airbag JEEP GRAND CHEROKEE 2016 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: JEEP, Model Year: 2016, Model line: GRAND CHEROKEE, Model: JEEP GRAND CHEROKEE 2016Pages: 480, PDF Size: 4.63 MB
Page 50 of 480

2. Aanvullende gordijn-zijairbags (SABIC’s):deze bevinden zich boven de zijramen. Op
de bekleding over de gordijn-zijairbag be-
vindt zich een label met de tekst SRS AIR-
BAG of AIRBAG.
Gordijn-zijairbags kunnen het risico van letsel
verminderen van inzittenden aan de buitenzijde
van de voor- en achterstoelen. De gordijn-
zijairbags kunnen helpen om het risico van
letsel bij bepaalde zijdelingse botsingen en in
sommige gevallen bij het over de kop slaan te verminderen, in combinatie met de letselver-
minderende werking van de veiligheidsgordels
en de constructie van de carrosserie.
De gordijn-zijairbags worden naar beneden ge-
activeerd en bedekken de zijramen. Een
gordijn-zijairbag drukt de buitenrand van de
bekleding opzij en bedekt het zijraam. De
gordijn-zijairbags worden met zoveel kracht op-
geblazen dat letsel kan worden veroorzaakt als
u geen veiligheidsgordel om heeft en niet goed
op uw zijn plaats zit, of wanneer er zich voor-
werpen bevinden in de ruimte waarin de airbags
worden opgeblazen. Kinderen lopen zelfs nog
een hoger risico van letsel als gevolg van het
opblazen van een airbag.
De gordijn-zijairbags kunnen bijdragen tot een
vermindering van het risico dat inzittenden ge-
deeltelijk of geheel uit de zijramen van de auto
worden geslingerd bij sommige gevallen van
over de kop slaan of bij bepaalde zijdelingse
botsingen.
WAARSCHUWING!
Uw auto is uitgerust met gordijn-zijairbags
aan de linker- en rechterzijde. Stapel ba-
gage of andere lading niet dermate hoog
op dat het opblazen van de gordijn-
zijairbags wordt geblokkeerd. De bekle-
ding boven de zijruiten waar de gordijn-
zijairbags en het opblaaspad zich
bevinden, moet vrij van obstakels blijven.
Uw auto is uitgerust met uitgerust met
gordijn-zijairbags. Om de gordijn-
zijairbags naar behoren te laten werken,
geen accessoires in uw auto installeren
die het dak kunnen veranderen. Voeg later
geen open dak toe aan uw voertuig. Mon-
teer geen daktransportsystemen waarbij
permanente bevestigingen nodig zijn (bou-
ten of schroeven) voor montage op het
autodak. Boor nooit in het autodak, om
welke reden dan ook.
De zijairbags (SABIC’s en SAB’s) zijn ontwor-
pen om geactiveerd te worden bij bepaalde
Plaats van het label voor aanvullende gordijn-zijairbags
46
Page 51 of 480

zijdelingse botsingen en bij sommige gevallen
van over de kop slaan. De controller van het
beveiligingssysteem ("ORC") bepaalt op basis
van de aard en ernst van een aanrijding of de
zijairbags bij een bepaalde zijdelingse botsing
of over de kop slaan moeten worden geacti-
veerd. De schade aan het voertuig is op zich
geen goede graadmeter voor het feit of de
zijairbags al dan niet hadden moeten zijn opge-
blazen.
Aanvullende zijairbags vormen een aanvulling
op de veiligheidsgordels. Zijairbags worden bin-
nen een oogwenk volledig opgeblazen. Inzitten-
den, waaronder kinderen, die tegen of heel
dicht bij de aanvullende zijairbags zitten, kun-
nen ernstig of zelfs dodelijk letsel oplopen.
Inzittenden, waaronder kinderen, dienen nooit
tegen het portier, de zijramen of het gebied
waar de aanvullende zijairbags worden opge-
blazen aan te leunen of in slaap te vallen, ook
niet als zij in een babyzitje of kinderzitje zitten.
Veiligheidsgordels (en kinderzitjes indien van
toepassing) zijn voor uw bescherming bij alle
aanrijdingen noodzakelijk. Ze dragen eraan bij
uw lichaam in de juiste positie te houden, uit de
buurt van zijairbags die worden opgeblazen.Voor een optimale bescherming van de zijair-
bags moeten inzittenden hun veiligheidsgordels
correct dragen en rechtop zitten met hun rug
tegen de stoelen. Kinderen moeten goed wor-
den vastgegespt in een kinderzitje of zitverho-
ger die is afgestemd op de lengte van het kind.
