sensor JEEP GRAND CHEROKEE 2014 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: JEEP, Model Year: 2014, Model line: GRAND CHEROKEE, Model: JEEP GRAND CHEROKEE 2014Pages: 420, PDF Size: 2.68 MB
Page 15 of 420

•Kenmerken geavanceerde frontairbags ................44
• Sensoren en regeleenheden voor airbags ..............47
• Event Data Recorder (EDR) ......................52
• Kinderzitjes ................................53
•AANBEVELINGEN VOOR INRIJDEN ..................63•Aanvullende vereisten voor een dieselmotor — indien
aanwezig ..................................63
•VEILIGHEIDSTIPS .............................64•Passagiers vervoeren ..........................64
• Uitlaatgas .................................64
• Aanbevolen veiligheidscontroles in de auto ............64
• Veiligheidscontroles buiten de auto .................66
11
Page 20 of 420

OPMERKING:
Als de Sentry Key® startonderbreker moet
worden gerepareerd, dient u alle sleutels
van de auto mee te brengen naar de erkende
dealer.
Sleutels laten programmerenSleutelhouders of afstandsbedieningen kunnen
worden geprogrammeerd door een erkende
dealer.
Algemene informatieSentry Key® werkt op een draaggolffrequentie
van 433,92 MHz. De Sentry Key® startonder-
breker wordt gebruikt in de volgende Europese
landen waarvoor richtlijn 1999/5/EG geldt: Bel-
gië, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk,
Griekenland, Groot-Brittannië, Hongarije, Ier-
land, Italië, Joegoslavië, Luxemburg, Neder-
land, Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Portugal,
Roemenië, Rusland, Slovenië, Spanje, Tsje-
chië, Zweden en Zwitserland.
De werking moet voldoen aan de volgende
voorwaarden:
•De apparatuur mag geen schadelijke interfe-
rentie veroorzaken. •
De apparatuur moet eventuele ontvangen
interferentie tolereren, ook interferentie die
mogelijk een ongewenste werking veroor-
zaakt.
PREMIUM ALARMSYSTEEM —
INDIEN AANWEZIG
Het premium alarmsysteem bewaakt de portie-
ren, de motorkapvergrendeling, het klapraam
van de achterklep en de achterklep tegen on-
bevoegde toegang en de contactschakelaar op
onbevoegde bediening. Het systeem maakt te-
vens gebruik van een inbraaksensor met dub-
bele functie en een voertuigkantelsensor. De
inbraaksensor bewaakt tegen beweging in het
interieur van de auto. De voertuigkantelsensor
bewaakt de auto tegen kantelbewegingen
(wegslepen, wielen verwijderen, veerbootver-
voer, enz.). Een sirene met noodstroomvoorzie-
ning, die onderbrekingen van de voeding en
communicatie detecteert, is tevens inbegrepen.
Als een perimeter wordt overschreden, wordt
het beveiligingssysteem geactiveerd, waarna
de sirene 30 seconden en de buitenverlichting
gaat knipperen, gevolgd door vijf seconden waarin er geen activiteit is. Indien het alarm niet
wordt uitgeschakeld, gaat dit 8 cycli zo door.
Alarm inschakelenVolg deze stappen voor het inschakelen van het
alarmsysteem:
1. Verwijder de sleutel uit de contactschakelaar
(raadpleeg de paragraaf
"Startprocedures"in
het hoofdstuk "Starten en rijden" voor meer
informatie hierover).
• Als uw auto is uitgerust met Keyless Enter-N-
Go™, controleer dan of de contactschakelaar in
de stand OFF staat.
• Indien uw auto niet is uitgerust met Keyless
Enter-N-Go™, controleer dan of de contact-
schakelaar in de stand OFF staat en de sleutel
is verwijderd uit de contactschakelaar.
2. Sluit de auto op een van de volgende ma-
nieren af:
• Druk op LOCK op de schakelaar voor de
centrale portiervergrendeling in het interieur ter-
wijl de bestuurders- en/of passagiersportier is
geopend.
16
Page 21 of 420

•Druk op de vergrendelknop op de Passive
Entry-portiergreep aan de buitenzijde, terwijl
een geldige sleutelhouder zich ook aan buiten-
zijde bevindt (raadpleeg de paragraaf "Keyless
Enter-N-Go™" in het hoofdstuk "Uw auto"voor
meer informatie hierover).
• Druk op vergrendelknop op de afstandsbedie-
ning.
