sensor Hyundai Santa Fe 2011 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: HYUNDAI, Model Year: 2011, Model line: Santa Fe, Model: Hyundai Santa Fe 2011Pages: 410, PDF Size: 32.38 MB
Page 74 of 410

Veiligheidssysteem van uw auto
56
3
De airbags worden soms niet
geactiveerd bij een aanrijding tegen
een boom of paal, waarbij de
botskracht zich concentreert op een
klein gedeelte van de auto, buiten het
bereik van de sensoren. C040900ACM
Werking van airbagsysteem
De airbags kunnen alleen worden
geactiveerd als het contact in stand
ON of START staat.
De airbags worden bij zwaardere aanrijdingen van voren of opzij (indien
zijairbags en/of curtain airbags
aanwezig zijn) onmiddellijk
geactiveerd om de inzittenden te
beschermen tegen letsel.✽✽ AANWIJZING- indien
uitgerust met
rolsensor
De airbags worden bij over de kop slaan(indien zijairbags of curtain airbagsaanwezig zijn) onmiddellijk geactiveerdom de inzittenden te beschermen tegenernstig letsel.
Er is geen bepaalde snelheid waarbij de airbags worden geactiveerd.
Of de airbags worden geactiveerd,
hangt voornamelijk af van de kracht en
de richting van de aanrijding. Deze
twee factoren bepalen of de sensoren
een elektronisch activeringssignaal
uitzenden. Of de airbags al dan niet opgeblazen
worden, is afhankelijk van een aantal
factoren, zoals de rijsnelheid, de hoek
van de aanrijding, de massa en de
stijfheid van de bij de aanrijding
betrokken auto's of objecten. Ook
andere factoren kunnen een rol spelen.
De airbags vóór worden direct volledig opgeblazen, waarna ze meteen weerleeglopen.
Het is vrijwel onmogelijk om tijdens
een ongeval waar te nemen dat de
airbags opgeblazen worden. Het is
aannemelijker dat u de leeggelopen
airbags na de aanrijding uit hetstuurwiel of het dashboard ziethangen.
1VQA2092
Page 80 of 410

Veiligheidssysteem van uw auto
62
3
Bevestig geen voorwerpen aan of in
de buurt van de afdekkappen van de
airbags. Voorwerpen die bevestigd zijn
aan of in de buurt van de afdekkappen
van de airbags vóór of de zijairbags
kunnen een juiste werking van de
airbags in negatieve zin beïnvloeden.
Modificeer de voorstoelen niet.
Modificatie van de voorstoelen kan de
werking van de sensoren van het
aanvullend veiligheidssysteem of van
de zijairbags in negatieve zin
beïnvloeden.
Plaats niets onder de voorstoelen.
Het plaatsen van voorwerpen onder de
voorstoelen kan de werking van de
sensoren van het aanvullend
veiligheidssysteem of van de
bedrading in negatieve zin
beïnvloeden.
Laat nooit het heupgedeelte van uw
gordel om een kind heen lopen dat
op uw schoot zit. Het kind zou ernstig
letsel kunnen oplopen in geval van een
aanrijding. Baby's en kinderen moetenop de juiste manier in geschiktekinderzitjes of gordels op de
achterbank vervoerd worden. C041400AUN
Monteren van accessoires of modificaties aan uw met een
airbag uitgeruste auto
Als u modificaties aan het chassis, de
bumper, de voorzijde, het plaatwerk opzij
of de rijhoogte aanbrengt of laat
aanbrengen, kan dat invloed hebben op
de werking van het airbagsysteem van
uw auto. C041200AFD
Waarschuwingslabel airbags
Het waarschuwingslabel van de airbags is bedoeld om de bestuurder en
passagiers te waarschuwen voor de
mogelijke gevaren van hetairbagsysteem.
Deze verplichte waarschuwingen
hebben met name betrekking op het
risico voor kinderen. HYUNDAI wil hierbij
ook graag wijzen op de risico's voor
volwassenen. Deze risico's zijn
beschreven op de voorafgaande
bladzijden.
WAARSCHUWING
Als de inzittenden niet in de juiste positie zitten, kunnen ze te dicht
bij een zich vullende airbag
komen, delen in het interieur vande auto raken of uit de auto
geslingerd worden.
Zit altijd zoveel mogelijk rechtop, met de rugleuning rechtop,
midden op de zitting en met uw
veiligheidsgordel om, uw benen
op een comfortabele manier
gestrekt en uw voeten op de
vloer.
OCM030053L
*
*indien van toepassing
Page 115 of 410

