display JEEP GRAND CHEROKEE 2015 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: JEEP, Model Year: 2015, Model line: GRAND CHEROKEE, Model: JEEP GRAND CHEROKEE 2015Pages: 480, PDF Size: 4.63 MB
Page 340 of 480

AdBlue® kan bij lage temperaturen bevriezen.
AdBlue® kan bijvoorbeeld bevriezen bij een tem-
peratuur van of onder -11° C (12° F). Het systeem
is ontworpen voor gebruik in deze omgeving.OPMERKING:
Bij het werken met AdBlue® is het belangrijk
te weten dat:
Alle containers of onderdelen die in con-
tact komen met AdBlue®, moeten Ad-
Blue® compatibel (kunststof of roestvrij
staal) zijn. Koper, messing, aluminium,
ijzer of niet-roestvrij staal moet worden
vermeden, omdat ze onderhevig zijn aan
corrosie door AdBlue®.
Als AdBlue® wordt gemorst, moet het
volledig worden opgeveegd.AdBlue® bijvullenDe AdBlue® -meter (deze bevindt zich op het
bestuurdersinformatiedisplay (DID-display)
geeft het niveau van de AdBlue® aan die zich in
het reservoir bevindt. Raadpleeg de paragraaf
"Bestuurdersinformatiedisplay (DID)" in het
hoofdstuk "Het instrumentenpaneel" voor meer
informatie hierover. OPMERKING:
Rijomstandigheden (hoogte, rijsnelheid, be-
lasting, enz. zijn van invloed op het verbruik
van AdBlue® in uw auto.
TREKKEN VAN EEN
AANHANGERIn dit hoofdstuk vindt u veiligheidstips en infor-
matie over wat u redelijkerwijs wel en niet met
uw auto mag trekken. Lees deze informatie
aandachtig door voordat u met een aanhanger
gaat rijden.
Volg de vereisten en aanbevelingen voor het
trekken van een aanhanger uit deze handlei-
ding op, zodat de garantie van nieuwe voertui-
gen zijn geldigheid behoudt.Begrippen voor het trekken van een
aanhangerDe onderstaande definities geven een verkla-
ring voor de volgende begrippen:Maximaal toelaatbaar totaalgewicht (GVWR)
Het GVWR is het maximaal toelaatbare totaalge-
wicht van de auto. Dit is het gewicht van de auto
inclusief de bestuurder, passagiers, bagage en de dissel. De totale belasting moet worden beperkt
om zo het GVWR niet te overschrijden. Raad-
pleeg de paragraaf
"Belading van de auto / Voer-
tuigcertificatielabel" in het hoofdstuk"Starten en
rijden" voor meer informatie hierover.
Maximaal toelaatbaar aanhangergewicht
(GTW)
GTW staat voor het gewicht van de aanhanger,
plus het gewicht van alle lading, verbruiksgoe-
deren en apparatuur (vast of tijdelijk) in of op de
aanhanger in "geladen en gebruiksklare" staat.
De aanbevolen manier om het GTW te meten is
de geladen aanhanger op een weegbrug plaat-
sen. Het volledige gewicht van de aanhanger
moet op de weegbrug rusten.
Maximaal toelaatbaar treingewicht (GCWR)
GCWR is het totaal toelaatbare gewicht van uw
auto in combinatie met de aanhanger.
Maximaal toelaatbare asbelasting (GAWR)
Het GAWR is de maximaal toelaatbare belas-
ting van de vooras en de achteras. Verdeel de
lading gelijkmatig over de voor- en achteras.
Zorg ervoor dat u zowel het GAWR voor de
vooras als voor de achteras niet overschrijdt.
336
Page 354 of 480

4. Als het voertuig is uitgerust met Quadra-Lift™ luchtvering, controleert u of het voertuig
op de normale rijhoogte is ingesteld.
