4WD JEEP GRAND CHEROKEE 2015 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: JEEP, Model Year: 2015, Model line: GRAND CHEROKEE, Model: JEEP GRAND CHEROKEE 2015Pages: 480, PDF Size: 4.63 MB
Page 135 of 480

Wanneer het systeem bepaalt dat een aanrij-
ding met het voertuig vóór u niet langer waar-
schijnlijk is, worden de waarschuwingen uitge-
schakeld.
OPMERKING:
De minimumsnelheid voor de activering
van de FCW is 10 km/u (5 mph).
De FCW-waarschuwingen kunnen worden
geactiveerd door andere objecten dan voer-
tuigen, zoals vangrails of wegwijzers, op
basis van de voorspelde route. Dit is zoals
verwacht en een normaal aspect van de
activering en functionaliteit van de FCW.
Het is gevaarlijk om het FCW-systeem uit
te proberen. Om een dergelijk misbruik
van het systeem te voorkomen, wordt na
vier actieve remingrepen na inschakelen
van het contact, het actieve remgedeelte
van FCW uitgeschakeld totdat het contact
wordt uit- en weer ingeschakeld.
De FCW-systeem is uitsluitend bedoeld
voor gebruik op de weg. Bij terreinrijden
moet het FCW-systeem worden uitge-
schakeld om onnodige waarschuwingen
voor de omgeving te voorkomen. Als het
voertuig in de groep 4WD-LOW wordt ge-
zet, wordt het FCW-systeem automatisch
uitgeschakeld.WAARSCHUWING!
Forward Collision Warning (FCW) is niet
bedoeld om zelfstandig een aanrijding te
voorkomen en kan ook niet elke soort moge-
lijke aanrijding herkennen. De bestuurder
blijft verantwoordelijk voor de besturing van
de auto en het voorkomen van een aanrij-
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
ding. Als u deze waarschuwing niet opvolgt,
kan dit ernstig en zelfs dodelijk letsel tot
gevolg hebben.FCW in- of uitschakelenOPMERKING:
De standaard status van FCW is Aan , hier-
mee kan het systeem u waarschuwen voor
een mogelijke aanrijding met het voorlig-
gende voertuig.
De knop Forward Collision bevindt zich op het
schakelpaneel onder het Uconnect® scherm.
Om het FCW-systeem uit te schakelen, drukt u
eenmaal op de knop Forward Collision om het
systeem uit te schakelen (LED gaat aan).
Om het FCW-systeem weer in te schakelen,
drukt u weer op de knop Forward Collision om
het systeem in te schakelen (LED gaat uit).
Door de FCW-status te wijzigen in "Off"(uit)
waarschuwt het systeem u niet langer voor een
mogelijke aanrijding met het voertuig vóór u.
FCW-melding
131
Page 183 of 480

Knop OK
De knop OK kan worden gebruikt voor het
volgende:
Selectie
Reset (ingedrukt
houden)
Wissen (ingedrukt houden)DID-schermenDe DID-schermen bevinden zich in het midden-
deel van de instrumentengroep en bestaan uit
meerdere delen:
1. Hoofdscherm — De binnenring van het scherm licht grijs op onder normale omstan-
digheden, geel voor niet-kritieke waarschu-
wingen, rood voor kritieke waarschuwingen,
en wit voor on-demand informatie.
2. Audio-informatie en submenu-informatie — Wanneer er submenu’s beschikbaar zijn,
wordt het deel met de submenu’s hier weer-
gegeven.
3. Instelbare indicatoren/informatie
4. Indicatoren/richtingaanwijzers 5. Status van schakelhendel (PRNDL)
6. Selecteerbare informatie (kompas, tempera-
tuur, bereik tot lege tank, dagteler A, dagtel-
ler B, gemiddeld brandstofverbruik, huidig
brandstofverbruik)
7. De luchtveringstatus — indien aanwezig
8. 4WD-status — status
9. Selecteerbare Meter 1
In het hoofdscherm worden normaal gesproken
het hoofdmenu of de schermen van een geko-
zen functie uit het hoofdmenu weergegeven.
