebruik wordt gemaakt van het “ISOFIX”-systeem om eenkinderzitje op de achterbank teinstalleren, dan moeten de metalen gespen vast in de gordelsluitingen worden geplaatsten moet de riem achter het
kinderzitje worden getrokken, zodat het kind een losse veiligheidsriem niet kan bereiken. Door losse metalen gespen kanhet kind mogelijk een niet- uitgetrokken veiligheidriem bereiken, waardoor het kind inhet zitje verwurgd zou kunnen worden met ernstige verwondingen of zelfs de doodals gevolg.
o Bevestig niet meer dan één
kinderzitje met een enkelvoudige gordel aan het onderste bevestigingspunt. Door dehogere belasting kunnen de bevestigingspunten of kan de gordel breken, met ernstig ofdodelijk letsel als gevolg.
o Bevestig ISOFIX of ISOFIX
vergelijkbare kinderzitjes alleen op de afgebeelde plaatsen.
o Volg altijd de montage- en gebruiksvoorschriften van defabrikant van het kinderzitje op. B230H04A-GXTGeschiktheid van veiligheidssysteem voorkinderen voor zitplaatsen Gebruik een veiligheidssysteem voor kinderen dat officieel is goedgekeurd en dat voor uw kinderen geschikt is. Raadpleeg de volgende tabel bij het gebruik van kinderstoelen.
Achter,midden
Leeftijdsgroep Zitplaats
UX
XUX
X U, L1 U F XU FUF
Achter,
buitenzijde
Voorpas-
sagier
0 : Tot 10 kg (0 ~ 9 maanden)0+ : Tot 13 kg (0 ~ 2 jaar) I : 9 kg tot 18kg (9 maanden~4 jaar)II & III : 15 kgtot 36 kg (4 ~ 12 jaar) X
Page 46 of 244

BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI 1- 35
N.B.:
o Zowel de gordelspanner voor de
bestuurder als de voorpassagier worden onder bepaalde omstandigheden bij een frontale aanrijding geactiveerd. Degordelspanners kunnen alleen worden geactiveerd, of als de frontale aanrijding ernstig genoegis, samen met de airbags.
o Bij het activeren van de
gordelspanners is er een hard geluid hoorbaar en komt er fijne stof (dat op rook kan lijken) vrijin de auto. Dit is normaal en niet gevaarlijk.
o Hoewel het ongevaarlijk is kan de huid door de fijne stof geïrriteerd raken en moet het nietgedurende langere tijd worden ingeademd. Daarom moeten de handen en het gezicht zorgvuldigworden gewassen nadat bij een aanrijding de gordelspanners zijn geactiveerd.
!
Het systeem van veiligheidsgordels
met gordelspanner bestaat uit de volgende belangrijke onderdelen. Demontageplaatsen zijn in de afbeelding aangegeven.
1. SRS airbag controlelamp
2. Veiligheidsgordel met gordelspanner
3. SRS regeleenheid
WAARSCHUWING:
Om maximaal te profiteren van de
veiligheidsgordel met gordelspan-ner:
1. Gesp de veiligheidsgordel altijd correct om.
2. Stel de veiligheidsgordel correct af. LET OP:
o De sensor die de SRS-airbag activeert is verbonden is met gordelspanners.Het SRS-airbag waarschuwings-lampje knippert ongeveer 6seconden nadat het contact is ingeschakeld (stand "ON") of de motor is gestart is. Daarna moethet uitgaan.
o Als de gordelspanners een stor-
ing vertonen blijft ditwaarschuwingslampje ook branden. Zelfs als er geen stor- ing in de SRS airbag is. Als hetSRS airbag waarschuwings- lampje niet ongeveer 6 seconden knippert bij inschakeling van hetcontact of het starten van de motor. Of tijdens het rijden blijft branden, laat dan zo snelmogelijk het SRS airbag en gordelspannersysteem door een Hyundai dealer inspecteren.
!
Page 51 of 244

