sensor JEEP CHEROKEE 2020 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: JEEP, Model Year: 2020, Model line: CHEROKEE, Model: JEEP CHEROKEE 2020Pages: 356, PDF Size: 9.18 MB
Page 8 of 356

6
WELKOM VAN FCA
HOE U UW INSTRUCTIEBOEKJE ONLINE KUNT
TERUGVINDEN ......................................... 2
HOE GEBRUIKT U DEZE HANDLEIDING?
HOE GEBRUIKT U DEZE HANDLEIDING? ...... 3
Essentiële informatie .............................. 3
Symbolen .............................................. 3
WAARSCHUWING VOOR OVER DE KOP
SLAAN ................................................... 4
WAARSCHUWINGEN EN
AANDACHTSPUNTEN ................................ 4
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
SLEUTELS ............................................ 13
Sleutelhouder ...................................... 13
CONTACTSCHAKELAAR ......................... 15
Contactschakelaarmodule (IGNM) — indien
aanwezig ............................................. 15 Keyless Enter-N-Go (contact) — indien
aanwezig ............................................. 15
STARTSYSTEEM MET AFSTANDSBEDIENING
— INDIEN AANWEZIG ........................... 17
Starten met afstandsbediening .............. 17
De modus starten met afstandsbediening
activeren ............................................. 18
ALARMSYSTEEM — INDIEN
AANWEZIG .......................................... 18
Alarm inschakelen ............................... 18 Alarm uitschakelen .............................. 19
PORTIEREN ...........................................19
Keyless Enter-N-Go — Passive Entry .... 19
Kinderslot — achterportieren ................ 23
STOELEN ...........................................23
Bestuurdersstoel met geheugenfunctie —
indien aanwezig ................................... 24 Verwarmde stoelen ............................. 25
Stoelventilatie voor — indien
aanwezig ............................................ 27
HOOFDSTEUNEN .................................27
Actieve hoofdsteunen — voorstoelen ...... 28
Hoofdsteunen achterin .......................... 29
STUURWIEL...........................................30
Verstelbare stuurkolom.......................... 30
Stuurverwarming — indien aanwezig ..... 30
BUITENVERLICHTING ............................31
Multifunctionele hendel ....................... 31
Koplampschakelaar .............................. 31
Daglichtlampen — indien aanwezig ........ 32
Schakelaar dimlicht/grootlicht ............... 32
Regeling automatisch grootlicht — indien
aanwezig ............................................ 32 Lichtsignaal ....................................... 32
Automatisch inschakelende koplampen —
indien aanwezig .................................. 32 Parkeerlichten ...................................... 32 Koplampen aan bij ingeschakelde
ruitenwissers (uitsluitend beschikbaar in
combinatie met automatische
koplampen).......................................... 33 Uitschakelvertraging van de koplampen .. 33
Waarschuwingssignaal verlichting aan ... 33Voorste en achterste mistlampen - indien
aanwezig ........................................... 33 Richtingaanwijzers................................ 34Automatische hoogteverstelling koplampen
— alleen voor hogedrukontladingslampen
(HID)................................................... 34 Accuspaarfunctie.................................. 34
RUITENWISSERS EN -SPROEIERS .........35
Bediening van de ruitenwissers .............. 35
Regensensor — indien aanwezig ........... 36
Schakelaar Ruitenwissers/Sproeiers
Achterruit ............................................ 37
KLIMAATREGELING .................................37
Overzicht automatische klimaatregeling .. 38
Functies van de klimaatregeling ............. 47 Automatische temperatuurregeling (ATC) 47
Aanwijzingen voor de bediening ............ 48
RAMEN .................................................50
Bedieningselementen voor de elektrische
raambediening ..................................... 50 Automatische sluitfunctie met
klembeveiliging ................................... 50 Raamblokkeerschakelaar ....................... 51
2020_JEEP_CHEROKEE_UG_LHD_EE.book Page 6
Page 10 of 356

8
Schakelen.......................................... 154
Terugschakelen .................................. 155
AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK —
INDIEN AANWEZIG ............................ 157
Sleutelblokkering ............................... 158
