sensor JEEP GRAND CHEROKEE 2018 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: JEEP, Model Year: 2018, Model line: GRAND CHEROKEE, Model: JEEP GRAND CHEROKEE 2018Pages: 410, PDF Size: 6.16 MB
Page 130 of 410

Omdat airbagsensoren de vertraging van het
voertuig in de loop van de tijd meten, zijn de
snelheid van het voertuig en de schade op
zichzelf geen goede indicatoren voor de
noodzaak van het wel of niet opblazen van
een airbag.
Veiligheidsgordels zijn bij alle ongevallen
noodzakelijk voor uw bescherming en om uw
lichaam in de juiste positie te houden, uit de
buurt van een airbag die wordt opgeblazen.
De controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden (OCR) zendt een signaal
naar de opblaasmodules wanneer een botsing
wordt gedetecteerd waarbij de frontairbags
moeten worden geactiveerd. Een grote hoe-
veelheid niet-giftig gas wordt gegenereerd om
de frontairbags op te blazen.
Het afdekpaneel op de stuurwielnaaf en op
de rechterbovenzijde van het instrumenten-
paneel komen los en worden verwijderd ter-
wijl de airbags volledig worden opgeblazen.
De frontairbags worden binnen een oogwenk
volledig opgeblazen. De frontairbags lopen
vervolgens snel leeg terwijl ze de bestuurder
en de voorpassagier bescherming bieden.Kniebescherming
De kniebescherming helpt de knieën van de
bestuurder en de voorpassagier te bescher-
men en hen correct te laten zitten bij het
eventueel opblazen van de frontairbags.
WAARSCHUWING!
• U mag nooit in de kniebeschermingen
boren of snijden of deze op een andere
manier bewerken.
• Monteer geen accessoires op de kniebe-
schermingen zoals alarmverlichting,
audio-installaties, 27 MC-apparatuur,
enz.
Extra knieairbag aan bestuurderszijde
Deze auto is aan de bestuurderszijde voorzien
van een knieairbag, die zich in het instru-
mentenpaneel onder de stuurkolom bevindt.
De extra knieairbag aan bestuurderszijde
biedt meer bescherming en werkt bij frontale
aanrijdingen samen met de veiligheidsgor-
dels, de gordelspanners en de frontairbags.
Aanvullende zijairbags
Aanvullende zijairbags in de stoelen (SAB's)
(indien aanwezig)
Dit voertuig is mogelijk ook uitgerust met
aanvullende zijairbags in de stoelen (SAB's).
Raadpleeg de onderstaande informatie wan-
neer uw voertuig is uitgerust met aanvullende
zijairbags in de stoelen (SAB's).
Aanvullende zijairbags in de stoelen (SAB's)
bevinden zich aan de buitenzijde van de
voorstoelen. De zijairbags in de stoelen zijn
gemarkeerd met het opschrift "SRS AIRBAG"
of "AIRBAG", op een label of op de bekleding
aan de buitenzijde van de stoelen.
VEILIGHEID
128
Page 132 of 410

paalde zijdelingse botsingen, als aanvulling
op de potentiële letselreductie door de veilig-
heidsgordels en de constructie van de carros-
serie.
De gordijn-zijairbag wordt naar beneden ge-
activeerd en bedekt de zijruiten. Een geacti-
veerde gordijn-zijairbag drukt de buitenrand
van de hemelbekleding opzij en bedekt de
zijruit. De gordijn-zijairbags worden met een
dermate grote kracht opgeblazen, dat ze in-
zittenden kunnen verwonden indien ze niet
naar behoren in de stoel zitten of hun veilig-
heidsgordel niet naar behoren dragen, of in-
dien er zich voorwerpen bevinden in het ge-
bied waar de gordijn-zijairbags worden
opgeblazen. Kinderen lopen een nog hoger
risico van letsel door een geactiveerde airbag.
De SABIC's (indien aanwezig) kunnen helpen
bij het beperken van het risico van gedeelte-
lijk of volledig uit het voertuig geslingerd
worden van inzittenden dóór de zijruiten bij
bepaalde zijdelingse botsingen.WAARSCHUWING!
