dashboard JEEP GRAND CHEROKEE 2010 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: JEEP, Model Year: 2010, Model line: GRAND CHEROKEE, Model: JEEP GRAND CHEROKEE 2010Pages: 378, PDF Size: 6.36 MB
Page 238 of 378

tweede versnelling (in plaats van de eerste
versnelling) bij het wegrijden. Hierdoor wordt
het doorslippen van de wielen beperkt. In-
dien voorzien van pneumatische ophanging,
zal de rijhoogte, wanneer de tussenbak in
het schakelbereik High staat, naar de nor-
male rijhoogte (NRH) worden gebracht.
Deze rijhoogte verandert in Off-Road 1 wan-
neer de tussenbak in schakelbereik Low
staat.
• Auto – Geheel automatische fulltime vier-
wielaandrijving voor terrein- en weggebruik.
Verdeelt de tractie over de vier wielen en
geeft een soepele stuurbeleving met sterk
verbeterde handling en acceleratie in verge-
lijking met tweewielaangedreven voertuigen.
Wanneer het voertuig is voorzien van pneu-
matisch ophanging, zal de rijhoogte gewij-
zigd worden in NRH.
• Zand/modder – Afstemming voor terreinge-
bruik in omstandigheden met weinig grip,
zoals in modder, zand of op nat gras. De
aandrijflijn is afgestemd op het leveren van
maximale tractie. Op minder zachte onder-
grond is het mogelijk dat u de wielen voelt
happen . De elektronische remregeling staat afgestemd op een beperkte tractiere-
geling van gas en wielspin. Wanneer het
voertuig is voorzien van pneumatisch ophan-
ging, zal de rijhoogte gewijzigd worden in
Off-Road 1.
• Rotsen – Afgestemd op terreingebruik, uit-
sluitend beschikbaar in bereik 4WD Low.
(Indien voorzien van pneumatische ophan-
ging) wordt de rijhoogte van het voertuig
verhoogt om extra bodemvrijheid te bieden.
Afgestemd op maximale tractie, met verbe-
terde bestuurbaarheid voor gebruik in terrein
met hoge tractie. Activeert de Hill Descent
Control (afdaalhulp) voor het veilig afdalen
vanaf steile hellingen. Voor het op lage snel-
heid overwinnen van obstakels als grote
rotsen, diepe sporen, etc. Indien voorzien
van pneumatische ophanging, wordt de rij-
hoogte van het voertuig gewijzigd in Off-
Road 2. Wanneer de Selec-Terrain™ scha-
kelaar in de ROCK-stand staat en de
tussenbak van 4WD Low naar 4WD High
geschakeld wordt, zal het Selec-Terrain™
systeem terug schakelen naar AUTO.Meldingen op het scherm van het
EVIC (Elektronisch
voertuiginformatiecentrum)
Wanneer de betreffende omstandigheden hier-
toe aanleiding geven, zullen meldingen ver-
schijnen in het EVIC-scherm. Voor meer infor-
matie raadpleegt u het Elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC) in De func-
ties op uw dashboard .
QUADRA-LIFT™ —
INDIEN AANWEZIG
Omschrijving
Het Quadra-Lift™ pneumatische ophangsys-
teem biedt, naast het voordeel van de met één
toetsdruk afstelbare rijhoogte, de mogelijkheid
om de voertuighoogte af te stemmen op de
belading van het voertuig.
234
Page 241 of 378

Meldingen op het scherm van het
EVIC (Elektronisch
voertuiginformatiecentrum)
Wanneer de betreffende omstandigheden hier-
toe aanleiding geven, zullen meldingen ver-
schijnen in het EVIC-scherm. Voor meer infor-
matie raadpleegt u hetElektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC) in De func-
ties op uw dashboard .
Elke keer dat een systeemfout is waargenomen
zal dit kenbaar gemaakt worden via een ge-
luidssignaal.
BedieningDe indicatielampjes 3 t/m 6 gaan branden om
de actuele stand van het voertuig aan te geven.
Knipperende indicatielampjes geven standen
aan waarnaar het systeem onderweg is. Bij het
heffen van het voertuig, waarbij meerdere indi-
catielampjes op de toets OMHOOG knipperen,
geeft het hoogste knipperende lampje de stand
aan waarnaar het systeem onderweg is. Bij het
laten zakken van het voertuig, waarbij meer-
dere indicatielampjes op de toets OMHOOG knipperen, geeft het laagste continu bran-
dende lampje de stand aan waarnaar het sys-
teem onderweg is.