Rem/Schakelblokkering ....................... 158
Negentraps automatische
versnellingsbak ................................ 159 Versnellingen ..................................... 160
WERKING VAN DE
VIERWIELAANDRIJVING ........................ 161
1-traps vierwielaandrijving (4X4) — indien
aanwezig ........................................... 161 2-traps vierwielaandrijving (4x4) — indien
aanwezig ........................................... 161 Schakelstanden.................................. 162
Schakelprocedures ............................. 163
Elektronisch sperdifferentieel achter
(E-Locker) — indien aanwezig ............. 163
SELEC-TERRAIN ................................... 165
Omschrijving...................................... 165
STOP/START-SYSTEEM ........................ 166
Automatische modus .......................... 166
Mogelijke oorzaken waarom de motor niet
automatisch stopt ............................... 166 De motor starten in de stand autostop .. 167
Het Stop/Start-systeem handmatig
uitschakelen ...................................... 168 Het Stop/Start-systeem handmatig
inschakelen ....................................... 168
STOP/START-SYSTEEM - ALLEEN
DIESELMODELLEN ................................168
Automatische modus .......................... 168
Mogelijke oorzaken waarom de motor niet
automatisch stopt ............................... 169 De motor starten in de stand autostop .. 169
Het Stop/Start-systeem handmatig
uitschakelen ...................................... 170 Het Stop/Start-systeem handmatig
inschakelen ....................................... 171 Systeemstoring................................... 171
ACTIEVE SNELHEIDSBEGRENZER - INDIEN
AANWEZIG .........................................171
Activering .......................................... 171
De ingestelde snelheid overschrijden .... 172
Uitschakelen ...................................... 172
CRUISECONTROL ...............................172
Activeren ........................................... 173
De gewenste snelheid instellen ............ 173
Om de snelheid te hervatten ............... 173
Uitschakelen ..................................... 173
ADAPTIEVE CRUISE CONTROL (ACC) —
INDIEN AANWEZIG ............................174
Adaptieve cruisecontrol (ACC)
activeren ........................................... 175 Gewenste ACC-snelheid instellen ......... 175
Hervatten .......................................... 175
Ingestelde snelheid aanpassen............. 176
Volgafstand instellen in ACC ................ 177
PARKSENSE PARKEERSENSOREN ACHTER —
INDIEN AANWEZIG ..............................177
ParkSense sensoren ............................ 178
ParkSense waarschuwingsscherm ......... 178
ParkSense in- en uitschakelen ............. 178
Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van
ParkSense ......................................... 179
PARKSENSE PARKEERSENSOREN VOOR EN
ACHTER — INDIEN AANWEZIG ............180
ParkSense sensoren ............................ 180
ParkSense in- en uitschakelen ............. 181
Waarschuwingssysteem afstand aan de
zijkant ............................................... 181
ACTIEF PARKEERHULPSYSTEEM PARKSENSE
— INDIEN AANWEZIG ...........................183
RIJSTROOKDETECTIE — INDIEN
AANWEZIG ..........................................184
Werking van rijstrookdetectie ............... 184
Rijstrookdetectie in- of uitschakelen ..... 185
Waarschuwingsbericht
rijstrookdetectie ................................. 185 Status van rijstrookdetectie wijzigen ..... 187
PARKVIEW ACHTERUITRIJCAMERA — INDIEN
AANWEZIG .........................................187
BRANDSTOF TANKEN ...........................188
BRANDSTOF TANKEN — DIESELMOTOR 189
AdBlue® (UREUM) — indien aanwezig 191
BELADING VAN DE AUTO ......................194
Gewichtslabel .................................... 194
TREKKEN VAN EEN AANHANGER .........196
2020_JEEP_CHEROKEE_UG_LHD_EE.book Page 8
Page 38 of 356

UW VOERTUIG LEREN KENNEN
36
Regensensor — indien aanwezig
Deze functie detecteert regen of sneeuw op
de voorruit en schakelt automatisch de
ruitenwissers in voor de bestuurder. De
functie is vooral handig wanneer spatwater
van de weg of water dat van de ruitenwissers
van een voorliggende auto wordt geblazen,
op de voorruit terechtkomt. Draai het
uiteinde van de multifunctionele hendel naar
één van de vier standen om deze functie te
activeren.
