ESP Hyundai Santa Fe 2009 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: HYUNDAI, Model Year: 2009, Model line: Santa Fe, Model: Hyundai Santa Fe 2009Pages: 293, PDF Size: 10.54 MB
Page 14 of 293

1BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
4BRANDSTOFVOORSCHRIFTEN
B010A02CM-GXT Tank uitsluitend loodvrije ben-
zine Voor optimale prestaties van uw auto raden wij aan om ongelode benzine met een octaangetal (RON) hoger dan 95/AKI (Anti Knock Index) hoger dan91 te tanken. U kan gebruik maken van ongelode benzine met een octaangetal (RON) 91~94 / AKI 87~90,maar hierdoor kunnen de prestaties van de auto iets minder worden. Het tanken van loodhoudende benzineheeft een onherstelbare beschadiging van de katalysator en een onvoldoende werking van het emissieregelsysteemtot gevolg. Bovendien kan dit hogeonderhoudskosten met zichmeebrengen.Om vergissingen bij het tanken tevoorkomen past het vulpistool voorloodhoudende benzine niet in de vulopening van uw Hyundai. Diesel motor Dieselbrandstof Gebruik voor de dieselmotor alleen bij het bemzinestation verkrijgbare dieselbrandstof die aan de EN 590-norm of vergelijkbaar voldoet. (EN staat voor “European Norm”). Gebruik geen dieselbrandstof die bestemd is voor de scheepvaart, lichte stookoliën of niet-goedgekeurde brandstoftoevoegingen, aangezien ditde slijtage zal bespoedigen en de motor en het brandstofsysteem kan beschadigen. Het gebruik van niet-goedgekeurde brandstoffen en/of brandstoftoevoegingen heeft een beperking van de garantie tot gevolg. In Hyundai automobielen met dieselmotor moet dieselbrandstof met een cetaangetal van 52 tot 54 worden gebruikt.Wanneer de dieselbrandstof in zomer-
en winterkwaliteit verkrijgbaar is, moetafhankelijk van de onderstaande temperaturen de aangegeven kwaliteit worden gebruikt:
o Boven -5°C (23°F) ......................
Zomerkwaliteit dieselbrandstof
o Onder -5°C (23°F) .......................
Winterkwaliteit dieselbrandstof
Zorg ervoor dat de brandstoftank niet
leeg raakt. Als de motor door brandstoftekort afslaat, moeten debrandstofcircuits volledig worden ontlucht voordat de motor weer kan worden gestart.
OCM051001R
!
ALLEEN LOODVRIJE BENZINE
LET OP:
Voorkom dat benzine of water in
de tank komt. Als dit toch het gevalis moet de tank worden afgetapt ende leidingen worden doorgespoeld om te voorkomen dat de brandstofpomp vastloopt endaardoor de motor beschadigd raakt.
CM holl-1a(~59).p65 5/20/2008, 8:37 AM
4
Page 15 of 293

1
BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
5
B010F01A-AXT Rijden in het buitenland Overtuig u voor het maken van buitenlandse reizen van het volgende:
o Wordt voldaan aan de wettelijke bepalingen.
o Is de geschikte brandstof verkrijgbaar.
B010D01S-AXT Gebruik geen methanol Benzine die methanol bevat mag niet
worden gebruikt voor uw Hyundai. Deze benzine kan een vermindering van de motorprestaties tot gevolghebben en onderdelen van het brandstofsysteem beschadigen. B010E01A-AXTBENZINE VOOR EEN LAGERE BELASTING VAN HET MILIEU Hyundai raadt het gebruik aan van benzine met detergerende toevoegingen, waardoor aanslag in de motor wordt voorkomen. Door gebruikvan deze benzine wordt het milieu minder belast. Deze benzine houdt de motor schoner, waardoor de werkingvan het uitlaatgasregelsysteem wordt verbeterd.
LET OP:
Het gebruik van methanol ofbrandstoffen die methanol bevatten kan tot schade aan hetbrandstofsysteem en een vermindering van de motorprestaties leiden; dit valt nietaltijd onder de garantie.
!
B010B01A-AXT Gasohol Gasohol (een mengsel van 90%
loodvrije benzine en 10% ethanol) kan worden gebruikt in uw Hyundai. Als echter problemen optreden in de werking van de motor, wordt het gebruik van uitsluitend benzine aangeraden. Brandstoffen met een onbekende hoeveelheid alcohol of een andere alcohol dan ethanol mogen niet worden gebruikt.
Biodiesel Indien uw auto aan de EN 14214- norm of vergelijkbaar voldoet, mag bij het benzinestation verkrijgbare biodieselmengsels met niet meer dan 5% biodiesel, algemeen bekend als “B5-biodiesel” worden gebruikt. (EN staat voor “European Norm”). Het gebruik van biobrandstoffen van koolzaadmethylester (RME), vetzuur methylester (FAME), plantaardige methylester (VME), enz. of een die- sel/biodieselmengsel zal de slijtage bespoedigen en kan de motor of hetbrandstofsysteem beschadigen. Reparatie of vervanging van versleten of beschadigde onderdelen als gevolg van het gebruik van niet-goedgekeurde brandstoffen valt niet onder de fabrieksgarantie.
!
LET OP:
o Gebruik nooit brandstof, diesel of B5-biodiesel, dat niet aan de meest recente specificaties voldoet.
o Gebruik nooit brandstoftoevoegingen en dergelijke die niet door de fabrikant zijn aanbevolen of goedgekeurd.
CM holl-1a(~59).p65 5/20/2008, 8:37 AM
5
Page 42 of 293

1BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
32
B200A01S-GXT Gordel verstellen
Het heupgedeelte van de gordel moetzo laag mogelijk over de heupen liggen, niet op de buik. Als de gordelte hoog zit, bestaat de kans dat u bij een aanrijding of noodstop onder de gordel doorschuift, met alle gevolgenvandien. De schoudergordel moet over de schouder liggen en niet onder de oksel; zie de afbeelding. Draag de veiligheidsgordel nooit onder de arm.
B180A01CM-GXT3-PUNTS VEILIGHEIDSGORDELGordel omgespen Trek de gordel gelijkmatig uit het oprolmechanisme en steek de slottongin het slot. De slottong moet hoorbaar aangrijpen. De lengte van de veiligheidsgordel past zich automatisch aan de zitpositie aan. Het oprolmechanisme blokkeertde veiligheidsgordel bij een noodstop of een aanrijding, maar ook bij abrupte bewegingen naar voren. Gordel vastmaken. Controleer of de gordel goed isvergrendeld en niet is verdraaid.
B180A01NF
B200A01NF
N.B.:
Als het u niet lukt om de
veiligheidsgordel uit de blokkeerautomaat te trekken, trek dan krachtig aan de gordel en laatdeze vervolgens los. U kunt dan de gordel gemakkelijk uittrekken.
CM holl-1a(~59).p65 5/20/2008, 8:38 AM
32
Page 44 of 293

1BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
34
B230F01A-GXT Op middelste plaats op achterbank aanbrengen Gebruik de middelste veiligheidsgordel
om het veiligheidssysteem voor kinderen, zoals afgebeeld, te bevestigen. Probeer na hetaanbrengen het kinderzitje voor- en achteruit en zijdelings te bewegen om te controleren of het goed door degordel wordt vastgehouden.
Als het zitje kan worden bewogen
moet de lengte van deveiligheidsgordel worden gewijzigd.
o Als de veiligheidsgordel niet
volledig passend is voor het kind,moet een goedgekeurd zitblok op de achterbank worden gebruikt, zodat de zithoogte vanhet kind wordt aangepast aan de aanwezige veiligheidsgordel.
o Laat nooit een kind op de zitting staan of knielen.
o Gebruik nooit een babydrager of
kinderzitje dat over de rugleuning"haakt"; het kan bij een aanrijding onvoldoende bescherming geven.
o Laat onder het rijden een inzittende nooit een kind in dearmen houden; hierdoor kan hetkind bij een aanrijding of een sterke afremming ernstig gewond raken. Het vasthouden van eenkind tijdens het rijden biedt geen enkele vorm van bescherming, zelfs niet als de betreffendepersoon de veiligheidsgordel heeft omgegespt.
o Wanneer het kinderzitje niet cor- rect is bevestigd, neemt de kans op ernstige of dodelijk letsel bijeen ongeval sterk toe.
B235G02CM
o Omdat een veiligheidsgordel ofeen veiligheidssysteem voor kinderen in een afgesloten stilstaande auto zeer warm kan worden, moeten de stoelhoes en de gordelsloten worden gecontroleerd, voordat het kind in de auto wordt geplaatst.
o Wanneer het kinderzitje niet wordt
gebruikt moet het met de veiligheidsgordel worden vastgezet zodat het niet bij een ongeval of noodstop naar voren wordt geslingerd.
o Kinderen die te groot zijn voor het veiligheidssysteem voor kinderen,moeten op de achterbank in de aanwezige gordel zitten.
o Zorg ervoor dat het schouderdeel van de buitenste driepuntsgordel in het midden over de schouder loopt en nooit voor de nek of achter de rug is geplaatst.Door het kind dichterbij hetgordelslot te laten zitten kan de ligging van het schouderdeel van de veiligheidsgordel soms worden verbeterd. Het schootdeel van de driepuntsgordel moet zo laag en strak mogelijk om de heupen van het kind liggen.
CM holl-1a(~59).p65 5/20/2008, 8:38 AM
34
Page 49 of 293