• Stapel apparatuur, bagage of andere la-
ding niet dermate hoog op dat het opbla-
zen van de gordijn-zijairbags wordt ge-
blokkeerd. De bekleding boven de
zijruiten waar de gordijn-zijairbags en
het opblaaspad zich bevinden, moet vrij
van obstakels blijven.
• Om de gordijn-zijairbags naar behoren te
laten werken, geen accessoires in uw
auto installeren die het dak kunnen ver-
anderen. Voeg later geen open dak toe
aan uw voertuig. Monteer geen daktrans-
portsystemen waarbij permanente be-
vestigingen nodig zijn (bouten of schroe-
ven) voor montage op het autodak. Boor
nooit in het autodak, om welke reden
dan ook.
Zijdelingse botsingen
De zijairbags zijn ontworpen om te worden
geactiveerd bij bepaalde zijdelingse botsin-
gen. De controller van het beveiligingssys-
teem voor inzittenden (ORC) bepaalt op basis
van de aard en ernst van een botsing of de
zijairbags moeten worden opgeblazen. Desensoren voor zijdelingse botsingen helpen
de controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden bij het bepalen van de juiste
reactie op de botsingen. Het systeem is ge-
kalibreerd om de zijairbags aan de zijde van
de botsing van het voertuig te activeren bij
botsingen waarbij bescherming van de inzit-
tenden door zijairbags noodzakelijk is. Bij
een zijdelingse botsing worden de zijairbags
onafhankelijk geactiveerd; bij een botsing
aan de linkerzijde worden alleen de zijairbags
links geactiveerd en bij een botsing aan de
rechterzijde alleen de zijairbags rechts. Be-
schadiging van de auto is op zichzelf geen
goede indicatie of activering van de zijairbags
al dan niet vereist was.
De zijairbags worden niet bij alle zijdelingse
botsingen geactiveerd, zoals sommige aanrij-
dingen onder bepaalde hoeken of bij be-
paalde zijdelingse botsingen die geen invloed
hebben op het interieur. De zijairbags kunnen
worden geactiveerd tijdens botsingen onder
een hoek of frontale botsingen, waarbij de
frontairbags worden geactiveerd.
VEILIGHEID
130
Page 134 of 410

De gordijn-zijairbags kunnen helpen bij het
beperken van het risico van gedeeltelijk of
volledig uit de auto geslingerd worden van
inzittenden dóór de zijruiten bij bepaalde
zijdelingse botsingen of het over de kop slaan
van de auto.
Componenten van het airbagsysteem
OPMERKING:
De controller van het beschermingssysteem
voor de inzittenden (ORC) controleert de in-
terne circuits en de bedrading van de onder-
staande elektrische componenten van het
airbagsysteem:
• Controller van het beveiligingssysteem voor
inzittenden
• Waarschuwingslampje voor het airbagsys-
teem
• Stuurwiel en stuurkolom
• Instrumentenpaneel
• Kniebescherming
• Bestuurders- en passagiersairbags
• Gespsluitingschakelaar voor veiligheidsgor-
dels• Aanvullende zijairbags
• Aanvullende knie-airbags
• Sensoren voor frontale en zijdelingse bot-
singen
• Gordelspanners
Als een airbag wordt opgeblazen
De frontairbags zijn zo ontworpen dat ze na
het opblazen onmiddellijk weer leeglopen.
OPMERKING:
De front- en/of zijairbags worden niet bij alle
botsingen opgeblazen. Dit houdt echter niet
in dat het airbagsysteem niet werkt.
Bij een aanrijding waarbij de airbags worden
opgeblazen, kan zich het volgende voordoen:
• Het materiaal van de airbag kan soms
schaafwonden en/of een rode huid veroor-
zaken bij de inzittenden tijdens het opbla-
zen van de airbags. De schaafwonden lijken
op de wonden die u oploopt als u zich
schaaft aan een touw, de vloerbedekking of
op de vloer van een gymnastiekzaal. Deze
schaafwonden worden niet veroorzaakt
door contact met chemische stoffen. Deschaafwonden zijn niet blijvend en genezen
normaal gesproken snel. Als uw schaafwon-
den echter na enkele dagen nog niet zijn
genezen of als u last hebt van blaren, raad-
pleeg dan onmiddellijk een arts.