WAARSCHUWING!
Zijairbags hebben ruimte nodig om te wor-
den opgeblazen. Leun niet tegen het por-
tier of het raam. Zit rechtop op het midden
van de stoel.
Als u zich tijdens het activeren te dicht bij
de zijairbags bevindt, kunt u ernstig of
zelfs dodelijk letsel oplopen.
Als u alleen op de zijairbags vertrouwt, kan
dit bij een aanrijding leiden tot ernstig
letsel. De zijairbags werken in combinatie
met uw veiligheidsgordel om u op de juiste
wijze te beschermen. Bij sommige aanrij-
dingen worden de zijairbags niet opgebla-
zen. Draag altijd uw veiligheidsgordel, ook
als uw auto is uitgerust met zijairbags. OPMERKING:
De airbagpanelen zijn in de interieurbekle-
ding nauwelijks zichtbaar, maar springen
open tijdens het opblazen van de airbag.
Zijdelingse botsingen
Bij zijdelingse botsingen kunnen de botsings-
sensoren de controller van het beveiligingssys-
teem voor inzittenden helpen bij het bepalen
van de juiste reactie op de botsingen. Het
systeem is gekalibreerd om de zijairbags aan
de kant van de botsing te activeren bij botsin-
gen die bescherming van de inzittenden door
zijairbags noodzakelijk maken. Bij zijdelingse
botsingen wordt elke airbag afzonderlijk geacti-
veerd, zodat bij een botsing aan de linkerzijde
alleen de linker zijairbag wordt geactiveerd en
bij een botsing aan de rechterzijde alleen de
rechter zijairbag.
De zijairbags worden niet bij alle zijdelingse
botsingen geactiveerd, zoals bij sommige aan-
rijdingen onder een bepaalde hoek of bij be-
paalde zijdelingse botsingen die niet van in-
vloed zijn op het passagierscompartiment. De
zijairbags kunnen worden geactiveerd bij fron-
47
Page 52 of 480

tale botsingen onder een hoek waarbij de ge-
avanceerde frontairbags worden geactiveerd.
Over de kop slaan
Zijairbags zijn ontworpen om geactiveerd te
worden bij sommige gevallen van over de kop
slaan. De controller van het beveiligingssys-
teem voor inzittenden bepaalt op basis van de
aard en de ernst van de botsing of de zijairbags
bij het over de kop slaan moeten worden geac-
tiveerd. De schade aan het voertuig is op zich
geen goede graadmeter voor het feit of de
zijairbags al dan niet hadden moeten zijn opge-
blazen.
De zijairbags worden niet in alle gevallen van
over de kop slaan geactiveerd. Het rolbeugel-
systeem bepaalt of het voertuig over de kop aan
het slaan is en activering al dan niet van toe-
passing is. Bij een gebeurtenis met een langza-
mer verloop kunnen de gordelspanners van de
veiligheidsgordels aan beide zijden van de auto
worden geactiveerd. Bij een gebeurtenis met
een sneller verloop kunnen de gordelspanners
van de veiligheidsgordels en ook de aanvul-
lende zijairbags en de gordijn-zijairbags aan
beide zijden van de auto worden geactiveerd.Het rolbeugelsysteem kan ook de gordelspan-
ners van de veiligheidsgordels activeren waar-
bij al dan niet de aanvullende zijairbags en de
gordijn-zijairbags aan beide zijden van de auto
worden geactiveerd wanneer de auto bijna over
de kop slaat.
Als een airbag wordt opgeblazen
Het ontwerp van de geavanceerde frontairbags
is zodanig uitgevoerd, dat deze airbags na het
opblazen onmiddellijk leeglopen.
OPMERKING:
De front- en/of zijairbags worden niet bij alle
botsingen opgeblazen. Dit houdt echter niet
in dat het airbagsysteem niet werkt.
Bij een aanrijding waarbij de airbags worden
opgeblazen, kan zich het volgende voordoen:
Het materiaal van de airbag kan soms
schaafwonden en/of een rode huid veroorza-
ken bij de inzittenden tijdens het opblazen
van de airbags. De schaafwonden lijken op
de wonden die u oploopt als u zich schaaft
aan een touw, de vloerbedekking of op de
vloer van een gymnastiekzaal. Deze schaaf-
wonden worden niet veroorzaakt door con- tact met chemische stoffen. De schaafwon-
den zijn niet blijvend en genezen normaal
gesproken snel. Als uw schaafwonden echter
na enkele dagen nog niet zijn genezen of als
u last hebt van blaren, raadpleeg dan onmid-
dellijk een arts.