435
Kenmerken van uw auto
D140100AUN
Binnenspiegel
Stel de binnenspiegel zo af dat u in het
midden van de spiegel het midden van
de achterruit ziet. Stel de spiegel af
voordat u gaat rijden.D140101AUN
Binnenspiegel met dag-/nachtstand
Stel de spiegel af voordat u wegrijdt en
deze in de dag stand staat.
Trek de hendel onder aan de spiegel naar u toe om de spiegel in de
nachtstand te zetten om verblinding door
de koplampen van achteropkomend
verkeer te voorkomen.
Houd er rekening mee dat het beeld in de spiegel in de nachtstand minder duidelijkis dan in de dagstand.D140102AUN
Elektrochromatische binnenspiegel
(ECM - Electric chromic mirror)
De elektrochromatische binnenspiegel
voorkomt automatisch verblinding door
achteropkomend verkeer. De sensor in
de spiegel registreert de lichtinval en
absorbeert de weerspiegelingen van de
koplampen van achteropkomende auto's.
Zodra de motor draait, worden de lichtreflecties automatisch gedimd. Als de selectiehendel in de
achteruitstand (R) wordt gezet, wordt debinnenspiegel in de helderste stand
gezet om het uitzicht naar achteren zo
duidelijk mogelijk te maken.
SPIEGELS
WAARSCHUWING -
Zicht
naar achteren
Zorg er indien mogelijk voor dat het
uitzicht door de achterruit niet
belemmerd wordt.
OPMERKING
Gebruik voor het reinigen van de spiegel een papieren doekje ofvergelijkbaar materiaal dat vochtig is gemaakt met glasreiniger. Spuitniet direct glasreiniger op de
spiegel. Hierdoor kan erglasreiniger in de spiegel komen.
OAM049023Dagstand
Nachtstand
Page 116 of 410

Kenmerken van uw auto
36
4
Bedienen van elektrische binnenspiegel:
Druk op de AAN/UIT-knop (1) om de
automatische dimfunctie in te schakelen. Het spiegelcontrolelampje zal gaan
branden. Druk op de AAN/UIT-knop (1)om de automatische dimfunctie uit te
schakelen. Het spiegelcontrolelampjedooft.
De standaardinstelling voor de binnenspiegel is AAN als het contact instand ON staat.
Conversatie-spiegel
(Indien geomonteerd)
M.b.v. deze spiegel kan de inzittende op
de voorstoel met de achterpassagiers
praten zonder het hoofd of het lichaam
naar achter te draaien.
Druk het deksel iets in en open het
deksel om de spiegel te gebruiken. Zet
de spiegel in de gewenste stand. Sluit
het deksel na gebruik.
OCM040035
OCM040036
Type A
Type B
ControlelampjeSensor
Controlelampje
Sensor
Achteruitrijscherm
(indien van toepassing)OCM052151
WAARSCHUWING -
Besteed als bestuurder niet veel
tijd aan het instellen van de spiegel
en praat niet gedurende lange tijd
met de achterpassagiers tijdens de
rit. U kunt de controle over de auto
verliezen en er kunnen ernstige
verwondingen of ongevallenontstaan.
Page 143 of 410