• Wanneer de airbags leeglopen ziet u moge-
lijk zwevende stofdeeltjes die op rook lij-
ken. Dit stof is een normaal bijproduct van
het activeringsproces voor het niet-giftige
opblaasgas. Deze zwevende stofdeeltjes
kunnen de huid, ogen, neus of keel irrite-
ren. Spoel met koud water als u last hebt
van geïrriteerde ogen of huid. Zorg voor
frisse lucht bij neus- of keelirritaties. Raad-
pleeg uw huisarts als de irritatie blijvend is.
Als deze deeltjes op uw kleding terechtko-
men, volg dan de gebruikelijke wasvoor-
schriften van de kledingfabrikant om de
kleding te reinigen.
Rijd niet in uw auto nadat de airbags zijn
geactiveerd. Als u dan opnieuw bij een aan-
rijding betrokken raakt, zullen de airbags
geen enkele bescherming bieden.
VEILIGHEID
132
Page 156 of 410

De gewenste snelheid instellen.....187
De snelheid aanpassen...........187
Snelheid hervatten.............188
Accelereren om in te halen........188
Uitschakelen.................188
ADAPTIEVE CRUISECONTROL
(ACC) ....................189
Activering..................189
Gewenste snelheid instellen........189
De snelheid aanpassen...........190
Hervatten...................191
Uitschakelen................192
Volgafstand instellen............192
Werking van ACC bij stoppen.......192
Modus wijzigen...............193
PARKSENSE PARKEERHULPSYS-
TEEM....................194
ParkSense sensoren.............194
ParkSense in-/uitschakelen........194
Display in de instrumentengroep.....194
Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van
ParkSense..................195
PARKSENSE PARKEERSENSOREN
VOOR EN ACHTER...........196
ParkSense sensoren.............196
In-/uitschakelen...............197
In- en uitschakelen.............197
Rijden met aanhanger...........197
Algemene waarschuwingen........197
ACTIEF PARKEERHULPSYSTEEM
PARKSENSE — INDIEN
AANWEZIG................198
RIJSTROOKDETECTIE........199
Werking van rijstrookdetectie.......199
Rijstrookdetectie in- of uitschakelen. . .200
PARKVIEW ACHTERUITRIJCA-
MERA ...................200
Symbolen en berichten op het display. .200
BRANDSTOF TANKEN — BENZINE-
MOTOR...................201
Noodontgrendeling voor
brandstofvulklep...............203
BRANDSTOF TANKEN — DIESEL-
MOTOR...................203
Gebruik van verontreinigde brandstof
vermijden...................205
Brandstofopslag — dieselbrandstof . . .205
Diesel Exhaust Fluid (DEF)........206
TREKKEN VAN EEN
AANHANGER..............209
Trekgewichten (maximale
aanhangergewichten) — Niet-SRT. . . .209
Trekgewichten (maximale
aanhangergewichten) — SRT.......211
Trekhaakkap verwijderen (Summit-
modellen) — indien aanwezig.......212
Trekhaakkap verwijderen (SRT-modellen) —
indien aanwezig...............213
DE AUTO SLEPEN ACHTER EEN
CAMPER..................214
Slepen van deze auto achter een ander
voertuig....................215
Slepen achter een camper - modellen met
tweewielaandrijving.............216
Slepen achter een camper — Quadra-Trac I
(tussenbak met één versnelling) modellen
met vierwielaandrijving...........216
Slepen achter een camper — Quadra–Trac
II/Quadra–Drive II modellen met
vierwielaandrijving.............217
STARTEN EN RIJDEN
154
Page 191 of 410

ADAPTIEVE
CRUISECONTROL (ACC)
Als uw voertuig is uitgerust met adaptieve
cruisecontrol, werken de bedieningselemen-
ten precies hetzelfde als bij de cruisecontrol,
met slechts enkele uitzonderingen. Met deze
optie kunt u een bepaalde afstand instellen
die u wilt handhaven tussen u en de voorlig-
ger.
Wanneer de ACC-sensor een voorligger detec-
teert, zorgt de ACC dat uw auto automatisch
gematigd afremt of versnelt om een vooraf
ingestelde volgafstand aan te houden, waar-
bij de snelheid van de voorligger wordt over-
genomen.Als de sensor geen voor u rijdend voertuig
detecteert, houdt ACC een vaste ingestelde
snelheid aan.Activering
Druk kort op de toets aan/uit van de adaptieve
cruise control (ACC).
