display JEEP CHEROKEE 2019 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: JEEP, Model Year: 2019, Model line: CHEROKEE, Model: JEEP CHEROKEE 2019Pages: 380, PDF Size: 6.59 MB
Page 13 of 380

ACHTERKLEP....................... 63Openen....................... 63
Sluiten........................ 64
Handsfree achterklep - indien aanwezig . . . 65
BOORDAPPARATUUR.................. 66VOEDINGSUITGANGEN............. 66
Spanningsomvormer — indien aanwezig . . . 68
UW INSTRUMENTENPANEEL LE-
REN KENNEN
DISPLAY IN DE INSTRUMENTENGROEP........ 70Locatie en bedieningselementen display in de
instrumentengroep................. 70
Selecteerbare items op display in
instrumentengroep................. 71
Dieseldisplays................... 71
Berichten roetfilter dieselmotor (DPF)..... 72
WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN..... 72Rode waarschuwingslampjes........... 73
Gele waarschuwingslampjes........... 76
Gele controlelampjes............... 81
Groene controlelampjes.............. 82
Witte controlelampjes............... 83
Blauwe controlelampjes.............. 84
BOORDDIAGNOSESYSTEEM — OBD II......... 85Boorddiagnosesysteem (OBD II) en
cyberveiligheid................... 85
VEILIGHEID
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN.............. 86Antiblokkeersysteem (ABS)........... 86
Elektronisch remregelsysteem.......... 87
ONDERSTEUNENDE RIJSYSTEMEN........... 99Dodehoekbewaking — indien aanwezig.... 99
Forward Collision Warning (FCW) met
risicobeperking - indien aanwezig....... 102
Bandenspanningscontrolesysteem....... 106
BEVEILIGINGSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN . . . 111Beveiligingssystemen voor inzittenden.... 111
Belangrijke veiligheidsmaatregelen...... 111
Veiligheidsgordelsystemen........... 112
Aanvullend veiligheidssysteem (SRS)..... 123
Kinderzitjes — Kinderen veilig vervoeren . . 135
Vervoer van huisdieren............. 152
VEILIGHEIDSTIPS................... 153Passagiers vervoeren............... 153
Uitlaatgas..................... 153
Aanbevolen veiligheidscontroles in de auto . 154
Veiligheidscontroles buiten de auto...... 156
STARTEN EN RIJDEN
DE MOTOR STARTEN.................. 157Normaal starten — benzinemotor....... 157
Extreem lage temperaturen (lager dan -22 °F of
-30°C) ....................... 157
Normaal starten — dieselmotor........ 157
AANBEVELINGEN VOOR INRIJDEN........... 159
HANDREM....................... 160
Elektrische handrem (EPB)........... 160
HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK — INDIEN
AANWEZIG....................... 162
Schakelen..................... 163
Terugschakelen.................. 164
AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK — INDIEN
AANWEZIG....................... 165
Sleutelblokkering................. 166
Blokkeersysteem rem/transmissie....... 166Negentraps automatische versnellingsbak . . 167
Versnellingen................... 168
WERKING VAN DE VIERWIELAANDRIJVING...... 1691-traps vierwielaandrijving (4X4) — indien
aanwezig...................... 169
2-traps vierwielaandrijving (4x4) — indien
aanwezig...................... 170
Schakelstanden.................. 171
Schakelprocedures................ 172
Elektronisch sperdifferentieel achter (E-Locker) —
indien aanwezig................. 174
SELEC-TERRAIN.................... 175Omschrijving................... 175
STOP/START-SYSTEEM................ 176Automatische modus.............. 176
Mogelijke oorzaken waarom de motor niet
automatisch stopt................ 177
De motor starten in de stand autostop.... 177
Het Stop/Start-systeem handmatig
uitschakelen................... 178
Het Stop/Start-systeem handmatig
inschakelen.................... 179
STOP/START-SYSTEEM - ALLEEN
DIESELMODELLEN................... 179
Automatische modus.............. 179
Mogelijke oorzaken waarom de motor niet
automatisch stopt................ 180
De motor starten in de stand autostop.... 180
Het Stop/Start-systeem handmatig
uitschakelen................... 181
Het Stop/Start-systeem handmatig
inschakelen.................... 182
11
Page 14 of 380