5. Gebruik een balpen of soortgelijk voorwerp en houdt daarmee gedurende vier seconden
de verzonken knop NEUTRAL (N) van de
tussenbak (bevindt zich bij de modusscha-
kelaar) ingedrukt. Het lampje achter het
N-symbool gaat knipperen om aan te geven
dat wordt geschakeld. Het lampje stopt met
knipperen (en blijft branden) nadat het scha-
kelen naar NEUTRAAL (N) voltooid is. Het
bericht "FOUR WHEEL DRIVE SYSTEM IN
NEUTRAL" (vierwielaandrijfsysteem in neu-
traal) wordt in het bestuurdersinformatiedis-
play (DID) weergegeven. Raadpleeg de pa-
ragraaf "Bestuurdersinformatiedisplay
(DID)" in het hoofdstuk "Het instrumentenpa-
neel" voor meer informatie hierover. 6. Nadat het schakelen voltooid is en het NEU-
TRAAL (N)-lampje blijft branden, laat u de
NEUTRAAL (N)-knop los.
7. Schakel naar REVERSE.
8.
Laat het rempedaal gedurende vijf seconden
los en zorg ervoor dat de auto niet gaat rollen.
9. Schakel de transmissie weer naar de stand NEUTRAL.
10. Met de transmissie en de tussenbak in de stand NEUTRAL, houdt u de knop START/
STOP ingedrukt totdat de motor wordt uit- geschakeld. Door het uitschakelen van de
motor wordt de transmissie automatisch in
de stand PARK gezet.
11. Druk, indien nodig, opnieuw op de knop STOP/START (zonder het rempedaal in te
trappen) om de contactschakelaar in de
stand OFF te draaien.
12. Trek de handrem stevig aan.
13. Bevestig het voertuig aan het slepend voer- tuig met een geschikte trekhaak.
14. Zet de handrem vrij.
OPMERKING:
Stappen 1 tot en met 4 zijn voorwaarden
waaraan moet worden voldaan voordat op
de NEUTRAAL (N)-knop wordt gedrukt, en
waaraan moet blijven worden voldaan tot-
dat het schakelen is voltooid. Als aan een
van deze voorwaarden niet wordt voldaan
voordat op de knop NEUTRAL (N) wordt
gedrukt of er niet meer aan wordt voldaan
tijdens het schakelen, zal het lampje NEU-
TRAL (N) onophoudelijk blijven knipperen
NEUTRAAL (N)-schakelaar
350
Page 392 of 480

Daarnaast zijn de in de handel verkrijg-
bare brandstofadditieven niet noodzake-
lijk voor een goede werking van uw die-
selmotor.ACTIEVE REGENERATIESTRATEGIE
— bericht processtroom
(dieselmotor)Deze motor voldoet aan alle vereiste emissie-
normen voor dieselmotoren. Om aan deze
emissienormen te voldoen is uw auto uitgerust
met een uiterst moderne motor en uitlaatsys-
teem. Deze systemen zijn naadloos geïnte-
greerd in uw auto en worden beheerd door de
regelmodule van de aandrijflijn (PCM). De PCM
controleert de verbranding in de motor, zodat de
katalysator roetdeeltjes kan opvangen en ver-
branden zonder uw tussenkomst.
Bovendien kan uw voertuig u erop wijzen dat
extra onderhoud bij uw auto of motor nodig is.
Raadpleeg de paragraaf "Bestuurdersinfor-
matiedisplay (DID)" in het hoofdstuk"Het instru-
mentenpaneel" voor meer informatie hierover.
WAARSCHUWING!
Een heet uitlaatsysteem kan brand veroor-
zaken wanneer u boven brandbaar materiaal
parkeert. Denk bijvoorbeeld aan droog gras
of bladeren die in aanraking komen met de
hete uitlaat. Parkeer daarom nooit op een
ondergrond waar uw uitlaat in aanraking kan
komen met brandbaar materiaal.Tussenkoeler — Intercooler
(dieselmotor)De tussenkoeler bevindt zich aan de voorkant
van de radiateur en de condensor van de
airconditioning. De lucht komt via het luchtfilter
de motor in en stroomt door de turbocompres-
sor waar hij onder druk wordt gezet. Deze lucht
onder druk bereikt snel een hoge temperatuur.
De lucht wordt vervolgens via een slang naar de
tussenkoeler gevoerd en via een andere slang
naar het inlaatspruitstuk van de motor. Door dit
afkoelproces wordt een efficiëntere verbranding
van de brandstof verkregen waardoor de uit-
stoot verminderd wordt. Om een optimale werking van het systeem te
garanderen moeten de oppervlakken van de
tussenkoeler, de condensor en de radiateur
schoon en vrij van vuil worden gehouden. Con-
troleer regelmatig de slangen naar en van de
tussenkoeler op scheuren of loszittende klem-
men die drukverlies en lagere motorprestaties
kunnen veroorzaken.
