ABS JEEP COMPASS 2019 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: JEEP, Model Year: 2019, Model line: COMPASS, Model: JEEP COMPASS 2019Pages: 400, PDF Size: 6.72 MB
Page 5 of 400
HOE GEBRUIKT U DEZE
HANDLEIDING?
Essentiële informatie
Elke keer wanneer er instructies met betrek-
king tot de richting (links/rechts of vooruit/
achteruit) over het voertuig worden gegeven,
moeten deze worden opgevat met betrekking
tot een inzittende op de bestuurdersstoel.
Speciale gevallen die niet aan deze regel
voldoen worden duidelijk aangegeven in de
tekst.
De afbeeldingen in de gebruikershandleiding
dienen slechts als voorbeeld: dit kan beteke-
nen dat bepaalde details van de afbeelding
niet overeenkomen met de werkelijke uitvoe-
ring van uw voertuig.
Bovendien is de gebruikershandleiding ge-
richt op voertuigen met het stuur links;
daarom is het mogelijk dat in voertuigen met
stuur rechts, de positie of de constructie van
enkele bedieningselementen niet exact ge-
spiegeld is ten opzichte van de afbeelding.Om het hoofdstuk te identificeren waarin de
informatie staat die u nodig hebt, kunt u het
register achter in deze gebruikershandleiding
raadplegen.
De hoofdstukken kunnen snel worden
geïdentificeerd met speciale grafische tabs
aan de zijkant van elke oneven pagina. Een
paar bladzijden verder is er een uitleg om de
volgorde van de hoofdstukken en de bijbeho-
rende symbolen in de tabs te leren kennen. Er
staat altijd een tekstaanduiding van het hui-
dige hoofdstuk aan de zijkant van elke even
pagina.
Symbolen
Sommige voertuigonderdelen hebben ge-
kleurde labels met symbolen die verwijzen
naar voorzorgsmaatregelen die in acht moe-
ten worden genomen bij het gebruiken van
het betreffende onderdeel. Raadpleeg de pa-
ragraaf "Waarschuwingslampjes en meldin-
gen" in het hoofdstuk "Uw Instrumentenpa-
neel leren kennen" voor meer informatie over
de gebruikte symbolen in uw auto.
WAARSCHUWING OVER DE
KOP SLAAN
Terreinwagens slaan veel vaker over de kop
dan andere typen auto's. Deze auto heeft een
grotere bodemvrijheid en een hoger zwaarte-
punt dan veel andere personenauto's. De
auto levert betere prestaties in diverse ter-
reinomstandigheden. Als u onveilig rijdt,
kunt u in iedere auto de macht over het stuur
verliezen. Vanwege het hogere zwaartepunt
kan dit voertuig, in tegenstelling tot andere
voertuigen, over de kop slaan als de bestuur-
der de macht over het stuur verliest.
Vermijd scherpe bochten, abrupte manoeu-
vres en andere onveilige rijhandelingen die
ertoe kunnen leiden dat u de macht over het
stuur verliest. Als u onveilig rijdt in deze auto,
dan kunt u ongevallen en ernstig of dodelijk
letsel veroorzaken. Ook kan de auto over de
kop slaan. Rijd voorzichtig.
HOE GEBRUIKT U DEZE HANDLEIDING?
