alarm JEEP GRAND CHEROKEE 2010 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: JEEP, Model Year: 2010, Model line: GRAND CHEROKEE, Model: JEEP GRAND CHEROKEE 2010Pages: 378, PDF Size: 6.36 MB
Page 13 of 378

2
WAT U MOET WETEN VOOR U UW AUTO
START
•UW SLEUTELS ............................ 12
• Draadloos ontstekingscontact (WIN) .............. 12
• Sleutelhouder ........................... 12
• De sleutelhouder uit het contact verwijderen ......... 13
• Waarschuwingssysteem contactsleutel ............ 14
• SENTRY-SLEUTEL .......................... 14
• Reservesleutels .......................... 15
• Zelf nieuwe sleutels programmeren .............. 15
• Algemene informatie ....................... 15
• ALARMSYSTEEM — INDIEN AANWEZIG ............. 15
• Het systeem in waakfunctie schakelen ............ 16
• Het systeem deactiveren ..................... 16
• INSTAPVERLICHTING ........................ 17
• AFSTANDSBEDIENING ........................ 17
• De portieren ontgrendelen .................... 17
9
Page 16 of 378

UW SLEUTELSUw auto werkt met een startcontact zonder
sleutel. Dit systeem bestaat uit een sleutelhou-
der met afstandsbediening (RKE) en een
draadloos ontstekingscontact (WIN) met geïn-
tegreerde contactschakelaar. U kunt de sleutel-
houder in de contactschakelaar steken met
eender welke kant naar boven.
Keyless Enter-N-Go-functie
Deze auto is uitgerust met de Keyless Enter-N-
Go-functie. Raadpleeg “Startprocedures” in
Starten en rijden voor meer informatie.
Draadloos ontstekingscontact (WIN)Het draadloos ontstekingscontact (WIN) werkt
op dezelfde manier als een contactschakelaar.
Er zijn vier bedieningsstanden, waaronder drie
met een pal en een met veerbelasting. De
palstanden zijn LOCK, ACC en ON/RUN. De
stand START is een veerbelaste contactstand
van zeer korte duur. Bij het loslaten uit de
startstand keert de schakelaar automatisch te-
rug naar de palstand ON/RUN. OPMERKING:
Als uw auto is uitgerust met de functie
Keyless Enter-N-Go, zal het elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC) de stand
van de contactschakelaar (OFF/ACC/RUN)
weergeven. Voor meer informatie raadpleegt
u het
Elektronisch voertuiginformatiecen-
trum (EVIC) in De functies op uw dash-
board .
SleutelhouderMet de sleutelhouder wordt de contactschake-
laar bediend. Deze bevat ook een afstandsbe-
diening en een noodsleutel die achter in de
sleutelhouder wordt opgeborgen.
Met de noodsleutel hebt u aan de bestuurders-
zijde toegang tot de auto wanneer de accu in
de auto of de sleutelhouder met afstandsbedie-
ning leeg is. Met de noodsleutel kan ook het
handschoenvakje worden afgesloten. U kunt
de noodsleutel bij u houden als iemand anders
de auto voor u parkeert.
OPMERKING:
Als u toegang tot de auto wilt verkrijgen met
de noodsleutel terwijl de diefstalbeveiliging
is ingeschakeld, zal het alarm afgaan. Steek
de sleutelhouder (ook als de batterij van de
sleutelhouder leeg is) in de contactschake-
laar om de diefstalbeveiliging uit te schake-
len.
Om de noodsleutel te verwijderen schuift u de
mechanische vergrendeling boven op de sleu-
telhouder opzij met uw duim en haalt u de
sleutel er vervolgens met uw andere hand uit.
Draadloos ontstekingscontact (WIN)
1 — LOCK
2 — ACC (ACCESSOIRESTAND)
3 — ON/RUN
4—START
12
Page 18 of 378

LET OP!
Een niet-vergrendelde auto is een prima uit-
nodiging voor dieven. Verwijder de sleutel-
houder altijd uit de contactschakelaar en ver-
grendel alle portieren wanneer u de auto
onbeheerd achterlaat.