3. Sluit eventuele geopende portieren.
OPMERKING:
• Nadat het alarmsysteem is ingeschakeld,
blijft het ingeschakeld totdat u het uit-
schakelt door een van de beschreven uit-
schakelmethoden te volgen. Als de elek-
trische voeding wegvalt nadat het
alarmsysteem is ingeschakeld, moet u het
systeem uitschakelen nadat de voeding is
hersteld om te voorkomen dat het alarm
afgaat.
• De ultrasone inbraaksensor (bewegings-
detector) bewaakt uw auto actief elke keer
wanneer u het alarmsysteem inschakelt.
Als u dat wenst, kunt u de ultrasone
inbraaksensor uitschakelen wanneer het alarmsysteem wordt ingeschakeld. Om
dit te doen, drukt u drie keer op de ver-
grendelknop van de afstandsbediening
binnen 15 seconden nadat het systeem is
ingeschakeld (terwijl het controlelampje
van alarmsysteem snel knippert).
Alarm uitschakelenHet alarmsysteem kan op de volgende manie-
ren worden uitgeschakeld:
•
Druk op de ontgrendelknop op de afstands-
bediening.
• Pak de Passive Entry Unlock-portiergreep
vast (indien aanwezig, raadpleeg de para-
graaf "Keyless Enter-N-Go" in het hoofdstuk
"Uw auto" voor meer informatie hierover).
• Draai de contactschakelaar uit de stand OFF.
• Als uw auto is uitgerust met Keyless Enter-
N-Go, druk dan op Start/Stop-knop van
Keyless Enter-N-Go (hiertoe dient mini-
maal één geldige sleutelhouder aanwezig
te zijn in de auto).
• Wanneer uw auto niet is uitgerust met
Keyless Enter-N-Go, steek dan een gel- dige sleutel in de contactschakelaar en
draai de sleutel naar de stand ON.
OPMERKING:
• Het alarmsysteem kan niet worden in- of
uitgeschakeld via de slotcilinder van het
bestuurdersportier of de achterklepknop
op de afstandsbediening.
• Het alarmsysteem blijft actief wanneer de
elektrisch bediende achterklep wordt ge-
opend. Als u op de achterklepknop drukt,
wordt het alarmsysteem niet uitgescha-
keld. Als iemand de auto binnendringt via
de achterklep en een portier opent, gaat
het alarm af.
• Als het alarmsysteem is geactiveerd, kunt
u de portieren niet ontgrendelen met de
schakelaars voor de centrale portierver-
grendeling in het interieur.
• De ultrasone inbraaksensor (bewegings-
detector) bewaakt uw auto actief elke keer
wanneer u het alarmsysteem inschakelt.
Als u dat wenst, kunt u de ultrasone
inbraaksensor uitschakelen wanneer het
alarmsysteem wordt ingeschakeld. Om
17
Page 34 of 420

De elektrisch bediende achterklep kan ook wor-
den geopend of gesloten door op de achterklep-
knop op de dakconsole voorin te drukken, of
kan worden gesloten door op de achterklep-
knop in het bekledingspaneel linksachter, vlak-
bij de opening van de achterklep, te drukken.
Door eenmaal op de achterklepknop in het
bekledingspaneel linksachter te drukken gaat
alleen de achterklep dicht. Deze knop kan niet
worden gebruikt om de achterklep te openen.
Als u tweemaal op de achterklepknop van de
afstandsbediening drukt, knipperen de richting-
aanwijzers tweemaal om aan te geven dat de
achterklep wordt geopend of gesloten (indien
Flash Lamps with Lock (Verlichting knippert bij
vergrendelen) is ingeschakeld in de EVIC) en
klinken de pieptonen van de achterklep. Raad-
pleeg"Uconnect®" in het hoofdstuk "Het instru-
mentenpaneel" voor meer informatie hierover.
OPMERKING:
• In geval van een onderbreking in de elek-
trische voeding naar de achterklep kan
een noodontgrendeling van de achter-
klepvergrendeling worden gebruikt om de
achterklep te openen. Toegang tot de noodontgrendeling van de achterklepver-
grendeling wordt verkregen via een klikaf-
dekking in het bekledingspaneel van de
achterklep.
• Als de achterklep gedurende een lange
tijd geopend blijft, kan het noodzakelijk
zijn de achterklep handmatig te sluiten
om de werking van de elektrisch bediende
achterklep terug te stellen.
WAARSCHUWING!