Op het hoofdscherm worden ook ongeveer 60
mogelijke waarschuwings- of informatieberich-
ten weergegeven. Deze berichten zijn onder-
verdeeld in verschillende categorieën:
Opgeslagen berichten met vijf-
seconden-weergave
Zodra ze van toepassing zijn, worden deze
berichten gedurende
vijf seconden in het hoofd-
scherm weergegeven, waarna opnieuw het vo-
rige scherm wordt getoond. De meeste berich-
ten van dit type worden vervolgens opgeslagen (zolang de oorzaak waardoor ze zijn geacti-
veerd blijft bestaan) en kunnen opnieuw worden
bekeken via de optie
"Messages"(berichten) in
het hoofdmenu. Voorbeelden van dit type be-
richt zijn "Right Front Turn Signal Lamp Out"
(rechter richtingaanwijzer vóór defect) en "Low
Tire Pressure" (bandenspanning laag).
Niet-opgeslagen berichten
Deze berichten worden weergegeven totdat de
oorzaak waardoor het bericht is geactiveerd is
verholpen. Voorbeelden van dit type bericht zijn
"Turn Signal On" (richtingaanwijzer aan, als een
richtingaanwijzer niet is uitgeschakeld) en "Lights
On" (lampen aan, als de bestuurder uitstapt).Niet-opgeslagen berichten tot RUN
Deze berichten gaan hoofdzakelijk over de op
afstand bediende startfunctie. Deze berichten
worden weergegeven totdat de contactschake-
laar in de stand RUN wordt gezet. Voorbeelden
van dit type berichten zijn: "Remote Start Abor-
ted - Door Ajar" (Starten op afstand afgebroken
- Portier open) en "Press Brake Pedal and Push
Button to Start" (Trap rempedaal in en druk op
knop om te starten).
179
Page 252 of 480

Bedieningsaanwijzingen/voorzorgsmaatregelen Quadra-Trac I® —
indien aanwezig . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .270
Bedieningsaanwijzingen/voorzorgsmaatregelen Quadra-Trac II® —
indien aanwezig . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .270
Schakelstanden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .271
Schakelprocedures . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .272
Quadra-Drive® II systeem — indien aanwezig . . . . . . . . . . . . .275
SELEC-TERRAIN™ — INDIEN AANWEZIG . . . . . . . . . . . . . . . .275
Omschrijving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .275
Berichten in het bestuurdersinformatiedisplay (DID) . . . . . . . . .276
QUADRA-LIFT™ — INDIEN AANWEZIG . . . . . . . . . . . . . . . . .276
Omschrijving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .276
Standen van de luchtvering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .279
Berichten in het bestuurdersinformatiedisplay (DID) . . . . . . . . .279
Bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .279
TIPS VOOR RIJDEN OP DE WEG . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .281
TIPS VOOR TERREINRIJDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .281
Quadra-lift™ — indien aanwezig . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .283
Gebruik van de groep 4WD LOW — indien aanwezig . . . . . . . . .284
Door water rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .284
Rijden in sneeuw, modder of zand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .285
Heuvel oprijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .285
Neerwaartse tractie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .286
Na terreinrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .286
STUURBEKRACHTIGING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .287
5.7-liter motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .287
3.6-liter benzinemotor en 3.0-liter dieselmotor . . . . . . . . . . . . .287
248
Page 274 of 480

Wanneer de voertuigsnelheid te laag is, ne-
geert het systeem alle opschakelpogingen.
Als u de schakelflipper (-) ingedrukt houdt,
wordt teruggeschakeld naar de laagst moge-
lijke versnelling bij de huidige snelheid.
Het schakelen van de transmissie valt meer
op als de schakelflipper-modus is
ingeschakeld.
Het systeem kan terugkeren naar de auto-
matische schakelmodus als een storing of
oververhitting wordt gedetecteerd.
