lock JEEP GRAND CHEROKEE 2014 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: JEEP, Model Year: 2014, Model line: GRAND CHEROKEE, Model: JEEP GRAND CHEROKEE 2014Pages: 420, PDF Size: 2.68 MB
Page 20 of 420

OPMERKING:
Als de Sentry Key® startonderbreker moet
worden gerepareerd, dient u alle sleutels
van de auto mee te brengen naar de erkende
dealer.
Sleutels laten programmerenSleutelhouders of afstandsbedieningen kunnen
worden geprogrammeerd door een erkende
dealer.
Algemene informatieSentry Key® werkt op een draaggolffrequentie
van 433,92 MHz. De Sentry Key® startonder-
breker wordt gebruikt in de volgende Europese
landen waarvoor richtlijn 1999/5/EG geldt: Bel-
gië, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk,
Griekenland, Groot-Brittannië, Hongarije, Ier-
land, Italië, Joegoslavië, Luxemburg, Neder-
land, Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Portugal,
Roemenië, Rusland, Slovenië, Spanje, Tsje-
chië, Zweden en Zwitserland.
De werking moet voldoen aan de volgende
voorwaarden:
•De apparatuur mag geen schadelijke interfe-
rentie veroorzaken. •
De apparatuur moet eventuele ontvangen
interferentie tolereren, ook interferentie die
mogelijk een ongewenste werking veroor-
zaakt.
PREMIUM ALARMSYSTEEM —
INDIEN AANWEZIG
Het premium alarmsysteem bewaakt de portie-
ren, de motorkapvergrendeling, het klapraam
van de achterklep en de achterklep tegen on-
bevoegde toegang en de contactschakelaar op
onbevoegde bediening. Het systeem maakt te-
vens gebruik van een inbraaksensor met dub-
bele functie en een voertuigkantelsensor. De
inbraaksensor bewaakt tegen beweging in het
interieur van de auto. De voertuigkantelsensor
bewaakt de auto tegen kantelbewegingen
(wegslepen, wielen verwijderen, veerbootver-
voer, enz.). Een sirene met noodstroomvoorzie-
ning, die onderbrekingen van de voeding en
communicatie detecteert, is tevens inbegrepen.
Als een perimeter wordt overschreden, wordt
het beveiligingssysteem geactiveerd, waarna
de sirene 30 seconden en de buitenverlichting
gaat knipperen, gevolgd door vijf seconden waarin er geen activiteit is. Indien het alarm niet
wordt uitgeschakeld, gaat dit 8 cycli zo door.
Alarm inschakelenVolg deze stappen voor het inschakelen van het
alarmsysteem:
1. Verwijder de sleutel uit de contactschakelaar
(raadpleeg de paragraaf
"Startprocedures"in
het hoofdstuk "Starten en rijden" voor meer
informatie hierover).
• Als uw auto is uitgerust met Keyless Enter-N-
Go™, controleer dan of de contactschakelaar in
de stand OFF staat.
• Indien uw auto niet is uitgerust met Keyless
Enter-N-Go™, controleer dan of de contact-
schakelaar in de stand OFF staat en de sleutel
is verwijderd uit de contactschakelaar.
2. Sluit de auto op een van de volgende ma-
nieren af:
• Druk op LOCK op de schakelaar voor de
centrale portiervergrendeling in het interieur ter-
wijl de bestuurders- en/of passagiersportier is
geopend.
16
Page 21 of 420

•Druk op de vergrendelknop op de Passive
Entry-portiergreep aan de buitenzijde, terwijl
een geldige sleutelhouder zich ook aan buiten-
zijde bevindt (raadpleeg de paragraaf "Keyless
Enter-N-Go™" in het hoofdstuk "Uw auto"voor
meer informatie hierover).
• Druk op vergrendelknop op de afstandsbedie-
ning.