Tijdens het elektrisch bedienen bestaat er
risico van letsel of materiële schade. Zorg
ervoor dat de baan van de elektrisch be-
diende achterklep vrij is van obstakels. Con-
troleer voordat u gaat rijden of de achterklep
is gesloten en vergrendeld.
OPMERKING:
• De knoppen voor de elektrisch bediende
achterklep werken niet wanneer het voer-
tuig in een versnelling staat of de rijsnel-
heid hoger is dan 0 km/u (0 mph). •
De elektrische bediening van de achter-
klep werkt niet bij temperaturen onder
30 °C ( 22 °F) of boven 65 °C (150 °F).
Verwijder eventueel sneeuw of ijs vanaf
de achterklep voordat u op een schake-
laar voor de elektrisch bediende achter-
klep drukt.
• Wanneer een of ander obstakel de elek-
trisch bediende achterklep hindert bij het
openen of sluiten, beweegt de klep auto-
matisch in de omgekeerde richting, als
het obstakel voldoende weerstand biedt.
• Aan de zijkanten van de achterklep zijn
beknellingsensoren aangebracht. Wan-
neer er lichte druk op deze strips wordt
uitgeoefend, beweegt de achterklep terug
naar de geopende stand.
• De elektrisch bediende achterklep moet in
de volledig geopende stand staan om de
sluitknop voor de achterklep in het
bekledingspaneel linksachter, vlakbij de
opening van de achterklep, te laten wer-
ken. Als de achterklep niet volledig ge-
opend is, drukt u op de achterklepknop
op de sleutelhouder om de achterklep
30
Page 48 of 420

Deze auto is uitgerust met aanvullende gordijn-
zijairbags (SABIC), ter bescherming van de
bestuurder en passagiers die naast een raam
zitten. De gordijn-zijairbags bevinden zich bo-
ven de zijramen. De airbagpanelen zijn voor-
zien van het opschrift SRS AIRBAG.
Deze auto is voorzien van aanvullende zijair-
bags in de stoelen (SAB), die de inzittenden
betere bescherming bieden tegen zijdelingse
botsingen. De aanvullende zijairbags in de
stoelen bevinden zich aan de buitenzijde van de
voorstoelen.
OPMERKING:
•De airbagpanelen zijn in de interieurbe-
kleding nauwelijks zichtbaar, maar sprin-
gen open tijdens het opblazen van de
airbag.
• Na ieder ongeval dient de auto onmiddel-
lijk naar een erkende dealer te worden
gebracht. Componenten van het airbagsysteem
Uw auto is mogelijk uitgerust met de volgende
componenten van het airbagsysteem:
•
Controller van het beveiligingssysteem voor
inzittenden
•
Waarschuwingslampje voor het airbagsysteem
• Stuurwiel en stuurkolom
• Instrumentenpaneel
• Extra knieairbag aan bestuurderszijde
• Kniebescherming
•
Geavanceerde frontairbag aan bestuurderszijde
•Geavanceerde frontairbag aan passagierszijde
• Aanvullende zijairbags in de stoelen (SAB)
• Aanvullende gordijn-zijairbags (SABIC)
•
Sensoren voor frontale en zijdelingse botsingen
• Gordelspanners voorin, gespsluitingschake-
laar voor veiligheidsgordels OPMERKING:
Deze auto is mogelijk uitgerust met een
gespsluitingsschakelaar voor de veilig-
heidsgordel voor de bestuurdersstoel en/of
de voorpassagiersstoel die registreert of de
gordel is vastgeklikt. Met deze gespsluiting-
schakelaar kan het niveau worden aange-
past waarmee de geavanceerde frontairbags
worden opgeblazen.
Kenmerken geavanceerde
frontairbags
Het geavanceerde frontairbagsysteem bestaat
uit airbags aan de bestuurderszijde en aan de
passagierszijde die in meerdere stadia worden
geactiveerd. Dit systeem reageert overeenkom-
stig de kracht en de aard van de botsing die
worden vastgesteld door de controller van het
beveiligingssysteem voor inzittenden. Deze
controller ontvangt informatie van de sensoren
voor frontale botsingen.
Het eerste opblaasmechanisme wordt onmid-
dellijk geactiveerd bij een botsing waarbij ge-
bruik van de airbags noodzakelijk is. Deze
44
Page 50 of 420

OPMERKING:
•De airbagpanelen zijn in de interieurbe-
kleding nauwelijks zichtbaar, maar sprin-
gen open tijdens het opblazen van de
airbag.