3
Page 11 of 400
ACHTERKLEP....................... 59Openen....................... 59
Sluiten........................ 59
Elektrisch bediende achterklep — indien
aanwezig....................... 59
BOORDAPPARATUUR.................. 62VOEDINGSUITGANGEN............. 62
Spanningsomvormer — indien aanwezig.... 64
UW INSTRUMENTENPANEEL
LEREN KENNEN
DISPLAY IN DE INSTRUMENTENGROEP........ 65Locatie en bedieningselementen display in de
instrumentengroep................. 65
Indicator voor olieverversing — indien
aanwezig....................... 66
Schakelindicator (GSI) — indien aanwezig . . 66
Menu-items display in instrumentengroep . . 66
Dieseldisplays................... 67
Berichten roetfilter dieselmotor (DPF)..... 67
Meldingen brandstofsysteem........... 67
BOORDCOMPUTER.................... 69
WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN..... 69
Rode waarschuwingslampjes........... 70
Gele waarschuwingslampjes........... 73
Gele controlelampjes............... 78
Groene controlelampjes.............. 80
Witte controlelampjes............... 81
Blauwe controlelampjes.............. 83
Grijze controlelampjes.............. 83
BOORDDIAGNOSESYSTEEM — OBD II......... 83Boorddiagnosesysteem (OBD II) en
cyberveiligheid................... 84
EMISSIECONTROLE- EN
ONDERHOUDSPROGRAMMA'S............. 84
VEILIGHEID
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN.............. 86Antiblokkeersysteem (ABS)........... 86
Elektronisch remregelsysteem.......... 87
ONDERSTEUNENDE RIJSYSTEMEN........... 96Dodehoekbewaking — indien aanwezig.... 96
Forward Collision Warning (FCW) met
risicobeperking - indien aanwezig....... 100
Bandenspanningscontrolesysteem....... 103
VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN.... 108Beveiligingssystemen voor inzittenden.... 108
Belangrijke veiligheidsmaatregelen...... 108
Veiligheidsgordelsystemen........... 110
Aanvullend veiligheidssysteem (SRS)..... 117
Kinderzitjes — Kinderen veilig vervoeren . . 136
Vervoer van huisdieren............. 151
VEILIGHEIDSTIPS................... 152Passagiers vervoeren............... 152
Uitlaatgas..................... 152
Aanbevolen veiligheidscontroles in de auto . 153
Veiligheidscontroles buiten de auto...... 154
STARTEN EN RIJDEN
DE MOTOR STARTEN.................. 156Normaal starten — benzinemotor....... 156
De motor uitschakelen............. 158
Normaal starten — dieselmotor........ 158
AANBEVELINGEN VOOR INRIJDEN........... 160
HANDREM....................... 161
Elektrische handrem (EPB)........... 161
HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK — INDIEN
AANWEZIG....................... 163
Schakelen..................... 164
Terugschakelen.................. 165Parking (parkeren)................ 166
AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK — INDIEN
AANWEZIG....................... 167
Sleutelblokkering................. 168
Blokkeersysteem rem/transmissie....... 169
Negentraps automatische versnellingsbak . . 169
WERKING VAN DE VIERWIELAANDRIJVING - INDIEN
AANWEZIG....................... 175
Actieve aandrijving van Jeep.......... 175
SELEC-TERRAIN — INDIEN AANWEZIG........ 177Gids Selecteren modus............. 177
STOP/START-SYSTEEM - INDIEN AANWEZIG..... 178Bedrijfsmodi................... 178
Handmatig activeren/deactiveren....... 179
ACTIEVE SNELHEIDSBEGRENZER - INDIEN
AANWEZIG....................... 180
Activering..................... 180
De ingestelde snelheid overschrijden..... 180
Uitschakelen................... 181
CRUISECONTROL — INDIEN AANWEZIG....... 181Activeren..................... 182
De gewenste snelheid instellen........ 182
Snelheid hervatten............... 182
Deactiveren.................... 182
ADAPTIEVE CRUISECONTROL (ACC) — INDIEN
AANWEZIG....................... 182
De functie in- of uitschakelen......... 183
Gewenste ACC-snelheid instellen....... 183
Hervatten..................... 184
Ingestelde snelheid aanpassen......... 184
Volgafstand instellen in ACC.......... 185
PARKSENSE PARKEERSENSOREN ACHTER — INDIEN
AANWEZIG....................... 186
ParkSense sensoren............... 186
ParkSense waarschuwingsscherm....... 186
9
Page 72 of 400
Rode waarschuwingslampjes
— Waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem
Dit waarschuwingslampje gaat branden bij een
storing in de airbag. Het lampje gaat ter controle
vier tot acht seconden branden als de contact-
schakelaar in de stand ON/RUN of ACC/ON/RUN
wordt gezet. Dit lampje gaat branden met één
geluidssignaal wanneer er een storing in de air-
bag is gedetecteerd en blijft branden totdat de
storing is verholpen. Wanneer het lampje niet
brandt tijdens het starten, blijft branden of gaat
branden tijdens het rijden, moet het systeem zo
snel mogelijk door een erkende dealer worden
nagekeken.