"ACC READY" wordt weergegeven in het dis-
play van het instrumentenpaneel om aan te
geven dat de ACC is ingeschakeld.
Gewenste snelheid instellen
Wanneer het voertuig de gewenste snelheid
bereikt, drukt u kort op de knop SET(+)of op
knop de SET(-). Op het display in de instru-
mentengroep wordt de ingestelde snelheid
weergegeven.
Als het systeem wordt ingesteld op een rij-
snelheid lager dan 30 km/u (19 mph), zal de
ingestelde snelheid automatisch veranderen
in 30 km/u (19 mph). Als het systeem wordt
ingesteld op een rijsnelheid hoger dan
30 km/u (19 mph), zal de ingestelde snelheid
overeenkomen met de huidige snelheid van
het voertuig.
Schakelaars van Adaptive Cruise Control
1 — Adaptieve cruisecontrol (ACC) aan/
uit
2 — Ingestelde afstand verkleinen
3 — Ingestelde afstand vergroten
189
Page 196 of 410

WAARSCHUWING!
• Als veilig rijden met een constante snel-
heid door de omstandigheden niet mo-
gelijk is.
Het cruisecontrolsysteem biedt twee be-
drijfsmodi:
• De modus Adaptieve cruisecontrol, die
zorgt dat een veilige afstand tussen voer-
tuigen wordt aangehouden.
• De modus Normale cruisecontrol (vaste
snelheid) voor rijden met een constante,
vooraf ingestelde snelheid. Raadpleeg
de paragraaf "Modus normale cruisecon-
trol (vaste snelheid)" in uw instructie-
boekje voor meer informatie.
De normale cruisecontrol (vaste snelheid)
reageert in deze modus niet op voorliggers.
Zorg dat u zich tijdens het rijden bewust
bent van de gekozen modus.
U kunt de modus wijzigen met de knoppen
voor de cruisecontrol. De twee bedrijfs-
modi werken op verschillende manieren.
Controleer altijd welke modus u hebt ge-
kozen.
PARKSENSE
PARKEERHULPSYSTEEM
ParkSense sensoren
De vier ParkSense sensoren die zich in de
achterkant/achterbumper bevinden, bewa-
ken het gebied achter de auto dat binnen het
zichtveld van de sensoren valt. De sensoren
kunnen in horizontale richting obstakels op
een afstand van ongeveer 30 tot 200 cm
(12 tot 79 inch) van het achterpaneel/de
achterbumper detecteren, afhankelijk van de
plaats, het type en de richting van het obsta-
kel.
ParkSense in-/uitschakelen
ParkSense kan worden in- en uitgeschakeld
met de ParkSense-schakelaar
.
Wanneer de ParkSense schakelaar wordt in-
gedrukt om het systeem uit te schakelen,
wordt op het display van de instrumenten-
groep gedurende ongeveer vijf seconden de
melding "PARKSENSE OFF" (parkeerhulp
uitgeschakeld) weergegeven. Als de schakel-
hendel in de stand REVERSE wordt gezet en
het systeem is uitgeschakeld, wordt op hetdisplay van de instrumentengroep de mel-
ding "PARKSENSE OFF" (parkeerhulp uitge-
schakeld) weergegeven zolang de schakel-
hendel in REVERSE staat.
Raadpleeg de paragraaf "Display in de instru-
mentengroep" in het hoofdstuk "Uw instru-
mentenpaneel leren kennen" in het instruc-
tieboekje voor meer informatie.
De LED in de ParkSense schakelaar gaat aan
als ParkSense is uitgeschakeld of service
vereist. De LED in de ParkSense schakelaar
gaat uit als het systeem is ingeschakeld. Als
de ParkSense schakelaar wordt ingedrukt, en
het systeem service vereist, knippert de LED
in de ParkSense schakelaar kort en blijft de
LED vervolgens branden.Display in de instrumentengroep
Het ParkSense waarschuwingsdisplay wordt
alleen weergegeven wanneer "Sound and Dis-
play" (Geluid en weergave) wordt geselec-
teerd in het deel met door de klant te pro-
grammeren functies van het Uconnect
STARTEN EN RIJDEN
194
Page 197 of 410

systeem. Raadpleeg de paragraaf "Instellin-
gen van Uconnect" in het hoofdstuk "Multi-
media" in het instructieboekje voor meer in-
formatie.