Hulpaandrijfriemen inspecterenWAARSCHUWING!
Probeer niet om een hulpaandrijfriem te
controleren terwijl het voertuig loopt.
Als u werkzaamheden gaat verrichten in
de buurt van de radiatorventilator, moet u
de kabel van de ventilatormotor loskoppe-
len. De ventilator is temperatuurgeregeld
en kan op elk moment starten, ongeacht
de stand van de contactschakelaar. Er
bestaat gevaar voor letsel door draaiende
ventilatorbladen.
(Vervolgd)
388
Page 398 of 480

Ruitensproeiervloeistof bijvullenDeze auto is uitgerust met een bestuurdersinfor-
matiedisplay (DID). Het DID geeft aan wanneer
het peil van de ruitensproeiervloeistof laag is.
Wanneer de sensor een laag vloeistofpeil detec-
teert, gaat de voorruit branden op het grafische
overzicht van de auto en wordt het bericht
“WASHER FLUID LOW” (RUITENSPROEIER-
VLOEISTOF BIJVULLEN) weergegeven.
De sproeiers voor de voorruit en de sproeier voor
de achterruit maken gezamenlijk gebruik van het-
zelfde vloeistofreservoir. Het vloeistofreservoir
bevindt zich in het motorcompartiment. Zorg dat u
het vloeistofpeil regelmatig controleert. Vul het
reservoir uitsluitend met een ruitensproeieroplos-
sing (niet met radiateur-antivries). Breng, wan-
neer u het ruitensproeiervloeistofreservoir bijvult,
wat ruitensproeiervloeistof aan op een doek en
veeg hiermee de ruitenwisserbladen schoon.
Hierdoor wordt de wiswerking verbeterd. Om te
voorkomen dat uw ruitensproeiersysteem bij koud
weer bevriest, dient u een oplossing of mengsel te
kiezen dat geschikt is voor het klimaat in uw
omgeving. Deze informatie treft u aan op de
meeste flessen met ruitensproeiervloeistof.
WAARSCHUWING!
In de handel verkrijgbare ruitensproeiervloei-
stof is brandbaar. Deze kan ontbranden en
brandwonden veroorzaken. Wees daarom
voorzichtig als u het reservoir bijvult of in de
buurt van het reservoir werkt.UitlaatsysteemDe beste bescherming tegen koolmonoxidever-
giftiging is een goed onderhouden uitlaatsys-
teem.Wanneer u merkt dat het uitlaatgeluid is veran-
derd, uitlaatgassen in de auto ruikt of als de
onder- of achterzijde van de auto is beschadigd,
laat dan een erkende monteur het volledige uit-
laatsysteem en de naburige carrosseriedelen
controleren op breuk, schade, slijtage of verplaat-
singen. Open naden of losse verbindingen kun-
nen ertoe leiden dat uitlaatgassen binnendringen
in het interieur. Laat het uitlaatsysteem ook altijd
controleren wanneer de auto op een hefbrug
wordt gezet voor het verversen van smeervet of
olie. Laat indien nodig onderdelen vervangen.
WAARSCHUWING!
Uitlaatgassen kunnen gezondheidsproble-
men veroorzaken of zelfs dodelijk zijn. Ze
bevatten koolmonoxide (CO), een kleur-
en geurloos gas. Het inademen ervan kan
bewusteloosheid en vergiftiging veroorza-
ken. Om inademen van koolmonoxide
(CO) te voorkomen raadpleegt u
"Veiligheidstips/uitlaatgas" in"Zaken die u
moet weten voordat u de motor start" voor
meer informatie.
Een heet uitlaatsysteem kan brand veroor-
zaken wanneer u boven brandbaar mate-
riaal parkeert. Denk bijvoorbeeld aan
droog gras of bladeren die in aanraking
komen met de hete uitlaat. Parkeer
daarom nooit op een ondergrond waar uw
uitlaat in aanraking kan komen met brand-
baar materiaal.
394
Page 430 of 480

ONDERHOUDSSCHEMA
Onderhoudsschema —
BenzinemotorDe geplande onderhoudsbeurten in deze hand-
leiding moeten op de aangeduide tijdstippen of
kilometerstanden worden uitgevoerd om uw ga-
rantie te behouden en optimale betrouwbaar-
heid en prestaties van de auto te garanderen.