3. Sluit eventuele geopende portieren.
OPMERKING:
• Nadat het alarmsysteem is ingeschakeld,
blijft het ingeschakeld totdat u het uit-
schakelt door een van de beschreven uit-
schakelmethoden te volgen. Als de elek-
trische voeding wegvalt nadat het
alarmsysteem is ingeschakeld, moet u het
systeem uitschakelen nadat de voeding is
hersteld om te voorkomen dat het alarm
afgaat.
• De ultrasone inbraaksensor (bewegings-
detector) bewaakt uw auto actief elke keer
wanneer u het alarmsysteem inschakelt.
Als u dat wenst, kunt u de ultrasone
inbraaksensor uitschakelen wanneer het alarmsysteem wordt ingeschakeld. Om
dit te doen, drukt u drie keer op de ver-
grendelknop van de afstandsbediening
binnen 15 seconden nadat het systeem is
ingeschakeld (terwijl het controlelampje
van alarmsysteem snel knippert).
Alarm uitschakelenHet alarmsysteem kan op de volgende manie-
ren worden uitgeschakeld:
•
Druk op de ontgrendelknop op de afstands-
bediening.
• Pak de Passive Entry Unlock-portiergreep
vast (indien aanwezig, raadpleeg de para-
graaf "Keyless Enter-N-Go" in het hoofdstuk
"Uw auto" voor meer informatie hierover).
• Draai de contactschakelaar uit de stand OFF.
• Als uw auto is uitgerust met Keyless Enter-
N-Go, druk dan op Start/Stop-knop van
Keyless Enter-N-Go (hiertoe dient mini-
maal één geldige sleutelhouder aanwezig
te zijn in de auto).
• Wanneer uw auto niet is uitgerust met
Keyless Enter-N-Go, steek dan een gel- dige sleutel in de contactschakelaar en
draai de sleutel naar de stand ON.
OPMERKING:
• Het alarmsysteem kan niet worden in- of
uitgeschakeld via de slotcilinder van het
bestuurdersportier of de achterklepknop
op de afstandsbediening.
• Het alarmsysteem blijft actief wanneer de
elektrisch bediende achterklep wordt ge-
opend. Als u op de achterklepknop drukt,
wordt het alarmsysteem niet uitgescha-
keld. Als iemand de auto binnendringt via
de achterklep en een portier opent, gaat
het alarm af.
• Als het alarmsysteem is geactiveerd, kunt
u de portieren niet ontgrendelen met de
schakelaars voor de centrale portierver-
grendeling in het interieur.
• De ultrasone inbraaksensor (bewegings-
detector) bewaakt uw auto actief elke keer
wanneer u het alarmsysteem inschakelt.
Als u dat wenst, kunt u de ultrasone
inbraaksensor uitschakelen wanneer het
alarmsysteem wordt ingeschakeld. Om
17
Page 28 of 420

•Als u de portieren ontgrendelt door mid-
del van de portiergrepen met Passive En-
try, maar NIET aan de portiergrepen trekt,
zullen de portieren na 60 seconden auto-
matisch worden vergrendeld.
Ontgrendelen vanaf de bestuurderszijde:
Houd een geldige afstandsbediening met Pas-
sive Entry binnen 1,5 m (5 ft) van de handgreep
van het bestuurdersportier en pak deze hand-
greep vast om het bestuurdersportier automa-
tisch te ontgrendelen. De vergrendelknop aan
de binnenzijde van het portier komt omhoog
wanneer het portier wordt ontgrendeld. OPMERKING:
Als
Unlock All Doors On 1st Press (alle
portieren ontgrendelen met één druk op de
ontgrendelknop) is geprogrammeerd, wor-
den alle portieren ontgrendeld wanneer u de
handgreep van het bestuurdersportier vast-
pakt. Raadpleeg de paragraaf Uconnect®
instellingen in het hoofdstuk Het instru-
mentenpaneel voor meer informatie over de
keuze tussen bestuurdersportier ontgren-
delen met eerste druk op de ontgrendel-
knop enalle portieren ontgrendelen met
eerste druk op de ontgrendelknop .