463
Kenmerken van uw auto
Geopend portier! (indien van toepassing)
« Door open !(if equipped) »
Dit lampje gaat branden als een portier
niet volledig is gesloten.
Het lampje geeft aan welk portier
geopend is. Lage bandenspanning links voor (indien van toepassing)
Lage bandenspanning rechts voorLage bandenspanning links achter
Lage bandenspanning rechts achter(indien van toepassing) De positie-indicator lage
bandenspanning geeft aan welke bandeen te lage bandenspanning heeft. Laag brandstofniveau! (indien van toepassing)
Dit waarschuwingslampje geeft aan dat
de brandstoftank bijna leeg is. D170000AUN
De parkeerhulp waarschuwt de
bestuurder tijdens het achteruitrijden met
een signaal zodra de afstand tussen de
auto en een voorwerp achter de auto
minder dan 120 cm wordt. Het systeemdient slechts als hulpmiddel en
vermindert niet de noodzaak om
voorzichtig te rijden. Het bereik van de
parkeersensoren is beperkt en niet alle
voorwerpen worden even goed
opgemerkt. Blijf daarom altijd alert
tijdens het achteruitrijden.PARKEERHULP (INDIEN VAN TOEPASSING)
WAARSCHUWING
De parkeerhulp dient slechts als
hulpmiddel. De werking van de
parkeerhulp kan worden beïnvloed
door verschillende factoren
(inclusief de luchtverontreiniging).
Het is de verantwoordelijkheid van
de bestuurder om het gebied achter
de auto te controleren alvorens
achteruit te rijden.
OCM040101Parkeerhulp
Page 144 of 410

Kenmerken van uw auto
64
4
Werking van de parkeerhulp
D170101ACM
Werking
Het systeem wordt ingeschakeld als de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld en het contact in stand ON staat.
Bij een snelheid van meer dan 10 km/h
wordt het systeem mogelijk niet juist
geactiveerd.
Het bereik van de parkeersensoren bedraagt ongeveer 120 cm.
Als er zich meerdere voorwerpen achter de auto bevinden, zal het dichtstbijzijnde
als eerste worden geregistreerd.
D170102AEN
Waarschuwingssignalen
Als een voorwerp zich 120 - 81 cm van de achterbumper bevindt: Zoemer klinkt
met tussenpozen
Als een voorwerp zich 80 - 41 cm van de achterbumper bevindt: Zoemer klinkt
vaker
Als een voorwerp zich binnen 40 cm van de achterbumper bevindt: Zoemer klinkt
onafgebroken. D170200AEN
Gevallen waarin de parkeerhulp niet werkt
De parkeerhulp werkt mogelijk niet
goed in de volgende gevallen:
1. Er zit ijs op de sensor. (Het systeem
werkt weer normaal zodra het ijs
gesmolten is.)
2. Er zit vuil, zoals sneeuw of water, of een andere substantie op de sensor.
(De sensor werkt weer normaal zodra
deze vrij is gemaakt.)
3. Bij het rijden op oneffen wegen en op hellingen.
4. Als bepaalde hoogfrequente geluiden, zoals claxons, motorfietsmotoren,
luchtremmen van vrachtwagens, enz.
binnen het bereik van de sensor
aanwezig zijn.
5. Bij zware regenval of opspattend water.
6. Bij de aanwezigheid van afstandsbedieningen of mobiele
telefoons binnen het bereik van de
sensor.
7. Als de sensor bedekt is met sneeuw.
8. Aanhanger, rijden met. Het sensorbereik kan in de volgende
gevallen afnemen:
1. Er zit vuil zoals sneeuw of water op de
sensor. (De sensor werkt weer
normaal zodra deze vrij is gemaakt.)
2. Bij extreem hoge of lage buitentemperaturen.
De volgende voorwerpen worden
mogelijk niet opgemerkt door desensoren:
1. Smalle voorwerpen als touwen, kettingen enz.
2. Voorwerpen die de hoogfrequente signalen van de sensor absorberen,
zoals kleding, sponsachtige
materialen en sneeuw.
3. Bij voorwerpen lager dan 1 meter en smaller dan 14 cm.
Page 145 of 410