Het ParkSense waarschuwingsscherm be-
vindt zich op het display in de instrumenten-
groep. Het zorgt voor visuele waarschuwingen
om de afstand tussen de achterzijde - bum-
per en het gedetecteerde obstakel weer te
geven. Raadpleeg de paragraaf "Display in de
instrumentengroep" in het hoofdstuk "Uw in-
strumentenpaneel leren kennen" in het in-
structieboekje voor meer informatie.
Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van
ParkSense
OPMERKING:
• Zorg ervoor dat de achterbumper vrij is van
sneeuw, ijs, modder en vuil om te zorgen
dat het ParkSense systeem correct werkt.
• Drilboren, grote vrachtwagens en andere
bronnen van trillingen kunnen de werking
van ParkSense nadelig beïnvloeden.• Wanneer u ParkSense uitschakelt, wordt in
de instrumentengroep de melding
"PARKSENSE OFF" (parkeerhulp uitge-
schakeld) weergegeven. Zodra u ParkSense
uitschakelt, blijft het systeem bovendien
uitgeschakeld totdat u het weer inschakelt,
zelfs als u het contact uit- en inschakelt.
• Als u de schakelhendel in REVERSE zet en
ParkSense is uitgeschakeld, wordt op het
display in de instrumentengroep de mel-
ding "PARKSENSE OFF" (ParkSense uitge-
schakeld) weergegeven zolang de schakel-
hendel in REVERSE staat.
• ParkSense, indien ingeschakeld, zal het
volume van de radio verlagen wanneer het
systeem een geluidssignaal voortbrengt.
• Reinig de ParkSense sensoren regelmatig,
maar let daarbij op dat u geen krassen of
andere schade toebrengt. De sensoren mo-
gen niet bedekt zijn met ijs, sneeuw, mod-
der, vuil of afval. Verontreiniging van de
sensoren kan ertoe leiden dat het systeem
niet goed werkt. Het ParkSense systeem
kan obstakels achter de auto/bumper over
het hoofd zien of abusievelijk aangeven dat
er een obstakel achter de auto/bumper aan-
wezig is.• Gebruik de ParkSense schakelaar om het
ParkSense systeem uit te schakelen wan-
neer voorwerpen, zoals fietsendragers, trek-
haken, enz., op minder dan 30 cm
(12 inch) vanaf de achterkant/
achterbumper worden geplaatst. Als dit wel
het geval is, zal het systeem een nabijgele-
gen object mogelijk interpreteren als een
sensorprobleem en verschijnt de melding
"PARKSENSE UNAVAILABLE SERVICE
REQUIRED" (parkeerhulp niet beschikbaar,
onderhoud noodzakelijk) op het display in
de instrumentengroep.
• ParkSense moet worden uitgeschakeld
wanneer de achterklep in de open stand
staat en de achteruitversnelling is inge-
schakeld. Een open achterklep zou ten on-
rechte kunnen worden aangezien voor een
obstakel achter de auto.
WAARSCHUWING!
• Ga altijd voorzichtig te werk tijdens het
achteruitrijden, ook als u ParkSense ge-
bruikt. Controleer het gebied achter de
auto altijd zorgvuldig, kijk naar achteren
en wees bedacht op voetgangers, dieren,
195
Page 198 of 410

WAARSCHUWING!
andere voertuigen, obstakels en dode
hoeken, voordat u achteruitrijdt. U bent
verantwoordelijk voor de veiligheid en
dient uw aandacht voortdurend op de
omgeving te richten. Anders bestaat er
een risico op ernstig of zelfs dodelijk
letsel.
• Het wordt sterk aanbevolen de afneem-
bare trekhaak te verwijderen voordat u
ParkSense gaat gebruiken, wanneer u de
trekhaak niet nodig heeft. Als u dit niet
doet, kan persoonlijk letsel of schade
aan voertuigen ontstaan doordat de trek-
haakkogel zich veel dichter bij het obsta-
kel bevindt dan de achterkant van de
auto, wanneer via de luidspreker een
continue toon klinkt. Afhankelijk van de
afmetingen en vorm van de trekhaak is
het ook mogelijk dat de sensoren de
trekhaak detecteren en abusievelijk aan-
geven dat er een obstakel achter de auto
aanwezig is.