1
BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
39
!WAARSCHUWING:
o Breng geen kinderzitje met gebruikmaking van de ISOFIX bevestigingspunten op de middelste zitplaats op de achterbank aan. De ISOFIX bevestigingspunten worden alleen voor de linker en rechter buitenstezitplaats geleverd. Gebruik de ISOFIX-bevestigingspunten niet op de verkeerde manier door eenkinderzitje op de middelste zitplaats aan de ISOFIX bevestigingspunten te bevestigen.
De ISOFIX gordels van het kinderzitje zijn misschien niet sterk genoeg om bij een ongevalhet zitje op de middelste zitplaats vast te houden en kunnen breken, met ernstig of dodelijk letsel alsgevolg.
o Als gebruik wordt gemaakt van het "ISOFIX"-systeem om eenkinderzitje op de achterbank te installeren, dan moeten de metalen gespen vast in degordelsluitingen worden geplaatst en moet de riem achter het kinderzitje worden getrokken, zodat het kind een losse veiligheidsriem niet kan bereiken.Door losse metalen gespen kan het kind mogelijk een niet- uitgetrokken veiligheidriembereiken, waardoor het kind in het zitje verwurgd zou kunnen worden met ernstigeverwondingen of zelfs de dood als gevolg. o Bevestig niet meer dan één
kinderzitje met een enkelvoudige gordel aan het onderstebevestigingspunt. Door de hogere belasting kunnen de bevestigingspunten of kan degordel breken, met ernstig of dodelijk letsel als gevolg.
o Bevestig ISOFIX of ISOFIX vergelijkbare kinderzitjes alleen op de afgebeelde plaatsen.
o Volg altijd de montage- en gebruiksvoorschriften van defabrikant van het kinderzitje op.
2. Bevestig de haak van de bovenste
bevestigingsband aan de houderaan en trek de band aan om het zitje goed vast te zetten. Raadpleeg "Kinderzitje met Tether AnchorageSysteem bevestigen" op bladzijde 1-36.
CM holl-1a(~59).p65 5/20/2008, 8:38 AM
39
Page 52 of 293

1BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
42
N.B.:
o Zowel de gordelspanner voor debestuurder als de voorpassagier worden onder bepaalde omstandigheden bij een frontaleaanrijding geactiveerd. De gordelspanners kunnen alleen worden geactiveerd, of als defrontale aanrijding ernstig genoeg is, samen met de airbags.
o Bij het activeren van de gordelspanners is er een hardgeluid hoorbaar en komt er fijne stof (dat op rook kan lijken) vrij in de auto. Dit is normaal en niet gevaarlijk.
o Hoewel het ongevaarlijk is kan de huid door de fijne stofgeïrriteerd raken en moet het nietgedurende langere tijd worden ingeademd. Daarom moeten de handen en het gezicht zorgvuldigworden gewassen nadat bij een aanrijding de gordelspanners zijn geactiveerd. LET OP:
o Omdat de sensor voor het activeren van de SRS airbag met de veiligheidsgordel
met
gordelspanner is verbonden, gaat de SRS airbag controlelamp in het instrumentenpaneelgedurende ca. 6 seconden knipperen nadat het contact in de stand "ON" is gezet; daarnamoet de lamp doven.
o Deze lamp gaat ook branden als de werking van de veiligheidsgordels met gordelspanners niet in orde is. Als de SRS airbag controlelamp niet gaat branden zodra het con- tact in de stand "ON" wordtgezet, als hij na ca. 6 seconden blijft knipperen, of als hij tijdens het rijden gaat branden, moet dewerking van de veiligheidsgordel met gordelspanner of het SRS airbag systeem zo snel mogelijkdoor een Hyundai dealer worden gecontroleerd.
!!WAARSCHUWING:
Om maximaal te profiteren van de veiligheidsgordel met gordelspan- ner:
1. Gesp de veiligheidsgordel altijd correct om.
2. Stel de veiligheidsgordel correct af.
CM holl-1a(~59).p65 5/20/2008, 8:38 AM
42
Page 62 of 293

1BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
52
!
OCM052213
o Breng geen extra stoelhoezen
aan.
o Door het gebruik van stoelhoezen wordt het effect van het systeem beperkt.
o Monteer geen accessoires aan de zijkant of bij de zij-airbag.
o Gebruik geen grote krachten aan de zijkant van de stoel.
o Breng geen objecten aan over de airbag of tussen de airbag enuzelf.
o Plaats geen objecten (paraplu, tas enz.) tussen het voorportieren de voorstoel. Dergelijkeobjecten kunnen gevaarlijke projectielen worden of extra verwondingen veroorzaken als dezij-airbag in werking treedt.
o Om ongewild in werking treden van de zij-airbag en daardoor verwondingen te voorkomen, moeten schokken tegen debotsingssensor voor de zij-airbag bij aangezet contact worden voorkomen. B990C01CM-GXT Gordijnairbag (Indien aanwezig) De gordijnairbags bevinden zich langs
beide dakstijlen boven de voor- en achterportieren. Ze dienen voor de bescherming van
het hoofd van de voorpassagiers ende passagiers op de beide buitenste zitplaatsen achterin bij aanrijdingen van opzij.
De gordijnairbags zijn zodanig
ontworpen dat ze alleen worden geactiveerd bij aanrijdingen van opzij met een bepaalde sterkte, onder eenbepaalde hoek en met een bepaalde snelheid. Gordijnairbag
WAARSCHUWING:
o De zij-airbags vormen een aanvulling op de driepuntsveiligheidsgordels van de bestuurder en de voorpassagier,maar vervangt deze niet. Daarom moet de veiligheidsgordel altijd worden gedragen als u in deauto zit. De zij-airbags worden alleen geactiveerd bij bepaalde botsingen aan de zijkant dieernstig genoeg zijn om letsel te veroorzaken.
o Voor de beste bescherming van het zij-airbagsysteem en om verwondingen bij het in werkingtreden van de zij-airbag te voorkomen, moeten de beide inzittenden van de voorstoelenrechtop zitten met de veiligheidsgordel correct vastgegespt. De handen van debestuurder moeten in de standen 9:00 en 3:00 uur op het stuurwiel worden gehouden. De armen enhanden van de voorpassagiers moeten in de schoot worden gehouden.
CM holl-1a(~59).p65 5/20/2008, 8:38 AM
52
Page 70 of 293

1BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
60
!
INDICATOR EN WAARSCHUWINGSLAMP
ZB110G1-AX Controlelamp richtingaanwijzers
Als de richtingaanwijzers worden ingeschakeld gaat deze groene controlelamp knipperen. Als de lamp wel brandt, maar niet knippert, snellerknippert dan normaal of niet brandt, geeft dit een storing in de richtingaanwijzerinstallatie aan.
B260P02Y-GXT Controlelamp ABS
Als de contactsleutel in de stand "ON" wordt gedraaid, zal de controlelamp voor het ABS gaan branden en na enkele secondendoven. Als de controlelamp blijft branden, gaat branden tijdens het rijden of niet gaat branden als decontactsleutel in de stand "ON" wordt gedraaid, betekent dit dat er een stor- ing in het ABS systeem is opgetreden.
Laat uw auto in dit geval zo snel mogelijk door een HYUNDAI dealercontroleren. Het normale remsysteem blijft echter werken, maar zonder de assistentie van het ABS systeem.
SB210J1-FX Controlelamp grootlicht
Deze controlelamp gaat branden zodra
het grootlicht wordt ingeschakeld of als een lichtsignaal wordt gegeven.
WAARSCHUWING:
Als de waarschuwingslampen voor
ABS SRI en handrem/remvloeistofpeil beide blijvenbranden met het contactslot in de stand "ON", of tijdens het rijden gaan branden, betekent dit dat ermogelijk een storing is in het EBD Systeem (elektronische remkrachtverdeling).
Indien dit het geval is moet sterk
afremmen worden voorkomen enmoet de auto zo snel mogelijk dooruw HYUNDAI dealer worden gecontroleerd.
B265C01LZ-AXT Controlelampen elektronisch stabiliteitsprogramma(Indien gemonteerd)
De controlelampen van het
elektronisch stabiliteitsprogramma treden in werking afhankelijk van de stand van de contactsleutel en of hetsysteem is ingeschakeld of niet. Ze gaan branden als het contact wordt
aangezet, maar moeten na drie seconden doven. Indien de controlelampen van het ESP of ESP-OFF blijven branden, ga dan naar een geautoriseerde Hyundai dealer en laat het systeem controleren. Zie hoofdstuk2 voor meer informatie over het ESP.
CM holl-1b(~143).p65 5/21/2008, 11:54 AM
60
Page 71 of 293

