JEEP GRAND CHEROKEE 2014 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: JEEP, Model Year: 2014, Model line: GRAND CHEROKEE, Model: JEEP GRAND CHEROKEE 2014Pages: 420, PDF Size: 2.68 MB
Page 131 of 420

OPMERKING:
De stuurverwarming werkt alleen als de mo-
tor draait.
Uitvoeringen met op afstand bediend start-
systeem
Bij uitvoeringen met een op afstand bediend
startsysteem kunt u programmeren dat de
stuurverwarming wordt ingeschakeld tijdens het
starten op afstand. Raadpleeg"Op afstand be-
diend startsysteem — indien aanwezig "in "Uw
auto" voor meer informatie.
WAARSCHUWING!
•Personen die geen pijn op de huid kunnen
voelen als gevolg van ouderdom, chroni-
sche ziekte, diabetes, rugletsel, medicatie,
alcoholgebruik, uitputting of een andere
lichamelijke conditie, moeten voorzichtig
zijn bij het gebruik van de stuurverwar-
ming. Deze kan zelfs bij lage temperaturen
brandwonden veroorzaken, met name als
de verwarming langdurig wordt gebruikt.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
•Plaats geen voorwerpen op het stuur die
warmte-isolerend werken, zoals een de-
ken of stuurhoes. Hierdoor kan de stuur-
verwarming oververhit raken.
CRUISECONTROL — INDIEN
AANWEZIG
Indien ingeschakeld neemt de cruisecontrol bij
snelheden boven 40 km/u (25 mph) de werking
van het gaspedaal over.
De knoppen voor de cruisecontrol bevinden
zich aan de rechterzijde van het stuur.
OPMERKING:
Om de correcte werking te waarborgen, is
de cruisecontrol zodanig uitgevoerd dat het
systeem wordt uitgeschakeld als u gelijktij-
dig meerdere functies van de cruisecontrol
bedient. Als dit gebeurt, kan het systeem
opnieuw in werking worden gesteld door op
de knop AAN/UIT van de cruisecontrol te
drukken en de gewenste snelheid opnieuw
in te stellen.Cruisecontrol-knoppen
1 — AAN/UIT4 — SET-
2 — SET+ 5 — CANCEL
3 — RES
127
Page 132 of 420

ActiverenDruk op de knop AAN/UIT om de cruisecontrol
in te schakelen. CRUISE CONTROL READY
(Cruisecontrol gereed) wordt weergegeven in
de instrumentengroep om aan te geven dat de
cruisecontrol is ingeschakeld. Druk nogmaals
op de knop AAN/UIT om het systeem uit te
schakelen. CRUISE CONTROL OFF (Cruise-
control uit) wordt weergegeven in de instrumen-
tengroep om aan te geven dat de cruisecontrol
is uitgeschakeld. Het systeem moet worden
uitgeschakeld wanneer het niet wordt gebruikt.
WAARSCHUWING!
Het is gevaarlijk om de cruisecontrol inge-
schakeld te laten wanneer u deze niet ge-
bruikt. U kunt het systeem dan per ongeluk
instellen en sneller rijden dan u wilt. U kunt
anders de controle over het stuur verliezen
en een ongeval veroorzaken. Laat het sys-
teem altijd uitgeschakeld als u het niet ge-
bruikt.
De gewenste snelheid instellenSchakel de normale cruisecontrol (vaste snel-
heid) in. Wanneer de auto de gewenste snel-
heid heeft bereikt, drukt u kort op de knop SET
(+) of SET (-). Laat het gaspedaal los. De auto
zal nu automatisch de gekozen snelheid hand-
haven. Nadat een snelheid is ingesteld, wordt
een melding CRUISE CONTROL SET TO
MPH/KM (cruisecontrol ingesteld op MPH/KM)
weergegeven dat aangeeft welke snelheid is
ingesteld. Een controlelampje CRUISE wordt
ook weergegeven en blijft branden in de instru-
mentengroep terwijl de snelheid is ingesteld.