— Waarschuwingslampje voor het
remsysteem
Dit waarschuwingslampje geeft verschillende
functies van het remsysteem aan, zoals het
remvloeistofpeil en het aantrekken van de hand-
rem. Als het waarschuwingslampje voor het
remsysteem gaat branden, is het mogelijk dat de
handrem is aangetrokken, het vloeistofpeil in
het remvloeistofreservoir te laag is of dat zich
een probleem voordoet met het ABS-systeem.
Als het lampje blijft branden wanneer de
handrem niet is aangetrokken en het rem-
vloeistofpeil in het reservoir van de hoofd-
remcilinder zich ter hoogte van het Full-
merkteken bevindt, kan er sprake zijn van
een storing in het hydraulische remcircuit of
is er een probleem met de rembekrachtiging
gedetecteerd door het ABS-systeem / elektro-
nisch stabiliteitsregelsysteem (ESC). In dat
geval blijft het lampje branden tot de oorzaak
is verholpen. Als het probleem verband houdt
met de rembekrachtiging, zal de ABS-pomp
actief zijn tijdens het remmen en voelt u
mogelijk een trilling in het rempedaal.
De dubbel uitgevoerde remcircuits zorgen
voor reserve-remvermogen als ergens een sto-
ring optreedt in het hydraulisch systeem. Als
er in één helft van het dubbele remsysteem
sprake is van lekkage, geeft het waarschu-
wingslampje voor het remsysteem dit aan;
het lampje gaat branden wanneer het rem-
vloeistofpeil in de hoofdcilinder is gedaald
tot onder een bepaald niveau.
Het lampje blijft branden tot de oorzaak is
verholpen.OPMERKING:
Het lampje kan bij het nemen van een
scherpe bocht even knipperen, doordat dan
het vloeistofpeil verandert. Breng de auto
naar de dealer voor onderhoud en laat het
remvloeistofpeil controleren.
Als een storing van het remsysteem wordt
aangegeven, laat de auto dan onmiddellijk
repareren.
WAARSCHUWING!
Blijven doorrijden terwijl het rode waar-
schuwingslampje voor het remsysteem
brandt, is gevaarlijk. Een deel van het
remsysteem is mogelijk defect. De remweg
wordt dan langer. U kunt een aanrijding
veroorzaken. Laat de auto onmiddellijk
controleren.
Auto’s die met een ABS-systeem zijn uitge-
rust, beschikken ook over elektronische rem-
krachtverdeling (EBD). Bij een storing van
EBD, gaat het waarschuwingslampje voor het
remsysteem branden, samen met het ABS-
lampje. Het ABS-systeem moet dan onmid-
dellijk worden gerepareerd.
UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
70
Page 75 of 400
vastgegespt, gaat het waarschuwingslampje
voor de veiligheidsgordels branden of knippe-
ren en klinkt er een geluidssignaal.
Raadpleeg de paragraaf "Beveiligingssyste-
men voor inzittenden" in het hoofdstuk "Vei-
ligheid" voor meer informatie.
— Waarschuwingslampje storing
transmissie
Dit lampje gaat branden (en er wordt een
bericht in het display van de instrumenten-
groep weergegeven en er klinkt een zoemer)
om aan te geven dat er een storing in de
transmissie zit. Neem contact op met de
erkende dealer als het bericht terugkomt na-
dat de motor opnieuw is gestart.
— Waarschuwingslampje versnellings-
baktemperatuur — indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat branden om te
waarschuwen voor een hoge temperatuur van
de transmissievloeistof. Dit kan gebeuren bij
veeleisend gebruik, zoals het trekken van een
aanhanger. Als dit lampje gaat branden, moet
u het voertuig stoppen en de motor stationair
of iets sneller laten draaien met de versnel-lingsbak in PARK of NEUTRAL, totdat het
lampje uitgaat. Zodra het lampje uitgaat,
kunt u weer normaal rijden.
WAARSCHUWING!
Als u door blijft rijden terwijl het bij het
lampje voor de versnellingsbaktempera-
tuur brandt, kan de vloeistof overkoken, in
aanraking komen met hete motor- of uit-
laatonderdelen en brand veroorzaken.