Bij veeleisend gebruik, bijvoorbeeld door het
rijden in stoffige omgevingen of veel korte ritten,
is mogelijk meer onderhoud vereist. Laat ook
telkens inspectie en onderhoud uitvoeren wan-
neer u een defect vermoedt.
De indicator voor olieverversing herinnert u
eraan dat uw auto een onderhoudsbeurt nodig
heeft.
Bij auto’s met een bestuurdersinformatiedisplay
(DID) wordt het bericht"Oil Change Required"
(olie verversen) weergegeven op het DID en er
klinkt een geluidssignaal om aan te geven dat
de olie ververst moet worden. Het bericht voor olieverversing wordt telkens
ongeveer 11.200 km (7.000 mijl) na de laatste
olieverversing weergegeven. Laat het onder-
houd zo snel mogelijk, binnen 800 km (500 mijl),
uitvoeren.
OPMERKING:
Het systeem houdt geen rekening met de
tijd die is verstreken sinds de laatste
olieverversing. Ververs de olie van uw
auto als de laatste verversingsbeurt lan-
ger dan twaalf maanden geleden is, ook
wanneer het bericht voor olieverversing
NIET wordt weergegeven.
Ververs de olie van uw auto vaker als u de
auto gedurende langere tijd gebruikt als
terreinwagen.
Onder geen beding mogen de intervalter-
mijnen voor olieverversing groter zijn dan
7,500 miles (12 000 km) of 12 maanden,
afhankelijk van wat eerst komt.
De erkende dealer reset de indicator voor olie-
verversing nadat de geplande olieverversing is
uitgevoerd. Als deze geplande oliebeurt wordt
uitgevoerd door iemand anders dan uw erkende
dealer, kan het bericht worden gerest door de
stappen te volgen in de paragraaf "Elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC)" in het hoofd-
stuk "Het instrumentenpaneel".
426
Page 436 of 480

WAARSCHUWING!
U kunt ernstig letsel oplopen tijdens het
werken aan of bij een motorvoertuig. Voer
alleen werkzaamheden uit waarvan u ken-
nis hebt en waarvoor u over het juiste
gereedschap beschikt. Als u twijfelt over
uw kunde om een bepaalde werkzaam-
heid uit te voeren, breng dan uw auto naar
een vakkundige monteur.
Het niet correct inspecteren en onderhou-
den van uw auto kan tot gevolg hebben dat
een onderdeel niet correct functioneert,
wat de rijeigenschappen en prestaties na-
delig beïnvloedt. Dit kan een aanrijding tot
gevolg hebben.
Zware omstandigheden
†† Ververs de motorolie en vervang het motor-
oliefilter elke 4.500 mijl (7.500 km) of 12 maan-
den wanneer u uw auto onder een van de
volgende zware omstandigheden gebruikt:
Ritten met veelvuldig stoppen en optrekken.
Rijden in stoffige omgevingen.
Korte ritten van minder dan 16 km (10 mijl).
Trekken van een aanhanger.
Taxi, politie of besteldiensten (gebruik als
bedrijfswagen).
Rijden in het terrein of de woestijn.
Onderhoudsschema – DieselmotorUw auto is uitgerust met een automatische
indicator voor olieverversing. De indicator voor
olieverversing herinnert u eraan dat uw auto
een onderhoudsbeurt nodig heeft.
Afhankelijk van de bedrijfsomstandigheden van
de motor wordt het bericht voor olie verversen
weergegeven. Dit betekent dat uw auto een
onderhoudsbeurt nodig heeft. Omstandigheden
zoals frequente korte ritten, gebruik van de
trekhaak, zeer hoge of lage omgevingstempe-
raturen zijn van invloed op de weergave van het
bericht "Oil Change Required" (olieverversing
vereist).
De erkende dealer reset de indicator voor olie-
verversing nadat de geplande olieverversing is
uitgevoerd. Als een geplande oliebeurt wordt
uitgevoerd door iemand anders dan uw erkende dealer, dan kunt u het bericht resetten aan de
hand van de stappen in de paragraaf
"Bestuur-
dersinformatiedisplay (DID)/Olie verversen" in
het hoofdstuk "Het instrumentenpaneel".