Ontgrendelen vanaf de passagierszijde:
Houd een bijbehorende afstandsbediening met
Passive Entry op minder dan 1,5 m van de
handgreep van het voorste passagiersportier
en pak deze handgreep vast om alle vier de
portieren en de achterklep automatisch te ont-
grendelen. De vergrendelknop aan de binnen-
zijde van het portier komt omhoog wanneer het
portier wordt ontgrendeld. OPMERKING:
Alle portieren worden ontgrendeld wanneer
de handgreep van het voorste passagiers-
portier wordt vastgepakt, ongeacht de voor-
keursinstelling van de portierontgrendeling
(Unlock Driver Door 1st press
(bestuur-
dersportier ontgrendelen met één druk op
de ontgrendelknop) of Unlock All Doors On
1st Press (alle portieren ontgrendelen met
één druk op de ontgrendelknop)).
Voorkomen dat de afstandsbediening met
Passive Entry per ongeluk in de auto wordt
ingesloten
Om te voorkomen dat een afstandsbediening
met Passive Entry per ongeluk wordt ingesloten
in de auto, is het Passive Entry-systeem uitge-
rust met een automatische portierontgrende-
lingsfunctie, die in werking treedt wanneer de
contactschakelaar in de stand OFF staat.
Als een van de autoportieren is geopend en de
schakelaar in het bekledingspaneel wordt be-
diend om de auto af te sluiten, zal het voertuig-
systeem na het sluiten van alle portieren con-
troleren of er binnen of buiten de auto geldige
afstandsbedieningen met Passive Entry aanwe-
Pak de portiergreep vast om te ontgrendelen
24
Page 29 of 420

zig zijn. Wanneer een van afstandsbedieningen
met Passive Entry wordt gedetecteerd binnen in
de auto en er geen andere geldige afstandsbe-
dieningen met Passive Entry worden gedetec-
teerd buiten de auto, ontgrendelt het Passive
Entry-systeem automatisch alle portieren en zal
er drie keer een claxonsignaal klinken (bij de
derde poging worden ALLE portieren vergren-
deld en kan de afstandsbediening met Passive
Entry worden ingesloten in de auto).
Achterklep ontgrendelen/openen
De ontgrendelfunctie voor de achterklep van
Passive Entry is ingebouwd in de elektronische
handgreep van de achterklep. Met een geldige
afstandsbediening met Passive Entry binnen
1,0 m (3 ft) van de achterklep, drukt u op de
elektronische handgreep van de achterklep om
de achterklep elektrisch te openen bij voertui-
gen die zijn uitgerust met een elektrisch be-
diende achterklep. Druk op de elektronische
handgreep van de achterklep en til hem op bij
voertuigen met een handbediende achterklep.OPMERKING:
Als het voertuig ontgrendeld is kan de ach-
terklep met de handgreep worden geopend
zonder dat de afstandsbediening vereist is.
Achterklep vergrendelen
Met een geldige afstandsbediening met Pas-
sive Entry binnen 1,0 m (3 ft) van de achterklepdrukt u op de vergrendelknop met Passive
Entry die zich rechts naast de elektronische
handgreep van de achterklep bevindt.
OPMERKING:
De vergrendelknop op de achterklep met
Passive Entry vergrendelt alleen de achter-
klep, terwijl de functie voor het ontgrende-
len van de achterklep is ingebouwd in de
elektronische handgreep van de achterklep.
OPMERKING:
Als
Unlock All Doors On 1st Press (alle
portieren ontgrendelen met één druk op de
ontgrendelknop) is geprogrammeerd in het
EVIC, worden alle portieren ontgrendeld
wanneer u op de knop op de achterklep
drukt. Als Unlock All Doors On 1st Press
(alle portieren ontgrendelen met één druk op
de ontgrendelknop) is geprogrammeerd in
Uconnect®, wordt de achterklep ontgren-
deld wanneer u op de knop op de achterklep
drukt. Raadpleeg Uconnect®in het hoofd-
stuk Het instrumentenpaneel voor meer
informatie hierover.