LET OP!
Als u door blijft rijden terwijl het lampje voor
de versnellingsbaktemperatuur brandt, kan
de versnellingsbak ernstig beschadigd of de-
fect raken.
— Waarschuwingslampje van alarm-
systeem — indien aanwezig
Dit lampje knippert snel gedurende circa
15 seconden, wanneer het alarmsysteem
wordt ingeschakeld, en knippert vervolgens
langzaam totdat het alarmsysteem wordt uit-
geschakeld.
Gele waarschuwingslampjes
— Waarschuwingslampje antiblok-
keerremsysteem (ABS)
Dit waarschuwingslampje is een indicator
van het ABS-systeem. Het lampje gaat bran-
den wanneer u het contact in de stand ON/
RUN of ACC/ON/RUN zet en kan daarna nog
vier seconden blijven branden.
Als het ABS-lampje tijdens het rijden blijft of
gaat branden, wijst dit erop dat het ABS-
gedeelte van het remsysteem niet functio-
neert en dat onderhoud zo snel mogelijk moet
worden uitgevoerd. Het gewone remsysteem
zal echter normaal functioneren ervan uit-
gaande dat het waarschuwingslampje rem-
systeem niet brandt.
Wanneer het ABS-lampje niet gaat branden
als het contact in de stand ON/RUN of ACC/
ON/RUN wordt gezet, moet het remsysteem
worden gecontroleerd door een erkende dea-
ler.
73
Page 88 of 400
VEILIGHEIDSVOORZIENIN-
GEN
Antiblokkeersysteem (ABS)
Het ABS-systeem zorgt voor extra voertuigs-
tabiliteit en meer remwerking onder de
meeste remomstandigheden. Het systeem
voorkomt automatisch het blokkeren van de
wielen en verbetert de beheersbaarheid van
het voertuig tijdens remmen.
Het ABS-systeem voert een zelftest uit om te
controleren of het ABS naar behoren functi-
oneert telkens wanneer de auto wordt gestart
en wordt gereden. Tijdens de zelftest hoort u
mogelijk ook een zacht klikkend geluid en
enkele hieraan gerelateerde motorgeluiden.
ABS wordt geactiveerd wanneer het systeem
detecteert dat één of meer wielen beginnen
te blokkeren tijdens het remmen. Als de auto
over ijs, sneeuw, grint, kuilen, spoorrails of
voorwerpen rijdt of wanneer u een noodstop
maakt neemt de kans dat ABS ingrijpt toe.Wanneer het ABS-systeem actief is, kunt u
dit als volgt merken:
• Geluid van de ABS-pompmotor (deze kan
nog korte tijd blijven draaien nadat de auto
al tot stilstand is gekomen).
• De magneetventielen maken klikgeluiden.
• U voelt pulsaties in het rempedaal.
•
Het rempedaal daalt iets bij de eindaanslag.
Dit zijn normale kenmerken van het
ABS-systeem.
WAARSCHUWING!
• Het ABS-systeem bevat geavanceerde
elektronica die mogelijk gevoelig is voor
storingen van onjuist geïnstalleerde of
krachtige zendapparatuur. Dergelijke
storingen kunnen ertoe leiden dat de
werking van het ABS-systeem volledig
uitvalt. Dergelijke apparatuur mag uit-
sluitend door bevoegde vakmensen wor-
den geïnstalleerd.
• Pompend remmen heeft op het ABS-
systeem een averechtse uitwerking. De
effectieve remkracht wordt hierdoor ver-
WAARSCHUWING!
minderd en het risico van een ongeval
neemt toe. Pompend remmen verlengt
de remweg. Wanneer u moet afremmen
of stoppen, trap dan alleen stevig het
rempedaal in.
• Met het ABS-systeem wordt niet voorko-
men dat de auto onderworpen blijft aan
de wetten van de natuur. De effectiviteit
van de remmen wordt door ABS niet
verder verhoogd dan de remmen, ban-
den en grip van de auto toelaten.