Waarschuwingssysteem
contactsleutel
Wanneer u het bestuurdersportier opent terwijl
de sleutelhouder in het contact in de stand OFF
of ACC zit, zal een geluidssignaal u erop attent
maken de sleutelhouder te verwijderen.
OPMERKING:
Het waarschuwingssysteem voor de con-
tactsleutel werkt alleen wanneer de inge-
bouwde contactsleutel in de stand OFF of
ACC staat.
Als uw auto is uitgerust met de functie Keyless
Enter-N-Go en u het bestuurdersportier opent
terwijl de contactschakelaar in ACC of ON/RUN
staat (motor uitgezet), waarschuwt een ge-
luidssignaal dat de sleutel nog moet wordenverwijderd. Raadpleeg “Startprocedures” in
Starten en rijden voor meer informatie.
SENTRY-SLEUTEL Het startblokkeersysteem met Sentry Key
voorkomt ongeoorloofd gebruik van de auto
door derden door de motor te blokkeren. U
hoeft het systeem niet te activeren of in te
schakelen. Dit systeem werkt automatisch, on-
geacht of de auto is vergrendeld.
Het systeem werkt met de in de fabriek gepro-
grammeerde sleutelhouder met afstandsbedie-
ning (RKE) en een draadloos ontstekingscon-
tact (WIN) om ongeoorloofd gebruik van de
auto te voorkomen. De auto kan daardoor al-
leen bediend en gestart worden met sleutel-
houders die specifiek voor de betreffende auto
werden geprogrammeerd. Het systeem scha-
kelt de motor na twee seconden uit wanneer
een ongeldige sleutelhouder wordt gebruikt om
de motor te starten.
Nadat de contactschakelaar in de stand ON/
RUN is gedraaid, gaat het indicatielampje van
het alarmsysteem gedurende drie seconden
branden om het gloeilampje te controleren. Als
het lampje blijft branden, treedt er een storing in de elektronica op. Als na de controle van het
gloeilampje het indicatielampje blijft knipperen,
geeft dat aan dat iemand een valse sleutelhou-
der heeft gebruikt om de motor te starten. Elk
van deze twee condities schakelt de motor na
twee seconden uit.
Als het indicatielampje van het alarmsysteem
gaat branden tijdens normaal gebruik van de
auto (nadat deze langer dan tien seconden
heeft gereden), duidt dat op een storing in de
elektronica. Laat in dat geval het voertuig zo
snel mogelijk repareren door een erkende dea-
ler.
LET OP!
De Sentry Key
startonderbreker is niet com-
patibel met sommige niet-originele afstands-
bedieningen. Dergelijke systemen kunnen
startproblemen veroorzaken en de startblok-
kering van de auto tenietdoen.
Alle sleutelhouders die bij uw nieuwe auto zijn
meegeleverd zijn geprogrammeerd voor de
elektronica van uw auto.
14
Page 19 of 378

Reservesleutels
OPMERKING:
De auto kan alleen bediend en gestart wor-
den met sleutelhouders die specifiek voor
de betreffende auto werden geprogram-
meerd. Nadat een sleutelhouder voor een
auto is geprogrammeerd, kan deze niet op-
nieuw voor een willekeurige andere auto
worden geprogrammeerd.
LET OP!
•Verwijder altijd de sleutel uit het contactslot
en vergrendel alle portieren als u de auto
onbeheerd achterlaat.
• Als uw auto is uitgerust met Keyless Enter-
N-Go, moet u er altijd aan denken de
contactschakelaar in de stand OFF te zet-
ten.
Ten tijde van de aankoop ontvangt de oor-
spronkelijke eigenaar een persoonlijk identifi-
catienummer (PIN-code) van vier cijfers. Be-
waar de PIN-code op een veilige plaats. Dit
nummer is vereist voor vervanging van de
sleutelhouders door een erkende dealer. Dupli- caten van sleutelhouders kunnen worden gele-
verd door een erkende dealer.
OPMERKING:
Als u werkzaamheden laat uitvoeren aan het
startblokkeersysteem met Sentry-sleutel,
moeten alle contactsleutels van de auto aan
de erkende dealer worden overhandigd.