Wanneer de airbags leeglopen ziet u moge-
lijk zwevende stofdeeltjes die op rook lijken.
Dit stof is een normaal bijproduct van het
activeringsproces voor het niet-giftige op-
blaasgas. Deze zwevende stofdeeltjes kun-
nen de huid, ogen, neus of keel irriteren.
Spoel met koud water als u last hebt van
geïrriteerde ogen of huid. Zorg voor frisse
lucht bij neus- of keelirritaties. Raadpleeg uw
huisarts als de irritatie blijvend is. Als deze
deeltjes op uw kleding terechtkomen, volg
dan de gebruikelijke wasvoorschriften van de
kledingfabrikant om de kleding te reinigen.
Rijd niet in uw auto nadat de airbags zijn
geactiveerd. Als u dan opnieuw bij een aanrij-
ding betrokken raakt, zullen de airbags geen
enkele bescherming bieden.
48
Page 53 of 480

WAARSCHUWING!
Eenmaal geactiveerde airbags en gor-
delspanners hebben geen enkel effect bij
een volgende aanrijding. Laat de airbags,
gordelspanners en het oprolmechanisme
van de veiligheidsgordels onmiddellijk ver-
vangen door een erkende dealer. U dient ook
de controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden te laten nakijken.
OPMERKING:
De airbagpanelen zijn in de interieurbe-
kleding nauwelijks zichtbaar, maar sprin-
gen open tijdens het opblazen van de
airbag.
Na ieder ongeval dient de auto onmiddel-
lijk naar een erkende dealer te worden
gebracht. Uitgebreid ongelukkenresponssysteem
Bij een botsing zal de controller van het bevei-
ligingssysteem voor inzittenden, als het com-
municatienetwerk en de voeding intact blijven
en afhankelijk van de aard van de botsing,
bepalen of het uitgebreide ongelukkenrespons-
systeem de volgende functies uitvoert:
De brandstoftoevoer naar de motor afsluiten.
De waarschuwingsknipperlichten inschake-
len zo lang de accu werkt of totdat het
contact wordt uitgezet.
De interieurverlichting inschakelen zolang de
accu werkt of totdat het contact wordt
uitgezet.
De portieren automatisch ontgrendelen.
Systeemreset-procedure
Om de functies van het uitgebreide ongelukken-
responssysteem na een incident te resetten,
moet u de contactschakelaar van de stand
contact START of ON/RUN in de stand contact
OFF zetten. Waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem
De airbags moeten gereed zijn om u te be-
schermen bij een botsing. De controller van het
beveiligingssysteem voor inzittenden contro-
leert de interne circuits en de bedrading van de
elektrische componenten van het
airbagsysteem.
De controller van het beveiligingssysteem voor
inzittenden bewaakt de gereedheid van de elek-
tronische onderdelen van het airbagsysteem
wanneer de contactschakelaar in de stand
START of ON/RUN staat. Als het contactslot in
de stand OFF of ACC staat, is het airbagsys-
teem niet ingeschakeld en zullen de airbags
niet worden opgeblazen.
De controller van het beveiligingssysteem voor
inzittenden beschikt over een reservevoeding,
waardoor de airbags ook geactiveerd kunnen
worden wanneer de accu leeg is of is losgekop-
peld.
49
Page 54 of 480

De controller van het beveiligingssysteem voor
inzittenden schakelt het waarschuwingslampje
voor het airbagsysteem op het instrumentenpa-
neel in voor een zelftest gedurende vier tot acht
seconden, wanneer het contactslot voor het
eerst in de stand ON/RUN wordt gezet. Na de
zelftest gaat het waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem uit. Als de controller van het
beveiligingssysteem voor inzittenden een sto-
ring in het systeem detecteert, gaat het waar-
schuwingslampje voor het airbagsysteem knip-
peren of continu branden. Een enkel
geluidssignaal klinkt om u te waarschuwen als
het lampje gaat branden na de eerste keer
starten.
De controller van het beveiligingssysteem voor
inzittenden bevat ook diagnosefuncties die het
waarschuwingslampje voor het airbagsysteem
in het instrumentenpaneel laten branden wan-
neer een storing wordt gedetecteerd die het
airbagsysteem zou kunnen beïnvloeden. De
diagnose meldt eveneens de aard van het
defect. Omdat het airbagsysteem zodanig is
ontworpen dat het geen onderhoud vergt, radenwij u aan onmiddellijk een erkende dealer te
raadplegen wanneer een van de volgende pro-
blemen zich voordoet.