• Het ABS voorkomt geen ongelukken ten
gevolge van bijvoorbeeld te hoge snelhe-
den in bochten, te weinig afstand hou-
den of aquaplaning.
• Gebruik de mogelijkheden van een auto
met ABS nooit op een roekeloze of risi-
covolle wijze die de veiligheid van de
bestuurder of anderen in gevaar brengt.
ABS is ontworpen voor gebruik met originele
banden. Wijziging kan leiden tot verminderde
prestaties van het ABS.
VEILIGHEID
86
Page 89 of 400
ABS-waarschuwingslampje
Het gele ABS-waarschuwingslampje gaat
branden wanneer het contact in de stand
ON/RUN staat en kan daarna nog vier secon-
den blijven branden.
Als het ABS-waarschuwingslampje tijdens
het rijden blijft of gaat branden, wijst dit erop
dat het ABS-gedeelte van het remsysteem
niet functioneert en dat onderhoud nodig is.
Het gewone remsysteem zal echter normaal
functioneren wanneer het ABS-
waarschuwingslampje brandt.
Wanneer het ABS-waarschuwingslampje
brandt, moet u het remsysteem zo spoedig
mogelijk laten controleren om weer van de
voordelen van ABS te kunnen profiteren. Als
het ABS-waarschuwingslampje niet gaat
branden wanneer het contact in de stand
ON/RUN is gezet, moet u het lampje zo snel
mogelijk laten repareren.
Elektronisch remregelsysteem
Uw auto is uitgerust met een geavanceerde
elektronische remkrachtregeling (EBC). Dit sys-
teem bestaat uit een elektronische remkracht-
verdeling (EB), antiblokkeersysteem (ABS), een
remassistent (Brake Assist System (BAS)), Hill
Start Assist (HSA), een tranctieregelsysteem
(Traction Control System (TCS)), elektronische
stabiliteitsregeling (ESC), elektronische kantel-
beveiliging (Electronic Roll Mitigation (ERM)).
Deze systemen werken samen zodat de auto
stabiel en bestuurbaar is bij verschillende rijom-
standigheden.
Uw voertuig is mogelijk ook uitgerust met
Ready Alert Braking (RAB), Rain Brake Sup-
port (RBS), Trailer Sway Control (TSC), Hill
Descent Control (HDC) en Dynamic Steering
Torque (DST).
Tractieregelsysteem (ASR)
Dit systeem bewaakt de hoeveelheid wielspin
van elk van de aangedreven wielen. Als er wiel-
slip wordt gedetecteerd, oefent ASR mogelijk
remdruk uit op het/de slippende wiel(en) en/of
wordt het voertuigvermogen verlaagd voor een
betere acceleratie en stabiliteit. Een voorziening
van ASR, Brake Limited Differential (BLD),
functioneert op dezelfde wijze als een limited-
slipdifferentieel en regelt de wielspin van een
aangedreven as. Als één wiel van een aangedre-
ven as sneller draait dan het andere, wordt het
doorslippende wiel afgeremd. Hierdoor kan er
meer koppel naar het niet-doorslippende wiel
gaan. BLD kan ingeschakeld blijven, zelfs als
ASR en ESP zijn beperkt.
87
Page 90 of 400
Remassistent (BAS)
De remassistent (BAS) is ontworpen om de
remwerking van de auto te optimaliseren tij-
dens noodremsituaties. Het systeem herkent
een noodremsituatie aan de hand van de
snelheid en kracht waarmee het rempedaal
wordt ingetrapt en optimaliseert de remdruk
dienovereenkomstig. Dit draagt bij aan een
verkorting van de remweg. Het BAS-systeem
vult het ABS-systeem aan. Wanneer u het
rempedaal zeer snel intrapt, is de assistentie
van het BAS-systeem optimaal. Om van het
systeem te profiteren moet u aanhoudend
remdruk uitoefenen tijdens het stoppen (niet
"pompend" remmen). Verminder de druk op
het rempedaal niet, tenzij u niet langer hoeft
te remmen. Zodra u het rempedaal loslaat,
wordt het BAS-systeem uitgeschakeld.
WAARSCHUWING!
Met het BAS-systeem wordt niet voorko-
men dat de auto onderworpen blijft aan de
wetten van de natuur en het systeem zorgt
evenmin voor meer grip op het wegdek.