465
Kenmerken van uw auto
D170300AEN
Waarschuwingen parkeerhulp
Het waarschuwingssignaal klinktmogelijk niet regelmatig als het
voorwerp achter de auto beweegt of
een grillige vorm heeft.
De correcte werking van de parkeerhulp kan verstoord raken als de
bumperhoogte of de inbouwpositie van
de sensoren is gewijzigd of als de
bumper of sensor beschadigd is.
Achteraf gemonteerde accessoires
kunnen het bereik van de sensoren
beïnvloeden.
Voorwerpen die kleiner zijn dan 40 cm worden mogelijk niet of niet goed
geregistreerd. Wees alert.
Als de sensor bedekt is met sneeuw, vuil of water werkt deze mogelijk niet
goed totdat deze weer schoon endroog is gemaakt met een zachtedoek.
Druk of sla niet op de sensor en voorkom dat er krassen op de sensor
komen. De sensor kan beschadigd
raken.✽✽ AANWIJZING
Het systeem werkt alleen in het gebied
waar de parkeersensoren zijn geplaatst.Bovendien worden kleine of smallevoorwerpen als palen, of voorwerpen
die zich tussen de verschillende sensoren
bevinden mogelijk niet door de sensoren
geregistreerd.Kijk tijdens het achteruitrijden altijd
waar u rijdt.
Informeer bestuurders die onbekend
zijn met de auto over de mogelijkhedenen beperkingen van het systeem.D170400AFD
Zelfdiagnose
Als u geen waarschuwingsgeluid hoort of
als de zoemer met tussenpozen klinkt als
u de stand R inschakelt, kan dit duiden op
een storing in de parkeerhulp. Laat in dat
geval uw auto zo snel mogelijk
controleren door een officiële HYUNDAI
Erkend Reparateur.
WAARSCHUWING
Wees extra voorzichtig als u dicht
langs voorwerpen of personen, in
het bijzonder kinderen, rijdt. Houd
er rekening mee dat sommige
voorwerpen mogelijk niet door de
sensoren worden geregistreerd.
Controleer altijd met eigen ogen ofde weg vrij is.
WAARSCHUWING
Schade aan de auto en persoonlijk
letsel, ontstaan vanwege het
onjuist functioneren van de
parkeerhulp, vallen niet onder de
garantie. Rijd altijd veilig en
voorzichtig.
Page 149 of 410

469
Kenmerken van uw auto
D190500AUN
Grootlicht
Druk de combischakelaar van u af om
het grootlicht in te schakelen. Trek de
schakelaar naar u toe om het dimlicht in
te schakelen.
Het controlelampje voor het grootlicht
gaat branden wanneer het grootlicht
wordt ingeschakeld.
Om te voorkomen dat de accu ontladen
raakt, dient u de verlichting niet
gedurende langere tijd te laten branden
terwijl de motor niet draait.Lichtsignaal
Trek de combischakelaar naar u toe om
een lichtsignaal te geven. Als u de
combischakelaar loslaat, keert deze
weer terug naar zijn oorspronkelijke
positie (dimlicht). De verlichting hoeft niet
ingeschakeld te zijn om een lichtsignaal
te kunnen geven.
OCM040125OCM040124
OPMERKING
Bedek de sensor (1) op hetdashboard nooit, zodat een
optimale werking van deautomatische verlichtinggegarandeerd blijft.
Reinig de sensor niet met een ruitenreiniger. Deze laat eendunne laag achter op de sensor,waardoor deze niet meer goed werkt.
Als de voorruit van uw auto getint glas heeft of is voorzien van eenmetaalhoudende coating,functioneert het automatischeverlichtingssysteem mogelijk niet
goed.
Page 155 of 410