Locatie van de Passive Entry/vergrendelknop
1 - Elektronische ont-
grendelschakelaar 2 - Locatie van de ver-
grendelknop
25
Page 34 of 420

De elektrisch bediende achterklep kan ook wor-
den geopend of gesloten door op de achterklep-
knop op de dakconsole voorin te drukken, of
kan worden gesloten door op de achterklep-
knop in het bekledingspaneel linksachter, vlak-
bij de opening van de achterklep, te drukken.
Door eenmaal op de achterklepknop in het
bekledingspaneel linksachter te drukken gaat
alleen de achterklep dicht. Deze knop kan niet
worden gebruikt om de achterklep te openen.
Als u tweemaal op de achterklepknop van de
afstandsbediening drukt, knipperen de richting-
aanwijzers tweemaal om aan te geven dat de
achterklep wordt geopend of gesloten (indien
Flash Lamps with Lock (Verlichting knippert bij
vergrendelen) is ingeschakeld in de EVIC) en
klinken de pieptonen van de achterklep. Raad-
pleeg"Uconnect®" in het hoofdstuk "Het instru-
mentenpaneel" voor meer informatie hierover.
OPMERKING:
• In geval van een onderbreking in de elek-
trische voeding naar de achterklep kan
een noodontgrendeling van de achter-
klepvergrendeling worden gebruikt om de
achterklep te openen. Toegang tot de noodontgrendeling van de achterklepver-
grendeling wordt verkregen via een klikaf-
dekking in het bekledingspaneel van de
achterklep.
• Als de achterklep gedurende een lange
tijd geopend blijft, kan het noodzakelijk
zijn de achterklep handmatig te sluiten
om de werking van de elektrisch bediende
achterklep terug te stellen.
WAARSCHUWING!
Tijdens het elektrisch bedienen bestaat er
risico van letsel of materiële schade. Zorg
ervoor dat de baan van de elektrisch be-
diende achterklep vrij is van obstakels. Con-
troleer voordat u gaat rijden of de achterklep
is gesloten en vergrendeld.
OPMERKING:
• De knoppen voor de elektrisch bediende
achterklep werken niet wanneer het voer-
tuig in een versnelling staat of de rijsnel-
heid hoger is dan 0 km/u (0 mph). •
De elektrische bediening van de achter-
klep werkt niet bij temperaturen onder
30 °C ( 22 °F) of boven 65 °C (150 °F).
Verwijder eventueel sneeuw of ijs vanaf
de achterklep voordat u op een schake-
laar voor de elektrisch bediende achter-
klep drukt.
• Wanneer een of ander obstakel de elek-
trisch bediende achterklep hindert bij het
openen of sluiten, beweegt de klep auto-
matisch in de omgekeerde richting, als
het obstakel voldoende weerstand biedt.
• Aan de zijkanten van de achterklep zijn
beknellingsensoren aangebracht. Wan-
neer er lichte druk op deze strips wordt
uitgeoefend, beweegt de achterklep terug
naar de geopende stand.
• De elektrisch bediende achterklep moet in
de volledig geopende stand staan om de
sluitknop voor de achterklep in het
bekledingspaneel linksachter, vlakbij de
opening van de achterklep, te laten wer-
ken. Als de achterklep niet volledig ge-
opend is, drukt u op de achterklepknop
op de sleutelhouder om de achterklep
30
Page 52 of 420

De zijairbags worden niet bij alle zijdelingse
botsingen opgeblazen. Het opblazen van de
zijairbags is afhankelijk van de ernst en aard
van de aanrijding.
Omdat airbagsensoren de vertraging van het
voertuig in de loop van de tijd meten, zijn de
snelheid van het voertuig en de schade op
zichzelf geen goede indicatoren voor de nood-
zaak van het wel of niet opblazen van een
airbag.