BAS kan geen ongevallen voorkomen, ze-
WAARSCHUWING!
ker geen ongevallen die worden veroor-
zaakt door te hoge snelheden in bochten,
het rijden op zeer glad wegdek, of aqua-
planing. Gebruik de mogelijkheden van
een auto met BAS nooit op een roekeloze
of risicovolle wijze die de veiligheid van
uzelf of anderen in gevaar brengt.
Waarschuwingslampje remsysteem
Het rode waarschuwingslampje van het rem-
systeem gaat branden wanneer u het contact
in de stand ON/RUN zet en kan daarna nog
vier seconden blijven branden.
Als het waarschuwingslampje van het rem-
systeem tijdens het rijden aan blijft of gaat
branden, wijst dit erop dat het remsysteem
niet functioneert en dat onmiddellijk onder-
houd nodig is. Als het waarschuwingslampje
van het remsysteem niet gaat branden wan-
neer u het contact in de stand ON/RUN zet,
moet u het lampje zo snel mogelijk laten
repareren.
Dynamic Steering Torque (DST)
Dynamic Steering Torque is een functie van
de ESC- en EPS-modules (elektrische stuur-
bekrachtiging) die een voelbare waarschu-
wing op het stuurwiel geeft onder bepaalde
rijomstandigheden waarbij de ESC-module
instabiliteit van het voertuig detecteert. De
voelbare waarschuwing op het stuurwiel is
alleen bedoeld om de bestuurder te wijzen op
optimaal stuurgedrag voor het bereiken/
handhaven van voertuigstabiliteit. De be-
stuurder merkt alleen dat de functie is inge-
schakeld als de voelbare waarschuwing op
het stuurwiel wordt gegeven.
OPMERKING:
De DST-functie is alleen bedoeld om de be-
stuurder te wijzen op de juiste handelingen
via rukjes aan het stuurwiel. Dit betekent dat
de effectiviteit van de DST-functie in hoge
mate afhankelijk is van de oplettendheid en
de reactie op de voelbare waarschuwing van
de bestuurder. Het is van groot belang te
beseffen dat deze functie het voertuig niet
bestuurt, hetgeen betekent dat de bestuurder
nog steeds verantwoordelijk is voor de bestu-
ring van het voertuig.
VEILIGHEID
88
Page 91 of 400
Elektronische remkrachtverdeling (EBD)
Deze functie regelt de verdeling van het rem-
koppel over de voor- en achteras door de
remdruk op de achteras te begrenzen. Dit
wordt gedaan om overmatige wielslip van de
achterwielen en instabiliteit van het voertuig
te voorkomen, en om te voorkomen dat ABS
eerder ingrijpt op de achteras dan op de
vooras.
Electronic Roll Mitigation (ERM)
Door bewaking van de stuurbewegingen en de
snelheid van de auto anticipeert dit systeem
op de mogelijkheid dat een wiel loskomt van
het wegdek. Wanneer het ERM-systeem vast-
stelt dat de mate waarin de hoek van het
stuur verandert, en de snelheid van het voer-
tuig voldoende zijn om het wiel op te tillen,
wordt er bijgeremd en kan het motorvermo-
gen worden verminderd. Zo wordt de kans
kleiner dat het wiel wordt opgetild. ERM kan
de kans op het optillen van een wiel alleen
verminderen tijdens zeer ernstige of ontwij-
kende rijmanoeuvres. Het systeem kan niet
voorkomen dat het wiel wordt opgetild alsgevolg van andere factoren, zoals de staat van
de weg, het verlaten van de rijbaan of het
raken van objecten of andere voertuigen.
WAARSCHUWING!
Er zijn veel factoren, zoals de belading van
het voertuig en de weg- en rijomstandighe-
den, die ervoor kunnen zorgen dat een wiel
wordt opgetild of het voertuig kantelt. Het
ERM-systeem kan niet in alle gevallen
voorkomen dat een wiel wordt opgetild of
de auto kantelt, met name niet wanneer de
rijbaan wordt verlaten of wanneer er objec-
ten of andere voertuigen worden geraakt.