Het waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem gaat niet vier tot acht seconden
branden nadat u de contactschakelaar de
eerste keer in de stand ON/RUN hebt gezet.
Het waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem blijft branden na de periode van vier
tot acht seconden.
Het waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem gaat af en toe branden of blijft
branden tijdens het rijden.
OPMERKING:
Als de snelheidsmeter, toerenteller of an-
dere meters voor motorfuncties niet werken,
is het mogelijk dat ook de controller van het
beveiligingssysteem voor inzittenden niet
werkt. In deze toestand zijn de airbags mo-
gelijk niet gereed om u te beschermen. Laat
het airbagsysteem onmiddellijk door uw er-
kende dealer repareren.
WAARSCHUWING!
Wanneer u het waarschuwingslampje voor
het airbagsysteem op het instrumentenpa-
neel negeert, kan dat betekenen dat de
airbags u bij een aanrijding niet beschermen.
Als het lampje niet gaat branden tijdens de
gloeilampcontrole wanneer u de contactsleu-
tel omdraait, blijft branden nadat u de auto
hebt gestart of gaat branden tijdens het
rijden, dient u het defect onmiddellijk door uw
erkende dealer te laten repareren.
50
Page 55 of 480

Onderhoud van het airbagsysteemWAARSCHUWING!
Wijzigingen aan onderdelen van het air-
bagsysteem kunnen tot gevolg hebben dat
het systeem bij een aanrijding niet functi-
oneert. U kunt letsel oplopen doordat de
airbag niet werkt en u niet beschermt.
Breng geen wijzigingen aan de onderdelen
of bedrading aan en plak nooit badges of
stickers op het afdekpaneel op het stuur of
aan de rechterbovenzijde van het instru-
mentenpaneel. Breng geen wijzigingen
aan in de voorbumper of de carrosserie-
structuur en monteer geen treden of tree-
planken.
Het is gevaarlijk zelf onderdelen van het
airbagsysteem te repareren. Waarschuw
iedereen die aan uw auto werkt dat de
auto is uitgerust met een airbagsysteem.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
Probeer geen onderdelen van het airbag-
systeem te wijzigen. De airbag kan per
ongeluk worden opgeblazen of werkt mo-
gelijk niet goed meer als deze is gewijzigd.
Breng de auto naar een erkende dealer
voor onderhoud aan het airbagsysteem.
Breng de auto naar een erkende dealer als
onderhoud nodig is aan de autostoel,
waaronder het afdekpaneel en het kussen
(ook voor het verwijderen of losdraaien/
aantrekken van stoelbouten). Er mogen
uitsluitend door de fabrikant goedge-
keurde stoelaccessoires worden gebruikt.
Neem contact op met een erkende dealer
als het airbagsysteem moet worden aan-
gepast aan personen met een handicap.
Event Data Recorder (EDR)
Deze auto is uitgerust met een Event Data
Recoder (EDR). De belangrijkste taak van de
EDR is het registreren van gegevens die duide-
lijk maken hoe een voertuigsysteem zich heeft
gedragen bij aanrijdingen of bijna-aanrijdingen, zoals de activering van airbags of een botsing
tegen een obstakel. De EDR is ontworpen om
kortstondig, meestal 30 seconden of korter,
gegevens te registreren die verband houden
met de dynamiek en veiligheidssystemen van
de auto. De EDR in deze auto is ontworpen om
gegevens te registreren die onder meer ant-
woord geven op de volgende vragen:
Hoe hebben diverse systemen in uw auto
zich gedragen?
Waren de veiligheidsgordels van de bestuur-
der en passagier vastgegespt?
Hoe ver (indien van toepassing) trapte de
bestuurder het gas- en/of rempedaal in?
Hoe snel reed de auto?
Deze gegevens kunnen bijdragen aan een be-
ter inzicht in de omstandigheden waaronder
botsingen en letsel ontstaan.
51
Page 57 of 480

leiding van het kinderzitje en op alle stickers die
zijn bevestigd aan het kinderzitje, en neem ze in
acht.