• Als u zich tijdens het activeren te dicht bij
aanvullende zijairbags in de stoel of
gordijn-zijairbags bevindt, kunt u ernstig
of zelfs dodelijk letsel oplopen. •
Wanneer de auto over de kop slaat, kun-
nen de gordelspanners en/of de aanvul-
lende zijairbags in de stoelen en de
gordijn-zijairbags worden geactiveerd.
Het systeem bevat sensoren voor zijdelingse
botsingen die zijn gekalibreerd om de aanvul-
lende zijairbag in de stoel en aanvullende
gordijn-zijairbags te activeren bij botsingen die
bescherming van de inzittenden door zijairbags
noodzakelijk maken.
WAARSCHUWING!
• Uw auto is uitgerust met gordijn-zijairbags
aan de linker- en rechterzijde. Stapel ba-
gage of andere lading niet dermate hoog
op dat de afdekpanelen van de gordijn-
zijairbags worden geblokkeerd. Er mogen
zich geen obstakels rondom de gordijn-
zijairbag bevinden.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
•Gebruik geen aanvullende stoelhoezen en
plaats geen voorwerpen tussen uzelf en
de zijairbag. De werking van de airbag kan
zo verslechteren en/of voorwerpen kunnen
met kracht tegen u aan slaan en zo ernstig
letsel veroorzaken.
• Uw auto is voorzien van gordijn-zijairbags
(SABIC). Installeer geen accessoires die
het dak wijzigen, zoals bijvoorbeeld een
het aanbrengen van een zonnedak. Mon-
teer geen daktransportsystemen waarbij
permanente bevestigingen nodig zijn (bou-
ten of schroeven) voor montage op het
autodak. Boor nooit in het autodak, om
welke reden dan ook.
Zit altijd zo veel mogelijk rechtop, met uw rug
tegen de rugleuning. Gebruik de veiligheidsgor-
dels op juiste wijze en gebruik het juiste formaat
kinderzitje, babyzitje of zitverhoger dat wordt
aanbevolen voor de lengte en het gewicht van
het kind.
Plaats van het label voor aanvullende gordijn-zijairbags
46
Page 51 of 420

Zijairbags en gordijn-zijairbags vormen een
aanvulling op de veiligheidsgordels. Inzitten-
den, waaronder kinderen, die tegen of heel
dicht bij de zijairbags of gordijn-zijairbags zitten,
kunnen ernstig of zelfs dodelijk letsel oplopen.
Inzittenden, en met name kinderen, dienen niet
tegen het portier, de zijramen of het gebied
waar de zijairbags of gordijn-zijairbags worden
opgeblazen aan te leunen of in slaap te vallen,
ook niet als zij in een babyzitje of kinderzitje
zitten.
Extra knieairbag aan bestuurderszijde
De knieairbag aan bestuurderszijde biedt extra
bescherming en werkt bij frontale aanrijdingen
samen met de frontairbag aan bestuurders-
zijde.
Kniebescherming
De kniebescherming helpt de knieën van de
voorpassagier te beschermen en hem correct te
laten zitten bij het eventueel opblazen van de
geavanceerde frontairbag.
In combinatie met de veiligheidsgordels en gor-
delspanners bieden de geavanceerde frontair-
bags samen met de knieairbag aan bestuurders-
zijde en de kniebeschermer aan passagierszijdeextra bescherming voor de bestuurder en voor-
passagier. Ook de zijairbags zorgen in combinatie
met de veiligheidsgordels voor een betere be-
scherming van de inzittenden.
Sensoren en regeleenheden voor
airbags
Controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden
De
controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden maakt deel uit van het voor-
geschreven veiligheidssysteem van deze auto.
De controller van het beveiligingssysteem voor
inzittenden bepaalt of het nodig is de front-
en/of zijairbags op te blazen bij een frontale of
zijdelingse botsing. Op basis van de signalen
van de botsingsensoren activeert een centrale
controller van het beveiligingssysteem voor in-
zittenden zo nodig de geavanceerde frontair-
bags, de extra knieairbag aan bestuurderszijde,
de extra gordijn-zijairbags (SABIC), de extra
zijairbags in de stoelen (SAB) en de gor-
delspanners voorin, afhankelijk van verschil-
lende factoren, zoals de aard en de ernst van
de botsing. De geavanceerde frontairbags en de knieairbag
aan bestuurderszijde zijn ontworpen om naast
de veiligheidsgordels bij bepaalde frontale aan-
rijdingen, afhankelijk van verschillende factoren
zoals de ernst en de aard van de botsing, extra
bescherming te bieden. Geavanceerde frontair-
bags zijn niet bedoeld om de kans op letsel bij
botsingen van achteren of van opzij te beper-
ken.