Gebruik de mogelijkheden van een auto
met ERM nooit op een roekeloze of gevaar-
lijke wijze die de veiligheid van de bestuur-
der of anderen in gevaar brengt.
Elektronisch stabiliteitsregelsysteem (ESP)
Dit systeem verbetert de bestuurbaarheid en
stabiliteit van de auto onder diverse rijom-
standigheden. ESP corrigeert over- en onder-
sturen van het voertuig door het/de juiste
wiel(en) af te remmen. Zo wordt tegenge-
stuurd bij onder- of oversturen. Ook kan hetmotorvermogen worden verminderd om het
voertuig te helpen bij het handhaven van de
juiste rijrichting.
ESC bepaalt met behulp van sensors in het
voertuig de door de bestuurder gewenste rij-
richting. Het systeem vergelijkt deze baan
dan met de werkelijke rijrichting van het
voertuig. Wanneer de werkelijke baan niet
overeenkomt met de gewenste baan, remt
ESC het juiste wiel af om over- of onderstuur
tegen te gaan.
• Overstuur — het voertuig draait meer dan
correct is voor de stand van het stuur.
• Onderstuur — het voertuig draait minder
dan correct is voor de stand van het stuur.
Het controle-/storingslampje ESC (in de in-
strumentengroep) begint te knipperen zodra
het ESC-systeem wordt geactiveerd. Het
controle-/storingslampje ESC knippert ook
wanneer het ASR-systeem actief is. Als het
controle-/storingslampje ESC gaat knipperen
tijdens het optrekken, neem dan gas terug en
rijd verder terwijl u zo min mogelijk gas geeft.
Pas uw snelheid en rijstijl altijd aan de toe-
stand van het wegdek aan.
89
Page 124 of 400
Passagiersairbag uitschakelen — indien
aanwezig
Met dit systeem kan de bestuurder de geavan-
ceerde frontairbag aan passagierszijde uitscha-
kelen (UIT) als een kinderzitje op de voorstoel
moetworden geplaatst. Schakel de geavan-
ceerde frontairbag aan passagierszijde alleen
uit (UIT) als het absoluut noodzakelijk is voor
het plaatsen van een kinderzitje op de voor-
stoel. Kinderen van 12 jaar en jonger moeten
altijd goed vastgegespt op de achterbank
zitten. Statistieken tonen aan dat kinderen
beter beschermd zijn wanneer ze op de ach-
terbank zijn vastgegespt en niet op de voor-
stoelen. (Raadpleeg de paragraaf "Kinderzit-
jes" in dit hoofdstuk voor meer informatie.)
WAARSCHUWING!
• Een UITGESCHAKELDE (OFF) geavan-
ceerde frontairbag aan passagierszijde
is gedeactiveerd en wordt niet opgebla-
zen bij een botsing.
• Een UITGESCHAKELDE (OFF) geavan-
ceerde frontairbag aan passagierszijde
biedt geen extra bescherming voor de
WAARSCHUWING!
voorpassagier als aanvulling op de veilig-
heidsgordels.
• Plaats nooit een kinderzitje op de voor-
stoel, tenzij het controlelampje Passa-
giersairbag UITGESCHAKELD (OFF)
in het midden van het instrumenten-
paneel brandt om aan te geven dat de
geavanceerde frontairbag aan passa-
gierszijde is UITGESCHAKELD (OFF).
• Bij een aanrijding bestaat het risico dat
u en uw passagiers aanmerkelijk ernsti-
ger letsel oplopen wanneer de veilig-
heidsgordels niet op de juiste wijze wor-
den gedragen. U kunt in aanraking
komen met de binnenkant van uw auto
of met andere passagiers of uit de auto
worden geslingerd. Zorg altijd dat u en
uw passagiers in de auto de veiligheids-
gordels op de juiste wijze dragen.
De geavanceerde frontairbag aan passagiers-
zijde kan worden ingeschakeld (AAN) of uit-
geschakeld (UIT) door de gewenste instelling
te selecteren in het menu van het display in
de instrumentengroep. Voor meer informatie
over het openen van het menu in display ininstrumentengroep raadpleegt u de paragraaf
"Display in de instrumentengroep" in het
hoofdstuk "Uw instrumentenpaneel leren
kennen" voor meer informatie.