LET OP!
• ParkSense is uitsluitend bedoeld als
hulpmiddel tijdens het parkeren en is
niet in staat ieder voorwerp, inclusief
kleine obstakels, waar te nemen. Stoep-
randen worden mogelijk tijdelijk of hele-
maal niet gedetecteerd. Op kleine af-
standen worden obstakels boven of
onder de sensoren niet gedetecteerd.
• Bij gebruik van ParkSense moet u lang-
zaam rijden, zodat u tijdig kunt stoppen
wanneer een obstakel wordt gedetec-
teerd. Het is raadzaam om over uw
schouder te kijken, ook wanneer u ge-
bruik maakt van ParkSense.
PARKSENSE
PARKEERSENSOREN VOOR
EN ACHTER
ParkSense sensoren
De vier ParkSense sensoren die zich in de
achterkant/achterbumper bevinden, bewa-
ken het gebied achter het voertuig dat binnenhet zichtveld van de sensoren valt. De senso-
ren kunnen in horizontale richting obstakels
op een afstand van ongeveer 30 tot 200 cm
(12 tot 79 inch) van het achterpaneel/de
achterbumper detecteren, afhankelijk van de
plaats, het type en de richting van het obsta-
kel.
De zes ParkSense sensoren die zich in de
voorkant/voorbumper bevinden, bewaken het
gebied vóór de auto dat binnen het zichtveld
van de sensoren valt. De sensoren kunnen in
horizontale richting obstakels op een afstand
van ongeveer 30 tot 120 cm (12 tot 47 inch)
van het voorpaneel/de voorbumper detecte-
ren, afhankelijk van de plaats, het type en de
richting van het obstakel.
Als een obstakel binnen 200 cm (79 inch)
achter de achterbumper wordt gedetecteerd
terwijl het voertuig in REVERSE staat, wordt
een waarschuwing weergegeven op het dis-
play in de instrumentengroep. Bovendien
klinkt er een geluidssignaal (wanneer Sound
and Display (Geluid en weergave) wordt ge-
selecteerd in het deel met door de klant te
programmeren functies van het Uconnect
systeem). Als het voertuig het object nadert,
STARTEN EN RIJDEN
196
Page 199 of 410

verandert de frequentie van het signaal van
een enkele toon per 1/2 seconde (alleen voor
achterzijde) naar langzaam (alleen voor ach-
terzijde), snel en uiteindelijk continu.
In-/uitschakelen
Het ParkSense parkeerhulpsysteem geeft tij-
dens het achter- of vooruit rijden, bijvoor-
beeld bij het inparkeren, met visuele en ge-
luidssignalen de afstand tussen de achter-
en/of voorkant van de auto en een gedetec-
teerd obstakel aan. Als uw auto is uitgerust
met een automatische versnellingsbak, wordt
de auto mogelijk automatisch geremd wan-
neer achteruit wordt ingeparkeerd en het sys-
teem een mogelijke botsing met een obstakel
detecteert.
ParkSense kan uitsluitend worden geacti-
veerd wanneer de schakelhendel in de stand
REVERSE of DRIVE staat. Wanneer Park-
Sense bij een van deze standen van de scha-
kelhendel wordt ingeschakeld, blijft het sys-
teem actief totdat de rijsnelheid is
toegenomen tot ongeveer 11 km/u (7 mph) of
hoger. Er verschijnt een waarschuwing op het
display in de instrumentengroep die aangeeft
dat de rijsnelheid van het voertuig te hoog isvoor gebruik van ParkSense. Het systeem
wordt weer actief als de rijsnelheid is gedaald
tot minder dan ongeveer 9 km/u (6 mph).
In- en uitschakelen
Om het systeem in te schakelen, drukt u op
de ParkSense schakelaar op het schakelpa-
neel onder het Uconnect display.
Wanneer het systeem overgaat van ingescha-
keld naar uitgeschakeld en omgekeerd, gaat
dit altijd vergezeld van een specifiek bericht
in het display van de instrumentengroep.
Systeem ingeschakeld:LED van ParkSense
schakelaar uit.
Systeem uitgeschakeld:LED van ParkSense
schakelaar brandt continu.
