stop start JEEP COMPASS 2018 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: JEEP, Model Year: 2018, Model line: COMPASS, Model: JEEP COMPASS 2018Pages: 388, PDF Size: 5.92 MB
Page 19 of 388

SLEUTELS
Sleutelhouder
Uw auto werkt met een startcontact zonder
sleutel. Het contactsysteem bestaat uit een
sleutelhouder met afstandsbediening en een
toets START/STOP. Het portierontgrende-
lingssysteem met afstandsbediening bestaat
uit een sleutelhouder en de functie Keyless
Enter-N-Go indien aanwezig.
OPMERKING:
De sleutelhouder kan mogelijk niet worden
gevonden als deze zich naast een mobiele
telefoon, laptop of andere elektronische ap-
paraten bevindt. Deze apparaten kunnen het
draadloze signaal van de sleutelhouder blok-
keren.
Met de sleutelhouder kunt u met behulp van
een losse sleutelhouder de portieren en ach-
terklep vergrendelen of ontgrendelen vanaf
een afstand tot maximaal 20 m (66 ft). U
hoeft de sleutelhouder niet op de auto te
richten om het systeem te activeren.
Sleutelhouder
1 — Ontgrendelen
2 — Vergrendelen
3 — Noodsleutel
Sleutelhouder met een ingebouwde
voertuigsleutel
1 — Ontgrendeltoets mechanische
sleutel
2 — Ontgrendeltoets
3 — Vergrendeltoets
17
Page 21 of 388

CONTACTSCHAKELAAR
Keyless Go — contact — indien aanwezig
Met deze functie kan de bestuurder de con-
tactschakelaar bedienen door op een knop te
drukken zolang de sleutelhouder zich in het
passagierscompartiment bevindt.
De contactschakelaar in de vorm van een
START/STOP-drukknop heeft drie bedrijfs-
modi. Deze drie standen zijn OFF, ON/RUN
en START.
OPMERKING:
Wanneer de status/modus van het contact na
het indrukken van een toets niet reageert, is
de batterij van de sleutelhouder mogelijk
bijna leeg of leeg. Als dit het geval is, kan de
contactschakelaar ook op een andere manier
worden bediend. Druk de voorzijde (zijde te-
genover de noodsleutel) van de sleutelhouder
tegen de toets ENGINE START/STOP om de
contactschakelaar te bedienen.De contactschakelaar in de vorm van een
drukknop kan in de volgende modi worden
gezet:
OFF (Uit)
• De motor wordt uitgeschakeld.
• Sommige elektrische apparaten (bijv. cen-
trale vergrendeling, alarm, enz. ) zijn nog
steeds beschikbaar.
ON/RUN
• Rijmodus.
•
Alle elektrische apparaten zijn beschikbaar.
START
• Start de motor.
WAARSCHUWING!
• Verwijder altijd de sleutelhouder uit het
voertuig bij het verlaten van het voertuig
en sluit het voertuig af.
• Laat nooit kinderen alleen in een auto
achter of in de buurt van een auto die
niet is afgesloten.
• Het achterlaten van kinderen zonder
toezicht in een auto is om verschillende
redenen gevaarlijk. Kinderen of derden
lopen dan het risico op ernstig of zelfs
dodelijk letsel. Waarschuw kinderen dat
ze niet aan de handrem, het rempedaal
of de schakelhendel mogen komen.
• Laat de sleutelhouder niet achter in of in
de buurt van het voertuig (of op een voor
kinderen bereikbare plaats) en laat het
contact van een voertuig met Keyless
Enter-N-Go niet in de stand ON/RUN
staan. Een kind zou de knoppen van de
elektrische raambediening of andere
schakelaars kunnen bedienen of de auto
in beweging kunnen zetten.
START/STOP-contactschakelaar
19
Page 22 of 388

WAARSCHUWING!
• Laat nooit kinderen of dieren achter in
een geparkeerde auto bij warm weer. De
warmte in het interieur kan ernstige ge-
zondheidsproblemen veroorzaken en
zelfs dodelijk zijn.