Veiligheidsgordels zijn bij alle ongevallen nood-
zakelijk voor uw bescherming en om uw li-
chaam in de juiste positie te houden, uit de
buurt van een airbag die wordt opgeblazen.
De controller van het beveiligingssysteem voor
inzittenden bewaakt de gereedheid van de elek-
tronische onderdelen van het airbagsysteem
wanneer de contactschakelaar in de stand
START of ON/RUN staat. Als de sleutel zich in
de stand LOCK, in de stand ACC of niet in het
contactslot bevindt, is het airbagsysteem niet
ingeschakeld en zullen de airbags niet worden
opgeblazen.
De controller van het beveiligingssysteem voor
inzittenden beschikt over een reservevoeding,waardoor de airbags ook geactiveerd kunnen
worden wanneer de accu leeg is of is losgekop-
peld.
De controller van het beveiligings-
systeem voor inzittenden schakelt
ook het waarschuwingslampje voor
het airbagsysteem op het instru-
mentenpaneel in voor een zelftest
gedurende vier tot acht seconden, wanneer het
contact voor het eerst in de stand ON/RUN
wordt gezet. Na de zelftest gaat het waarschu-
wingslampje voor het airbagsysteem uit. Als de
controller van het beveiligingssysteem voor in-
zittenden een storing in het systeem detecteert,
gaat het waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem knipperen of continu branden. Een
enkel geluidssignaal klinkt als het lampje gaat
branden na de eerste keer starten.
De module bevat ook diagnosefuncties die het
waarschuwingslampje voor het airbagsysteem
in de instrumentengroep laten branden wan-
neer een storing wordt geconstateerd die het
airbagsysteem zou kunnen beïnvloeden. De
diagnose meldt eveneens de aard van het
defect.WAARSCHUWING!
Wanneer u het waarschuwingslampje voor
het airbagsysteem op het instrumentenpa-
neel negeert, kan dat betekenen dat de
airbags u bij een aanrijding niet beschermen.
Als het lampje niet gaat branden tijdens de
gloeilampcontrole wanneer u de contactsleu-
tel omdraait, blijft branden nadat u de auto
hebt gestart of gaat branden tijdens het
rijden, dient u het defect onmiddellijk door uw
erkende dealer te laten repareren.
Opblaasmodules voor de geavanceerde
frontairbag aan bestuurders- en
passagierszijde
De opblaasmodules voor de geavanceerde
frontairbags aan bestuurders- en passagiers-
zijde bevinden zich in het midden van het
stuurwiel en aan de rechterzijde van het instru-
mentenpaneel. De controller van het beveili-
gingssysteem voor inzittenden zendt een sig-
naal naar de opblaasmodules wanneer een
botsing wordt gedetecteerd waarbij de geavan-
ceerde frontairbags moeten worden geacti-
48
Page 193 of 420

ten van dit type worden vervolgens opgeslagen
(zolang de oorzaak waardoor ze zijn geacti-
veerd blijft bestaan) en kunnen opnieuw worden
bekeken via de optie"Messages"(berichten) in
het hoofdmenu. Zolang een opgeslagen bericht
aanwezig is, wordt de letter "i"getoond in de
kompas-/buitentemperatuurregel van het EVIC.
Voorbeelden van dit type bericht zijn "Right
Front Turn Signal Lamp Out" (rechter richting-
aanwijzer vóór defect) en "Low Tire Pressure"
(bandenspanning laag).
• Niet-opgeslagen berichten
Deze berichten worden weergegeven totdat de
oorzaak waardoor het bericht is geactiveerd is
verholpen. Voorbeelden van dit type bericht zijn
"Turn Signal On" (richtingaanwijzer aan, als een
richtingaanwijzer niet is uitgeschakeld) en
"Lights On" (lampen aan, als de bestuurder
uitstapt).