CRUISECONTROL.................... 182Activeren..................... 182
De gewenste snelheid instellen........ 183
Snelheid hervatten............... 183
Deactiveren.................... 183
ADAPTIEVE CRUISECONTROL (ACC)......... 183Activering..................... 184
Gewenste ACC-snelheid instellen....... 184
De snelheid aanpassen............. 184
Hervatten..................... 186
Uitschakelen................... 186
Volgafstand instellen.............. 186
Modus wijzigen.................. 187
PARKSENSE PARKEERHULPSYSTEEM........ 188ParkSense sensoren............... 188
ParkSense in- en uitschakelen......... 188
Display in de instrumentengroep....... 188
Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van
ParkSense..................... 189
PARKSENSE PARKEERSENSOREN VOOR EN
ACHTER......................... 190
ParkSense sensoren............... 190
In-/uitschakelen................. 191
In- en uitschakelen............... 191
Rijden met aanhanger.............. 191
Algemene waarschuwingen........... 192
ACTIEF PARKEERHULPSYSTEEM PARKSENSE — INDIEN
AANWEZIG....................... 192
RIJSTROOKDETECTIE.................. 193
Werking van rijstrookdetectie.......... 193
Rijstrookdetectie in- of uitschakelen..... 194
Waarschuwingsbericht rijstrookdetectie . . . 194
Status van rijstrookdetectie wijzigen..... 196
PARKVIEW ACHTERUITRIJCAMERA — INDIEN
AANWEZIG....................... 196BRANDSTOF TANKEN................. 197
BRANDSTOF TANKEN — DIESELMOTOR....... 199
AdBlue (UREUM) — indien aanwezig.... 201
TREKKEN VAN EEN AANHANGER........... 204Trekgewichten (maximale
aanhangergewichten).............. 205
DE AUTO SLEPEN ACHTER EEN CAMPER...... 206Slepen van deze auto achter een ander
voertuig...................... 206
Slepen achter een camper — modellen met
voorwielaandrijving (FWD)........... 206
Slepen achter een camper - 4X4-modellen . 207
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
WAARSCHUWINGSKNIPPERLICHTEN......... 208
GLOEILAMPEN VERVANGEN.............. 208
Vervangingslampen............... 208
Gloeilampen buitenverlichting vervangen . . 209
ZEKERINGEN...................... 210Algemene informatie.............. 210
Zekeringen onder de motorkap......... 210
Interieur, zekeringen............... 218
WIELEN VERWISSELEN EN GEBRUIK VAN DE KRIK . 219Plaats van krik en reservewiel......... 219
Voorbereidingen voor het opkrikken...... 220
Instructies bij opkrikken............ 221
Origineel wiel monteren............. 224
Verklaring van conformiteit........... 224
Voorzorgsmaatregelen voor gebruik van de
krik......................... 227
BANDENSERVICEKIT — INDIEN AANWEZIG..... 228Opslagplaats van bandenservicekit...... 228
Onderdelen en gebruik van de
bandenservicekit................. 228Voorzorgsmaatregelen voor gebruik van
bandenservicekit................. 229
Een band repareren met de
bandenservicekit................. 230
STARTEN MET STARTKABELS............. 234Voorbereiding voor het starten met
startkabels..................... 234
Starten met startkabels............. 235
OVERVERHITTING VAN DE MOTOR.......... 236
SCHAKELHENDEL ONTGRENDELEN.......... 237
EEN VASTZITTENDE AUTO WEER VRIJ KRIJGEN . . . 238
SLEPEN VAN EEN AUTO MET PECH......... 239
Zonder sleutelhouder.............. 241
Modellen met voorwielaandrijving (FWD) . . 241
4X4-Modellen................... 241
Bergingskabel — indien aanwezig....... 242
UITGEBREID ONGELUKKENRESPONSSYSTEEM
(EARS)......................... 243
EVENT DATA RECORDER (EDR)............ 243
SERVICE EN ONDERHOUD
GEPLAND ONDERHOUD................ 244Gepland onderhoud — benzinemotor..... 244
Gepland onderhoud — dieselmotor...... 249
MOTORCOMPARTIMENT............... 2542,0-liter motor.................. 254
2.4-liter motor.................. 255
3.2-liter motor.................. 256
2.2-liter dieselmotor............... 257
Oliepeil controleren............... 258
Koelsysteem................... 259
Vloeistof voor ruitenwisser bijvullen...... 259
Remsysteem................... 260
INHOUD
12
Page 15 of 380