OPMERKING:
Wanneer Selec-Speed of de afdalingsrege-
ling (HDC) is ingeschakeld, is de
schakelflipper-modus niet actief. Door op de
schakelflippers (+/-) te drukken in Selec-
Speed of de afdalingsregeling, wordt ge-
woon de hoogste toegestane versnelling be-
perkt. Schakelen onder en tot aan die
versnelling verloopt automatisch.
U kunt de schakelflipper-modus uitschakelen
door de schakelflipper (+) ingedrukt te houden
totdat de indicatie "D"of"S" weer wordt aange- geven in de instrumentengroep. U kunt de
schakelflipper-modus op elk moment in- of uit-
schakelen zonder dat u uw voet van het gaspe-
daal hoeft te nemen.
WAARSCHUWING!
Schakel op gladde wegen niet terug om te
remmen op de motor. De aangedreven wie-
len kunnen hun grip verliezen, waardoor de
auto in een slip kan raken, wat een aanrijding
of persoonlijk letsel tot gevolg kan hebben.WERKING VAN DE
VIERWIELAANDRIJVING
Bedieningsaanwijzingen/
voorzorgsmaatregelen Quadra-Trac
I® — indien aanwezigDe Quadra-Trac I® is een tussenbak met één
groep (alleen hoge gearing), die zorgt voor
handige permanente vierwielaandrijving. Ver-
eist geen handelingen van de bestuurder. Het
Brake Traction Control (BTC) systeem, dat een
combinatie is van het standaard ABS en traction control, biedt weerstand aan een wiel dat door-
slipt waardoor extra koppel wordt gestuurd naar
de wielen met tractie.
OPMERKING:
Het Quadra-Trac I® systeem niet geschikt is
voor omstandigheden waarin de groep 4WD
LOW wordt aanbevolen. Raadpleeg de para-
graaf
Tips voor terreinrijden in het hoofd-
stuk Starten en rijden voor meer informatie
hierover.
Bedieningsaanwijzingen/
voorzorgsmaatregelen Quadra-Trac
II® — indien aanwezigDe Quadra-Trac II® tussenbak is volautoma-
tisch in de 4WD AUTO-modus voor normaal
rijden. De Quadra-Trac II® tussenbak heeft drie
standen:
4WD HI
NEUTRAL
4WD LOW
Deze tussenbak is volautomatisch in de 4WD
HI-modus.
270
Page 275 of 480

Als extra tractie is vereist dan kan de 4WD
LOW-stand worden gebruikt om de aandrijfas-
sen vóór en achter samen te vergrendelen en
de voor- en achterwielen te dwingen om met
dezelfde snelheid te draaien. De stand 4WD
LOW is uitsluitend bedoeld voor een onverhard
of glad wegdek. Rijden in de stand 4WD LOW
op droge, verharde wegen kan leiden tot over-
matige slijtage van de banden en schade aan
de onderdelen van de aandrijflijn.Wanneer u bij een bepaalde rijsnelheid in 4WD
LOW rijdt, is het motortoerental circa driemaal zo
hoog als het motortoerental in de stand 4WD HI.
Laat de motor niet met te hoge toerentallen
draaien en rijd niet sneller dan 40 km/u (25 mph).Voor een juist gebruik van voertuigen met vier-
wielaandrijving moeten alle banden van het-
zelfde type zijn en dezelfde maat en omtrek
hebben. Het gebruik van verschillende banden
beïnvloedt het schakelgedrag en kan de tus-
senbak beschadigen.Aangezien vierwielaandrijving de tractie verbe-
tert, heeft men de neiging de veilige snelheden
voor bochten en stoppen te overschrijden. Rij niet
harder dan de verkeersomstandigheden toelaten.
WAARSCHUWING!