DeactiverenAls u het rempedaal licht indrukt, op de knop
CANCEL (annuleren) drukt of normale remdruk
uitoefent tijdens het afremmen, wordt de cruise-
control uitgeschakeld zonder dat de ingestelde
snelheid uit het geheugen wordt gewist. Wan-
neer u op de knop ON/OFF drukt of de contact-
schakelaar in de stand OFF zet, wordt de
ingestelde snelheid uit het geheugen gewist.
Snelheid hervattenAls u een eerder ingestelde snelheid opnieuw
wilt aanhouden, drukt u kort op de knop RES.
Deze functie kan worden gebruikt bij snelheden
hoger dan 30 km/u (19 mph).
Ingestelde snelheid aanpassenWanneer de normale cruisecontrol (vaste snel-
heid) is ingesteld, kunt u de snelheid verhogen
door op de knop SET (+) te drukken. Als u de
knop ingedrukt houdt, wordt de ingestelde snel-
heid continu verhoogd totdat u de knop loslaat.
De nieuwe snelheid wordt dan ingesteld.
Als u eenmaal op de knop SET (+) drukt, wordt
de ingestelde snelheid verhoogd met 1 km/u
(1 mph). Telkens wanneer u opnieuw kort op de
knop drukt, wordt de snelheid met 1 km/u
(1 mph) verhoogd.
Als u de snelheid wilt verlagen terwijl de cruise-
control (vaste snelheid) is ingesteld, drukt u op de
knop SET (-). Als u de knop SET (-) ingedrukt
houdt, wordt de ingestelde snelheid continu ver-
laagd totdat u de knop loslaat. Laat de knop los
zodra de gewenste snelheid is bereikt. De nieuwe
snelheid zal vervolgens worden ingesteld.
128
Page 133 of 420

Als u eenmaal op de knop SET (-) drukt, wordt
de ingestelde snelheid verlaagd met 1 km/u
(1 mph). Telkens wanneer u opnieuw kort op de
knop drukt, wordt de snelheid met 1 km/u
(1 mph) verlaagd.
Accelereren om in te halenTrap het gaspedaal in op dezelfde wijze als u
normaal gesproken zou doen. Wanneer u het
pedaal loslaat, keert de auto terug naar de
ingestelde rijsnelheid.
Gebruik van de cruisecontrol op hellingen
De versnellingsbak schakelt op hellingen moge-
lijk terug om de ingestelde snelheid van de auto
te handhaven.
OPMERKING:
De cruisecontrol houdt de snelheid op hel-
lingen en bij afdalingen constant. Een kleine
snelheidsverandering op lichte hellingen is
normaal.
Op steile berghellingen kan de snelheid veel
hoger of lager worden, waardoor het in die
gevallen beter is om zonder cruisecontrol te
rijden.
WAARSCHUWING!
De cruisecontrol kan gevaarlijk zijn in situa-
ties waar het systeem geen constante snel-
heid kan aanhouden. Uw auto kan gezien de
omstandigheden te snel gaan, waardoor u
de controle over de auto kunt verliezen en
mogelijk een ongeval veroorzaakt. Gebruik
de cruisecontrol nooit in druk verkeer of op
bochtige, beijzelde, besneeuwde of anders-
zins gladde wegen.
ADAPTIEVE CRUISECONTROL
(ACC) — INDIEN AANWEZIG
Adaptieve cruisecontrol (ACC) vergroot het ge-
bruiksgemak van de cruisecontrol tijdens het
rijden op autosnelwegen en andere hoofdwe-
gen. Het is echter geen veiligheidssysteem en
draagt niet bij aan het voorkomen van ongeval-
len.Met ACC kunt u de cruisecontrol ingeschakeld
houden in lichte tot matige verkeersdrukte zon-
der dat u voortdurend uw cruisecontrol opnieuw
hoeft in te stellen. ACC maakt gebruik van een
radarsensor en een naar voren gerichte camera
ontworpen om direct voor u rijdende voertuigen
te detecteren.
OPMERKING:
•
Als de sensor geen voor u rijdend voer-
tuig detecteert, houdt ACC een vaste in-
gestelde snelheid aan.