• Niet-opgeslagen berichten tot RUN
Deze berichten gaan hoofdzakelijk over de op
afstand bediende startfunctie. Deze berichten
worden weergegeven totdat de contactschake-
laar in de stand RUN wordt gezet. Voorbeelden van dit type berichten zijn:
"Remote Start Abor-
ted - Door Ajar" (Starten op afstand afgebroken
- Portier open) en "Press Brake Pedal and Push
Button to Start" (Trap rempedaal in en druk op
knop om te starten).
• Niet-opgeslagen berichten met vijf-
seconden-weergave
Zodra ze van toepassing zijn, worden deze
berichten gedurende vijf seconden in het hoofd-
scherm weergegeven, waarna opnieuw het vo-
rige scherm wordt getoond. Een voorbeeld van
dit type bericht is "Automatic High Beams On"
(Automatisch grootlicht aan).
Indicator voor olieverversingOlieverversing vereist
Uw auto is uitgerust met een indicator voor
olieverversing. De melding "Oil Change Re-
quired" (olie verversen) knippert ongeveer 10
seconden in het EVIC-scherm na één geluids-
signaal om de volgende oliebeurt aan te geven.
De indicator voor olieverversing is gebaseerd
op de belasting van de motor, wat betekent dat
de periodieke oliebeurten afhankelijk zijn van
uw persoonlijke rijstijl. Als u deze melding niet reset dan wordt het
iedere keer dat u de contactschakelaar op
ON/RUN draait of op ON/RUN zet met Keyless
Enter-N-Go™ weergegeven. Om het bericht
tijdelijk uit te schakelen, drukt u kort op de knop
MENU. Om de indicator voor olieverversing (na
het uitvoeren van periodiek onderhoud) te re-
setten, volgt u de volgende stappen.
Auto’s met Keyless Enter-N-Go™
1. Druk op de knop ENGINE START/STOP en
zet de contactschakelaar in de stand ON/RUN
zonder het rempedaal in te trappen (maar start
de motor niet.)
2. Trap binnen 10 seconden drie keer lang-
zaam het gaspedaal volledig in.
3. Druk, zonder het rempedaal in te trappen,
eenmaal op de knop ENGINE START/STOP om
de contactschakelaar terug te zetten in de stand
OFF/LOCK.
OPMERKING:
Als het indicatiebericht wordt weergegeven
wanneer u de motor start, is de indicator
voor olieverversing niet gereset. Herhaal
deze procedure indien nodig.
189
Page 194 of 420

Meldingen op het elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC)
•Front Seatbelts Unbuckled (voorste veilig-
heidsgordels niet vastgegespt)
• Driver Seatbelt Unbuckled (Bestuurdersgor-
del niet vastgegespt)
• Passenger Seatbelt Unbuckled (passagiers-
gordel niet vastgegespt)
• Service Airbag System (airbagsysteem ver-
eist onderhoud)
• Traction Control Off (traction control uit)
• Washer Fluid Low (ruitensproeiervloeistof
bijna op)
• Oil Pressure Low (oliedruk laag)
• Olieverversing vereist
• Fuel Low (brandstof laag)
• Service Antilock Brake System (antiblokkeer-
systeem vereist onderhoud)
• Service Electronic Throttle Control (elektroni-
sche gasklepregeling vereist onderhoud) •
Service Power Steering (stuurbekrachtiging
vereist onderhoud)
• Cruise Off (cruisecontrol uitgeschakeld)
• Cruise Ready (cruisecontrol gereed)
• Cruise Set To XXX MPH (cruisecontrol inge-
steld op XXX mph)
• Tire Pressure Screen With Low Tire(s) “In-
flate Tire to XX” (bandenspanning-scherm
met te lage bandenspanning(en) "band op-
pompen tot XX")
• Service Tire Pressure System (bandenspan-
ningscontrolesysteem vereist onderhoud)
•
Parking Brake Engaged (handrem inge-
schakeld)
• Brake Fluid Low (remvloeistofpeil laag)