Door eenmaal op de toets OMHOOG te druk-
ken zal de ophanging naar een niveau bewe-
gen welke een stand hoger is dan de huidige,
vooropgesteld dat aan alle voorwaarden is
voldaan (bijv. motor draait, snelheid beneden
grenswaarde, etc.). De toets OMHOOG kan
meerdere malen gedrukt worden. Elke toets-
druk zal de rijhoogte met een stap verhogen tot
de uiterste stand voor OR 2, of de hoogste
toegestane stand onder de huidige omstandig-
heden (bijv. voertuigsnelheid, etc.).
Door eenmaal op de toets OMLAAG te drukken
zal de ophanging naar een niveau bewegen
welke een stand lager is dan de huidige, voor-
opgesteld dat aan alle voorwaarden is voldaan
(bijv. motor draait, portieren gesloten, snelheid
beneden grenswaarde, etc.). De toets OM-
LAAG kan meerdere malen gedrukt worden.
Elke toetsdruk zal de rijhoogte met een stap
verlagen tot de minimale stand voor de par-
keermodus, of de laagste toegestane stand
onder de huidige omstandigheden (bijv. voer-
tuigsnelheid, etc.).Automatische aanpassingen van de rijhoogte
vinden plaats op basis van de voertuigsnelheid
en de actuele rijhoogte. De indicatielampjes en
de meldingen op het EVIC-scherm verlopen
gelijk voor zowel automatische aanpassingen
als voor handmatige, door de gebruiker ver-
zochte aanpassingen.
•
Off-Road 2 (OR 2) – Indicatielampjes 4, 5 en
6 branden wanneer het voertuig in de OR
2-stand is.
• Off-Road 1 (OR 1) – Indicatielampjes 4 en 5
branden wanneer het voertuig in de OR
1-stand is.
• Normale rijhoogte (NRH) – Indicatielampje 4
brandt wanneer het voertuig in deze stand
is.
• Parkeermodus – Indicatielamp 3 brandt
wanneer het voertuig in parkeermodus is.
Wanneer de parkeermodus is aangevraagd
terwijl de voertuigsnelheid tussen 24 km/h en
40 km/h ligt, zal indicatielamp 4 continu
branden en indicatielamp 3 knipperen terwijl
het systeem wacht totdat de voertuigsnel-
heid verlaagd wordt. Wanneer de voertuig-
snelheid is verlaagd tot minder dan 24 km/h
237
Page 246 of 378

varieert, zodat u licht kunt inparkeren, maar
tijdens normaal rijden ook een goed gevoel
houdt over het stuurgedrag van uw voertuig.
Wanneer zich in het elektrohydraulische stuur-
bekrachtigingssysteem een probleem voordoet
waardoor het systeem geen assistentie meer
kan verlenen bij het sturen, zal het systeem een
mechanische besturing mogelijk maken.
LET OP!
Bij extreme stuurmanoeuvres is het mogelijk
dat de pomp de stuurbekrachtiging reduceert
of zelfs stopt om zo beschadiging van het
systeem te voorkomen. Normaal bedrijf wordt
weer voortgezet wanneer het systeem is af-
gekoeld.Wanneer de melding “SERVICE
POWER STEERING SYSTEM”
(ONDERHOUD STUURBEKRACH-
TIGINGSSYSTEEM) op het EVIC-
scherm verschijnt met een knippe-
rende icoon, geeft dit aan dat het
voertuig onderhoud nodig heeft van een er-
kende dealer. Het is waarschijnlijk dat de stuur-
bekrachtiging van het voertuig is uitgevallen. Voor meer informatie raadpleegt u het
Elektro-
nisch voertuiginformatiecentrum (EVIC) in De
functies op uw dashboard .
Wordt de melding “POWER STEERING SYS-
TEM OVER TEMP” (STUURBEKRACHTIGING-
SYSTEEM OVERVERHIT) vergezeld van een
icoon weergegeven op het EVIC-scherm, dan
geeft dit aan dat zich extreme stuurmanoeu-
vres hebben voorgedaan, welke een overver-
hitting van het stuurbekrachtigingsysteem heb-
ben veroorzaakt. De assistentie van de
stuurbekrachtiging zal tijdelijk wegvallen totdat
de oververhittingstoestand niet meer bestaat.