Als u de auto zonder toezicht achterlaat
terwijl de tussenbak in de stand NEUTRAL
staat en de handrem niet helemaal is aan-
getrokken, kunnen u of anderen (dodelijk)
gewond raken. In de stand NEUTRAL van de
tussenbak wordt het contact met de aandrijf-
lijn van zowel de aandrijfas voor als achter
verbroken, zodat de auto kan rollen, zelfs als
de versnellingsbak in de stand PARK is
gezet. De handrem moet altijd aangetrokken
zijn als de bestuurder niet in de auto zit.SchakelstandenVoor meer informatie over het gebruik van elke
stand van het 4WD-systeem, zie onderstaande
informatie:
4WD AUTO
Deze stand wordt gebruikt op oppervlakten
zoals ijs, sneeuw, grint, zand en op een droog
wegdek.OPMERKING:
Raadpleeg de paragraaf
Selec-Terrain® –
indien aanwezig in het hoofdstuk Starten
en rijden voor meer informatie over de ver-
schillende instellingen en het bedoelde ge-
bruik.
NEUTRAL
In deze groep wordt de aandrijflijn losgekoppeld
van de aandrijving. Hij wordt gebruikt om achter
een andere auto te slepen met alle wielen aan
de grond. Raadpleeg de paragraaf "Slepen
achter een camper" in het hoofdstuk"Starten en
rijden" voor meer informatie hierover.
WAARSCHUWING!
Als u de auto zonder toezicht achterlaat
terwijl de verdeelbak in de stand NEUTRAL
(N) staat en de handrem niet helemaal is
aangetrokken, kunnen u of anderen (dode-
lijk) gewond raken. In de NEUTRAL-stand
(N) wordt het contact met de aandrijflijn van
zowel de aandrijfas voor als achter verbro-
ken, zodat de auto in beweging kan komen,
(Vervolgd)
271
Page 276 of 480

WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
zelfs als de versnellingsbak in de stand
PARK is gezet. De handrem moet altijd aan-
getrokken zijn als de bestuurder niet in de
auto zit.
4WD LOW
Deze groep is bedoeld voor vierwielaandrijving
met lage snelheid. Hij zorgt voor een grotere
overbrengingsverhouding waardoor er meer
koppel aan zowel de voor- als achterwielen kan
worden geleverd en daarmee extra tractie en
maximale trekkracht, uitsluitend op onverharde,
gladde wegen. Rijd niet sneller dan 40 km/h
(25 mph).
OPMERKING:
Raadpleeg de paragraaf “Selec-Terrain® –
indien aanwezig voor meer informatie over
de verschillende instellingen en het be-
doelde gebruik.
SchakelproceduresVierwielaandrijving HI (HOOG) naar
Vierwielaandrijving LOW (LAAG)
Bij een voertuigsnelheid tussen de 0 en de
5 km/u (0 en 3 mph), als de contactschakelaar
in de stand ON staat of als de motor loopt,
schakelt u de transmissie naar "N"en drukt u
één keer op de knop “4WD LOW” op de tussen-
bakschakelaar. Het controlelampje “4WD LOW”
in de instrumentengroep gaat knipperen en blijft
branden wanneer het schakelen is voltooid. OPMERKING:
Als niet aan de schakelvoorwaarden/
vergrendelingen wordt voldaan of bij een
beveiliging van de motortemperatuur van de
tussenbak, knippert het bericht “For 4x4
Low Slow Below 3 mph (5 km/u Put Trans in
N Press 4 Low” (Voor 4x4 Low langzamer
dan 5 km/u (3 mph) rijden - naar N schakelen
en op 4 Low drukken) op het bestuurdersin-
formatiedisplay (DID). Raadpleeg de para-
graaf
Bestuurdersinformatiedisplay (DID)
in het hoofdstuk Het instrumentenpaneel
voor meer informatie hierover.
4WD LOW naar 4WD HI
Bij een voertuigsnelheid tussen de 0 en de
5 km/u (0 en 3 mph), als de contactschakelaar
in de stand ON staat of als de motor loopt,
schakelt u de transmissie naar NEUTRAL en
drukt u één keer op de knop “4WD LOW” op de
tussenbakschakelaar. Het controlelampje “4WD
LOW” op de instrumentengroep gaat knipperen
en dooft nadat het schakelen is voltooid.