Zelf nieuwe sleutels programmerenSleutelhouders of afstandsbedieningen kunnen
worden geprogrammeerd door een erkende
dealer .
Algemene informatieDe Sentry Key
werkt op een draaggolffrequen-
tie van 433,92 MHz. Het startblokkeersysteem
met Sentry Key wordt gebruikt in de volgende
Europese landen die Richtlijn 1999/5/EG hante-
ren: België, Denemarken, Duitsland, Finland,
Frankrijk, Griekenland, Groot-Brittannië, Honga-
rije, Ierland, Italië, Joegoslavië, Luxemburg, Ne-
derland, Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Portu-
gal, Roemenië, Rusland, Slovenië, Spanje,
Tsjechië, Zweden en Zwitserland.
De apparatuur moet voldoen aan de volgende
voorwaarden:
• De apparatuur mag geen hinderlijke storin-
gen veroorzaken.
• De apparatuur moet eventuele ontvangen
storingen kunnen verwerken, ook storingen
die een foutieve werking kunnen veroorza-
ken.
ALARMSYSTEEM — INDIEN
AANWEZIG
Het alarmsysteem van de auto controleert of de
motorkap, achterklep, de openslaande achter-
ruit en de portieren van de auto door onbe-
voegden wordt geopend en of het contactslot
wordt gebruikt door onbevoegden. Als het
alarm wordt geactiveerd, voorkomt het alarm-
systeem dat de auto wordt gestart en worden
de volgende akoestische en visuele alarmsig-
nalen ingeschakeld: de claxon laat een onder-
broken signaal horen en de koplampen, par-
keerlichten en het indicatielampje van het
alarmsysteem in het instrumentenpaneel knip-
peren.
15
Page 20 of 378

Het systeem in waakfunctie
schakelen:
Auto’s zonder Keyless Enter-N-Go
Neem de sleutel uit het contactslot en druk op
een portiervergrendelingsknop van een ge-
opend bestuurders- of passagiersportier of
druk op LOCK op de afstandsbediening. Nadat
het laatste portier is gesloten of als alle portie-
ren dicht zijn, schakelt het alarmsysteem bin-
nen circa 16 seconden om naar de waakfunc-
tie. Gedurende deze tijd knippert het
indicatielampje van het alarmsysteem. Als het
indicatielampje niet gaat branden, schakelt het
alarmsysteem niet om naar de waakfunctie. Als
u tijdens het omschakelen naar de waakfunctie
een portier opent, wordt de activeringsproce-
dure door het alarmsysteem geannuleerd. Als u
het beveiligingsalarmsysteem na het sluiten
van het portier alsnog wilt activeren, herhaalt u
een van de eerder beschreven activeringspro-
cedures.
Auto’s met Keyless Enter-N-Go
Houd de Start/stop-knop van de Keyless Enter-
N-Go ingedrukt totdat het elektronisch voer-
tuiginformatiecentrum (EVIC) aanduidt dat decontactschakelaar in de standOFFstaat
(raadpleegStarten en rijdenvoor meer infor-
matie). Druk hierna óf op de vergrendelknop
(LOCK) van de centrale portiervergrendeling
van een geopend bestuurders- of passagier-
sportier, druk op de vergrendelknop op de
handgreep van het bestuurders- of passagier-
sportier met een geldige sleutelhouder binnen
bereik, óf druk op de vergrendelknop (LOCK)
op de afstandsbediening (raadpleegPassive
Entry-systeeminWat u moet weten voordat u
de auto startvoor meer informatie).
Het systeem deactiveren
Auto’s zonder Keyless Enter-N-Go
Druk óf op de ontgrendelknop (UNLOCK) op
de afstandsbediening, óf steek een geldige
contactsleutel in de contactschakelaar en draai
de sleutel naar de stand ON/RUN.
OPMERKING:
•Het alarmsysteem kan niet worden in- of
uitgeschakeld met behulp van de slotci-
linder van het bestuurdersportier.
•
Als het alarmsysteem is geactiveerd, kunt
u de portieren niet ontgrendelen met de
schakelaars voor de portiervergrendeling.