LET OP!
Een niet-afgesloten voertuig is een uitno-
diging voor dieven. Verwijder altijd de
sleutelhouder uit het voertuig en vergren-
del alle portieren wanneer u het voertuig
zonder toezicht achterlaat.
OPMERKING:
Raadpleeg "De motor starten" in "Starten en
rijden" voor meer informatie hierover.
Geïntegreerd/handmatig contact — indien
aanwezig
Dit voertuig is mogelijk uitgerust met een
geïntegreerde/handmatige contactschake-
laar. Er zijn drie bedieningsstanden, waaron-
der twee klikstanden en een stand met veer-
belasting. De klikstanden zijn OFF, ON/RUNen START. De stand START is een veerbelaste
contactstand. Bij het loslaten uit de stand
START keert de schakelaar automatisch te-
rug in de stand RUN.
OFF (Uit)
• De motor wordt uitgeschakeld.
• De sleutel kan uit de contactschakelaar
worden verwijderd.
• De stuurkolom kan worden vergrendeld (na-
dat u de contactsleutel hebt verwijderd).
• Sommige elektrische apparaten (bijv. cen-
trale portiervergrendeling, alarm, enz.) zijn
nog steeds beschikbaar.
ON/RUN
• Rijpositie.
• Elektrische apparaten zijn beschikbaar.
START
• Start de motor.
De contactschakelaar is voorzien van een
veiligheidsmechanisme. Als de motor niet
aanslaat, moet het contact weer op de stand
STOP/OFF worden gezet voordat de startpro-
cedure wordt herhaald.Bij modellen met een automatische trans-
missie kan de contactsleutel alleen worden
verwijderd wanneer de schakelhendel in
PARK (P) is gezet.
Melding voertuig op contact
Als het bestuurdersportier wordt geopend ter-
wijl het contact in de stand ON/RUN staat
(motor draait niet), klinkt een geluidssignaal
om u eraan te herinneren de contactschake-
laar in de stand OFF te zetten. Naast de
weergave van dit geluidssignaal, verschijnt
op het display in de instrumentengroep ook
het bericht Voertuig op contact.
OPMERKING:
De schakelaars van de elektrisch bediende
ramen en het elektrisch bediende zonnedak
(indien aanwezig) blijven gedurende drie mi-
nuten actief nadat de contactschakelaar in
de stand OFF is gezet. Door het openen van
een voorportier wordt deze functie uitgescha-
keld. De tijdsduur van deze functie is
programmeerbaar.
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
20
Page 24 of 388

STARTSYSTEEM MET
AFSTANDSBEDIENING —
INDIEN AANWEZIG
Druk twee keer binnen vijf seconden op de
toets remote start (starten op afstand) op de
sleutelhouder. Door een derde keer op de
toets remote start (starten op afstand) te
drukken wordt de motor uitgeschakeld.
Om met het voertuig te gaan rijden, drukt u
op de knop START/STOP om het contact in
de stand ON/RUN te zetten.
OPMERKING:
• Met remote start (starten op afstand) draait
de motor slechts 15 minuten (time-out),
tenzij het contact in de stand ON/RUN is
gezet.
• Het voertuig moet worden gestart met de
sleutel na twee opeenvolgende time-outs.
Raadpleeg uw instructieboekje voor meer in-
formatie.
SENTRY KEY
De Sentry Key startonderbreker voorkomt on-
geoorloofd gebruik van de auto door derden
door de motor te blokkeren. U hoeft het
systeem niet te activeren of in te schakelen.
Dit systeem werkt automatisch, ongeacht of
de auto is afgesloten.
LET OP!
De Sentry Key startonderbreker is niet
compatibel met sommige afstandsstart-
systemen die als accessoire in de handel
verkrijgbaar zijn. Dergelijke systemen kun-
nen startproblemen veroorzaken en de
startblokkering van de auto belemmeren.