Wanneer de rijomstandigheden dit toestaan,
parkeert u het voertuig en laat u deze gedu-
rende een aantal momenten stil staan totdat het
lampje dimt. Voor meer informatie raadpleegt u
het Elektronisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC) in De functies op uw dashboard .
OPMERKING:
• Ook wanneer de assistentie door de
stuurbekrachtiging niet meer werkt, kan
het voertuig nog steeds bestuurd worden.
Onder dergelijke omstandigheden is wel aanzienlijk meer kracht nodig om te stu-
ren, vooral bij lage rijsnelheden en tijdens
parkeermanoeuvres.
• Wanneer deze toestand zich langere tijd
voordoet, raadpleeg uw erkende dealer
voor onderhoud.
5,7-liter motorHet standaard stuurbekrachtigingssysteem
zorgt voor een optimale reactie op stuurma-
noeuvres en maakt de auto gemakkelijk be-
stuurbaar als er weinig ruimte is. Het systeem
voorziet in mechanische stuurkracht als de
stuurbekrachtiging eventueel wegvalt.
Als de stuurbekrachtiging om een of andere
reden uitvalt, blijft de auto normaal bestuur-
baar. Onder dergelijke omstandigheden is er
wel aanzienlijk meer stuurkracht nodig, vooral
bij lage rijsnelheden en tijdens parkeerma-
noeuvres.
OPMERKING:
• Wat meer werkingsgeluid aan het einde
van de stuurwielslag is normaal en duidt
niet op een probleem met de stuurbe-
krachtiging.
242
Page 254 of 378

•De versnellingskeuze moet kloppen met de
rijrichting van de auto (d.w.z. een voertuig
dat een helling oprijdt, moet in een voor-
waartse versnelling staan; een voertuig dat
achteruit een helling oprijdt moet in RE-
VERSE (achteruit) staan.
HSA werkt in REVERSE en alle vooruitversnel-
lingen als aan de criteria voor activering is
voldaan. Het systeem slaat niet aan als de auto
in NEUTRAL of PARK staat.
WAARSCHUWING!
Met een geladen auto of als u een aanhanger
trekt, kunnen er zich op kleine hellingen (dwz.
minder dan 8%) situaties voordoen waarbij
het systeem niet aanslaat en de auto een
beetje achteruit kan rollen. Dit kan een bot-
sing met een andere auto of voorwerp veroor-
zaken. Vergeet nooit dat de bestuurder ver-
antwoordelijk is voor het remmen van de auto. Trekken met HSA
HSA helpt als u op een helling start terwijl u een
aanhanger trekt.
WAARSCHUWING!
•
Als u een aanhangerremregelsysteem ge-
bruikt op uw aanhanger, kunt u de remmen
van uw aanhanger aan- en afzetten met de
remschakelaar. In dat geval is het mogelijk
dat er niet genoeg remdruk is als u het
rempedaal loslaat om de auto en aanhan-
ger op een helling op hun plaats te houden
en dit kan een botsing met een andere auto
of voorwerp achter u veroorzaken. Om te
voorkomen dat u op de helling naar bene-
den rolt als u weer gaat rijden, moet u de
aanhangerrem handmatig inschakelen
voordat u het rempedaal loslaat. Vergeet
nooit dat de bestuurder verantwoordelijk is
voor het remmen van de auto.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• HSA is geen handrem. Als u uw auto op
een helling stilzet zonder de keuzehendel
in PARK te zetten en de handrem te acti-
veren, zal uw auto de heuvel afrollen en
kan een botsing met een andere auto of
voorwerp veroorzaakt worden. Vergeet
nooit om de handrem te gebruiken tijdens
het parkeren op een helling en dat de
bestuurder verantwoordelijk is voor het
remmen van de auto
HSA uit
Als u het HSA-systeem wilt uitschakelen, dan
kunt u dat doen met behulp van de Door de
klant geprogrammeerde functies op het elek-
tronisch voertuiginformatiecentrum (EVIC).
Voor meer informatie raadpleegt u het Elektro-
nisch voertuiginformatiecentrum (EVIC) in De
functies op uw dashboard .