Auto’s met Keyless Enter-N-Go
Druk óf op de ontgrendelknop (UNLOCK) op
de afstandsbediening, trek aan de handgreep
van het bestuurders- of passagiersportier
(raadpleegPassive Entry-systeeminWat u
moet weten voordat u de auto startvoor meer
informatie) met een geldige sleutelhouder bin-
nen bereik, óf druk op de Start/stop-knop van
de Keyless Enter-N-Go (hiervoor is minimaal
één geldige sleutelhouder in de auto vereist), óf
steek een geldige sleutelhouder in de contact-
schakelaar (als de Start/stop-knop is verwij-
derd) en draai deze naar de stand ON/RUN.
Hoewel het alarmsysteem is ontworpen om uw
auto te beveiligen, is het mogelijk dat u onbe-
doeld omstandigheden veroorzaakt waarin het
systeem een vals alarm afgeeft. Als een van de
eerder beschreven procedures voor het active-
ren van de waakfunctie is uitgevoerd, zal het
beveiligingsalarmsysteem worden ingescha-
keld, ongeacht of u zich in de auto bevindt. Als
u in de auto blijft en een portier opent, gaat het
alarm af. Als deze situatie zich voordoet, scha-
kelt u het alarmsysteem uit.
Als de accu wordt losgekoppeld terwijl het
alarmsysteem is ingeschakeld, zal het systeem
16
PAGE POSITION:18JOB:@zeta.tweddle.com/chry_pdm/CLS_chrysler-intl/GRP_owners/JOB_843955-nl-grc/DIV_og-ee.nl pubnum: NO-PUB-NUMBER
Page 21 of 378

nadat de accu opnieuw is aangesloten inge-
schakeld blijven. De buitenverlichting knippert,
de claxon klinkt en de motor kan niet worden
gestart via het contactslot. Als deze situatie
zich voordoet, schakelt u het alarmsysteem uit.
INSTAPVERLICHTINGDe interieurverlichting gaat branden als u een
portier opent of een portier met de afstandsbe-
diening wordt ontgrendeld. De verlichting blijft
ca. 30 seconden na het sluiten van alle portie-
ren branden en gaat daarna langzaam uit.
De interieurverlichting gaat tevens langzaam
uit als u na het sluiten van alle portieren het
contact aanzet. Voor meer informatie raad-
pleegt uElektronisch voertuiginformatiecen-
trum (EVIC)/Persoonlijke Instellingen (door de
klant te programmeren functies)inDe func-
ties op uw dashboard.
OPMERKING:
De instapverlichting werkt niet als de dim-
merknop in de stand Volledig uitschakelen
staat (de laagste stand), tenzij de leeslamp-
jes boven handmatig worden ingeschakeld.
AFSTANDSBEDIENINGMet dit systeem kunt u vanaf een afstand van
maximaal 10 m (33 voet) met behulp van een
losse sleutelhouder met afstandsbediening de
portieren en achterklep vergrendelen en ont-
grendelen. De sleutelhouder hoeft niet naar het
voertuig te wijzen om het systeem te activeren.
OPMERKING:
Zodra u de sleutelhouder met afstandsbedie-
ning in het contactslot steekt, zijn alle toet-
sen van die afstandsbediening niet langer
actief. De toetsen van andere afstandsbedie-
ningen blijven wel actief. Als sneller wordt
gereden dan 8 km/h, worden de toetsen van
alle afstandsbedieningen uitgeschakeld.
De portieren ontgrendelenDruk de ontgrendeltoets (UNLOCK) op de af-
standsbediening eenmaal in en laat deze los
om het bestuurdersportier te ontgrendelen, of
druk tweemaal om alle portieren te ontgrende-
len. De richtingaanwijzers knipperen om aan te
geven dat het ontgrendelsignaal is ontvangen.
De verlichting van de instapfunctie schakelt
ook in.
RaadpleegPassive Entry-systeeminWat u
moet weten voordat u de auto startvoor meer
informatie.