De gevoeligheid van het systeem kan worden
ingesteld met de multifunctionele hendel.
Wisserintervalstand 1 is het minst gevoelig
en wisserintervalstand 4 is het meest
gevoelig.
OPMERKING:
Instelling drie heeft de voorkeur van de
gemiddelde bestuurder bij normale regenval.
Gebruik stand 1 en 2 als u de gevoeligheid
van de regensensor wilt verkleinen. Gebruik
stand 4 als u de gevoeligheid van de regen-
sensor wilt vergroten. Zet de ruitenwisser-
schakelaar in de stand OFF als u het systeem
niet wilt gebruiken.OPMERKING:De regensensor werkt niet wanneer de
ruitenwisserschakelaar in de stand voor
lage of hoge snelheid staat.
Als er ijs of opgedroogd zout water op de
voorruit aanwezig is, werkt de regensensor
mogelijk niet goed.
Het gebruik van was- of siliconenhou-
dende producten kan de prestaties van de
regensensor beïnvloeden.
De regensensor kan worden in- en uitge-
schakeld met het Uconnect systeem, raad-
pleeg de paragraaf "Instellingen van
Uconnect" in het hoofdstuk "Multimedia"
in uw instructieboekje voor meer infor-
matie.
Het regensensorsysteem is voorzien van
beschermfuncties voor de wisserbladen en
-armen en werkt niet onder de volgende
omstandigheden:
Lage omgevingstemperatuur — Als de
contactschakelaar voor het eerst in de
stand ON wordt gezet, dan werkt het
regensensorsysteem pas wanneer de
ruitenwisserschakelaar wordt bediend, de
rijsnelheid van het voertuig hoger is dan 5 km/u (3 mph) of de buitentemperatuur
hoger is dan 0 °C (32 °F).
Versnellingsbak in de neutraalstand
— Als
het contact in de stand ON staat en de
versnellingsbak in de neutraalstand staat,
dan werkt het regensensorsysteem pas
wanneer de ruitenwisserschakelaar wordt
bediend, de rijsnelheid van het voertuig
hoger is dan 5 km/u (3 mph) of als de
schakelhendel uit de neutraalstand wordt
gezet.
In de modus Starten op afstand — Op voer-
tuigen die zijn uitgerust met de functie
voor starten op afstand werkt de regen-
sensor niet als het voertuig in de modus
Starten op afstand staat. Als de
bestuurder in het voertuig zit en de
contactschakelaar in de stand ON/RUN
heeft gezet, dan kan de werking van de
regensensor worden hervat als deze is
geselecteerd en er geen andere belemme-
rende omstandigheden zijn (eerder
vermeld).
2020_JEEP_CHEROKEE_UG_LHD_EE.book Page 36
Page 58 of 356

UW VOERTUIG LEREN KENNEN
56
OPMERKING:
De achterklep kan ook handmatig worden
geopend door op de ontgrendelingshendel
van de achterklep te duwen en in een vloei-
ende beweging omhoog te trekken.
Sluiten
Er zijn verschillende manieren om de achter-
klep te sluiten:
Handmatig door de hendel van de achter-
klep vast te pakken en de achterklep naar
beneden te doen. Laat de hendel los
wanneer de achterklep het sluiten over-
neemt.
Sleutelhouder
Handsfree (indien aanwezig)
Knop achterklep op het instrumentenpa-
neel
Toets elektrisch bediende achterklep op
de stijl in de laadruimteAchterklep vergrendelen
Met een geldige sleutelhouder met Passive
Entry wordt de auto binnen een straal van
1,5 m (5 ft) van de achterklep vergrendeld,
alleen door op de vergrendeltoets Keyless
Enter-N-Go —Passive Entry te drukken, die
zich links van de achteruitrijcamera bevindt.
De elektrisch bediende achterklep kan
worden gesloten door op de knop in de
bovenbekleding links in de opening van de
achterklep te drukken. Door op de knop te
drukken, wordt de achterklep alleen
gesloten. Met deze toets kan de achterklep
niet worden geopend.