De geavanceerde frontairbags en de knieairbag
aan bestuurderszijde worden niet bij alle fron-
tale botsingen geactiveerd. Dit geldt ook voor
sommige frontale botsingen die ernstige
schade aan het voertuig tot gevolg hebben,
zoals bepaalde aanrijdingen tegen palen, aan-
rijdingen waarbij de auto onder een vrachtwa-
gen terechtkomt en aanrijdingen onder een
hoek. Daarentegen kunnen de geavanceerde
frontairbags en een extra knieairbag aan de
bestuurderszijde, afhankelijk van de aard van
de botsing en de plaats waar de auto wordt
geraakt, opgeblazen worden bij aanrijdingen
die geringe schade aan de voorkant van het
voertuig tot gevolg hebben, maar die aanvan-
kelijk een grote afname van de snelheid veroor-
zaken.
47
Page 52 of 420

De zijairbags worden niet bij alle zijdelingse
botsingen opgeblazen. Het opblazen van de
zijairbags is afhankelijk van de ernst en aard
van de aanrijding.
Omdat airbagsensoren de vertraging van het
voertuig in de loop van de tijd meten, zijn de
snelheid van het voertuig en de schade op
zichzelf geen goede indicatoren voor de nood-
zaak van het wel of niet opblazen van een
airbag.
Veiligheidsgordels zijn bij alle ongevallen nood-
zakelijk voor uw bescherming en om uw li-
chaam in de juiste positie te houden, uit de
buurt van een airbag die wordt opgeblazen.
De controller van het beveiligingssysteem voor
inzittenden bewaakt de gereedheid van de elek-
tronische onderdelen van het airbagsysteem
wanneer de contactschakelaar in de stand
START of ON/RUN staat. Als de sleutel zich in
de stand LOCK, in de stand ACC of niet in het
contactslot bevindt, is het airbagsysteem niet
ingeschakeld en zullen de airbags niet worden
opgeblazen.
De controller van het beveiligingssysteem voor
inzittenden beschikt over een reservevoeding,waardoor de airbags ook geactiveerd kunnen
worden wanneer de accu leeg is of is losgekop-
peld.
De controller van het beveiligings-
systeem voor inzittenden schakelt
ook het waarschuwingslampje voor
het airbagsysteem op het instru-
mentenpaneel in voor een zelftest
gedurende vier tot acht seconden, wanneer het
contact voor het eerst in de stand ON/RUN
wordt gezet. Na de zelftest gaat het waarschu-
wingslampje voor het airbagsysteem uit. Als de
controller van het beveiligingssysteem voor in-
zittenden een storing in het systeem detecteert,
gaat het waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem knipperen of continu branden. Een
enkel geluidssignaal klinkt als het lampje gaat
branden na de eerste keer starten.
De module bevat ook diagnosefuncties die het
waarschuwingslampje voor het airbagsysteem
in de instrumentengroep laten branden wan-
neer een storing wordt geconstateerd die het
airbagsysteem zou kunnen beïnvloeden. De
diagnose meldt eveneens de aard van het
defect.WAARSCHUWING!
Wanneer u het waarschuwingslampje voor
het airbagsysteem op het instrumentenpa-
neel negeert, kan dat betekenen dat de
airbags u bij een aanrijding niet beschermen.
Als het lampje niet gaat branden tijdens de
gloeilampcontrole wanneer u de contactsleu-
tel omdraait, blijft branden nadat u de auto
hebt gestart of gaat branden tijdens het
rijden, dient u het defect onmiddellijk door uw
erkende dealer te laten repareren.
Opblaasmodules voor de geavanceerde
frontairbag aan bestuurders- en
passagierszijde
De opblaasmodules voor de geavanceerde
frontairbags aan bestuurders- en passagiers-
zijde bevinden zich in het midden van het
stuurwiel en aan de rechterzijde van het instru-
mentenpaneel. De controller van het beveili-
gingssysteem voor inzittenden zendt een sig-
naal naar de opblaasmodules wanneer een
botsing wordt gedetecteerd waarbij de geavan-
ceerde frontairbags moeten worden geacti-
48
Page 54 of 420

om met de ogen te knipperen). Dit gebeurt met
zoveel kracht dat letsel kan worden veroorzaakt
als de inzittende niet correct op de stoel zit en/of
de veiligheidsgordel niet op de juiste wijze
draagt, of wanneer zich voorwerpen bevinden
in de ruimte waarin de airbag wordt opgebla-
zen. Dat geldt vooral voor kinderen. De gordijn-
zijairbag heeft na het opblazen slechts een
dikte van circa 9 cm (3,5 inch).