• Wanneer de ACC-sensor een voor u rij-
dend voertuig detecteert, zorgt ACC dat
uw auto automatisch iets afremt of ver-
snelt (maximaal tot de oorspronkelijk in-
gestelde snelheid) om een vooraf inge-
stelde volgafstand aan te houden, waarbij
de snelheid wordt aangepast aan de snel-
heid van uw voorligger.
129
Page 134 of 420

WAARSCHUWING!
•Adaptieve cruisecontrol (ACC) is een sys-
teem voor meer gebruiksgemak. Het is
geen systeem dat de taken en verantwoor-
delijkheden van de bestuurder overneemt.
De bestuurder blijft te allen tijde verant-
woordelijk voor het aanpassen van zijn of
haar rijstijl aan de weg-, verkeers- en
weersomstandigheden, rijsnelheid, af-
stand tot de voorligger en - als belangrijk-
ste - het bedienen van de remmen voor
veilig gebruik van de auto onder alle om-
standigheden. Veilig autorijden vereist al-
tijd uw volle aandacht. Het negeren van
deze waarschuwingen kan een aanrijding
en ernstig of zelfs dodelijk letsel tot gevolg
hebben.
• Het ACC-systeem:
• Reageert niet op voetgangers, tege-
moetkomend verkeer, en stilstaande
objecten (bijv. stilstaande voertuigen
in een file).
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
•Houdt geen rekening met weg-,
verkeers- en weersomstandigheden
en kent soms beperkingen als gevolg
van slecht zicht.
• Herkent niet altijd complexe rijom-
standigheden, wat kan leiden tot on-
juiste of ontbrekende afstandswaar-
schuwingen.
• Kan slechts maximaal 40% van het
remvermogen van uw auto aanspre-
ken en kan derhalve uw auto niet
volledig tot stilstand brengen.
WAARSCHUWING!
U dient het ACC-systeem uit te schakelen:
•Tijdens het rijden bij mist, zware regenval,
zware sneeuwval, natte sneeuw, druk ver-
keer en complexe rijomstandigheden (bijv.
bij wegwerkzaamheden).
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
•Tijdens het oprijden van op- en afritten van
snelwegen, het rijden op bochtige, be-
ijzelde, besneeuwde, anderszins gladde
wegen, of op steile hellingen of afdalingen.
• Tijdens het rijden met een aanhanger op
steile hellingen of afdalingen.
• Als veilig rijden met een constante snel-
heid door de omstandigheden niet moge-
lijk is.
Het negeren van deze waarschuwingen kan
een aanrijding en ernstig of zelfs dodelijk
letsel tot gevolg hebben.
Het cruisecontrolsysteem biedt twee bedrijfs-
modi:
• De modus Adaptieve cruisecontrol, die zorgt
dat een veilige afstand tussen voertuigen
wordt aangehouden.
• De modus Normale cruisecontrol (vaste snel-
heid) voor rijden met een constante, vooraf
ingestelde snelheid. Raadpleeg de paragraaf
130
Page 135 of 420

"Modus Normale cruisecontrol (vaste snel-
heid)"in dit hoofdstuk voor meer informatie
hierover.
OPMERKING:
De normale cruisecontrol (vaste snelheid)
reageert in deze modus niet op voorliggers.
Zorg dat u zich tijdens het rijden bewust
bent van de gekozen modus.
U kunt de modus wijzigen met de knoppen voor
de cruisecontrol. De twee bedrijfsmodi werken
op verschillende manieren. Controleer altijd
welke modus u hebt gekozen.
Bediening van adaptieve
cruisecontrol (ACC)
U bedient het ACC-systeem met de knoppen
voor de cruisecontrol (die zich aan de rechter-
zijde van het stuur bevinden). OPMERKING:
Eventuele wijzigingen aan het chassis, de
wielophanging of de bandenmaat zijn van
invloed op de prestaties van de adaptieve
cruisecontrol.
Adaptieve cruisecontrol (ACC)
activeren
ACC kan alleen worden geactiveerd als de auto
een snelheid heeft van meer dan 30 km/u
(19 mph).