In Europa zijn de regels voor kinderzitjes vast-
gelegd in de norm ECE R44 waarin ze in vijf
gewichtsklassen zijn onderverdeeld:Groepen kinderzit-jes Gewichtsklasse
Groep 0 tot 10 kg
Groep 0+ tot 13 kg Groep 1 9-18 kg
Groep 2 15-25 kg
Groep 3 22-36 kg
Controleer de sticker van uw kinderzitje. Alle
goedgekeurde kinderzitjes moeten voorzien zijn
een datum van de type-goedkeuring en de
controlemarkering op de sticker. De sticker
moet permanent op het kinderzitje zijn beves-
tigd. U mag deze sticker niet van het kinderzitje
verwijderen.
WAARSCHUWING!
Zeer gevaarlijk! Plaats een naar achter ge-
richt kinderzitje niet voor een actieve airbag.
Lees ook de informatiestickers op de zonne-
klep. Activering van de airbag bij een onge-
val kan leiden tot dodelijk letsel aan de baby,
ongeacht de ernst van de botsing. Wij raden
u aan kinderen altijd in een kinderzitje op de
achterbank te voeren, de best beschermde
positie in het geval van een aanrijding.
Universele kinderzitjes
De afbeeldingen in de volgende paragrafen zijn
voorbeelden van elk type universeel kinderzitje.
Kenmerkende installaties worden getoond. In-
stalleer altijd uw kinderzitje volgens de aanwij-
zingen van de fabrikant van het kinderzitje, die
meegeleverd moeten zijn met dit type veilig-
heidssysteem.
Zie de paragraaf "Kinderzitjes installeren met
de veiligheidsgordels" voor de stappen om de
veiligheidsgordel over het kinderzitje vast te
maken. Kinderzitjes met ISOFIX-ankerpunten zijn be-
schikbaar om het kinderzitje in de auto te instal-
leren zonder de veiligheidsgordels van de auto
gebruiken.
Groep 0 en 0+
Veiligheidsdeskundigen raden aan om kinderen
zo lang mogelijk naar achteren gericht in het
voertuig te vervoeren. Baby’s tot 13 kg moet in
een naar achter gericht kinderzitje worden ver-
voerd, zoals getoond in afb. 0-13 kg. Dit type
kinderzitje ondersteunt het hoofd van het kind
en oefent geen kracht uit op de nek bij een
plotselinge vertraging of een botsing.
53
Page 58 of 480

Het naar achteren gerichte kinderzitje wordt
tegengehouden door de veiligheidsgordels, zo-
als weergegeven in afb. 0-13 kg. Het kinderzitje
beschermt het kind met zijn eigen vierpuntsgor-
del.WAARSCHUWING!
Plaats nooit een naar achter gericht kin-
derzitje voor een airbag. Als de geavan-
ceerde frontairbag aan de passagierszijde
wordt opgeblazen, kan een kind van 12 of
jonger, ook een kind in een kinderzitje
tegen de rijrichting in, ernstig of dodelijk
letsel oplopen.
Gebruik alleen een naar achter gericht
kinderzitje in een auto met achterbank. Groep 1
Kinderen met een gewicht tussen 9 kg en 18 kg
kunnen worden vervoerd in een naar voren
gericht zitje van Groep 1, zoals afgebeeld in
afb. 9-15 kg. Dit type kinderzitje is geschikt voor
oudere kinderen die te groot zijn voor een
kinderzitje van Groep 0 or 0+. Groep 2
Kinderen met een gewicht van 15 kg tot 25 kg
die te groot zijn voor het kinderzitje van Groep
1, kunnen gebruikmaken van een kinderzitje
van Groep 2.
Zoals aangegeven in afb. 15-25 kg, plaatst het
kinderzitje van Groep 2 het kind correct ten
opzichte van de veiligheidsgordel, zodanig dat
de schoudergordel de borst van het kind kruist
en niet de nek, en dat de heupgordel strak over
het bekken loopt en niet de buik.54
Page 70 of 480

Veiligheidsgordels gaan in de loop van de van
losser zitten. Daarom dient u de gordel af en toe
te controleren en, indien nodig, aan te trekken.Vervoer van huisdierenEen huisdier kan letsel oplopen als een front-
airbag wordt opgeblazen. Een niet-aangelijnd
huisdier kan bij een noodstop of aanrijding als
een projectiel door de auto worden geslingerd
en letsel oplopen of een passagier verwonden.
Huisdieren moeten aangelijnd meerijden op de
achterbank of in een speciale reismand die is
bevestigd met de veiligheidsgordels.AANBEVELINGEN VOOR
INRIJDENDe aandrijflijn (motor, transmissie, koppeling en
achteras) in uw nieuwe auto vereist geen lange
inrijperiode.