Motoroliefilter vervangen
Achtergebleven olie in het filterhuis kan uit het
huis lopen wanneer het nieuwe filter wordt
gemonteerd als de achtergebleven olie niet uit
het huis is verwijderd of niet voldoende tijd is
verstreken zodat de olie terug kan stromen naar
de motor. Bij onderhoudswerkzaamheden aan
het oliefilter van deze motor moet het filter
voorzichtig worden verwijderd en een zuigpis-
tool worden gebruikt om eventueel in het huis
achtergebleven olie te verwijderen of wacht
ongeveer 30 minuten zodat de olie terug kan
stromen naar de motor.
Om u de beste rijervaring te bieden heeft de
fabrikant een specifiek onderhoudsschema op-
gesteld aan de hand waarvan u kunt zorgen dat
uw auto goed en veilig blijft rijden.
De fabrikant raadt aan deze onderhoudsbeur-
ten te laten uitvoeren bij de dealer waar u de
auto heeft aangeschaft. De monteurs bij de
dealer kennen uw auto het beste en hebben
432
Page 469 of 480

Automatische temperatuurregeling(ATC) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .238
Automatische versnellingsbak . . . . .264, 403
Automatische versnellingsbak, schakelgroepen . . . . . . . . . . . . . .265
soort vloeistof . . . . . . . . . . . . . . .402
speciale additieven . . . . . . . . . . . .402
vloeistof bijvullen . . . . . . . . . . . . .403
vloeistof en filter vervangen . . . . . . .403
vloeistof verversen . . . . . . . . . . . .403
vloeistofpeil controleren . . . . . . . . .402
Autowasserijen . . . . . . . . . . . . . . . .403
B-stijl . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .308
Bagageruimte . . . . . . . . . . . . . . . . .160
Bagageruimte, lamp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .160
Bagageruimte, voorzieningen . . . . . . . .160
Bagageverlichting . . . . . . . . . . . . . .160
Band- en beladingsinformatiesticker . . . .308
Banden . . . . . . . . . . . . . . . . . .69, 311
Banden, algemene informatie . . . . . . . . . . .311
bandenmaten . . . . . . . . . . . . . . .304
bandenspanning . . . . . . . . . . . . .311
belastbaarheid . . . . . . . . . . . . . .308
compacte thuiskomer . . . . . . . . . .315 controlesysteem voor
bandenspanning . . . . . . . . . . . . .320
hoge snelheden . . . . . . . . . . . . .312
levensduur . . . . . . . . . . . . . . . .317
oppompdruk . . . . . . . . . . . . . . .312
radiaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . .313
reservewiel . . . . . . . . . . . . . . . .358
rotatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . .319
slijtagemarkeringen . . . . . . . . . . . .316
sneeuwkettingen . . . . . . . . . . . . .318
spinnen . . . . . . . . . . . . . . . . . .316
veiligheid . . . . . . . . . . . . . .302, 311
veroudering (levensduur van de
banden) . . . . . . . . . . . . . . . . . .317
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . .317
waarschuwingslampje
bandenspanning . . . . . . . . . . . . .175
winterbanden . . . . . . . . . . . . . . .314
Bandenslijtage-indicatoren . . . . . . . . . .316
Bandenspanning . . . . . . . . . . . . . . .312
Bandenveiligheidsinformatie . . . . . . . . .302
Bandmarkeringen. . . . . . . . . . . . . . .302
Batterij van de afstandsbediening vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . .18
Bediening van de radio . . . . . . . . . . .233
Bekerhouder achterin . . . . . . . . . . . .157
Bekerhouders . . . . . . . . . . . . . . . . .157 Benzine (brandstof) . . . . . . . . . . . . .325
Bergplaats krik . . . . . . . . . . . . . . . .357
Bestuurdersinformatiedisplay (DID) Display . . . . . . . . . . . . . . . . . .176
Bewaking, bandenspanningssysteem . . . .320
Binnenspiegel . . . . . . . . . . . . . . . . .78
Binnenspiegel met automatische dimstand . . . . . . . . . . . . . . . . . .78
Brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . .325
Brandstof aftappen/waterscheidingsfilter . .384
Brandstof tanken . . . . . . . . . . . .331, 333
Brandstof, additieven . . . . . . . . . . . . . . . . .327
benzine . . . . . . . . . . . . . . . . . .325
diesel . . . . . . . . . . . . . . . . . . .330
filter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .384