Remote Key Unlock, Driver Door/All First
Press - Bestuurdersportier/alle portieren
ontgrendelen met eerste druk op
ontgrendeltoets afstandsbediening
Met deze functie kunt u het systeem naar keuze
programmeren om bij de eerste druk op de
ontgrendeltoets op de afstandsbediening al-
leen het bestuurdersportier of alle portieren te
ontgrendelen. Om de huidige instelling te wij-
zigen gaat u als volgt te werk:
•Voor voertuigen met elektronisch voertuigin-
formatiecentrum (EVIC): raadpleegElektro-
nisch voertuiginformatiecentrum (EVIC)/
Sleutelhouder met afstandsbediening (RKE)
17
PAGE POSITION:19JOB:@zeta.tweddle.com/chry_pdm/CLS_chrysler-intl/GRP_owners/JOB_843955-nl-grc/DIV_og-ee.nl pubnum: NO-PUB-NUMBER
Page 45 of 378

•Extra actieve hoofdsteun voor bestuurder en
voorpassagier
Kenmerken van de geavanceerde
airbags voorin
Het systeem van de geavanceerde voor-
airbags bestaat uit airbags aan de bestuur-
derszijde en aan de passagierszijde die zich in
meerdere stadia ontvouwen. Dit systeem rea-
geert overeenkomstig de kracht en de aard van
de botsing die worden vastgesteld door het
beschermingssysteem voor de inzittenden
(ORC), dat informatie kan ontvangen van de
botsingsensoren.
Het eerste opblaasmechanisme wordt onmid-
dellijk tijdens een botsing waar ontvouwing van
de airbag noodzakelijk is geactiveerd. Deze
geringe opblazing wordt gebruikt voor minder
zware botsingen. Bij zwaardere botsingen
wordt een krachtiger opblazing toegepast.
WAARSCHUWING!
• Er mogen geen voorwerpen boven of nabij
de airbag op het instrumentenpaneel wor-
den geplaatst, omdat deze objecten letsel
kunnen veroorzaken bij botsingen waarbij
de airbag wordt opgeblazen.
• Plaats niets tegen of rond de airbagpane-
len en probeer deze nooit met de hand te
openen. Het is mogelijk dat u de airbags
beschadigt. Bovendien kunt u gewond ra-
ken omdat de airbags mogelijk niet meer
functioneren. De beschermhoezen voor de
airbagkussens gaan alleen open als de
airbags worden opgeblazen.
• Boor of snijd nooit in de kniebeschermrand
en blijf er ook verder van af.
• Monteer geen accessoires aan de kniebe-
scherming zoals alarmverlichting, stereo-
installaties, 27 MC apparatuur, enz. Extra zijairbags in de voorstoelen (SAB)
De extra zijairbags in de voorstoelen bieden de
inzittenden betere bescherming tegen zijde-
lingse botsingen. De extra zijairbag in de voor-
stoel is gemarkeerd met een airbaglabel dat op
de buitenzijde van de voorstoelen is aange-
bracht.
Als de airbag zich ontvouwt, gaat de naad
tussen de voor- en zijkant van de zitting open.
Elke airbag ontvouwt zich apart. D.w.z. dat bij
een botsing aan de linkerkant alleen de linker
airbag zich ontvouwt, en hetzelfde geldt voor
een botsing aan de rechterkant.
Label van extra zijairbag in de voorstoel
41
Page 51 of 378

Omdat airbag-sensors de vertraging van het
voertuig schatten, zijn de snelheid van het
voertuig en de schade geen goede indicatoren
voor de noodzaak van het wel of niet opblazen
van een airbag.
OPMERKING:
Wanneer het voertuig over de kop slaat,
kunnen de gordelspanners en/of de extra
zijairbags in de voorstoelen en de extra
gordijn-zijairbags worden geactiveerd aan
beide zijden van de auto.
Sensors frontale en zijbotsingen
Bij frontale en zijdelingse botsingen kunnen de
botsingsensoren het ORC helpen bij het bepa-
len van de juiste reactie op de botsingen. Extra
sensors in het ORC bepalen de mate waarin de
airbags moeten worden geactiveerd en geven
hiervan bevestiging.Verbeterd ongelukkenresponssysteem
Bij een botsing die leidt tot het opblazen van de
zij-airbags zal de ORC, als het communicatie-
netwerk en de voeding intact blijven en afhan-
kelijk van de aard van de botsing, bepalen of
het verbeterde ongelukkenresponssysteem de
volgende functies uitvoert:
•
De brandstoftoevoer naar de motor afsluiten.