Schakelaar elektrisch bediende achterklep
Handsfree achterklep - indien aanwezig
Activeringszone handsfree achterklep
Voor het openen of sluiten van de achterklep
met handsfree-activering, maakt u een
rechte in en uit schoppende beweging in de
activeringszone onder de auto onder de
kentekenplaat achter. Zet uw voet niet
zijwaarts of maak geen vegende beweging,
anders kunnen de sensoren de bewegingen
wellicht niet detecteren.
2020_JEEP_CHEROKEE_UG_LHD_EE.book Page 56
Page 59 of 356

57
OPMERKING:
De activeringszone is dezelfde voor auto's
met en zonder trekhaakset.
Wanneer u een goede schopbeweging heeft
gemaakt, geeft de achterklep een geluidssig-
naal, de waarschuwingsknipperlichten gaan
knipperen en de achterklep gaat na ongeveer
één seconde open of sluit na ongeveer drie
seconden. Dit veronderstelt dat alle opties
zijn ingeschakeld in de radio.
OPMERKING:
Voor het openen of sluiten van de hands-
free achterklep is een geldige sleutel-
houder met Passive Entry vereist binnen
1,5 m (5 ft) van de portiergreep. Als een
geldige sleutelhouder met Passive Entry
zich niet binnen de 1,5 m (5 ft) bevindt,
reageert de achterklep niet op schopbewe-
gingen.
De functie handsfree achterklep kan
worden in- of uitgeschakeld in Instellingen
van Uconnect. Raadpleeg de paragraaf
"Instellingen van Uconnect" in het hoofd-
stuk "Multimedia" in het instructieboekje
voor meer informatie. De functie hands-
free achterklep moet worden uitgescha-
keld tijdens het opkrikken, bandverwisselen, handmatig autowassen en
auto-onderhoud.
De functie handsfree achterklep kan
worden geactiveerd door een metalen voor-
werp dat een soortgelijke in-en-uit-bewe-
ging onder de achterbumper maakt, zoals
reiniging met een metalen veger.
De handsfree achterklep werkt alleen als
de versnellingsbak in de stand PARK
staat.
Wanneer een voorwerp de handsfree
achterklep hindert bij het openen of
sluiten, beweegt de klep, wanneer hij
voldoende weerstand ondervindt, automa-
tisch in de omgekeerde richting.
Aan de zijkanten van de achterklepope-
ning zijn beknellingsensoren aangebracht.
Wanneer er lichte druk op deze strips
wordt uitgeoefend, beweegt de achterklep
terug naar de geopende stand.
Als de elektrisch bediende achterklep
tijdens eenzelfde beweging op meerdere
obstakels stuit, stopt het systeem automa-
tisch. Als dit gebeurt, moet achterklep
handmatig worden bediend.
De elektrisch bediende achterklep wordt
ontgrendeld, maar gaat niet open, bijtemperaturen onder -24° C (-12° F).
Verwijder eventueel sneeuw- of ijsafzetting
van de achterklep voordat u de achterklep
opent.
Als de achterklep gedurende een lange tijd
geopend blijft, kan het noodzakelijk zijn
de achterklep handmatig te sluiten om de
werking van de elektrisch bediende
achterklep te resetten.
In de geopende stand wordt de achterklep
ondersteund door gasveersteunen. De
gasdruk in deze steunen daalt echter bij lage
temperaturen en het is dan mogelijk dat u
zelf ondersteuning moet bieden bij het
openen van de achterklep.
WAARSCHUWING!
Wanneer u met een geopende achterklep
rijdt, kunnen giftige uitlaatgassen in de
auto belanden. Deze gassen kunnen
schadelijk zijn voor u en uw passagiers.
Rijd alleen met gesloten achterklep.
Wanneer u met open achterklep moet
rijden, zorg er dan voor dat alle ramen
gesloten zijn en dat de aanjager van de
klimaatregeling in een hoge stand staat.
Schakel de recirculatiestand niet in.