Handgeschakelde versnellingsbak — indien
aanwezig...................... 261
Automatische versnellingsbak......... 261
Onderhoudsvrije accu.............. 262
DEALERSERVICE.................... 262Ruitenwisserbladen............... 263
HET VOERTUIG OMHOOG TE BRENGEN........ 268
BANDEN........................ 268
Banden — Algemene informatie....... 268
Type banden................... 273
Reservewielen — indien aanwezig...... 274
Verzorging van velgen en wieldoppen.... 276
Sneeuwkettingen (tractiehulpmiddelen) . . . 277
Aanbevelingen voor het rouleren van
banden....................... 278
HET VOERTUIG STALLEN............... 279
CAROSSERIE...................... 280
Behoud van de carosserie............ 280
INTERIEUR....................... 281Stoelen en bekleding.............. 281
Kunststof- en gelakte onderdelen....... 282
Lederen onderdelen............... 283
Ruitoppervlakken................ 283
TECHNISCHE SPECIFICATIES
CHASSISNUMMER (VIN)............... 284
AANHAALMOMENTEN VOOR VELGEN EN BANDEN . 285
Voorgeschreven aanhaalmomenten...... 285
BRANDSTOFVEREISTEN — BENZINEMOTOREN . . . 2852,0-liter motor.................. 285
2,0-liter en 3,2-liter motoren......... 286
Brandstofadditieven............... 286
Brandstoflabel voldoet aan EN16942.... 286
BRANDSTOFVEREISTEN — DIESELMOTOR...... 288Brandstoflabel voldoet aan EN16942.... 289
VLOEISTOFINHOUD................... 291
VLOEISTOFFEN EN SMEERMIDDELEN......... 292
Motor........................ 292
Chassis....................... 295
BRANDSTOFVERBRUIK EN CO2-EMISSIES...... 295
MOPAR ACCESSOIRES................. 296
Originele accessoires van Mopar........ 296
MULTIMEDIA
CYBERVEILIGHEID................... 298
UCONNECT 3 SYSTEEM MET 5–INCH DISPLAY — INDIEN
AANWEZIG....................... 299
Overzicht Uconnect 3 met 5-inch display . . 299
Klok instellen.................. 300
Audio-instelling.................. 300
Bediening van de radio............. 301
Gesproken tekstberichten beantwoorden (niet
compatibel met iPhone)............ 301
Apps — indien aanwezig............ 302
UCONNECT 4 MET 7-INCH DISPLAY......... 303Overzicht Uconnect 4.............. 303
Menubalk slepen en neerzetten........ 305
Radio....................... 306
Android Auto — indien aanwezig....... 307
Integratie Apple CarPlay — indien
aanwezig...................... 309
Apps — indien aanwezig............ 310
UCONNECT 4C/4C NAV MET 8,4-INCH DISPLAY . . 311Overzicht Uconnect 4C/4C NAV........ 311
Menubalk slepen en neerzetten........ 312
Radio....................... 313Android Auto — indien aanwezig....... 314
Integratie Apple CarPlay — indien
aanwezig...................... 318
Apps — indien aanwezig............ 321
INSTELLINGEN VAN UCONNECT........... 321
TIPS BEDIENINGSELEMENTEN EN ALGEMENE
INFORMATIE...................... 322
Stuurbedieningselementen geluidsinstallatie. 322
BEDIENING AUX/USB/MP3 — INDIEN AANWEZIG . 324
NAVIGATIESYSTEEM — INDIEN AANWEZIG..... 325
Volume van gesproken aanwijzingen van het
navigatiesysteem wijzigen............ 325
Nuttige plaatsen vinden............. 327
Een locatie vinden door de naam in te
voeren....................... 327
Gesproken bestemming invoeren in één
stap......................... 327
Uw thuisadres instellen............. 327
Home........................ 328
Een tussenstop invoegen............ 329
Een omleiding volgen.............. 329
Kaartupdate.................... 329
UCONNECT PHONE.................. 330Uconnect Phone (Handsfree bellen met
Bluetooth)..................... 330
Uw mobiele telefoon koppelen (draadloos
verbinden) met het Uconnect-systeem.... 333
Algemene telefoonopdrachten (voorbeelden). 337
Microfoon uitschakelen (of inschakelen) tijdens
gesprek...................... 337
Actieve gesprekken doorverbinden tussen handset
en voertuig.................... 337
Phonebook (telefoonboek)........... 338
Tips voor spraakbediening........... 338
13
Page 17 of 380