Alle sleutelhouders die met uw nieuwe auto
zijn meegeleverd zijn geprogrammeerd voor
de elektronica van uw auto.
ALARMSYSTEEM — INDIEN
AANWEZIG
Het alarmsysteem bewaakt de portieren, mo-
torkap, achterklep en het Keyless Go contact
tegen bediening door onbevoegden. Als het
alarmsysteem is ingeschakeld, zijn de scha-
kelaars van de portiersloten en de achterklep
in het interieur uitgeschakeld. Als het alarm
afgaat, geeft het alarmsysteem de volgende
geluids- en lichtsignalen:
• De claxon klinkt
• De richtingaanwijzers knipperen
• Het controlelampje van het alarmsysteem
in de instrumentengroep knippert
Alarm opnieuw inschakelen
Als het alarm afgaat en er geen actie wordt
ondernomen om het alarm uit te schakelen,
schakelt het voertuigalarmsysteem de claxon
na ongeveer 90 seconden uit, waarna het
alarmsysteem zichzelf weer activeert.
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
22
Page 59 of 388

Openen
Zonnedak openen — snel
Een comfortstopstand en de volledig ge-
opende stand zijn de geprogrammeerde auto-
matische stops voor de geopende standen
van het zonnedak. De comfortstopstand is
geoptimaliseerd om windgeruis tot een mini-
mum te beperken.
Druk op de schakelaar en laat hem binnen
een halve seconde los. Het zonnedak wordt
automatisch geopend tot de comfortstop-
stand (als de zonwering is gesloten wanneer
de werking is gestart, wordt de zonwering
automatisch geopend tot de half geopende
stand voordat het zonnedak wordt geopend).
Druk kort op de schakelaar en het zonnedak
wordt geopend tot de volledig geopende
stand en stopt automatisch. Dit is de functie
"Snel openen". De functie Snel openen zorgt
dat bij iedere beweging van de schakelaar het
zonnedak stopt.
Zonnedak openen — handmatig
Een comfortstopstand en is een geprogram-
meerde automatische stop voor de geopende
stand van het zonnedak. De comfortstop-
stand is geoptimaliseerd om windgeruis tot
een minimum te beperken.
Om het zonnedak te openen, drukt u op de
schakelaar en houdt u deze vast. Het zonne-
dak wordt automatisch gestopt in de comfort-
stopstand (als de zonwering is gesloten wan-
neer de werking is gestart, wordt de
zonwering automatisch geopend tot de half
geopende stand voordat het zonnedak wordt
geopen). Druk opnieuw op de schakelaar en
houd hem vast, en het zonnedak wordt ge-
opend tot de volledig geopende stand en
stopt automatisch. Als u de schakelaar los-
laat, stopt de beweging. Het zonnedak en de
zonwering blijven gedeeltelijk geopend totdat
de schakelaar opnieuw wordt ingedrukt en
vastgehouden.
Ventilatiestand zonnedak — snel
Als u binnen een halve seconde op de knop
"Vent" (ventilatie) drukt, wordt het zonnedak
vanuit de gesloten stand geopend tot aan deventilatiestand. Dit is de functie "Express
Vent" (snelle ventilatiestand). De functie Snel
naar ventilatiestand zorgt dat bij iedere be-
weging van de schakelaar het zonnedak
stopt.
OPMERKING:
• Als de zonwering is gesloten wanneer de
schakelaar wordt ingedrukt, zal de zonwe-
ring automatisch tot halverwege openen,
voordat het zonnedak naar de ventilatie-
stand beweegt.
• Als het zonnedak volledig of gedeeltelijk is
geopend, is de snelle ventilatiestand niet
beschikbaar. U moet de ventilatieschake-
laar indrukken en vasthouden om het
schuifdak van het openen in de ventilatie-
positie te brengen. De beweging van het
zonnedak stopt als de schakelaar wordt
losgelaten voordat het zonnedak de ventila-
tiestand bereikt.