Ready Alert BrakingDoor de Ready Alert Braking (anticiperend
remsysteem) kan de tijd gereduceerd worden
welke nodig is om in noodstopsituaties de volle
250
Page 265 of 378

OPMERKING:
De bandenspanning van het reservewiel
wordt niet bewaakt. Het TPMS kan de ban-
denspanning niet controleren. Wanneer u
een wiel vervangt door een reservewiel met
een bandenspanning beneden de waarschu-
wingslimiet, zal bij het eerstvolgende in-
schakelen van de ontsteking een geluidssig-
naal klinken, in de instrumentgroep zal de
melding “TIRE LOW PRESSURE” (lage ban-
denspanning) verschijnen en het TPM-
verklikkerlicht zal branden. Nadat u 20 minu-
ten lang sneller dan 25 km/h heeft gereden,
begint het verklikkerlicht voor lage banden-
spanning gedurende 75 seconden te knippe-
ren en blijft daarna continu branden. Daar-
naast wordt de melding “SERVICE TPM
SYSTEM” (onderhoud bandenspannings-
systeem) weergegeven. Bij elk volgend op-
nieuw inschakelen van de ontsteking klinkt
een geluidssignaal, wordt de melding “SER-
VICE TPM SYSTEM” weergegeven en knip-
pert het TPM-verklikkerlicht gedurende
75 seconden om vervolgens continu te blij-
ven branden. Zodra de wegband is gerepa-
reerd of vervangen en op de auto wordtgemonteerd in plaats van de thuiskomer,
wordt het systeem automatisch bijgewerkt
en dooft het waarschuwingslampje voor
lage bandenspanning, mits alle vier actieve
wegbanden de juiste spanning hebben. Het
is mogelijk dat u eerst ongeveer 20 minuten
met een snelheid boven de 24 km/u moet
rijden, voordat het TPMS-systeem deze in-
formatie ontvangt.
Premium System – Indien aanwezigHet bandenspanningscontrolesysteem (TPMS)
maakt gebruik van draadloze technologie met
op de velg gemonteerde elektronische sensors
die het spanningsniveau meten. De sensors,
die bij de ventielsteel op de velgen zijn gemon-
teerd, sturen informatie over de bandenspan-
ning naar de ontvangstmodule.
OPMERKING:
Het is zeer belangrijk dat u de spanning van
al uw banden regelmatig controleert en de
banden op de juiste spanning houdt.
Het bandenspanningscontrolesysteem (TPMS)
bestaat uit de volgende onderdelen:
•
Ontvangstmodule
• Vier bewakingssensors bandenspanning
• Bandenspanningsverklikker
•
Verschillende boodschappen van het systeem
voor het volgen van de bandenspanning, die
verschijnen op het scherm van het Elektroni-
sche Voertuiginformatiecentrum (EVIC)
Waarschuwing voor lage spanning van het
bandenspanningscontrolesysteem
Wanneer in een of meerdere van de vier in
gebruik zijnde wielen een lage bandenspan-
ning geconstateerd wordt, zal het TPM-
verklikkerlicht gaan branden, klinkt een ge-
luidssignaal en in het EVIC verschijnt
gedurende minimaal vijf seconden de melding
“Low Tire Pressure” (lage bandenspanning) en
een grafische weergave van de bandenspan-
ning(en) waarbij de banden met lage spanning
knipperen. Raadpleeg voor meer informatie:
Elektronisch voertuiginformatiecentrum (EVIC)
onder De functies op uw dashboard .
261
Page 273 of 378

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Er kan brand ontstaan als u een jerrycan
vult met benzine terwijl deze in de auto
staat. U kunt brandwonden oplopen. Zet
een jerrycan altijd op de grond tijdens het
vullen.
OPMERKING:
• Wanneer het mondstuk aan de vulslang
klikt of afsluit, is de brandstoftank vol.
• Draai de vuldop ongeveer een kwart slag
tot u een klik hoort. Deze klik geeft aan dat
de tankdop goed is vastgedraaid.
• Als de vuldop niet goed is dichtgedraaid,
gaat het storingslampje (MIL) aan. Zorg
ervoor dat de tankdop iedere keer dat u
bijtankt goed wordt aangedraaid. Noodontgrendeling voor tankklep
Wanneer het tankklepje zich niet laat openen,
kunt u gebruik maken van de noodontgrende-
ling van de tankklep.