Rijd gedurende de eerste 500 km (300 mijl) niet
te snel. Na de eerste 100 km (60 mijl) kunt u
snelheden tot 80 of 90 km/u (50 of 55 mph)
aanhouden.Terwijl u met constante snelheid rijdt, draagt nu
en dan kort accelereren met plankgas, binnen
de grenzen van de geldende verkeersregels, bij
aan een goed inrijdproces. Accelereren met
plankgas in een lage versnelling kan echter
schadelijk zijn en moet worden vermeden.
De motorolie, transmissievloeistof en smeer-
middel voor assen die in de fabriek zijn aange-
bracht, zijn van hoogwaardige kwaliteit en ener-
giebesparend. Houd bij het verversen van de
olie, vloeistof en smeermiddel rekening met het
te verwachten klimaat waarin de auto wordt
gebruikt. Raadpleeg de paragraaf
"Onder-
houdsprocedures" in het hoofdstuk"Onderhoud
van uw auto" voor de aanbevolen viscositeit en
kwaliteitsklassen.
LET OP!
Gebruik nooit niet-reinigende olie of onver-
mengde minerale olie, omdat anders de mo-
tor wordt beschadigd. OPMERKING:
Een nieuwe motor verbruikt tijdens de eer-
ste paar duizend kilometers mogelijk iets
meer olie. Dat is bij het inrijden normaal en
duidt niet op een probleem. Controleer het
oliepeil met de indicator voor olieverversing
vaak tijdens de inrijperiode. Vul indien nodig
olie bij.
VEILIGHEIDSTIPS
Passagiers vervoerenVERVOER NOOIT PASSAGIERS IN DE LAAD-
RUIMTE.WAARSCHUWING!
Laat nooit kinderen of dieren achter in een
geparkeerde auto bij warm weer. De
warmte in het interieur kan ernstige ge-
zondheidsproblemen veroorzaken en zelfs
dodelijk zijn.
(Vervolgd)
66
Page 72 of 480

chanisme verbogen, scheuren in de gordel,
enz.). Wanneer er ook maar de geringste twijfel
bestaat over de toestand van de veiligheidsgor-
dels of de oprolmechanismen, laat de veilig-
heidsgordel dan vervangen.
Waarschuwingslampje voor het
airbagsysteemHet lampje moet ter controle vier
tot acht seconden branden nadat u
de contactschakelaar de eerste
keer in de stand ON hebt gezet.
Bezoek uw erkende dealer als het
lampje tijdens het starten niet gaat
branden. Als het blijft branden, knippert, of
oplicht tijdens het rijden, moet u het systeem
laten controleren door een erkende dealer.
Ontdooi-inrichting
Controleer de werking door de ontdooistand te
selecteren en de aanjager in een hoge stand te
zetten. U moet nu de lucht kunnen voelen die
langs de voorruit geblazen wordt. Bezoek uw
erkende dealer als de ontdooi-inrichting niet
werkt. Veiligheidsinformatie over vloermatten
Plaats uitsluitend vloermatten die overeenko-
men met de afmetingen van de voetruimte van
uw auto. U mag alleen vloermatten gebruiken
die het gebied rondom de pedalen vrijlaten en
stevig vastzitten, zodat de matten niet kunnen
verschuiven, de beweging van de pedalen kun-
nen belemmeren of de veilige besturing van uw
auto op een andere manier kunnen hinderen.
WAARSCHUWING!
Als de pedalen niet vrij kunnen bewegen,
kunt u de controle over de auto verliezen,
waardoor gevaar voor ernstig letsel ontstaat.
Controleer altijd of de vloermatten op de
juiste wijze zijn vastgemaakt aan de be-
vestigingspunten voor de matten.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
Plaats nooit vloermatten of andere vloer-
bedekkingen die u niet op de juiste wijze
kunt vastmaken en voorkom te allen tijde
dat de matten verschuiven, de beweging
van de pedalen belemmeren of de bestu-
ring van de auto op een andere manier
hinderen.
Plaats nooit vloermatten of andere vloer-
bedekkingen over reeds aanwezige vloer-
matten. Extra vloermatten en andere
vloerbedekkingen verkleinen de ruimte
voor de pedalen en belemmeren daardoor
de beweging van de pedalen.
Controleer regelmatig of de matten nog
correct zijn bevestigd. Matten die zijn ver-
wijderd om te worden gereinigd, moeten
altijd op de juiste wijze opnieuw worden
geplaatst en vastgemaakt.
(Vervolgd)
68