INSTRUMENTENPANEEL
Instrumentenpaneel
1 — Bedieningselementen display in instrumentengroep 6 — Contact
2 — Multifunctionele hendel (achter het stuurwiel) 7 — Uconnect systeem
3 — Instrumentengroep 8 — Schakelpaneel
4 — Cruisecontrol 9 — Klimaatregeling
5 — Ruitenwisserhendel (achter het stuur) 10 — Selec-Terrain-schakelaar
15
Page 33 of 380

Geheugenfunctie programmeren
Een nieuw geheugenprofiel maken:
OPMERKING:
Als u een nieuw geheugenprofiel opslaat
wordt het bestaande profiel uit het geheugen
gewist.
1. Zet het contact van de auto in de stand
ON/RUN.
2. Zet alle instellingen van het geheugenpro-
fiel op de gewenste voorkeuren (bijv.
stoel, buitenspiegels en voorkeurzenders
van radio).
3. Druk kort op de insteltoets (S) op de
geheugenschakelaar en druk vervolgens
binnen vijf seconden op geheugentoets
(1). Het display in de instrumentengroep
geeft aan welke geheugenpositie wordt
ingesteld.
Sleutelhouder met afstandsbediening aan
geheugen koppelen en ontkoppelen
U kunt uw sleutelhouder met afstandsbedie-
ning zodanig programmeren, dat één van de
twee vooraf ingestelde geheugenprofielen
wordt opgeroepen als op de ontgrendeltoets
van de sleutelhouder wordt gedrukt.
OPMERKING:
Voordat u uw sleutelhouder programmeert,
dient u de functie "Personal Settings Linked
To Key Fob" (persoonlijke instellingen koppe-
len aan sleutelhouder) te selecteren via het
scherm van het Uconnect systeem.
Raadpleeg de paragraaf "Instellingen van
Uconnect" in het hoofdstuk "Multimedia" in
uw instructieboekje voor meer informatie.
Ga als volgt te werk om uw sleutelhouder te
programmeren:
1. Zet het contact van het voertuig in de
stand OFF.
2. Selecteer het gewenste geheugenprofiel:
1of2.OPMERKING:
Als nog geen geheugenprofiel is ingesteld,
raadpleeg dan de paragraaf "Geheugen-
functie programmeren" in dit hoofdstuk
voor informatie over het instellen van een
geheugenprofiel.
3. Druk kort op de insteltoets (S) op de
geheugenschakelaar en druk vervolgens
binnen vijf seconden kort op de toets met
het label (1) of (2). "Memory Profile Set"
(geheugenprofiel ingesteld) (1 of 2) wordt
weergegeven op het display in de
instrumentengroep.
4. Druk binnen 10 seconden kort op de ver-
grendelknop van de sleutelhouder.
OPMERKING:
U kunt uw sleutelhouder met afstandsbedie-
ning loskoppelen van de geheugeninstellin-
gen door eerst op de insteltoets (S) te druk-
ken en daarna binnen 10 seconden op de
ontgrendeltoets van de afstandsbediening.
31
Page 35 of 380

Stoelverwarming voor
Als uw voertuig is uitgerust met stoelverwar-
ming vóór, bevinden de bedieningselementen
hiervan zich in het Uconnect systeem. U
vindt de bedieningstoetsen via het scherm
"Climate” (klimaat) of "Controls" (bedienings-
elementen).
• Kies éénmaal de schermtoets stoelverwar-
ming
om de HI-instelling in te schake-
len.
• Kies tweemaal de schermtoets stoelverwar-
ming
om de LO-instelling in te schake-
len.
• Kies driemaal de schermtoets stoelverwar-
ming
om de verwarmingselementen uit
te schakelen.
Als de hoge stand (HI) is geselecteerd, scha-
kelt het systeem na ongeveer 60 minuten
continue werking automatisch naar de lage
stand (LO). Op dat moment verandert het
display van HI (hoge stand) in LO (lage
stand). De lage stand (LO) wordt na ongeveer
45 minuten automatisch uitgeschakeld.OPMERKING:
De stoelverwarming werkt uitsluitend wan-
neer de motor draait.
Uitvoeringen met op afstand bediend startsys-
teem
Bij uitvoeringen met een op afstand bediend
startsysteem kunt u programmeren dat de
stoelventilatie wordt ingeschakeld tijdens het
starten op afstand.
Deze functie kan worden geprogrammeerd
via het Uconnect systeem. Raadpleeg de pa-
ragraaf "Instellingen van Uconnect" in het
hoofdstuk "Multimedia" in uw instructie-
boekje voor meer informatie.
WAARSCHUWING!
• Personen die geen pijn op de huid kun-
nen voelen als gevolg van ouderdom,
chronische ziekte, diabetes, rugletsel,
medicatie, alcoholgebruik, uitputting of
een andere lichamelijke conditie, moe-
ten voorzichtig zijn bij het gebruik van
WAARSCHUWING!
de stoelverwarming. Deze kan zelfs bij
lage temperaturen brandwonden veroor-
zaken, met name als de verwarming
langdurig wordt gebruikt.
• Plaats geen voorwerpen op de zitting of
de rugleuning die warmte-isolerend wer-
ken, zoals een deken of kussen. Hierdoor
kan de stoelverwarming oververhit ra-
ken. Een oververhitte stoel kan leiden tot
ernstige brandwonden als gevolg van de
verhoogde oppervlaktetemperatuur van
de zitting.
Stoelverwarming achter — indien aanwezig
Bij sommige modellen zijn de twee buitenste
zitplaatsen van de achterbank uitgerust met
verwarmde zittingen. De stoelverwarmings-
schakelaars van deze stoelen bevinden zich
aan de achterzijde van de middenconsole.
33
Page 45 of 380