Sluiten
Zonnedak sluiten — snel
Trek kort aan de schakelaar (halve seconde)
om het zonnedak automatisch vanuit elke
positie te sluiten. Het zonnedak wordt volle-
57
Page 75 of 388

als het trekken van een aanhanger. Als dit
lampje gaat branden, moet u het voertuig
stoppen en de motor stationair of iets sneller
laten draaien met de versnellingsbak in PARK
of NEUTRAL, totdat het lampje uitgaat. Zo-
dra het lampje uitgaat, kunt u weer normaal
rijden.
WAARSCHUWING!
Als u door blijft rijden terwijl het bij het
lampje voor de versnellingsbaktempera-
tuur brandt, kan de vloeistof overkoken, in
aanraking komen met hete motor- of uit-
laatonderdelen en brand veroorzaken.
LET OP!
Als u door blijft rijden terwijl het lampje
voor de versnellingsbaktemperatuur
brandt, kan de versnellingsbak ernstig be-
schadigd of defect raken.
— Waarschuwingslampje van alarm-
systeem — indien aanwezig
Dit lampje knippert snel gedurende circa
15 seconden, wanneer het alarmsysteem
wordt ingeschakeld, en knippert vervolgens
langzaam totdat het alarmsysteem wordt uit-
geschakeld.
Gele waarschuwingslampjes
— Waarschuwingslampje antiblok-
keersysteem (ABS)
Dit lampje is een indicator van het ABS-
systeem. Het lampje gaat branden wanneer u
het contact in de stand ON/RUN of ACC/ON/
RUN zet en kan daarna nog vier seconden
blijven branden.
Als het ABS-lampje tijdens het rijden blijft of
gaat branden, wijst dit erop dat het ABS-
gedeelte van het remsysteem niet functio-
neert en dat onderhoud zo snel mogelijk moet
worden uitgevoerd. Het gewone remsysteem
zal echter normaal functioneren ervan uit-
gaande dat het waarschuwingslampje rem-
systeem niet brandt.
Wanneer het ABS-lampje niet gaat branden als
het contact in de stand ON/RUN of ACC/ON/
RUN wordt gezet, moet het remsysteem wor-
den gecontroleerd door een erkende dealer.
— Storingslampje elektronische par-
keerrem
Dit verklikkerlampje gaat branden om aan te
geven dat de elektronische parkeerrem niet
correct werkt en moet worden nagekeken.
Neem contact op met een erkende dealer.
— Waarschuwingslampje elektronisch
stabiliteitsregelsysteem (ESC) actief — in-
dien aanwezig
Dit lampje geeft aan wanneer het elektro-
nisch stabiliteitsregelsysteem actief is. Het
controlelampje van het elektronisch stabili-
teitsregelsysteem (ESC) in de instrumenten-
groep gaat branden wanneer het contact in de
stand ON/RUN of ACC/ON/RUN wordt gezet
en ESC actief is. Als de motor draait, behoort
dit lampje uit te gaan. Wanneer het controle-
lampje ESC continu blijft branden terwijl de
motor draait, is een storing gedetecteerd in
het ESC-systeem. Als het lampje blijft bran-
den nadat er verschillende keren is gestart en
73
Page 78 of 388

— Waarschuwingslampje onderhoud
Stop/Start-systeem — indien aanwezig
Deze indicator gaat branden om aan te geven
dat het Stop/Start-systeem niet correct werkt
en moet worden nagekeken. Neem contact op
met uw erkende dealer voor service.
— Waarschuwingslampje bandenspan-
ningscontrolesysteem (TPMS)
Het waarschuwingslampje gaat branden en er
wordt een bericht weergegeven om aan te
geven dat de bandenspanning lager is dan de
aanbevolen waarde en/of langzaam span-
ningsverlies optreedt. In deze gevallen, wor-
den de optimale gebruiksduur van de banden
en het optimale brandstofverbruik mogelijk
niet gegarandeerd.