De LED van de ParkSense schakelaar gaat
ook branden in het geval van een storing van
het ParkSense systeem. Als de knop wordt
ingedrukt bij een systeemstoring, knippert de
LED van de ParkSense schakelaar ongeveer
vijf seconden en blijft deze daarna constant
branden.Nadat ParkSense is uitgeschakeld, blijft het
systeem in deze staat tot de volgende inscha-
keling, zelfs als het contact van ON/RUN naar
OFF en vervolgens terug naar ON/RUN wordt
gezet.Rijden met aanhanger
De werking van de sensoren wordt automa-
tisch uitgeschakeld wanneer de elektriciteits-
stekker van de aanhanger in de contactdoos
van de trekhaak van de auto wordt gestoken.
De sensoren worden automatisch weer inge-
schakeld wanneer de stekker van de aanhan-
gerkabel uit de contactdoos wordt gehaald.
Algemene waarschuwingen
Als de melding “PARKSENSE UNAVAILABLE
WIPE REAR SENSORS" (Parkeerhulp niet
beschikbaar, achtersensoren reinigen) of
"PARKSENSE UNAVAILABLE WIPE FRONT
SENSORS” (Parkeerhulp niet beschikbaar,
voorsensoren reinigen) verschijnt in het dis-
play van het instrumentenpaneel, reinigt u de
ParkSense-sensoren met water, een schoon-
maakmiddel voor auto's en een zachte doek.
197
Page 200 of 410

Gebruik geen ruwe of harde doeken. Maak de
sensoren voorzichtig schoon (niet hard druk-
ken of borstelen). Anders kunnen de senso-
ren beschadigd raken.
ACTIEF
PARKEERHULPSYSTEEM
PARKSENSE — INDIEN
AANWEZIG
Het actieve parkeerhulpsysteem ParkSense
is bedoeld om de bestuurder te helpen bij
fileparkeren en insteekparkeren door een ge-
schikte parkeerplaats aan te wijzen,
hoorbare/visuele instructies te geven en het
stuurwiel te bedienen. Het actieve parkeer-
hulpsysteem ParkSense is een semi-
automatisch systeem, omdat de bestuurder
het gaspedaal, de schakelhendel en de rem-
men zelf moet bedienen. Afhankelijk van de
door de bestuurder gekozen parkeermanoeu-
vre, kan het actieve parkeerhulpsysteem
ParkSense insteekparkeren en fileparkeren
aan beide zijden (bestuurders- of passagiers-
zijde).OPMERKING:
• De bestuurder is te allen tijde zelf verant-
woordelijk voor het besturen van het voer-
tuig, verantwoordelijk voor eventuele objec-
ten in de omgeving, en moet zo nodig
ingrijpen.
• Het systeem is bedoeld als hulpmiddel voor
de bestuurder, niet als vervanging van de
bestuurder.
• Als de bestuurder tijdens een semi-
automatische manoeuvre het stuurwiel
aanraakt nadat hij de instructie heeft ge-
kregen het stuur los te laten, wordt het
systeem geannuleerd en dient de bestuur-
der de parkeermanoeuvre handmatig te vol-
tooien.
• Het systeem werkt mogelijk niet onder alle
omstandigheden (bijv. weersomstandighe-
den zoals zware regen, sneeuw, enz., of bij
het zoeken naar een parkeerplaats met op-
pervlakken die de ultrasone sensorgolven
absorberen).• Nieuwe voertuigen van de dealer moeten
ten minste 48 km (30 mijl) hebben gere-
den voordat het actieve parkeerhulpsys-
teem ParkSense volledig is gekalibreerd en
nauwkeurig werkt. Dit is te wijten aan dy-
namische voertuigkalibratie van het sys-
teem ter verbetering van de prestaties van
de functie. Het systeem voert eveneens
continu de dynamisch voertuigkalibratie uit
om rekening te houden met verschillen,
zoals te harde of te zachte banden en
nieuwe banden.
Het actieve parkeerhulpsysteem ParkSense in-
en uitschakelen
Het actieve parkeerhulpsysteem ParkSense
kan worden in- en uitgeschakeld met de
ParkSense schakelaar, die zich op het scha-
kelpaneel onder het Uconnect scherm be-
vindt.STARTEN EN RIJDEN
198