Omdat airbagsensoren de vertraging van het
voertuig in de loop van de tijd meten, zijn de
snelheid van het voertuig en de schade op
zichzelf geen goede indicatoren voor de nood-
zaak van het wel of niet opblazen van een
airbag.
OPMERKING:
Wanneer het voertuig over de kop slaat,
kunnen de gordelspanners en/of de aanvul-
lende zijairbags in de voorstoelen en de
extra gordijn-zijairbags worden geactiveerd
aan beide zijden van de auto.
Sensoren voor frontale en zijdelingse
botsingen
Bij frontale en zijdelingse botsingen kunnen de
botsingsensoren de controller van het beveili-gingssysteem voor inzittenden helpen bij het
bepalen van de juiste reactie op de botsingen.
Uitgebreid ongelukkenresponssysteem
Bij een botsing die leidt tot het opblazen van de
airbags zal de controller van het beveiligings-
systeem voor inzittenden, als het communica-
tienetwerk en de voeding intact blijven en af-
hankelijk van de aard van de botsing, bepalen
of het uitgebreide ongelukkenresponssysteem
de volgende functies uitvoert:
•
De brandstoftoevoer naar de motor afsluiten.
• De waarschuwingsknipperlichten inschake-
len zo lang de accu werkt of totdat het
contact wordt afgezet.
• De interieurverlichting inschakelen zolang de
accu werkt of totdat de contactsleutel wordt
verwijderd.
• De portieren automatisch ontgrendelen.
Om de functies van het uitgebreide ongelukken-
responssysteem na een incident te resetten,
moet u de contactschakelaar van de stand IGN
ON in de stand IGN OFF zetten. Als een airbag wordt opgeblazen
Het ontwerp van de geavanceerde frontairbags
is zodanig uitgevoerd, dat deze airbags na het
opblazen onmiddellijk leeglopen.
OPMERKING:
De front- en/of zijairbags worden niet bij alle
botsingen opgeblazen. Dit houdt echter niet
in dat het airbagsysteem niet werkt.
Bij een aanrijding waarbij de airbags worden
opgeblazen, kan zich het volgende voordoen:
•
Het nylon van de airbag kan soms schaaf-
wonden en/of een rode huid veroorzaken bij
de bestuurder en de voorpassagier tijdens
het opblazen van de airbags. De schaafwon-
den lijken op de wonden die u oploopt als u
zich schaaft aan een touw, de vloerbedek-
king of op de vloer van een gymnastiekzaal.
Deze schaafwonden worden niet veroor-
zaakt door contact met chemische stoffen.
De schaafwonden zijn niet blijvend en gene-
zen normaal gesproken snel. Als uw schaaf-
wonden echter na enkele dagen nog niet zijn
genezen of als u last hebt van blaren, raad-
pleeg dan onmiddellijk een arts.
50
Page 73 of 420

•Automatisch inschakelende koplampen — indien aanwezig . .115
• Koplampen automatisch inschakelen met ruitenwissers .....116
• Automatisch grootlicht — Indien aanwezig ............116
• Automatische hoogteverstelling koplampen — alleen voor
hogedrukontladingslampen (HID) ...................117
• Adaptieve bi-xenon koplampen met ontlading met hoge
intensiteit - Indien aanwezig ......................117
• Uitschakelvertraging koplampverlichting ..............117
• Parkeerlichten en verlichting van het instrumentenpaneel ....118
• Mistlampen vóór en mistachterlichten - indien aanwezig ....118
• Interieurverlichting ...........................118
• Waarschuwingssignaal verlichting aan ...............119
• Accuspaarfunctie ............................119
• Leeslampen voorin ...........................119
• Interieurverlichting .......................... .120
• Sfeerverlichting ............................ .120
• Multifunctionele hendel ....................... .120
• Richtingaanwijzers .......................... .120
• Lane Change Assist ......................... .121
• Lichtsignaal .............................. .121
• Schakelaar dimlicht/grootlicht ....................121
•RUITENWISSERS EN -SPROEIERS ..................121•Bediening van ruitenwissers voorruit ................122
• Intervalstand ............................. .122
• Werking van de ruitensproeier ....................122
• Wasem ................................. .123
• Regensensor — Indien aanwezig ..................123
69