1- 40 BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
o Voor de beste bescherming van
het zij-airbagsysteem en om verwondingen bij het in werking treden van de zij-airbag te voorkomen, moeten de beideinzittenden van de voorstoelen rechtop zitten met de veiligheidsgordel correctvastgegespt. De handen van de bestuurder moeten in de standen 9:00 en 3:00 uur op het stuurwielworden gehouden. De armen en handen van de voorpassagiers moeten in de schoot wordengehouden.
o Breng geen extra stoelhoezen
aan.
o Door het gebruik van stoelhoezen wordt het effect van het systeembeperkt.
o Monteer geen accessoires aan de zijkant of bij de zij-airbag.
o Gebruik geen grote krachten aan de zijkant van de stoel.
o Breng geen objecten aan over de airbag of tussen de airbag enuzelf.
!
Zij-airbag sensor
WAARSCHUWING:
o De zij-airbags vormen een aanvulling op de driepunts veiligheidsgordels van debestuurder en de voorpassagier, maar vervangt deze niet. Daarom moet de veiligheidsgordel altijdworden gedragen als u in de auto zit. De zij-airbags worden alleen geactiveerd bij bepaaldebotsingen aan de zijkant die ernstig genoeg zijn om letsel te veroorzaken. B990B01O
Uw Hyundai heeft in elke voorstoel een zij-airbag. Deze airbag heeft tot taak om de bestuurder en/of voorpassagiers extra bescherming tegeven naast de werking van alleen de veiligheidsgordel. De zij-airbags zijn ontworpen om in werking te treden bijeen aanrijding van opzij, afhankelijk van de ernst van de aanrijding, de hoek, de snelheid en hetaanrijdingspunt. De airbags zijn niet ontworpen om bij alle aanrijdingen van opzij in werking te treden.
B990B04Y-AXT Zij-airbag (Indien gemonteerd)
B990B02Y
Page 60 of 244

!
ZB110K1-AXControlelamp
oliedruk
LET OP:
Als deze lamp bij draaiende motor gaat branden moet de motor direct worden afgezet teneinde ernstigemotorschade te voorkomen. Deze controlelamp gaat branden als de oliedruk te laag is. De lamp gaatbranden zodra het contact wordt aangezet, maar moet doven als de motor is gestart. Blijft deze lamp bij draaiende motor branden, dan bevindt zich een ernstige storingin het smeersysteem van de motor. Is dit het geval, dan moet de motor direct worden afgezet en moet het oliepeil worden gecontroleerd. Als hetoliepeil te laag is, moet de voorgeschreven olie worden bijgevuld en moet de motor opnieuw wordengestart. Als de controlelamp blijft branden moet de motor direct worden afgezet. Raadpleeg in dat geval eenofficiële HYUNDAI dealer.
! B260H02O-GXT
Controlelamp handrem/ remvloeistofpeil WAARSCHUWING:
Bij storingen aan het remsysteem
moet de oorzaak direct door een HYUNDAI dealer wordenopgespoord. Het rijden met een defect remsysteem (in het elektrische of hydraulischegedeelte) is uiterst gevaarlijk.
Werking van de controlelamp Deze lamp moet gaan branden als
het contact wordt aangezet, de motor wordt gestart en als de handrem wordtaangetrokken. Na het starten van de motor moet de lamp doven zodra de handrem wordt vrijgezet. Als dehandrem niet is aangetrokken moet de lamp flauw gaan branden bij het aanzetten van het contact of bij hetstarten van de motor. Als deze lamp tijdens het rijden gaat branden mag niet meer met de wagen worden gereden. Het remvloeistofpeilin het reservoir is dan beneden het minimum niveau gedaald. Vul remvloeistof bij die voldoet aan deDOT 3 of DOT 4 specificatie. Na het bijvullen kan voorzichtig naar een dealer worden gereden voor naderecontrole. Bij een ernstig defect moet de wagen door een sleepbedrijf naar een dealer worden gesleept.Uw HYUNDAI is voorzien van eendiagonaal gescheiden remsysteem.Als één van beide circuits defect is, wordt de wagen nog op de andere wielen afgeremd. Is dit het geval danis meer kracht voor het remmen vereist en is de remweg langer dan normaal. Bij een defect aan hetremsysteem moet worden teruggeschakeld zodat gebruik wordt gemaakt van het remvermogen vande motor.
BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
1- 49
Page 73 of 244