meter . . . . . . . . . . . . . . . . . . .175
octaangetal . . . . . . . . . . . . . . . .325
tanken . . . . . . . . . . . . . . . .331, 333
tankinhoud . . . . . . . . . . . . . . . .420
vereisten . . . . . . . . . . . . . .325, 420
zuinige modus . . . . . . . . . . . . . .263
Brandstofbesparende modus . . . . . . . .263 Buitenspiegels, elektrisch bediend . . . . . . . . . . . . .79
inklapbaar . . . . . . . . . . . . . . . . .79
Buitenste achteruitkijkspiegel . . . . . . . . .79
465
Page 470 of 480

Buitenverlichting . . . . . . . . . . . . . . . .69
Camera achter . . . . . . . . . . . . . . . .145Camera, achter . . . . . . . . . . . . . . . .145
Capaciteiten, vloeistof . . . . . . . . . . . .420
Carrosserie, smering van mechanismen . .392
Cd, onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . .232
Chassisnummer (VIN) . . . . . . . . . . . . .8
Compacte reserveband . . . . . . . . . . .315
Console, dak . . . . . . . . . . . . . . . . .147
Controlelampje grootlicht . . . . . . . . . .172
Cruisecontrol (snelheidsregeling) . . . . . .114
Dakconsole . . . . . . . . . . . . . . . . . .147
Datarecorder . . . . . . . . . . . . . . . . . .51
Datarecorder, gebeurtenis. . . . . . . . . . .51
Dekzeil bagageruimte . . . . . . . . . . . .161
Derde remlicht . . . . . . . . . . . . . . . .419
Diagnosesysteem . . . . . . . . . . . . . .381
Dieren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .66
Dieselbrandstof . . . . . . . . . . . . . . . .330
Dieselbrandstof, vereisten voor opslag . . . . . . . . . .335
Dieselbrandstof, vereisten . . . . . . . . . .330
Dieselbrandstofsysteem, opnieuw op druk brengen . . . . . . . . . . . . . . . . . .387
Disselgewicht / Gewicht aanhangwagen . .341 Dodehoekbewaking . . . . . . . . . . . . . .81
Door de klant programmeerbare functies. .194
Driepuntsgordels . . . . . . . . . . . . . . . .33
Driver Information Display,
DID . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .180
scherm in instrumentengroep . . . . . .180
E-85-brandstof . . . . . . . . . . . . . . . .328
Electronic Roll Mitigation (ERM) . . . . . .292
Elektrisch verstelbare telescopische stuurkolom . .110
zonnedak . . . . . . . . . . . . . .148, 151
Elektrisch bediende achterklep . . . . . . . . . . . . . . . . .29
ramen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .26
stoelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . .86
Elektrisch bediende buitenspiegels . . . . . .79
Elektrisch bediende ramen . . . . . . . . . .26
Elektrisch bediende ramen, automatisch
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . .26
Elektrische portiervergrendeling . . . . . . . . . . . .21
Elektrische aansluiting, voor randapparatuur . . . . . . . . . . . . . .154
Elektrische achterruitontdooiing . . . . . . .164 Elektrische bediende spiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . .79 Elektrische spiegels,
buiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .79
Elektronisch remregelsysteem. . . . . . . .290
Elektronisch remregelsysteem, rembekrachtiging . . . . . . . . . . . . .292
Elektronisch stabiliteitsregelsysteem (ESP) . . . . . . . . . . . . . . . . . . .293
Elektronische snelheidsregeling
(cruisecontrol) . . . . . . . . . . . .111, 114
Ethanol . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .326
Filters, airco . . . . . . . . . . . . . . . . .239, 391
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . .384
luchtfilter . . . . . . . . . . . . . . . . .384
motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . .384
oliefilter afvoeren . . . . . . . . . . . . .384
Flexifuel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .328
Flexifuel-voertuigen, bereik . . . . . . . . . . . . . . . . . . .329
brandstofvereisten . . . . . . . . . . . .328
motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . .329
onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . .329
reserveonderdelen . . . . . . . . . . . .329
starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . .329
Gebruiksaanwijzing (instructieboekje) . . . . .6
466