1. Open de achterklep.
2. Verwijder het deksel van de opbergbak
linksachter.
3. Trek aan de ontgrendelkabel.
Melding brandstofvuldop los
Wanneer het voertuigdiagnosesys-
teem detecteert dat de tankdop los
zit, onjuist is aangebracht of is be-
schadigd, verschijnt een melding
Vuldop controleren op het dis-
playvlak van de verklikkerlampjes.
Voor meer informatie raadpleegt u het Elektro-
nisch voertuiginformatiecentrum (EVIC) in De
functies op uw dashboard . Draai de tankdop
stevig vast en druk op de toets SELECTEREN
om het bericht uit te schakelen. Als het pro-
bleem zich opnieuw voordoet, verschijnt de
melding de volgende keer dat de auto wordt
gestart opnieuw.
RIJDEN MET EEN
AANHANGWAGEN
In dit hoofdstuk vindt u veiligheidstips en infor-
matie over wat u redelijkerwijs wel en niet met
uw auto mag trekken. Lees deze informatie
aandachtig door voordat u met een aanhang-
wagen gaat rijden, zodat u deze zo efficiënt en
veilig mogelijk kunt trekken.
Volg de vereisten en adviezen over rijden met
een aanhanger uit deze handleiding op, zodat
de garantie zijn geldigheid behoudt.
Definities met betrekking tot het
rijden met een aanhanger
De onderstaande definities met betrekking op
het trekken van een aanhanger bieden een
verklaring voor de volgende begrippen.
Maximaal toelaatbaar totaalgewicht
(GVWR)
Het GVWR is het maximaal toelaatbare totaal-
gewicht van de auto. Dit is inclusief de bestuur-
der, passagiers, bagage en het disselgewicht.
De totale belasting moet worden beperkt om zo
het GVWR niet te overschrijden.
269
Page 284 of 378

LET OP!
Om schade aan interne delen te voorkomen
moeten deze stappen worden gevolgd om te
waarborgen dat de tussenbak volledig in de
stand NEUTRAL (N) staat voordat u uw voer-
tuig gaat slepen achter een motorhome.
1. Zet het voertuig helemaal stil en schakel de
transmissie in stand PARK .
2. Zet het contact uit (OFF).
3. Voor voertuigen met sleutelloze voertuigtoe-
gang: verwijder de knop van de sleutelloze
toegang en gebruik de sleutelhanger om deze
procedure af te ronden. Raadpleeg voor meer
informatie: “Startprocedures / sleutelloze voer-
tuigtoegang” onder “Starten en bedienen”.
4. Draai het contact naar stand ON/RUN maar
start de motor niet.
5. Druk het rempedaal in en houd deze vast.
6. Zet de transmissie in de stand NEUTRAL
(Neutraal).
7. Druk met de punt van een ballpoint, of een
soortgelijk voorwerp, de verzonken schakelaar in van de
Neutral -stand van de tussenbak
(deze schakelaar bevindt zich naast de keuze-
schakelaar). Houd deze knop vier seconden
ingedrukt, totdat het lampje achter het
N-symbool begint te knipperen, wat aangeeft
dat de tussenbak naar neutraal schakelt. Het
lampje stopt met knipperen (brandt continu)
wanneer de tussenbak volledig in Neutral (N)
geschakeld is. De melding 4WD SYSTEM IN
NEUTRAL wordt weergegeven op het EVIC
(elektronisch voertuiginformatiecentrum). Voor
meer informatie raadpleegt u het Elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC) in De func-
ties op uw dashboard . 8. Start de motor.
9. Schakel de versnellingsbak in REVERSE
(ACHTERUIT).
10. Neem uw voet vijf seconden van het rem-
pedaal en zorg dat er geen beweging is in het
voertuig.
11. Zet de motor af en laat de contactschake-
laar in de niet-vergrendelde OFF-stand staan.
12. Trek de handrem volledig aan.
13. Zet de transmissie in de stand PARK (par-
keren).
LET OP!
Wanneer u bij draaiende motor, de keuzehen-
del in de stand PARK zet terwijl de tussenbak
zich in de stand NEUTRAL bevindt, kan
schade aan de versnellingsbak optreden.
Zorg er altijd voor dat de motor uitgeschakeld
is voordat u, met de tussenbak in NEUTRAL,
de transmissie in de stand
PARK zet.