475
Kenmerken van uw auto
D200100ACM
Ruitenwissers voor
De werking is als volgt als het contact in stand ON staat.
MIST / : Druk voor een enkelewisbeweging de
bedieningsschakelaar naar
boven vanuit stand O(OFF)
en laat hem weer los. De
ruitenwissers zullen blijven
werken zolang de
schakelaar naar boven
wordt gedrukt en wordt
vastgehouden.
OFF / O : Ruitenwisser is uitgeschakeld
INT / --- : De ruitenwissers werken met regelmatige intervallen.
Gebruik deze stand bij
motregen of mist. Draai aan desnelheidsregelknop om desnelheid te wijzigen.
LO / 1 : Normale wissersnelheid
HI / 2 : Hoge wissersnelheid
✽✽ AANWIJZING
Maak de ruit vrij van sneeuw en ijs
alvorens de ruitenwissers te gebruiken
of ontdooi de voorruit gedurende 10
min. Anders werken de ruitenwissersmogelijk niet goed en kunnen zebeschadigd raken.
D200101AFD
Auto Control (indien van toepassing)
De regensensor bovenaan op de voorruit
registreert de hoeveelheid regen en
schakelt de ruitenwisser automatisch in
met de juiste snelheid/intervaltijd.Hoe harder het regent, hoe hoger de
wissersnelheid. Als het ophoudt met
regenen, wordt de ruitenwisser
automatisch uitgeschakeld. Draai aan desnelheidsregelknop om de snelheid tewijzigen (1). Als het contact in stand ON wordt gezet
terwijl de ruitenwisserschakelaar in stand
AUTO staat, of als het contact in stand
ON staat en de ruitenwisserschakelaar in
stand AUTO wordt gezet, of als de
snelheidsregelknop omhoog wordt
gedraaid en de ruitenwisserschakelaar in
stand AUTO staat, voert het systeem een
zelfcontrole uit. Zet de schakelaar in
stand O(OFF) als de ruitenwisser niet
nodig is.
OCM040131L
Regensensor
■
Type A
■ Type B
OPMERKING
Als het contact in stand ON staat en
de schakelaar voor de
ruitenwissers vóór in de standAUTO, neem dan onderstaande aanwijzingen in acht om letsel tevoorkomen:
Raak het bovenste deel van de voorruit, waar de regensensorzich bevindt, niet aan.
Veeg het bovenste deel van de voorruit niet schoon met eenvochtige doek.
Oefen geen druk uit op de voorruit.
Page 156 of 410

Kenmerken van uw auto
76
4
D200200AFD
Ruitensproeier voorruit
Trek de hendel naar voren om de
ruitensproeier in te schakelen. Als de
ruitenwisser in stand O(OFF) staat, zal
deze 1-3 wisslagen maken.
Gebruik deze functie om de voorruit te reinigen. De ruitensproeier en de ruitenwissers
blijven werken tot u de hendel loslaat.
Controleer het peil van de
ruitensproeiervloeistof als de
ruitensproeiers niet werken. Vul het
reservoir met een geschikte, niet
schurende ruitensproeiervloeistof
wanneer het peil te laag is.
De vulpijp van het reservoir bevindt zich
vooraan in de motorruimte aan
passagierszijde.
OPMERKING
Zet de schakelaar tijdens het
wassen van de auto in stand
O(OFF) om te voorkomen dat deruitenwissers in dat gevalautomatisch worden ingeschakeld.
Als de ruitenwissers tijdens hetwassen worden ingeschakeld, raken ze mogelijk beschadigd.
Verwijder de behuizing van deregensensor bovenaan de voorruit aan passagierszijde niet. Eventuele
schade aan onderdelen diehierdoor kan ontstaan, valt nietonder de fabrieksgarantie.
Zet de ruitenwisserschakelaar 'swinters voor het starten van de
motor in stand O(OFF). Als de ruitenwissers worden ingeschakeldterwijl de wisserbladenvastgevroren zijn, kunnen deze
beschadigd raken. Verwijder allesneeuw en ijs van de voorruitvoordat de ruitenwissers wordeningeschakeld.
OPMERKING
Gebruik de ruitensproeiers niet
wanneer het reservoir leeg is, om beschadiging van de ruitensproeierpomp te voorkomen.
WAARSCHUWING
Gebruik de ruitensproeiers niet bij temperaturen onder het vriespunt
zonder eerst de voorruit met behulp
van de voorruitontwaseming te
hebben verwarmd; de vloeistof kan
anders op de voorruit bevriezen en
uw uitzicht belemmeren.
OCM040133
OCM040133L
Type B
Type A