2020_JEEP_CHEROKEE_UG_LHD_EE.book Page 57
Page 78 of 356

UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
76
Het systeem waarschuwt alleen dat de
bandenspanning laag is: het kan ze niet
oppompen.
Gele controlelampjes — Controlelampje storing actieve
snelheidsbegrenzer — indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat branden
wanneer er een storing is gedetecteerd in de
actieve snelheidsbegrenzer.
— Controlelampje Forward Collision
Warning uit — indien aanwezig
Dit lampje geeft aan dat Forward Collision
Warning is uitgeschakeld.
— Controlelampje 4WD Low — indien
aanwezig
Dit lampje waarschuwt de bestuurder dat het
voertuig in de modus LOW staat van de vier-
wielaandrijving. De aandrijfassen vóór en
achter zijn samen mechanisch vergrendeld
waardoor de voor- en achterwielen worden
gedwongen om bij dezelfde snelheid te
draaien. De modus Low zorgt voor een
grotere overbrengingsverhouding zodat meer
koppel aan de wielen wordt geleverd.
Raadpleeg de paragraaf "Werking van de
vierwielaandrijving" in het hoofdstuk "Starten
en rijden" voor meer informatie of de werking
en het gebruik van vierwielaandrijving.
— Controlelampje achterasvergrendeling
Dit lampje geeft aan wanneer de achterasver-
grendeling is geactiveerd.
— Controlelampje mistachterlichten —
indien aanwezig
Dit controlelampje gaat branden wanneer de
mistachterlichten zijn ingeschakeld.
— Gloeibougielampje — indien aanwezig
Dit voertuig blokkeert het starten wanneer de
omgevingstemperatuur lager is dan -30 °C
(-22 °F) en de afgelezen waarde van de olie-
temperatuursensor aangeeft dat geen motor-
blokverwarming is gebruikt. Het
gloeibougielampje gaat tijdens koud weer
gedurende 10 seconden knipperen.
Als het voertuig is uitgerust met een blokver-
warmingskabelboom wordt het bericht "Plug
In Engine Heater" (motorverwarming
aansluiten) weergegeven in de instrumenten-
groep wanneer de omgevingstemperatuur
lager is dan -15 °C (5 °F) op het moment dat
de motor wordt uitgeschakeld als herinnering
om mogelijke vertragingen bij het starten bij
de volgende koude start te voorkomen.
LET OP!
Het bandenspanningscontrolesysteem is
geoptimaliseerd voor de originele banden
en wielen. De bandenspanning en
waarschuwing van het
bandenspanningscontrolesysteem zijn
ingesteld voor de bandenmaat van uw
auto. Het gebruik van vervangende
onderdelen met een andere maat, type en/
of stijl kan leiden tot een ongewenste
werking van het systeem of schade aan de
sensoren. Door het gebruik van
niet-originele wielen kunnen de sensoren
beschadigd raken. Gebruik van
niet-originele bandenafdichtingsmiddelen
kan ertoe leiden dat de sensor van het
bandenspanningscontrolesysteem (TPMS)
niet meer werkt. Na gebruik van een
niet-origineel bandenafdichtingsmiddel
wordt geadviseerd dat u uw voertuig naar
een erkende dealer brengt om de werking
van de sensor te laten controleren.
2020_JEEP_CHEROKEE_UG_LHD_EE.book Page 76
Page 86 of 356

VEILIGHEID
84
(Vervolgd)
Elektronisch stabiliteitsregelsysteem (ESC)
Het elektronisch stabiliteitssysteem (ESP)
zorgt onder diverse rijomstandigheden voor
een betere controle over de rijrichting en
meer stabiliteit van het voertuig. ESP corri-
geert over- en ondersturen van het voertuig
door het/de juiste wiel(en) af te remmen. Zo
wordt tegengestuurd bij onder- of oversturen.
Ook kan het motorvermogen worden vermin-
derd om het voertuig te helpen bij het hand-
haven van de juiste rijrichting.ESC bepaalt met behulp van sensors in het
voertuig de door de bestuurder gewenste
rijrichting. Het systeem vergelijkt deze baan
dan met de werkelijke rijrichting van het
voertuig. Wanneer de werkelijke baan niet
overeenkomt met de gewenste baan, remt
ESC het juiste wiel af om over- of onderstuur
tegen te gaan.