14. Bevestig uw voertuig achter het slepend
voertuig met gebruik van een geschikte sleep-
stang.
Schakelaar voor de neutraalstand
280
Page 285 of 378

15. Zet de parkeerrem los.
16. Ontkoppel de negatieve accukabel en
plaats hem op veilige afstand van de negatieve
accupool.
OPMERKING:
•Stappen 1 t/m 6 zijn voorwaarden waar-
aan voldaan moet zijn voordat u de NEU-
TRAL (N)-schakelaar drukt en gedurende
de vier seconden waarin de schakeling
naar de NEUTRAL-stand wordt uitge-
voerd. Wanneer, voor het drukken van de
NEUTRAL (N)-schakelaar, of tijdens de
tijdsverloop van vier seconden, niet aan
deze voorwaarden wordt voldaan, zal het
indicatielampje NEUTRAL (N) knipperen
totdat aan alle voorwaarden voldaan is, of
tot de NEUTRAL (N)-schakelaar losgela-
ten wordt.
•
Om te kunnen schakelen en om de indica-
tielampjes voor de schakelstanden te la-
ten werken moet het contact in de stand
ON/RUN staan. Wanneer het contact niet
op ON/RUN staat, kan niet geschakeld
worden en branden of knipperen de indi-
catielampjes voor de schakelstanden niet.
• Een knipperend NEUTRAL-indicatie-
lampje geeft aan dat niet aan de schakel-
voorwaarden is voldaan.
Uit NEUTRAL (N) schakelen
Volg de onderstaande procedure om uw auto
voor te bereiden op normaal gebruik.
1. Zet het voertuig geheel stil, maar laat het
gekoppeld aan het slepend voertuig.
2. Trek de handrem volledig aan.
3. Sluit de massakabel weer aan op de min-
pool van de accu.
4. Draai de sleutelhanger naar de LOCK/OFF-
stand (wanneer deze verdraaid is of wanneer
de motor gestart is).
5. Draai de sleutelhanger naar stand ON/RUN
maar start de motor niet.
6. Druk het rempedaal in en houd deze vast.
7. Zet de transmissie in de stand NEUTRAL
(Neutraal). 8.Druk met de punt van een ballpoint, of een
soortgelijk voorwerp, de verzonken schakelaar
in van de Neutral -stand van de tussenbak
(deze schakelaar bevindt zich naast de keuze-
schakelaar). Houd deze knop vier seconden
ingedrukt, totdat het lampje achter het
N-symbool begint te knipperen, wat aangeeft
dat de tussenbak naar neutraal schakelt. Het
lampje stopt met knipperen (gaat uit) wanneer
het schakelen is voltooid. De melding ’4WD
SYSTEM IN NEUTRAL’ wordt niet meer weerge-
geven op het EVIC (elektronisch voertuiginfor-
matiecentrum). Voor meer informatie raadpleegt
u het Elektronisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC) in De functies op uw dashboard .
Schakelaar voor de neutraalstand
281
Page 303 of 378

BOORDDIAGNOSESYSTEEM —
OBD II
Uw auto is uitgerust met een geavanceerd
diagnosesysteem dat OBD II heet (On-Board
Diagnostic). Dit systeem controleert de regel-
systemen voor uitlaatgasemissie, de motor en
de automatische versnellingsbak. Als deze
systemen correct werken, zal uw auto uitste-
kende prestaties leveren, brandstof besparen
en lage emissiewaarden hebben die aan de
strengste eisen voldoen.
Wanneer een bepaald systeem onderhoud of
reparatie nodig heeft, schakelt het OBD II di-
agnosesysteem het storingslampje (MIL) in.
Bovendien zal het diagnosecodes en andere
hulpinformatie voor de monteur opslaan in een
geheugen. Hoewel u gewoonlijk nog kunt rijden
en niet gesleept hoeft te worden, kunt u toch
best zo spoedig mogelijk uw erkende dealer
opzoeken voor reparatie.
LET OP!
•Als u lange tijd blijft rijden met een bran-
dend storingslampje (MIL), kan het emis-
sieregelsysteem verder beschadigd raken.
Bovendien zal de motor meer verbruiken
en niet optimaal bestuurbaar zijn. De auto
moet naar de garage om emissietests te
kunnen uitvoeren.