1- 62 BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
B390A01E-AXT RUITENWISSER/- SPROEIER ACHTER (Indien aanwezig)
1. : De achterruitwisser maakt standaard 3 slagen als de achterruitsproeier bedient wordt.
2.OFF 3.INT:De achterruitwisser maakt slagen met tussenpozen van 5 seconden
4.ON :De achterruitwisser werkt
continu.
5. : Als de schakelaar voor de achterruitwisser in deze standwordt gedrukt, wordt vloeistof op de ruit gespoten en treedtde ruitenwisser in werking. HSM2105N.B.:
o Bedien de ruitensproeiers niet
langer dan 15 seconden achter elkaar en ook niet als het reser- voir leeg is.
o Controleer bij vriezend weer of de ruitenwissers niet aan de voorruit zijn vastgevroren.
o In de winter moet gebruik worden gemaakt van eenantivriesmiddel.
Enkele wisbeweging
Voor een enkele wisbeweging, druk
de wisserschakelaar omhoog. HSM2102B350C01O-AXT REGELBARE INTERVALSCHAKELING VANDE RUITENWISSERS Voor het gebruik van de intervalschakeling plaatst u de ruitenwisserschakelaar in de "INT" stand. Met de schakelaar in dezestand kan de intervaltijd worden ingesteld van 1 tot 18 seconden. Dit varieert automatisch afhankelijk vande voertuigsnelheid.
HSM2100
Page 122 of 244

BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI 1- 111
o Het label op de cassette mag niet
los zitten, omdat dit het uitwerpen van de cassette bemoeilijkt.
o Raak de tape niet aan en let er tevens op dat de tape niet vochtig wordt.
o Houd alle magnetische voorwerpen zoals elektromotoren, luidsprekersof transformators uit de buurt van uw cassettetapes en cassett-espeler.
Houd uw CD's schoon
B850A02L
SR040B1-FX ONDERHOUD VAN DE CASSETTETAPES Een juiste behandeling van de cassettetapes verlengt de levensduur en verhoogt uw luisterplezier. Stel uwtapes niet bloot aan direct zonlicht, extreme koude of stoffige omstand- igheden. Bewaar de cassettes altijdin hun doosjes.Onder extreem hoge of lagetemperaturen moet worden gewacht tot het interieur tot een normale waarde is opgewarmd resp. Afgekoeld voordatu een tape afspeelt. Neem de cas- sette uit het toestel als hij niet wordt gebruikt. Dit voorkomt beschadigingen aan de cassettespeler en de cassettetape.
B860A01L
Vingerafdrukken, stof en vuil op het oppervlak van de CD's kunnen overslaan tijdens het afspelenveroorzaken. Veeg het oppervlak schoon met een schone zachte doek. Als het oppervlak ernstig vervuild is,kan het worden schoongemaakt met een schone zachte doek die is bevochtigd met een mild, neutraaloplosmiddel. Zie de afbeelding. Wij adviseren dringend het gebruik van C-60 cassettes (60 minuten speelduur). De C-120 of C-180cassettetape is extreem dun waardoor deze in het mechanisme kan vastlopen.
B860A01O
Page 123 of 244

1- 112 BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
Weergavekop
Wattenstaafje
o Voorkom het herhaald snel terugspoelen voor het opnieuw weergeven van een bepaald muziekgedeelte. Dit kan op denduur het slecht opspoelen van de cassette tot gevolg hebben en ook van invloed zijn op de geluid-sweergave. Soms kan dit worden gecorrigeerd door de tape enkele malen geheel open af te spoelen. Als dit niet het gewenste resultaat oplevert, mag de cassette niet meer worden gebruikt. o Na verloop van tijd zet zich op de
weergavekop, de capstan en degeleidingen vuil af hetgeen vaninvloed is op de geluidskwaliteit. Hierdoor kan bijvoorbeeld een "zwevend" geluid ontstaan. Maakdaarom éénmaal per maand gebruik van een reinigingscassette of van speciaal daarvoor verkrijgbareproducten. Volg hierbij de gebruiksaanwijzing van de fabrikant strikt op. De onderdelen van decassettespeler mogen niet worden gesmeerd.
o Controleer altijd of de tape strak ligt voordat hij in de cassettespeler wordt aangebracht. Is dit niet hetgeval steek dan een potlood in de spoelopening en draai de cassettetape strak.
B860A02L
B860A03L
o Bewaar de cassettes op een koele
en droge plaats met de open zijde naar beneden gekeerd zodat wordtvoorkomen dat stof binnendringt.
N.B.:Controleer alvorens de cassette aan
te brengen of de band strak op despoelen zit.
Als dit niet zo is, trek hem dan
strak door een van de spoelen meteen potlood of een vinger te verdraaien. Breng de cassette niet aan als het label loszit, omdat hetmogelijk is dat dit het aandrij- fmechanisme blokkeert als wordt geprobeerd de cassette teverwijderen.
Zorg ervoor dat cassettes niet
worden blootgesteld aan hoge temperaturen of een hoge vochtigheid, bijv. bovenop hetdashboard of in het toestel.