Tussenbakschakelaar
272
Page 277 of 480

OPMERKING:
Als niet aan de schakelvoorwaarden/
vergrendelingen wordt voldaan of bij een
beveiliging van de motortemperatuur van
de tussenbak, knippert het bericht “For
4x4 High Slow Below 3 mph (5 km/u Put
Trans in N push 4 Low” (Voor 4x4 High
langzamer dan 5 km/u (3 mph) rijden -
naar N schakelen en op 4 Low drukken)
op het bestuurdersinformatiedisplay
(DID). Raadpleeg de paragraaf Bestuur-
dersinformatiedisplay (DID) in het hoofd-
stuk Het instrumentenpaneel voor meer
informatie hierover.
Het is mogelijk om naar en uit 4WD LOW
te schakelen als de auto helemaal stil-
staat; er kunnen echter problemen ont-
staan omdat de koppelingstanden dan
mogelijk niet goed zijn uitgelijnd. Mogelijk
moet u een aantal schakelpogingen doen
om de koppelingstanden uit te lijnen en
de overschakeling te voltooien. De beste
methode is tijdens het rollen van de auto
tussen de 0 en de 5 km/u. Als de auto
sneller rijdt dan 5 km/u dan verhindert de
tussenbak het schakelen. Naar de stand NEUTRAL (N) schakelen
WAARSCHUWING!
Als u de auto zonder toezicht achterlaat
terwijl de verdeelbak in de stand NEUTRAL
(N) staat en de handrem niet helemaal is
aangetrokken, kunnen u of anderen (dode-
lijk) gewond raken. In de NEUTRAL-stand
(N) wordt het contact met de aandrijflijn van
zowel de aandrijfas voor als achter verbro-
ken, zodat de auto in beweging kan komen,
zelfs als de versnellingsbak in de stand
PARK is gezet. De handrem moet altijd aan-
getrokken zijn als de bestuurder niet in de
auto zit.
1. Breng het voertuig volledig tot stilstand, ter- wijl de motor draait.
2. Houd het rempedaal ingetrapt.
3. Schakel naar NEUTRAL. 4. Als het voertuig is uitgerust met Quadra-Lift
™ luchtvering, controleert u of het voertuig
op de normale rijhoogte is ingesteld.
5. Gebruik een balpen of soortgelijk voorwerp en houd daarmee gedurende vier seconden
de verzonken knop NEUTRAL (N) van de
tussenbak (deze bevindt zich bij de modus-
schakelaar) ingedrukt. Het lampje achter het
NEUTRAL (N)-symbool gaat knipperen om
aan te geven dat wordt geschakeld. Het
lampje stopt met knipperen (en blijft bran-
den) nadat het schakelen naar NEUTRAAL
(N) voltooid is. Een bericht "NEUTRAAL"
wordt op het bestuurdersinformatiedisplay
(DID) weergegeven. Raadpleeg de para-
graaf "Bestuurdersinformatiedisplay (DID)"
in het hoofdstuk "Het instrumentenpaneel"
voor meer informatie hierover.
273
Page 280 of 480

MUD - Kalibratie voor terreinrijden op onder-
gronden met weinig tractie, zoals modder. De
aandrijflijn is geoptimaliseerd voor maximale
tractie. Enig slippen kan voelbaar zijn op
moeilijke ondergronden. De elektronische
remregeling is ingesteld om de tractierege-
ling van de gasklep en wielspin te beperken.
Indien uitgerust met luchtvering, verandert
de hoogte naar Terreinrijden 1.
Rock – Kalibratie voor terreinrijden die alleen
beschikbaar is in de groep 4WD LOW. Het
voertuig (indien uitgerust met luchtvering)
wordt verhoogd voor een betere grondspe-
ling. Op tractie gebaseerde tuning met ver-
beterde bestuurbaarheid voor gebruik tijdens
terreinrijden op ondergronden met een hoge
tractie. Gebruik voor het rijden op obstakels
zoals grote rotsen, diepe sporen, enz. Indien
uitgerust met luchtvering, wordt de rijhoogte
veranderd naar Terreinrijden 2. Als de Selec-
Terrain™-schakelaar in de stand ROCK
staat, en de tussenbak wordt geschakeld van
4WD LOW naaf 4WD HIGH, keert het Selec-
Terrain™-systeem terug naar AUTO. OPMERKING:
Activeer de afdalingsregeling of Selec
cruisecontrol voor het afrijden van steile
hellingen. Raadpleeg de paragraaf
Elektro-
nische remregeling in dit hoofdstuk voor
meer informatie.