Wanneer het systeem is ingeschakeld en zich in
de READY-status (status gereed) bevindt, toont
het elektronische voertuiginformatiecentrum
(EVIC) de melding
"ACC Ready"(Adaptieve
cruisecontrol gereed).
Wanneer het systeem is uitgeschakeld, toont
het EVIC de melding "Adaptive Cruise Control
(ACC) OFF" (Adaptieve cruisecontrol (ACC)
uitgeschakeld).
Knoppen voor adaptieve cruisecontrol
1 — NORMALE CRUISECONTROL (VASTE
SNELHEID) AAN/UIT
2 — SET+
3 — RES
4 — SET-
5 — AFSTAND INSTELLEN — VERGROTEN
6—
ADAPTIEVE CRUISECONTROL (ACC) AAN/UIT7 — AFSTAND INSTELLEN — VERKLEINEN
8 — CANC
131
Page 136 of 420

OPMERKING:
Onder de volgende omstandigheden kunt u
ACC niet inschakelen:
•Indien in vierwielaandrijving Low.
• Als u de remmen bedient.
• Als de handrem is ingeschakeld.
• Als de automatische versnellingsbak in
de stand PARK, REVERSE of NEUTRAL
staat.
• Als de voertuigsnelheid buiten het snel-
heidsbereik ligt.
• Als de remmen oververhit zijn.
ActiverenDruk kort op de AAN/UIT-knop van de adap-
tieve cruise control (ACC). Het ACC-menu in
het EVIC geeft "ACC gereed"weer. Om het systeem uit te schakelen, drukt u nog-
maals kort op de AAN/UIT-knop van de adap-
tieve cruise control (ACC). Het systeem wordt
dan uitgeschakeld en het EVIC geeft de mel-
ding
"Adaptive Cruise Control (ACC) Off" (adap-
tieve cruisecontrol uitgeschakeld) weer.
WAARSCHUWING!
Het is gevaarlijk om de adaptieve cruisecon-
trol (ACC) ingeschakeld te laten wanneer u
deze niet gebruikt. U kunt het systeem dan
per ongeluk instellen en sneller rijden dan u
wilt. U zou de macht over het stuur kunnen
verliezen en een aanrijding kunnen veroor-
zaken. Laat het systeem altijd uitgeschakeld
als u het niet gebruikt.
Adaptive Cruise Control (ACC) Ready
(adaptieve cruisecontrol gereed)Adaptive Cruise Control OFF (adaptieve cruisecontrol uitgeschakeld)
132
Page 137 of 420

Gewenste ACC-snelheid instellenWanneer de auto de gewenste snelheid bereikt,
drukt u kort op de knop SET+of op knop de
SET -. Het EVIC toont de ingestelde snelheid.
Als het systeem wordt ingesteld op een rijsnelheid
lager dan 32 km/u (20 mph), zal de ingestelde
snelheid automatisch veranderen in 32 km/u
(20 mph). Als het systeem wordt ingesteld op een
rijsnelheid hoger dan 32 km/u (20 mph), zal de
ingestelde snelheid overeenkomen met de hui-
dige snelheid van het voertuig.
OPMERKING:
ACC kan niet worden ingesteld als zich een
stilstaand voertuig vlak vóór uw voertuig
bevindt.
Neem uw voet van het gaspedaal. Doet u dat
niet, dan kan de auto blijven versnellen tot
voorbij de ingestelde snelheid. Als dat gebeurt:
•Verschijnt de melding "DRIVER OVERRIDE"
(ingreep door bestuurder) op het EVIC.
• Regelt het systeem niet langer de afstand
tussen uw auto en uw voorligger. Wordt de
voertuigsnelheid alleen bepaald door de
stand van het gaspedaal.
AnnulerenDe volgende omstandigheden annuleren het
systeem:
•Het rempedaal wordt ingetrapt.
• U trapt het rempedaal in.
• U drukt op de schakelaar CANCEL.
• Het ABS-systeem wordt geactiveerd.