Richtingaanwijzers
Beweeg de multifunctionele hendel op of
neer om te controleren of de pijlen aan beide
zijden op het display in de instrumenten-
groep gaan knipperen, wat betekent dat de
richtingaanwijzers voor en achter naar beho-
ren werken.
OPMERKING:
• Als een van de lampjes blijft branden en
niet knippert, of als een van de lampjes zeer
snel knippert, controleer op een defecte
LED-richtingaanwijzer in de koplamp. Ga
naar een erkende dealer voor onderhoud.
• Wanneer de daglichtlampen zijn ingescha-
keld en een richtingaanwijzer is geacti-
veerd, wordt de daglichtlamp aan de zijde
van de knipperende richtingaanwijzer uit-
geschakeld. De daglichtlamp gaat weer aan
wanneer de richtingaanwijzer wordt
uitgeschakeld.
Automatische hoogteverstelling
koplampen — alleen voor
hogedrukontladingslampen (HID)
Deze functie zorgt ervoor dat het grootlicht
tegenliggers niet verblindt. Door de automa-
tische hoogteverstelling van de koplampen
wordt de hoogte van het grootlicht aangepast
aan de hellingshoek van de auto.
Accuspaarfunctie
Om de levensduur van de accu van uw auto te
verlengen, wordt zowel voor de binnen- als de
buitenverlichting belastingreductie geboden.
Als de contactschakelaar in de stand OFF
(UIT) staat en een portier open blijft staan
gedurende 10 minuten of de dimschakelaar
in de stand ON (AAN) staat voor de plafond-
verlichting, wordt de binnenverlichting auto-
matisch uitgeschakeld.
OPMERKING:
De accuspaarmodus wordt geannuleerd als
de contactschakelaar in de stand ON (AAN)
staat.Als de koplampen ingeschakeld blijven ter-
wijl de contactschakelaar in de stand OFF
(UIT) is gezet, wordt de buitenverlichting
automatisch na acht minuten uitgeschakeld.
Als de koplampen worden ingeschakeld en
ingeschakeld worden geladen gedurende
acht minuten terwijl de contactschakelaar in
de stand OFF (UIT) staat, gaat de buitenver-
lichting automatisch uit.
OPMERKING:
De accuspaarmodus wordt uitgeschakeld als
de contactschakelaar in de stand OFF (uit)
staat en de koplampschakelaar in de stand
voor de parkeerlichten staat. De parkeerlich-
ten blijven branden en stroom van de accu
verbruiken.
RUITENWISSERS EN
-SPROEIERS
De bedieningselementen voor de
ruitenwisser/-sproeier bevinden zich op de
hendel voor de ruitenwisser/-sproeier aan de
rechterzijde van de stuurkolom. De voorrui-
tenwissers worden bediend door een schake-
laar te bedienen op het uiteinde van de hen-
43
Page 49 of 380

KLIMAATREGELING
Overzicht handmatige klimaatregeling met touchscreen
Bedieningselementen automatische temperatuurregeling Uconnect 3 met 5-inch display (indien aanwezig)
47
Page 50 of 380

Bedieningselementen automatische klimaatregeling Uconnect 4 met 7-inch display
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
48
Page 51 of 380

Bedieningselementen automatische klimaatregeling Uconnect 4C/4C NAV met 8,4-inch display
49