1
BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
61
!
ZB110K1-AX
Controlelamp o liedruk
LET OP:
Als deze lamp bij draaiende motor gaat branden moet de motor direct worden afgezet teneinde ernstige motorschade te voorkomen. Dezecontrolelamp gaat branden als de oliedruk te laag is. De lamp gaat branden zodra het contact wordt aangezet, maar moet doven als de motor is gestart. Blijft deze lampbij draaiende motor branden, dan bevindt zich een ernstige storing in het smeersysteem van de motor. Is dit het geval, dan moet de motor direct worden afgezet en moet het oliepeil worden gecontroleerd. Als het oliepeil te laag is, moet devoorgeschreven olie worden bijgevuld en moet de motor opnieuw worden gestart. Als de controlelamp blijftbranden moet de motor direct worden afgezet. Raadpleeg in dat geval een officiële HYUNDAI dealer.
! B260H02O-GXT
Controlelamp handrem/ remvloeistofpeil WAARSCHUWING:
Bij storingen aan het remsysteem
moet de oorzaak direct door een HYUNDAI dealer wordenopgespoord. Het rijden met een defect remsysteem (in het elektrische of hydraulischegedeelte) is uiterst gevaarlijk.
Werking van de controlelamp Deze lamp moet gaan branden als
het contact wordt aangezet, de motor wordt gestart en als de handrem wordtaangetrokken. Na het starten van de motor moet de lamp doven zodra de handrem wordt vrijgezet. Als dehandrem niet is aangetrokken moet de lamp flauw gaan branden bij het aanzetten van het contact of bij hetstarten van de motor. Als deze lamp tijdens het rijden gaatbranden mag niet meer met de wagenworden gereden. Het remvloeistofpeil in het reservoir is dan beneden het minimum niveau gedaald. Vulremvloeistof bij die voldoet aan de DOT 3 of DOT 4 specificatie. Na het bijvullen kan voorzichtig naar eendealer worden gereden voor nadere controle. Bij een ernstig defect moet de wagen door een sleepbedrijf naareen dealer worden gesleept.Uw HYUNDAI is voorzien van eendiagonaal gescheiden remsysteem.Als één van beide circuits defect is, wordt de wagen nog op de andere wielen afgeremd. Is dit het geval danis meer kracht voor het remmen vereist en is de remweg langer dan normaal. Bij een defect aan hetremsysteem moet worden teruggeschakeld zodat gebruik wordt gemaakt van het remvermogen vande motor.
CM holl-1b(~143).p65
5/21/2008, 11:54 AM
61
Page 83 of 293

1
BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
73
o Wanneer de te rijden afstand tot een lege tank minder is dan 50 km zal het "---" symbool knipperend in het display verschijnen en blijvenknipperen totdat er brandstof getankt wordt.
N.B.:
o De aangegeven resterende afstand kan afwijken van de werkelijke afstand.
o De resterende afstand hangt af
van de rij-omstandigheden, hetrijgedrag en de snelheid waarmee wordt gereden.
OCM052207L 3. Gemiddeld brandstofverbruik
(L/100km)
OCM052208L
Gemiddeld brandstofverbruik
Killometerteller
o Deze functie berekent het gemiddelde brandstofverbruik m.b.v. de totale hoeveelheid gebruikte brandstof en de afgelegde afstand vanaf het punt waarop hetgemiddelde verbruik voor het laatst op nul werd gezet.
o De totale hoeveelheid gebruikte brandstof wordt berekend uit hetsignaal voor het brandstofverbruik.
o Als de accu wordt losgekoppeld, dan wordt het gemiddelde brandstofverbruik op nul (---) gezet.
o Druk langer dan 1 seconde op de RESET-schakelaar om de weergavevan het gemiddelde brandstofverbruikop nul (---) te zetten. o Als na het op nul zetten minder
dan 0,5 km (0,3 mijl) wordt gereden,dan wordt het gemiddelde brandstofverbruik weergegeven als '---'.
4. Actueel brandstofverbruik (L/100km) (Indien gemonteerd)
OCM029800N
In deze stand wordt iedere 2 seconden het actuele brandstofverbruik berekendop basis van de afgelegde afstand en de hoeveelheid ingespoten brandstof.
CM holl-1b(~143).p65 5/21/2008, 11:55 AM
73