Indien een of meer banden in de bovenge-
noemde staat zijn, toont het display de aan-
wijzingen voor elke overeenkomstige band
één voor één.
LET OP!
U mag niet verder rijden met een of meer
lekke banden, omdat de bestuurbaarheid
van de auto dan wordt aangetast. Stop het
voertuig, en voorkom daarbij krachtig rem-
men en sturen. Repareer een lekke band
onmiddellijk met de speciale bandrepara-
tieset en neem zo snel mogelijk contact op
met uw erkende dealer.
Alle banden, ook de reserveband (indien aan-
wezig) moeten elke maand worden gecontro-
leerd wanneer ze koud zijn en opgepompt tot
de bandenspanning die door de fabrikant
wordt aanbevolen op de bandenspannings-
sticker. (Als uw voertuig banden heeft met
een andere maat dan wordt aangegeven op de
bandenspanningssticker, moet u de juiste
bandenspanning voor die banden achterha-
len.)
Als extra veiligheidsvoorziening is uw auto
uitgerust met een bandenspanningscontrole-
systeem, dat ervoor zorgt dat het verklikker-
lampje voor een te lage bandenspanning gaat
branden wanneer de spanning in een of meer
banden duidelijk te laag is. Als het banden-spanningslampje gaat branden, moet u zo
snel mogelijk stoppen en uw banden contro-
leren en deze tot de juiste bandenspanning
oppompen. Als u met een veel te lage ban-
denspanning rijdt, raakt de band oververhit
en kan de band defect raken. Een te lage
bandenspanning verhoogt ook het brandstof-
verbruik, vermindert de levensduur van de
band en kan het rij- en remgedrag van de auto
nadelig beïnvloeden.
Het bandenspanningscontrolesysteem is
geen vervanging voor juist onderhoud van uw
banden. Het is de verantwoordelijkheid van
de bestuurder om de juiste bandenspanning
te handhaven, zelfs wanneer de bandenspan-
ning nog niet het lage niveau heeft bereikt
waarbij het bandenspanningslampje gaat
branden.
Uw voertuig is ook uitgerust met een contro-
lelampje voor storingen van het bandenspan-
ningscontrolesysteem, dat gaat branden wan-
neer het systeem niet goed werkt. Het
controlelampje voor storingen van het ban-
denspanningscontrolesysteem werkt in com-
binatie met het bandenspanningslampje. Als
het systeem een storing detecteert, knippert
UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
76
Page 83 of 388

ele en voelbare waarschuwingen als een rij-
strook onbedoeld wordt verlaten. Raadpleeg
de paragraaf "Rijstrookdetectie — indien
aanwezig" in het hoofdstuk "Starten en rij-
den" voor meer informatie.
— Controlelampje parkeerlichten/
koplampen Aan
Dit controlelampje brandt wanneer de par-
keerlichten of koplampen zijn ingeschakeld.
— Controlelampje mistlampen vóór —
indien aanwezig
Dit lampje gaat branden wanneer de mistlam-
pen vóór zijn ingeschakeld.
— Controlelampjes richtingaanwij-
zers
Wanneer de linker of rechter richtingaanwij-
zer is ingeschakeld, knippert het controle-
lampje van de richtingaanwijzer en de bijbe-
horende richtingaanwijzers knipperen.
Richtingaanwijzers kunnen worden geacti-
veerd door de multifunctionele hendel om-
laag (links) of omhoog (rechts) te bewegen.OPMERKING:
• Er klinkt een continu geluidssignaal als de
auto verder dan 1 mijl (1,6 km) rijdt met
een ingeschakelde richtingaanwijzer.
• Als één van de richtingaanwijzers sneller
knippert dan normaal, moet u controleren
of er een gloeilampje aan de buitenkant
defect is.
— Controlelampje cruisecontrol inge-
steld — indien aanwezig
Dit lampje brandt wanneer de cruisecontrol is
ingesteld op de gewenste snelheid. Raadpleeg
de paragraaf "Cruisecontrol" in het hoofdstuk
"Starten en rijden" voor meer informatie.