De functie passagiersairbag uitschakelen be-
staat uit de volgende onderdelen:
• Controller van het beveiligingssysteem voor
inzittenden
•
Controlelampje passagiersairbag uit-
geschakeld (OFF) — een oranje lampje in
het midden
•
Controlelampje passagiersairbag inge-
schakeld (ON) — een oranje lampje in het
midden
•
Waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem — een oranje lampje in het display
in de instrumentengroep
De controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden (ORC) bewaakt de gereed-
heid van de elektronische onderdelen van het
airbagsysteem wanneer de contactschakelaar
in de stand START of ON/RUN staat. De
controller van het beveiligingssysteem voor
inzittenden laat het indicatielampje voor het
UITSCHAKELEN van de passagiersairbag
VEILIGHEID
122
Page 194 of 400
WAARSCHUWING!
•Het wordt sterk aanbevolen de afneembare
trekhaak te verwijderen voordat u Park-
Sense gaat gebruiken, wanneer u de trek-
haak niet nodig heeft. Als u dit niet doet,
kan persoonlijk letsel of schade aan voer-
tuigen ontstaan doordat de trekhaakkogel
zich veel dichter bij het obstakel bevindt
dan de achterkant van de auto, wanneer via
de luidspreker een continue toon klinkt.
Afhankelijk van de afmetingen en vorm van
de trekhaak is het ook mogelijk dat de
sensoren de trekhaak detecteren en abu-
sievelijk aangeven dat er een obstakel ach-
ter de auto aanwezig is.
LET OP!
• ParkSense is uitsluitend bedoeld als
hulpmiddel tijdens het parkeren en is
niet in staat ieder voorwerp, inclusief
kleine obstakels, waar te nemen. Stoep-
randen worden mogelijk tijdelijk of hele-
maal niet gedetecteerd. Op kleine af-
standen worden obstakels boven of
onder de sensoren niet gedetecteerd.
LET OP!
• Bij gebruik van ParkSense moet u lang-
zaam rijden, zodat u tijdig kunt stoppen
wanneer een obstakel wordt gedetec-
teerd. Het is raadzaam om over uw
schouder te kijken, ook wanneer u ge-
bruik maakt van ParkSense.
ACTIEF
PARKEERHULPSYSTEEM
PARKSENSE — INDIEN
AANWEZIG
Het actieve parkeerhulpsysteem ParkSense
is bedoeld om de bestuurder te helpen bij
fileparkeren, insteekparkeren en file-
uitparkeren door een geschikte parkeerplaats
aan te wijzen, hoorbare/visuele instructies te
geven en het stuurwiel te bedienen. Het ac-
tieve parkeerhulpsysteem ParkSense is een
semi-automatisch systeem, omdat de be-
stuurder het gaspedaal, de schakelhendel en
de remmen zelf moet bedienen. Afhankelijk
van de door de bestuurder gekozen parkeer-
manoeuvre, kan het actieve parkeerhulpsys-teem ParkSense insteekparkeren of filepar-
keren aan beide zijden (bestuurders- of
passagierszijde) en file-uitparkeren.
OPMERKING:
• De bestuurder is te allen tijde zelf verant-
woordelijk voor het besturen van het voer-
tuig, verantwoordelijk voor eventuele objec-
ten in de omgeving, en moet zo nodig
ingrijpen.
• Het systeem is bedoeld als hulpmiddel voor
de bestuurder, niet als vervanging van de
bestuurder.
• Als de bestuurder tijdens een semi-
automatische manoeuvre het stuurwiel
aanraakt nadat hij de instructie heeft ge-
kregen het stuur los te laten, wordt het
systeem geannuleerd en dient de bestuur-
der de parkeermanoeuvre handmatig te vol-
tooien.
• Het systeem werkt mogelijk niet onder alle
omstandigheden (bijv. weersomstandighe-
den zoals zware regen, sneeuw, enz., of bij
het zoeken naar een parkeerplaats met op-
pervlakken die de ultrasone sensorgolven
absorberen).
STARTEN EN RIJDEN
192