Overstuur — het voertuig draait meer dan
correct is voor de stand van het stuur.
Onderstuur — het voertuig draait minder
dan correct is voor de stand van het stuur.
Het controle-/storingslampje ESC (in de
instrumentengroep) begint te knipperen
zodra het ESC-systeem wordt geactiveerd.
Het controle-/storingslampje ESC knippert
ook wanneer het ASR-systeem actief is. Als
het controle-/storingslampje ESC gaat knip-
peren tijdens het optrekken, neem dan gas
terug en rijd verder terwijl u zo min mogelijk
gas geeft. Pas uw snelheid en rijstijl altijd
aan de toestand van het wegdek aan.
WAARSCHUWING!
Er zijn veel factoren, zoals de belading van
het voertuig en de weg- en
rijomstandigheden, die ervoor kunnen
zorgen dat een wiel wordt opgetild of het
voertuig kantelt. Het ERM-systeem kan
niet in alle gevallen voorkomen dat een
wiel wordt opgetild of de auto kantelt, met
name niet wanneer de rijbaan wordt
verlaten of wanneer er objecten of andere
voertuigen worden geraakt. Gebruik de
mogelijkheden van een auto met ERM
nooit op een roekeloze of gevaarlijke wijze
die de veiligheid van de bestuurder of
anderen in gevaar brengt.
WAARSCHUWING!
De elektronische stabiliteitsregeling
(ESC) kan niet voorkomen dat de auto
onderhevig is aan de natuurkundige
wetten en kan evenmin zorgen voor meer
grip op het wegdek. ESC kan geen onge-
lukken voorkomen, zeker geen onge-
lukken die worden veroorzaakt door te
hoge snelheden in bochten, het rijden op
zeer glad wegdek, of aquaplaning. ESC
kan evenmin ongelukken voorkomen die
het gevolg zijn van het verlies van de
controle over het voertuig doordat het
rijgedrag niet is aangepast aan de
omstandigheden. Alleen een oplettende
en bekwame bestuurder met een veilige
rijstijl kan ongelukken voorkomen.
Gebruik de mogelijkheden van een auto
met ESC nooit op een roekeloze of risico-
volle wijze die de veiligheid van de
bestuurder of anderen in gevaar brengt.
2020_JEEP_CHEROKEE_UG_LHD_EE.book Page 84
Page 95 of 356

93
Feedback aan de bestuurder:
De instrumentengroep bevat een SSC-picto-
gram en een SSC-schakelaar met een LED
die feedback geeft aan de bestuurder over de
status van SSC.
Het pictogram in de instrumentengroep en
het lampje in de schakelaar gaan branden
en blijven branden wanneer SSC wordt
ingeschakeld of geactiveerd. Dit is de
normale bedrijfsstand voor SSC.
Het pictogram in de instrumentengroep en
het lampje in de schakelaar knipperen
gedurende enkele seconden en gaan
vervolgens uit als de bestuurder op de
SSC-schakelaar drukt, maar niet aan de
voorwaarden voor inschakelen is voldaan.
Het pictogram in de instrumentengroep en
het lampje in de schakelaar knipperen
gedurende enkele seconden en gaan
vervolgens uit wanneer SSC wordt uitge-
schakeld als gevolg van een te hoge snel-
heid.
Het pictogram in de instrumentengroep en
het lampje in de schakelaar knipperen en
gaat vervolgens uit wanneer SSC wordt
uitgeschakeld als gevolg van oververhitte
remmen.
Antislingerregeling (ASR)
Antislingerregeling (TSC) maakt gebruik van
sensoren in de auto die het gevaarlijk slin-
geren van de aanhanger detecteren. TSC
neemt de nodige maatregelen om het slin-
geren te stoppen. ASR wordt automatisch
ingeschakeld wanneer een gevaarlijk slinge-
rende aanhanger wordt gedetecteerd.