Berichten in het
bestuurdersinformatiedisplay (DID)Onder de juiste omstandigheden verschijnt een
bericht in het DID-scherm. Raadpleeg de para-
graaf "Bestuurdersinformatiedisplay (DID)" in
het hoofdstuk "Het instrumentenpaneel" voor
meer informatie hierover.QUADRA-LIFT™ — INDIEN
AANWEZIG
OmschrijvingHet Quadra-Lift™-luchtveringssysteem zorgt
voor continue niveauregeling naast de mogelijk-
heid om met een druk op de knop de hoogte van
het voertuig aan te passen.
Normale rijhoogte (NRH) – Dit is de stan-
daardinstelling van de vering en is bedoeld
voor normaal rijden.
Selec-Terrain™-schakelaar
1 — Knop omhoog
2 — Knop omlaag
3 - Controlelampje Instappen/uitstappen (kan door
de klant worden geselecteerd)
4 - Controlelampje Normale rijhoogte (kan door de
klant worden geselecteerd)
5 - Controlelampje Terreinrijden 1 (kan door de
klant worden geselecteerd)
6 - Controlelampje Terreinrijden 2 (kan door de
klant worden geselecteerd)
276
Page 288 of 480

indien aanwezig"in het hoofdstuk"Starting and
Operating" voor meer informatie hierover.Gebruik van de groep 4WD LOW —
indien aanwezigSchakel tijdens het terreinrijden naar de groep
4WD LOW voor extra grip. Deze stand is be-
doeld voor het rijden onder extreme omstandig-
heden zoals diepe sneeuw, modder of zand
waarbij extra trekkracht nodig is bij een lage
snelheid. Vermijd rijsnelheden hoger dan
40 km/u in de groep 4WD LOW.LET OP!
Rijd niet in de groep 4WD-LOW op een
droog wegdek; anders kan schade aan de
aandrijflijn ontstaan. In de groep 4WD-LOW
worden de voor- en achteraandrijflijnen aan
elkaar gekoppeld en is geen differentieelac-
tie tussen de aandrijfas vóór en achter mo-
gelijk. Rijden in 4WD-LOW op een droog
wegdek veroorzaakt torderen van de aan-
drijflijn; uitsluitend gebruiken op natte of
gladde ondergrond.
Door water rijdenHoewel uw auto in staat is om door water te
rijden, moet u een aantal voorzorgsmaatrege-
len in acht nemen voordat u het water inrijdt.
OPMERKING:
Uw auto kan in water van maximaal 51 cm
waden om kleine rivieren en stromen over te
steken. Om ervoor te zorgen dat de verwar-
ming en ventilatie van uw auto optimaal
blijven werken, moet u het systeem in de
recirculatiemodus zetten als u door water
waadt.LET OP!Rijd niet met een hogere snelheid dan 8 km/u
(5 mph) door water. Als voorzorgsmaatregel
moet vooraf altijd de diepte van het water
worden gecontroleerd. Alle vloeistoffen moe-
ten achteraf worden gecontroleerd. Bij rijden
door water kan schade worden veroorzaakt
die niet door de standaardgarantie van de
nieuwe auto wordt gedekt.
Ga bij het rijden door water met een diepte van
meer dan enkele centimeters voorzichtig te
werk om schade aan de auto en lichamelijk
letsel te voorkomen. Als u door water moet
rijden, probeer dan de diepte en de bodemge-
steldheid te bepalen voordat u het water inrijdt
(en de locatie van eventuele obstakels). Rijd
voorzichtig en handhaaf een constante snelheid
onder de 8 km/u in diep water om golfvorming te
voorkomen.