— Controlelampje Stop/start actief —
indien aanwezig
Dit controlelampje gaat branden wanneer de
Stop/Start-functie zich in de modus "Auto-
stop" bevindt.
— Controlelampje automatisch groot-
licht — indien aanwezig
Dit controlelampje geeft aan dat het automa-
tisch grootlicht is ingeschakeld.
Blauwe controlelampjes
— Controlelampje grootlicht
Dit controlelampje geeft aan dat het groot-
licht is ingeschakeld. Als het dimlicht is
ingeschakeld, duwt u de multifunctionele
hendel naar voren (naar de voorkant van het
voertuig) om het grootlicht in te schakelen.
Trek de multifunctionele hendel naar achte-
ren (naar de achterkant van het voertuig) om
het grootlicht uit te schakelen. Wanneer het
grootlicht is uitgeschakeld, trekt u de hendel
naar u toe om het grootlicht tijdelijk in te
schakelen, of te "knipperen".
Grijze controlelampjes
— Controlelampje actieve snelheids-
begrenzer AAN
Dit lampje gaat branden wanneer de actieve
snelheidsbegrenzer is ingeschakeld, maar
niet is ingesteld.
81
Page 88 of 388

VEILIGHEIDSVOORZIENIN-
GEN
Antiblokkeersysteem (ABS)
Het ABS-systeem zorgt voor extra voertuigs-
tabiliteit en meer remwerking onder de
meeste remomstandigheden. Het systeem
voorkomt automatisch het blokkeren van de
wielen en verbetert de beheersbaarheid van
het voertuig tijdens remmen.
Het ABS-systeem voert een zelftest uit om te
controleren of het ABS naar behoren functi-
oneert telkens wanneer de auto wordt gestart
en wordt gereden. Tijdens de zelftest hoort u
mogelijk ook een zacht klikkend geluid en
enkele hieraan gerelateerde motorgeluiden.
ABS wordt geactiveerd wanneer het systeem
detecteert dat één of meer wielen beginnen
te blokkeren tijdens het remmen. Als de auto
over ijs, sneeuw, grint, kuilen, spoorrails of
voorwerpen rijdt of wanneer u een noodstop
maakt neemt de kans dat ABS ingrijpt toe.Wanneer het ABS-systeem actief is, kunt u
dit als volgt merken:
• Geluid van de ABS-pompmotor (deze kan
nog korte tijd blijven draaien nadat de auto
al tot stilstand is gekomen).
• De magneetventielen maken klikgeluiden.
• U voelt pulsaties in het rempedaal.
•
Het rempedaal daalt iets bij de eindaanslag.
Dit zijn normale kenmerken van het
ABS-systeem.
WAARSCHUWING!
• Het ABS-systeem bevat geavanceerde
elektronica die mogelijk gevoelig is voor
storingen van onjuist geïnstalleerde of
krachtige zendapparatuur. Dergelijke
storingen kunnen ertoe leiden dat de
werking van het ABS-systeem volledig
uitvalt. Dergelijke apparatuur mag uit-
sluitend door bevoegde vakmensen wor-
den geïnstalleerd.
• Pompend remmen heeft op het ABS-
systeem een averechtse uitwerking. De
WAARSCHUWING!
effectieve remkracht wordt hierdoor ver-
minderd en het risico van een ongeval
neemt toe. Pompend remmen verlengt
de remweg. Wanneer u moet afremmen
of stoppen, trap dan alleen stevig het
rempedaal in.
• Met het ABS-systeem wordt niet voorko-
men dat de auto onderworpen blijft aan
de wetten van de natuur. De effectiviteit
van de remmen wordt door ABS niet
verder verhoogd dan de remmen, ban-
den en grip van de auto toelaten.
• Het ABS voorkomt geen ongelukken ten
gevolge van bijvoorbeeld te hoge snelhe-
den in bochten, te weinig afstand hou-
den of aquaplaning.