• Een antislingerregeling (TSC)-gebeurtenis
optreedt.
• De versnellingsbak in de stand NEUTRAL
wordt gezet.
•
Het elektronisch stabiliteitsregelsysteem/
tractieregelsysteem (ESP/ASR) wordt geacti-
veerd.
• De handrem wordt aangetrokken.
• De veiligheidsgordel van de bestuurder
wordt losgemaakt bij lage snelheden.
• Het bestuurdersportier wordt geopend bij
lage snelheden.
• De bestuurder schakelt ESP naar de volledig
uitgeschakelde modus. OPMERKING:
Als ACC wordt hervat of ingesteld terwijl
ESP/ASR is uitgeschakeld, zal ESP automa-
tisch opnieuw worden ingeschakeld.
UitschakelenHet systeem wordt uitgeschakeld en wist de
ingestelde snelheid uit het geheugen als u:
•
Op de AAN/UIT-knop van de adaptieve
cruise control (ACC) drukt.
• Op de AAN/UIT-knop van de normale cruise-
control (vaste snelheid) drukt.
• De contactschakelaar in de stand OFF zet.
• Schakelt naar vierwielaandrijving Low.
HervattenAls er een ingestelde snelheid in het geheugen
is, drukt u op de knop RES (hervatten) en haalt
u daarna uw voet van het gaspedaal af. Het
EVIC toont de laatst ingestelde snelheid.
133
Page 138 of 420

OPMERKING:
U kunt ACC hervatten vanaf een minimum-
snelheid van 30 km/u (19 mph).
WAARSCHUWING!
U dient de Resume-functie alleen te gebrui-
ken als de verkeers- en wegomstandigheden
dat toestaan. Terugkeren naar een inge-
stelde snelheid die te hoog of te laag is voor
de verkeers- of wegomstandigheden kan tot
gevaarlijke situaties leiden doordat de auto
teveel versnelt of afremt. Het negeren van
deze waarschuwingen kan een aanrijding en
ernstig of zelfs dodelijk letsel tot gevolg
hebben.
Ingestelde snelheid aanpassenWanneer ACC is ingesteld, kunt u de ingestelde
snelheid verhogen door op de knop SET+te
drukken. Als u eenmaal op de knop SET
+drukt, wordt
de ingestelde snelheid verhoogd met 1 km/u
(1 mph). Telkens wanneer u opnieuw kort op de
knop drukt, wordt de snelheid met 1 km/u
(1 mph) verhoogd.
Als u de knop SET +ingedrukt houdt, blijft de
ingestelde snelheid toenemen in stappen van
5 km/u (5 mph) totdat u de knop loslaat. Het
EVIC toont de snelheidstoename.
Wanneer ACC is ingesteld, kunt u de ingestelde
snelheid verlagen door op de knop SET -te
drukken.
Als u eenmaal op de knop SET -drukt, wordt de
ingestelde snelheid verhoogd met 1 km/u
(1 mph). Telkens wanneer u opnieuw kort op de
knop drukt, wordt de snelheid met 1 km/u
(1 mph) verlaagd.
Als u de knop SET -ingedrukt houdt, blijft de
ingestelde snelheid dalen in stappen van
5 km/u (5 mph) totdat u de knop loslaat. Het
EVIC toont de snelheidsafname. OPMERKING:
•
Als u harder rijdt dan de ingestelde snel-
heid en op de knop SET + of op de knop
SET - drukt, wordt de huidige snelheid
van het voertuig de ingestelde snelheid
van het systeem.
• Wanneer u de toets SET - gebruikt om de
snelheid te verlagen, maar de auto door
het afremmen op de motor onvoldoende
vertraagt om de ingestelde snelheid te
bereiken, zal de auto automatisch worden
afgeremd door remsysteem.
• Het ACC-systeem remt de auto af bij het
volgen van het voorliggende voertuig en
zal de remmen gedurende 2 seconden
vasthouden nadat het voertuig volledig
stilstaat en ze vervolgens loslaten.