Sterke stroming
Als het water sterk stroomt en stijgt (bijv. bij een
storm), wacht dan met oversteken totdat het
water is gezakt en/of de stroming minder sterk
is. Als u sterk stromend water moet doorkrui-
sen, vermijd dan stukken die dieper zijn dan 23
cm. Door stromend water kan de bodem weg-
spoelen zodat uw auto dieper wegzakt. Ga na
welke plaatsen stroomafwaarts van het punt
waar u het water bent ingereden geschikt zijn
om het water uit te rijden zodat u uw auto naar
deze plaatsen kunt laten toedrijven.
284
Page 289 of 480

Stilstaand water
Rijd niet in stilstaand water dat dieper is dan 51
cm en verlaag uw snelheid om golfvorming te
voorkomen. De maximumsnelheid in water van
51 cm diep is lager dan 8 km/u.
Onderhoud
Nadat u door diep water bent gereden, moet u
de vloeistoffen en smeermiddelen van uw auto
controleren (motorolie, transmissieolie, as, tus-
senbak) om na te gaan of de vloeistoffen niet
vervuild zijn. Vervuilde vloeistoffen (deze zien er
melkachtig en schuimachtig uit) moeten zo snel
mogelijk worden afgetapt/ververst om bescha-
diging van onderdelen te voorkomen.Rijden in sneeuw, modder of zandBij zware sneeuwval, bij het trekken van een
zware last of voor extra controle bij lagere
snelheden, schakelt u terug naar een lagere
versnelling en zet u indien nodig de tussenbak
in 4WD LOW. Raadpleeg de paragraaf"Wer-
king van de vierwielaandrijving" in het hoofdstuk
"Starten en rijden" voor meer informatie. Scha-
kel niet terug naar een lagere versnelling dan
noodzakelijk om vaart te behouden. Het over- matig laten oplopen van het toerental van de
motor kan ervoor zorgen dat de wielen doorslip-
pen en de grip verloren raakt.
Schakel op een glad wegdek nooit terug, omdat
de motorremwerking slippen en verlies van
controle over de auto tot gevolg kan hebben.
Heuvel oprijdenOPMERKING:
Bepaal voordat u een heuvel oprijdt eerst de
omstandigheden boven op en aan de andere
kant van de heuvel.
Voordat u een steile heuvel oprijdt,
moet u de
transmissie eerst in een lagere versnelling
schakelen en moet u de tussenbak in 4WD
LOW zetten. Gebruik de eerste versnelling en
4WD LOW voor hele steile heuvels.
Als de motor afslaat of als u voorwaartse
snelheid begint te verliezen als u een heuvel
oprijdt, laat de auto dan tot stilstand komen en
rem onmiddellijk. Start de motor opnieuw en
schakel in REVERSE (achteruit). Rij langzaam
achteruit de heuvel af en laat de compressie-
rem van de motor de snelheid regelen. Als u
moet bijremmen om de snelheid te regelen, rem dan licht en voorkom blokkeren en slippen van
de wielen.
WAARSCHUWING!
Als de motor afslaat, als u vaart verliest of als
u de top van een steile heuvel of helling niet
haalt, mag u nooit proberen te keren. Als u
dat toch doet, kan dit leiden tot het kantelen
en omrollen van de auto. Rijd altijd voorzich-
tig recht achteruit de heuvel af in de
REVERSE-stand. Rijd nooit achteruit een
heuvel af in de NEUTRAL-stand waarbij u
alleen de rem gebruikt.
Rijd nooit diagonaal een heuvel op en af,
maar altijd recht omhoog of omlaag.
Als de wielen beginnen te slippen wanneer u de
top van de heuvel nadert, laat dan het gaspe-
daal iets los en blijf vooruit rijden door de
voorwielen langzaam te laten draaien. Hierdoor
krijgt u mogelijk opnieuw grip op het wegdek en
voldoende tractie om de klim te voltooien.
285