• Service Electronic Braking System (elektro-
nisch remsysteem vereist onderhoud)
• Engine Temperature Hot (motortemperatuur
hoog)
• Battery Voltage Low (accuspanning laag)
• Service Electronic Throttle Control (elektroni-
sche gasklepregeling vereist onderhoud) •
Lights On (verlichting aan)
• Right Turn Signal Light Out (richtingaanwij-
zer rechts uit)
• Left Turn Signal Light Out (richtingaanwijzer
links uit)
• Turn Signal On (richtingaanwijzer aan)
• Vehicle Not in Park (auto niet in
parkeerstand)
• Key in ignition (sleutel in contactslot)
• Key In Ignition Lights On (sleutel in contact,
lampen aan)
• Remote Start Active Key to Run (starten op
afstand actief Sleutel voor starten)
• Remote Start Active Push Start Button (star-
ten op afstand actief Druk op startknop)
• Remote Start Aborted Fuel Low (starten op
afstand afgebroken Brandstof laag)
• Remote Start Aborted Too Cold (starten op
afstand afgebroken Te koud)
• Remote Start Aborted Door Open (starten op
afstand afgebroken Portier open)
190
Page 204 of 420

•Units (eenheden)
In dit scherm kunt u de maateenheden van het
EVIC, kilometerteller en het navigatiesysteem
(indien aanwezig) van Amerikaanse in metri-
sche eenheden veranderen en omgekeerd.
Kies US of Metric (metrisch) tot een vinkje naast
de instelling verschijnt, wat aangeeft dat de
instelling is geselecteerd. Kies de schermtoets
met de pijl naar links om naar het vorige menu
terug te keren.
• Voice Response Length (Lengte voor
reactie op spraakbediening)
In dit scherm kunt u de instelling van de Voice
Response Length (lengte gesproken berichten)
wijzigen. Om de lengte van gesproken berich-
ten te wijzigen, kiest u de schermtoets Brief
(kort) of Detailed (uitgebreid) tot het vinkje
naast de instelling verschijnt, dat aangeeft dat
de instelling is gekozen. Kies de schermtoets
met de pijl naar links om naar het vorige menu
terug te keren. •
Touch Screen Beep (pieptonen aanraak-
scherm)
In dit scherm kunt u schermtoetstonen in- of
uitschakelen. Kies de schermtoets "Touchs-
creen Beep" (toetstonen) tot een vinkje naast
de instelling verschijnt, wat aangeeft dat de
instelling is gekozen. Kies de schermtoets met
de pijl naar links om naar het vorige menu terug
te keren.
• Navigation Turn-By-Turn In Cluster (Na-
vigatie van afslag naar afslag in instrumen-
tengroep) — Indien aanwezig
Als deze functie is geselecteerd, worden exacte
aanwijzingen op het scherm weergegeven wan-
neer de auto een afslag in een geprogram-
meerde route nadert. Kies de schermtoets Na-
vigation Turn-By-Turn in Cluster (navigatie van
afslag naar afslag in instrumentengroep) tot een
vinkje naast de instelling verschijnt, dat aan-
geeft dat de instelling is gekozen. Kies de
schermtoets met de pijl naar links om naar het
vorige menu terug te keren. Clock (klok)
Nadat u de schermtoets Clock (klok) hebt ge-
kozen, zijn de volgende instellingen mogelijk.
•
Sync Time With GPS (Tijdsaanduiding
synchroniseren met GPS)
In dit scherm kunt u de tijd automatisch door de
radio laten instellen. Kies, om de gesynchroni-
seerde tijdsinstelling te wijzigen de schermtoets
"Sync Time with GPS" (tijd synchroniseren met
GPS) tot een vinkje naast de instelling ver-
schijnt, wat aangeeft dat de instelling is geko-
zen. Kies de schermtoets met de pijl naar links
om naar het vorige menu terug te keren.