• De alarmknipperlichten laten knipperen zo-
lang er accuspanning is of tot het contact
wordt verbroken met de contactsleutel .
• De binnenverlichting inschakelen zolang de
accu werkt of totdat de contactsleutel wordt
verwijderd.
• De deuren automatisch ontgrendelen.
Als een airbag wordt opgeblazen
Het ontwerp van de geavanceerde voorairbags
is zodanig uitgevoerd, dat deze airbags na het
opblazen onmiddellijk leeglopen.
OPMERKING:
De voor- en/of zij-airbags worden niet bij alle
botsingen opgeblazen. Dit houdt echter niet
in dat het airbagsysteem niet werkt. Bij een aanrijding waarbij de airbags worden
opgeblazen, kan zich het volgende voordoen:
•
Het nylon van de airbag kan soms schaaf-
wonden en/of een rode huid veroorzaken bij
de bestuurder en de voorpassagier tijdens
het opblazen van de airbags. De schaafwon-
den lijken op de wonden die u oploopt als u
zich schaaft aan een touw, de vloerbedek-
king of op de vloer van een gymnastiekzaal.
Deze schaafwonden worden niet veroor-
zaakt door contact met chemische produc-
ten. De schaafwonden zijn niet blijvend en
genezen normaal gesproken snel. Als uw
schaafwonden echter na enkele dagen nog
niet zijn genezen of als u last hebt van
blaren, ga dan onmiddellijk naar uw huisarts.
• Terwijl de airbags leeglopen ziet u misschien
rondvliegende stofdeeltjes die op rook lijken.
Dit stof is een normaal bijproduct van het
activeringsproces voor het niet-giftige op-
blaasgas. Deze rondzwevende stofdeeltjes
kunnen de huid, ogen, neus of keel irriteren.
Spoel met koud water als u last hebt van
geïrriteerde ogen of huid. Zorg voor frisse
lucht bij neus- of keelirritaties. Raadpleeg uw
huisarts als de irritatie zich blijft voordoen.
47
Page 82 of 378

WAARSCHUWING!
Het RCP-systeem dient niet als achteruitrij-
hulp. Het systeem is uitsluitend bedoeld als
hulp voor de bestuurder bij het detecteren van
naderende voertuigen in parkeersituaties. Ga
altijd voorzichtig te werk tijdens het achteruit-
rijden, ook als u RCP gebruikt. Controleer het
gebied achter de auto altijd zorgvuldig, kijk
naar achteren en wees bedacht op voetgan-
gers, dieren, andere voertuigen, obstakels en
dode hoeken. Anders bestaat er een risico op
ernstig of dodelijk letsel.
BedrijfsmodiIn het elektronisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC) kunnen drie bedrijfsmodi worden gese-
lecteerd. Voor meer informatie raadpleegt u
Elektronisch voertuiginformatiecentrum (EVIC)/
Persoonlijke Instellingen (door de klant te pro-
grammeren functies) in De functies op uw
dashboard .
Dodehoekwaarschuwing
Als de modus Dodehoekwaarschuwing actief
is, geeft het BSM-systeem een visuele waar-
schuwing af in de desbetreffende buitenspie-
gel wanneer een object wordt gedetecteerd.
Als het systeem echter in RCP werkt, zal zowel
een visuele als akoestische waarschuwing wor-
den afgegeven wanneer een object wordt ge-
detecteerd. Bij elke akoestische waarschuwing
wordt het volume van de radio verlaagd.
Dodehoekwaarschuwing, lampjes/
geluidssignaal
Als de modus Dodehoekwaarschuwing actief
is, geeft het BSM-systeem een visuele waar-
schuwing af in de desbetreffende buitenspie-
gel wanneer een object wordt gedetecteerd.