OPMERKING:
TSC is niet in staat om het slingeren van alle
aanhangers te stoppen. Ga tijdens het
trekken van een aanhanger altijd voorzichtig
te werk en volg de aanbevelingen voor het
disselgewicht van de aanhanger. Raadpleeg
de paragraaf "Trekken van een aanhanger" in
het hoofdstuk "Starten en rijden" voor meer
informatie.Wanneer ASR is ingeschakeld, knippert het
controle-/storingslampje ESC, wordt het
motorvermogen verlaagd en voelt u dat de
wielen afzonderlijk worden afgeremd om te
proberen het slingeren van de aanhanger te
stoppen. Wanneer het ESP-systeem in de
stand "Partial Off" (gedeeltelijk uit) of "Full
Off" (volledig uit) staat, is TSC uitgescha-
keld.
WAARSCHUWING!
SSC is alleen bedoeld om de bestuurder te
helpen de rijsnelheid onder controle te
houden tijdens het rijden onder
terreinomstandigheden. De bestuurder
moet goed op de rijomstandigheden
blijven letten en blijft verantwoordelijk
voor handhaving van een veilige
rijsnelheid.
WAARSCHUWING!
Als TSC tijdens het rijden wordt
geactiveerd, rem dan af, zet de auto zo
snel mogelijk op een veilige plaats aan de
kant en verdeel de lading van de
aanhanger opnieuw om het slingeren tegen
te gaan.
2020_JEEP_CHEROKEE_UG_LHD_EE.book Page 93
Page 96 of 356

VEILIGHEID
94
ONDERSTEUNENDE
RIJSYSTEMEN
Dodehoekbewaking — indien aanwezig
Het systeem voor dodehoekbewaking maakt
gebruik van twee radarsensoren in de achter-
bumper en detecteert motorvoertuigen
(auto's, vrachtwagens, motorfietsen, etc.) die
vanaf de achterzijde, voorzijde of zijkant van
de auto in de dode hoek bewegen.Detectiezones achter
Na het starten van de auto gaat het waar-
schuwingslampje van de dodehoekbewaking
in de beide buitenspiegels kort branden om
de bestuurder te laten weten dat het systeem
is geactiveerd. De sensoren van de dode-
hoekbewaking zijn in werking wanneer naar een van de vooruitversnellingen of de achter-
uitversnelling is geschakeld en worden in de
stand-by-modus gezet wanneer naar PARK
(P) is geschakeld.
De detectiezone van de dodehoekbewaking
bestrijkt een rijstrook van 3,7 m (12 ft)
breed aan beide zijden van het voertuig. De
zone-lengte begint bij de buitenspiegel en
bestrijkt een gebied tot ongeveer 3 m (10 ft)
achter de achterbumper van de auto. Het
systeem bewaakt de detectiezones aan beide
zijden van de auto vanaf het moment dat een
snelheid van ongeveer 10 km/u (6 mph) of
hoger is bereikt en waarschuwt de
bestuurder voor voertuigen in deze zones.
OPMERKING:
De dodehoekbewaking waarschuwt de
bestuurder NIET voor snel naderende voer-
tuigen die zich buiten de detectiezones
bevinden.
De detectiezone van de dodehoekbewa-
king verandert NIET wanneer een
aanhanger aan uw voertuig is gekoppeld.
Als aan uw auto een aanhanger is gekop-
peld, moet u zelf kijken of de rijbaan naast
u vrij is voor zowel uw auto als de
aanhanger, voordat u van rijbaan wisselt.
Wanneer de aanhanger of een ander object (bijvoorbeeld een fiets) uitsteekt aan de
zijkant van uw auto, is het mogelijk dat het
waarschuwingslampje van de dodehoekbe-
waking blijft branden zolang naar een
vooruitversnelling is geschakeld.
De waarschuwingslampjes van het
systeem voor dodehoekbewaking (BSM) in
de buitenspiegel kunnen uitvallen (knip-
peren) wanneer een motorfiets of een klein
voorwerp gedurende een langere periode
(langer dan enkele seconden) zich aan de
zijkant van het voertuig bevindt.