• Uren instellen
In dit scherm kunt u de uren instellen. De
schermtoets "Sync Time with GPS" (tijd syn-
chroniseren met GPS) mag niet zijn geselec-
teerd. Kies de schermtoetsen + of - om het getal
van de uren te verhogen of te verlagen. Nadat
de instelling is voltooid, kiest u de schermtoets
met de pijl naar links om naar het vorige menu
terug te keren of kiest u de schermtoets X om
het instellingenscherm te sluiten.
200
Page 208 of 420

•Headlight Illumination on Approach
(Koplampen inschakelen bij nadering)
Als deze functie is geselecteerd, zullen de
koplampen worden ingeschakeld en gedurende
0, 30, 60, of 90 seconden blijven branden
wanneer de portieren worden ontgrendeld met
de afstandsbediening. Kies de schermtoets + of
- om de status van de verlichting bij nadering te
wijzigen en de gewenste tijd te selecteren. Kies
de schermtoets met de pijl naar links om naar
het vorige menu terug te keren.
• Headlights With Wipers (Koplampen in-
schakelen met ruitenwissers) — Indien
aanwezig
Als deze functie is ingeschakeld en de kop-
lampschakelaar in de stand AUTO is gezet,
gaan de koplampen na ongeveer 10 seconden
branden nadat de ruitenwissers zijn ingescha-
keld. Wanneer de koplampen via deze functie
zijn ingeschakeld, gaan ze uit wanneer u de
ruitenwissers uitschakelt. Kies de schermtoets
Headlights With Wipers (koplampen inschake-
len met ruitenwissers) tot een vinkje naast de
instelling verschijnt, dat aangeeft dat de instel- ling is gekozen. Kies de schermtoets met de pijl
naar links om naar het vorige menu terug te
keren.
•
Auto Dim High Beams (grootlicht auto-
matisch dimmen) SmartBeam™— Indien
aanwezig
Wanneer u deze functie selecteert, zal het
grootlicht onder bepaalde omstandigheden au-
tomatisch uitgeschakeld worden. Kies de
schermtoets Auto High Beams (automatisch
grootlicht) tot een vinkje naast de instelling
verschijnt, dat aangeeft dat de instelling is ge-
kozen. Kies de schermtoets met de pijl naar
links om naar het vorige menu terug te keren.
Raadpleeg "Verlichting/SmartBeam™ — Indien
aanwezig" onder"De functies van uw auto" voor
meer informatie.
• Daytime Running Lights (Daglichtlam-
pen) – indien aanwezig
Wanneer deze functie is geselecteerd, worden
bij draaiende motor de daglichtlampen inge-
schakeld. Kies de schermtoets Daytime Run-
ning Lights (daglichtlampen) tot een vinkje
naast de instelling verschijnt, dat aangeeft dat de instelling is gekozen. Kies de schermtoets
met de pijl naar links om naar het vorige menu
terug te keren.
•
Flash Headlights With Lock (Knipperen
bij vergrendelen)
Wanneer deze functie is geselecteerd, zullen de
koplampen knipperen wanneer u de portieren
vergrendelt of ontgrendelt met de afstandsbe-
diening. Deze functie kan worden geselecteerd
met of zonder claxonsignaal bij vergrendelen.
Kies de schermtoets Flash Headlights with Lock
(Knipperen bij vergrendelen) tot een vinkje
naast de instelling verschijnt, dat aangeeft dat
de instelling is gekozen. Kies de schermtoets
met de pijl naar links om naar het vorige menu
terug te keren.
Doors & Locks (portieren en sloten)
Nadat u de schermtoets Doors & Locks (portie-
ren en sloten) hebt gekozen, zijn de volgende
instellingen mogelijk.
• Automatisch portieren ontgrendelen bij
uitstappen
Wanneer u deze functie selecteert, worden alle
portieren ontgrendeld wanneer de auto stilstaat,
204