• Als het storingslampje (MIL) knippert terwijl
de motor draait, treden schade aan de
katalysator en vermogensverlies op. Raad-
pleeg onmiddellijk uw dealer.
Melding brandstofvuldop los
Wanneer het voertuigdiagnosesys-
teem detecteert dat de tankdop los
zit, onjuist is aangebracht of is be-
schadigd, verschijnt een melding
Vuldop controleren op het dis-
playvlak van de verklikkerlampjes. Voor meer informatie raadpleegt u het
Elektro-
nisch voertuiginformatiecentrum (EVIC) in De
functies op uw dashboard . Draai de tankdop
stevig vast en druk op de toets SELECTEREN
om het bericht uit te schakelen. Als het pro-
bleem zich opnieuw voordoet, verschijnt de
melding de volgende keer dat de auto wordt
gestart opnieuw.
Het storingsindicatielampje (MIL) kan ook gaan
branden vanwege een loszittende, slecht be-
vestigde of beschadigde tankdop.
VERVANGINGSONDERDELENHet gebruik van originele MOPAR -onderdelen
voor normaal/periodiek onderhoud en voor re-
paraties wordt ten zeerste aanbevolen om ze-
ker te zijn van de gespecificeerde prestaties.
Schade en storingen die worden veroorzaakt
door het gebruik van andere dan originele
MOPAR -onderdelen voor onderhoud en repa-
raties worden niet gedekt door de garantie van
de fabrikant.
299
Page 325 of 378

LET OP!(Vervolgd)
• Vervang zekeringen uitsluitend door exem-
plaren met dezelfde ampèrewaarde. Wan-
neer u een zekering vervangt door een met
een hogere ampèrewaarde, kan het elek-
trische systeem zo gevaarlijk overbelast
raken. Als nieuwe zekeringen met de juiste
ampèrewaarde meteen doorbranden, is er
een defect in het circuit dat gerepareerd
dient te worden.
STALLEN VAN DE AUTOAls u meer dan 21 dagen geen gebruik maakt
van uw auto, zult u misschien voorzorgsmaat-
regelen willen nemen ter bescherming van de
accu. U kunt:
• Verwijder zekering #27 in de elektrische
combinatiemodule (TIPM) met de aandui-
ding Ignition-Off Draw (IOD#1).
• of de minkabel van de accu loskoppelen. •
Wanneer u de auto stalt, of minstens twee
weken lang niet meer gebruikt (bijv. bij va-
kantie), laat het aircosysteem dan bij statio-
nair toerental vijf minuten lang draaien in de
buitenlucht bij een hoge aanjagersnelheid.
Zo krijgt het systeem voldoende smering en
is de kans op schade aan de aircocompres-
sor miniem wanneer u het systeem weer
start.
VERVANGINGSLAMPEN
Binnenverlichting Gloeilamptype
Verlichting handschoenenkastje ......194
Verlichting handgreep ......L002825W5W
Leeslampjes in plafondconsole ....VT4976
Verlichting bagageruimte .........214–2
Verlichting zonneklepspiegel ......V26377
Instapverlichting onderkant dashboard . . 906
Instrumentenpaneel
(algemene verlichting) ...........103
Verklikkerlampje/
waarschuwingsknipperlicht ..........74Buitenverlichting Gloeilamptype
Richtingaanwijzers achter
. 7440NA (WY21W)
Hulpverlichting achterklep ........W3W
Richtingaanwijzer/stadslicht vóór .....T20
Mislampen vóór ............ PSX24W
Zijmarkeerlicht voor ............W5W
Dimlicht – Gasontlading (HID) . . D1S (onder-
houd bij erkende dealer)
Dagrijlicht (DRL) ............. 3157 K
Dimlicht ...................H11
Grootlicht .................. 9005
Back-upverlichting achterklep . . 921 (W16W)
Verlichting kentekenplaat achter .....W5W
Rem-/achterlichten .......3157 (P27/7W)
Mistlichten achter ........7440 (W21W)
OPMERKING:
De nummers verwijzen naar in de handel
verkrijgbare gloeilamptypen die u bij uw
erkende dealer kunt aanschaffen.
Ga naar uw dealer als een gloeilamp moet
worden vervangen of raadpleeg de van toe-
passing zijnde onderhoudshandleiding.
321