Als vervolgens de richtingaanwijzer wordt inge-
schakeld aan de zijde van de auto waarvoor
een waarschuwing geldt, zal ook een geluids-
signaal klinken. Wanneer de richtingaanwijzer
is ingeschakeld en tegelijkertijd aan dezelfde
zijde van de auto een object wordt gedetec-
teerd, wordt zowel de visuele als de akoesti-
sche waarschuwing afgegeven. Ter ondersteu-
ning van de akoestische waarschuwing wordt
het volume van de radio (indien ingeschakeld)
verlaagd. OPMERKING:
•
Bij elke akoestische waarschuwing van
het BSM-systeem wordt het volume van
de radio verlaagd.
• Als de alarmknipperlichten zijn ingescha-
keld, zal het systeem alleen een visuele
waarschuwing afgeven.
Als het systeem in RCP werkt, zal zowel een
visuele als akoestische waarschuwing wor-
den afgegeven wanneer een object wordt
gedetecteerd. Bij elke akoestische waar-
schuwing wordt het volume van de radio
verlaagd. Als RCP actief is, zal altijd een
geluidssignaal worden afgegeven en de sta-
tus van de richtingaanwijzer/alarmknipper-
lichten worden genegeerd.
Dodehoekwaarschuwing uit
Als het BSM-systeem is uitgeschakeld, worden
er geen visuele of akoestische waarschuwin-
gen afgegeven door het BSM- of RCP-systeem.
OPMERKING:
Het BSM-systeem slaat de huidige bedrijfs-
modus op wanneer de contactschakelaar
wordt uitgezet. Tijdens het starten van de
78
Page 92 of 378

OPMERKING:
Nadat u de taal van de UConnect™ Phone
hebt gewijzigd, is alleen het telefoonboek
met 32 namen beschikbaar dat bij de nieuwe
taal hoort. De gekoppelde telefoonnaam is
niet specifiek voor de taal en kan voor alle
talen worden gebruikt.
RaadpleegVertalingen voor informatie over
vertalingen en andere opdrachten in de onder-
steunde talen.
Hulp in noodgevallen — indien aanwezig
Als u zich in een noodsituatie bevindt en de
mobiele telefoon is binnen handbereik:
• Pak de telefoon en kies zelf het lokale num-
mer voor noodgevallen.
Als de telefoon niet binnen handbereik is, maar
de UConnect™ Phone wel is ingeschakeld,
kunt u het nummer voor noodgevallen als volgt
bellen:
• Druk op de
toets om te beginnen.
• Na de prompt Gereed’’ en de daarop vol-
gende pieptoon zegt u ’’Noodgeval’’. Vervol-
gens zal de UConnect™ Phone aan de ge- koppelde mobiele telefoon de opdracht
geven het alarmnummer te bellen.
OPMERKING:
• Het standaardnummer is 112. Het is mo-
gelijk dat het gekozen nummer niet van
toepassing is op de beschikbare mobiele
telefoonservice en de regio waar u zich
bevindt.
• Sommige systemen bieden de mogelijk-
heid het alarmnummer, indien onder-
steund, in te stellen. Druk hiertoe op de
toets
en zeg Instellen , gevolgd door
Noodgeval .
• Wanneer u via de UConnect™ Phone belt,
is de kans dat de oproep tot stand wordt
gebracht iets kleiner dan wanneer u recht-
streeks via de mobiele telefoon belt.
WAARSCHUWING!
Als u het Uconnect™Phonesysteem wilt ge-
bruiken bij noodgevallen, moet uw mobiele
telefoon:
• zijn ingeschakeld;
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• zijn gekoppeld aan het Uconnect™-
systeem;
• netwerkdekking hebben.
Sleephulp — indien aanwezig
Als u sleephulp nodig heeft:
• Druk op de
toets om te beginnen.
• Na de prompt Gereed en de daaropvol-
gende pieptoon zegt u Sleephulp .
OPMERKING:
Het nummer voor sleephulp moet vóór ge-
bruik worden ingesteld. Als u dit nummer
wilt instellen, drukt u op de toets
, zegt u
Instellen, sleephulp en volgt u de prompts.
Oproepen per pieper
Raadpleeg “Werken met automatische syste-
men” voor informatie over het oproepen via een
pieper. Het oproepen via een pieper werkt
correct, behalve bij piepers van sommige fir-
ma’s die iets te vroeg uitgaan om goed samen
te werken met de Uconnect™Phone.
88