134
Page 139 of 420

•Het ACC-systeem handhaaft de inge-
stelde rijsnelheid als u op een helling of
afdaling rijdt. Een kleine snelheidsveran-
dering op lichte hellingen is echter nor-
maal. Tijdens het rijden op een helling of
afdaling kan de transmissie terugschake-
len. Dit is normaal en noodzakelijk om de
ingestelde rijsnelheid aan te houden. Bij
het rijden bergopwaarts en bergafwaarts
zal het ACC-systeem worden uitgescha-
keld als de temperatuur van de remmen
hoger wordt dan het normale bereik
(oververhit).
Volgafstand instellen in ACCDe volgafstand voor de ACC kan worden inge-
steld door de instelling van de volgafstand te
variëren tussen vier balken (grootst), drie bal-
ken (groot), twee balken (normaal) en één balk
(klein). Aan de hand van deze instelwaarde
voor de volgafstand en de rijsnelheid berekent
ACC de afstand tot uw voorligger. Deze afstand
wordt ingesteld. De instelling van de volgaf-
stand wordt getoond op het EVIC.
Om de instelling van de volgafstand te verho-
gen, drukt u kort op de knop Afstand Instellen —
Ingestelde volgafstand 4 balken (grootst)
Ingestelde volgafstand 3 balken (groot)
Ingestelde volgafstand 2 balken (normaal)
Ingestelde volgafstand 1 balk (klein)
135
Page 140 of 420

Verhogen. Telkens wanneer de knop wordt in-
gedrukt, wordt de instelling van de volgafstand
verhoogd met één balk (groter).
Om de instelling van de volgafstand te verla-
gen, drukt u kort op de knop Afstand Instellen —
Verlagen. Telkens wanneer de knop wordt inge-
drukt, wordt de instelling van de volgafstand
verlaagd met één balk (kleiner).
Als er geen voertuig voor u rijdt, houdt uw auto
de ingestelde snelheid aan. Als een langzamer
rijdend voertuig op dezelfde rijstrook wordt ge-
detecteerd, toont het EVIC het pictogram voor
een gedetecteerd voertuig, waarna het systeem
de rijsnelheid automatisch aanpast om de inge-
stelde volgafstand te handhaven, ongeacht de
ingestelde snelheid.
Uw auto handhaaft dan de ingestelde volgaf-
stand totdat:
•Het voorliggende voertuig versnelt tot een
waarde die hoger ligt dan de ingestelde
rijsnelheid.
• Het voorliggende voertuig naar een andere
rijbaan gaat of buiten het bereik van de
sensor komt. •
Het voorliggende voertuig gedurende langer
dan 2 seconden tot stilstand 0 km/u (0 mph)
vertraagt en het systeem automatisch wordt
uitgeschakeld.
• De instelling van de volgafstand wordt
gewijzigd.
• Het systeem wordt uitgeschakeld. (Zie de
informatie over het activeren van de ACC.)
Het maximale remvermogen van de ACC is
beperkt, maar indien nodig kunt u altijd zelf
bijremmen.
OPMERKING:
De remlichten gaan branden als het ACC-
systeem de auto afremt.
Er wordt een naderingswaarschuwing weerge-
geven wanneer de ACC voorspelt dat het maxi-
male remvermogen onvoldoende is om de in-
gestelde afstand te handhaven. In een
dergelijke situatie knippert de visuele waar-
schuwing "BRAKE"(remmen) op het EVIC en
klinkt er een geluidssignaal, terwijl de ACC het
maximale remvermogen gebruikt. U dient dan onmiddellijk te remmen om een
veilige afstand tot uw voorligger te handhaven.
InhaalhulpTijdens het rijden met ingeschakelde ACC en
het volgen van een doelauto, biedt het systeem
extra acceleratie om te helpen voorliggende
voertuigen in te halen. Deze extra acceleratie
wordt geactiveerd wanneer de bestuurder de
richtingaanwijzer naar links inschakelt. Op
plaatsen waar het verkeer links rijdt, is de
inhaalhulp alleen actief bij het links inhalen van
de doelauto.
Remwaarschuwing
136