Voor een correcte werking van de dodehoek-
bewaking moet de achterkant van de auto
waar zich de radarsensoren bevinden, vrij
zijn van sneeuw, ijs en vuil. De achterkant
van de auto waar zich de radarsensoren
bevinden, mag niet worden geblokkeerd door
vreemde voorwerpen (bumperstickers, fiet-
sendrager, enz.).
De dodehoekbewaking geeft een visuele
waarschuwing in de desbetreffende buiten-
spiegel wanneer een object wordt gedetec-
teerd. Als vervolgens de richtingaanwijzer
wordt ingeschakeld aan de zijde van de auto
waarvoor een waarschuwing geldt, zal ook
een geluidssignaal klinken. Wanneer de rich-
tingaanwijzer is ingeschakeld en tegelijker-
2020_JEEP_CHEROKEE_UG_LHD_EE.book Page 94
Page 98 of 356

VEILIGHEID
96
RCP bewaakt de detectiezones achter aan
beide zijden van de auto op objecten die zich
met een minimale snelheid van ongeveer
3 mph (5 km/u) naar de auto toe bewegen,
tot objecten die zich met een maximale snel-
heid van ongeveer 20 mph (32 km/u)
verplaatsen, zoals bijvoorbeeld op parkeer-
plaatsen.
OPMERKING:
Op parkeerplaatsen kunnen naderende voer-
tuigen aan het zicht worden onttrokken door
links en rechts geparkeerde voertuigen. Als
de sensoren worden geblokkeerd door andere
objecten of voertuigen, zal het systeem niet
in staat zijn de bestuurder te waarschuwen.
Wanneer het RCP-systeem actief is en naar
de achteruitversnelling is geschakeld, wordt
de bestuurder gewaarschuwd door zowel
visuele als geluidssignalen, terwijl ook het
volume van de radio wordt verlaagd.
Bedrijfsmodi
In het Uconnect systeem kunnen drie
bedrijfsmodi worden geselecteerd. Raad-
pleeg de paragraaf "Instellingen van Ucon-
nect" in het hoofdstuk "Multimedia" in het
instructieboekje voor meer informatie.Dodehoekwaarschuwing, alleen lampjes
Als de modus Dodehoekwaarschuwing actief
is, geeft de dodehoekbewaking een visuele
waarschuwing in de desbetreffende buiten-
spiegel wanneer een object wordt gedetec-
teerd. Wanneer het systeem echter in de
modus Rear Cross Path (RCP) werkt, zal
zowel een visuele als geluidswaarschuwing
worden gegeven wanneer een object wordt
gedetecteerd. Wanneer een geluidssignaal
moet worden gegeven, wordt de radio
gedempt.
Dodehoekwaarschuwing, lampjes/geluidssig
-
naal
Wanneer de modus Dodehoekwaarschuwing,
lampjes/geluidssignaal actief is, geeft de
dodehoekbewaking een visuele waarschu-
wing in de desbetreffende buitenspiegel
wanneer een object wordt gedetecteerd. Als
vervolgens de richtingaanwijzer wordt inge-
schakeld aan de zijde van de auto waarvoor
een waarschuwing geldt, zal ook een geluids-
signaal klinken. Wanneer de richtingaan-
wijzer is ingeschakeld en tegelijkertijd aan
dezelfde zijde van de auto een object wordt
gedetecteerd, wordt zowel de visuele waar-
schuwing als geluidssignaal (weer)gegeven.
Tegelijkertijd met de weergave van het
WAARSCHUWING!
De Rear Cross Path detectie (RCP) dient
niet als achteruitrijhulp. Het systeem is
uitsluitend bedoeld als hulpmiddel voor de
bestuurder bij het detecteren van
naderende voertuigen in parkeersituaties.
Ga altijd voorzichtig te werk tijdens het
achteruitrijden, ook als u RCP gebruikt.
Controleer het gebied achter de auto altijd
zorgvuldig, kijk naar achteren en wees
bedacht op voetgangers, dieren, andere
voertuigen, obstakels en dode hoeken,
voordat u achteruitrijdt. Anders bestaat er
een risico op ernstig of zelfs dodelijk
letsel.
2020_JEEP_CHEROKEE_UG_LHD_EE.book Page 96