• Gebruik de mogelijkheden van een auto
met ABS nooit op een roekeloze of risi-
covolle wijze die de veiligheid van de
bestuurder of anderen in gevaar brengt.
ABS is ontworpen voor gebruik met originele
banden. Wijziging kan leiden tot verminderde
prestaties van het ABS.
VEILIGHEID
86
Page 89 of 388

ABS-waarschuwingslampje
Het gele ABS-waarschuwingslampje gaat
branden wanneer het contact in de stand
ON/RUN staat en kan daarna nog vier secon-
den blijven branden.
Als het ABS-waarschuwingslampje tijdens
het rijden blijft of gaat branden, wijst dit erop
dat het ABS-gedeelte van het remsysteem
niet functioneert en dat onderhoud nodig is.
Het gewone remsysteem zal echter normaal
functioneren wanneer het ABS-
waarschuwingslampje brandt.
Wanneer het ABS-waarschuwingslampje
brandt, moet u het remsysteem zo spoedig
mogelijk laten controleren om weer van de
voordelen van ABS te kunnen profiteren. Als
het ABS-waarschuwingslampje niet gaat
branden wanneer het contact in de stand
ON/RUN is gezet, moet u het lampje zo snel
mogelijk laten repareren.
Elektronisch remregelsysteem
Uw auto is uitgerust met een geavanceerde
elektronische remkrachtregeling (EBC). Dit
systeem bestaat uit een elektronische rem-
krachtverdeling (EB), antiblokkeersysteem(ABS), een remassistent (Brake Assist Sys-
tem (BAS)), Hill Start Assist (HSA), een tran-
ctieregelsysteem (Traction Control System
(TCS)), elektronische stabiliteitsregeling
(ESC), elektronische kantelbeveiliging (Elec-
tronic Roll Mitigation (ERM)). Deze systemen
werken samen zodat de auto stabiel en be-
stuurbaar is bij verschillende rijomstandighe-
den.
Uw voertuig is mogelijk ook uitgerust met
Ready Alert Braking (RAB), Rain Brake Sup-
port (RBS), antislingerregeling (ASR) en Dy-
namic Steering Torque (DST).
Tractieregelsysteem (ASR)
Dit systeem bewaakt de hoeveelheid wielspin
van elk van de aangedreven wielen. Als er
wielslip wordt gedetecteerd, oefent ASR mo-
gelijk remdruk uit op het/de slippende wie-
l(en) en/of wordt het voertuigvermogen ver-
laagd voor een betere acceleratie en
stabiliteit. Een voorziening van ASR, Brake
Limited Differential (BLD), functioneert op
dezelfde wijze als een limited-
slipdifferentieel en regelt de wielspin van een
aangedreven as. Als één wiel van een aange-
dreven as sneller draait dan het andere, wordthet doorslippende wiel afgeremd. Hierdoor
kan er meer koppel naar het niet-
doorslippende wiel gaan. BLD kan ingescha-
keld blijven, zelfs als ASR en ESP zijn be-
perkt.
Remassistent (BAS)
De remassistent (BAS) is ontworpen om de
remwerking van de auto te optimaliseren tij-
dens noodremsituaties. Het systeem herkent
een noodremsituatie aan de hand van de
snelheid en kracht waarmee het rempedaal
wordt ingetrapt en optimaliseert de remdruk
dienovereenkomstig. Dit draagt bij aan een
verkorting van de remweg. Het BAS-systeem
vult het ABS-systeem aan. Wanneer u het
rempedaal zeer snel intrapt, is de assistentie
van het BAS-systeem optimaal. Om van het
systeem te profiteren moet u aanhoudend
remdruk uitoefenen tijdens het stoppen (niet
"pompend" remmen). Verminder de druk op
het rempedaal niet, tenzij u niet langer hoeft
te remmen. Zodra u het rempedaal loslaat,
wordt het BAS-systeem uitgeschakeld.
87