Slepen JEEP GRAND CHEROKEE 2020 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: JEEP, Model Year: 2020, Model line: GRAND CHEROKEE, Model: JEEP GRAND CHEROKEE 2020Pages: 412, PDF Size: 7.51 MB
Page 10 of 412
QUADRA-LIFT — INDIEN AANWEZIG......... 180Omschrijving................... 180
Standen van de luchtvering.......... 182
Berichten Display in instrumentengroep . . . 183
Bediening..................... 183
SELEC-TERRAIN — INDIEN AANWEZIG....... 184Selec-Terrain-modus selecteren........ 184
Berichten Display in instrumentengroep . . . 185
SELEC-TRACK — INDIEN AANWEZIG (SRT)..... 186Custom....................... 186
Actief dempingssysteem............ 187
Launch Control— Indien aanwezig...... 187
Richtlijnen voor gebruik op het circuit.... 189
STOP/START-SYSTEEM - INDIEN AANWEZIG.... 190Automatische modus.............. 191
Mogelijke oorzaken waarom de motor niet
automatisch stopt................ 191
De motor starten in de stand autostop.... 192
Het Stop/Start-systeem handmatig
uitschakelen................... 192
Het Stop/Start-systeem handmatig
inschakelen.................... 193
Systeemstoring.................. 193
CRUISECONTROL — INDIEN AANWEZIG....... 193Activeren..................... 194
De gewenste snelheid instellen........ 194
Snelheid hervatten............... 194
Deactiveren.................... 194
ADAPTIEVE CRUISECONTROL (ACC) —
INDIEN AANWEZIG.................. 195
De functie in- of uitschakelen......... 195
Gewenste ACC-snelheid instellen....... 195
Hervatten..................... 196
Ingestelde snelheid aanpassen........ 196
Volgafstand instellen in ACC.......... 198
PARKSENSE PARKEERSENSOREN ACHTER —
INDIEN AANWEZIG................... 198
ParkSense sensoren............... 198
ParkSense waarschuwingsscherm....... 198
ParkSense in- en uitschakelen......... 199
Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van
ParkSense..................... 199
PARKSENSE PARKEERSENSOREN VOOR EN
ACHTER — INDIEN AANWEZIG............ 200
ParkSense sensoren............... 201
ParkSense in- en uitschakelen......... 201
ACTIEF PARKEERHULPSYSTEEM PARKSENSE —
INDIEN AANWEZIG................... 202
Het actieve parkeerhulpsysteem ParkSense
in- en uitschakelen............... 202
RIJSTROOKDETECTIE — INDIEN AANWEZIG.... 203Werking van rijstrookdetectie.......... 203
Rijstrookdetectie in- of uitschakelen..... 204
Waarschuwingsbericht rijstrookdetectie . . . 204
Status van rijstrookdetectie wijzigen..... 205
PARKVIEW ACHTERUITRIJCAMERA — INDIEN
AANWEZIG....................... 205
BRANDSTOF TANKEN — BENZINEMOTOR...... 207
Noodontgrendeling voor brandstofvulklep . . 209
BRANDSTOF TANKEN — DIESELMOTOR....... 210Gebruik van verontreinigde brandstof
vermijden..................... 212
AdBlue
®(UREUM) — indien aanwezig . . . 212
TREKKEN VAN EEN AANHANGER........... 215Trekgewichten (maximale
aanhangergewichten) — niet-SRT....... 215
Trekgewichten (maximale
aanhangergewichten) — SRT......... 217
Trekhaakkap verwijderen
(Summit-modellen) — indien aanwezig . . . 218Trekhaakkap verwijderen (SRT-modellen) —
indien aanwezig................. 219
DE AUTO SLEPEN ACHTER EEN CAMPER...... 221Slepen van deze auto achter een ander
voertuig...................... 221
Slepen achter een camper — modellen met
tweewielaandrijving............... 222
Slepen achter een camper — Quadra-Trac I
(tussenbak met één versnelling) modellen met
vierwielaandrijving................ 222
Slepen achter een camper — Quadra–Trac
II/Quadra–Drive II modellen met
vierwielaandrijving................ 223
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
WAARSCHUWINGSKNIPPERLICHTEN........ 227
GLOEILAMPEN VERVANGEN.............. 227
Vervangingslampen............... 227
Lampen vervangen................ 229
ZEKERINGEN...................... 233Algemene informatie.............. 233
Zekeringen onder de motorkap......... 233
WIELEN VERWISSELEN EN GEBRUIK VAN DE KRIK . 240Run-flat-banden — SRT-modellen...... 240
Bergplaats krik.................. 241
Opbergruimte reservewiel........... 241
Voorbereidingen voor het opkrikken..... 241
Instructies bij opkrikken............ 242
Origineel wiel monteren............. 246
Verklaring van conformiteit........... 246
Voorzorgsmaatregelen voor gebruik van de
krik......................... 249
STARTEN MET STARTKABELS............ 250Voorbereiding voor het starten met
startkabels..................... 250
INHOUD
8
Page 11 of 412
Starten met startkabels............. 251
TANKEN IN NOODGEVALLEN.............. 252
OVERVERHITTING VAN DE MOTOR.......... 253
HANDMATIGE PARKEERONTGRENDELING...... 253
EEN VASTZITTENDE AUTO WEER VRIJ KRIJGEN . . . 255
SLEPEN VAN EEN AUTO MET PECH......... 256
Zonder sleutelhouder.............. 257
Uitvoeringen met tweewielaandrijving.... 257
Uitvoeringen met vierwielaandrijving..... 258
Gebruik van sleepogen............. 258
Sleepogen — indien aanwezig........ 260
UITGEBREID ONGELUKKENRESPONSSYSTEEM
(EARS)......................... 261
EVENT DATA RECORDER (EDR)............ 261
SERVICE EN ONDERHOUD
GEPLAND ONDERHOUD................ 262Gepland onderhoud — Niet-SRT....... 262
Gepland onderhoud — SRT.......... 267
Gepland onderhoud — dieselmotor...... 272
MOTORCOMPARTIMENT............... 2773,6-liter motor.................. 277
5.7-liter motor.................. 278
6.2-liter supercharged motor.......... 279
6.4-liter motor.................. 280
3.0-liter dieselmotor............... 281
Oliepeil controleren — benzinemotor..... 282
Oliepeil controleren — 3.0-liter
dieselmotor.................... 282
Vloeistof voor ruitenwisser bijvullen...... 283
Remsysteem................... 284
Automatische versnellingsbak......... 285
Onderhoudsvrije accu.............. 286
DEALERSERVICE.................... 286
Onderhoud van de airconditioning...... 287
Ruitenwisserbladen............... 287
Koelsysteem.................... 292
HET VOERTUIG OMHOOG TE BRENGEN........ 293
BANDEN........................ 293
Banden — Algemene informatie....... 293
Type banden................... 298
Reservewielen — indien aanwezig...... 299
Verzorging van velgen en wieldoppen.... 302
Sneeuwkettingen (tractiehulpmiddelen) —
Niet-SRT...................... 303
Sneeuwkettingen (tractiehulpmiddelen) —
SRT ......................... 303
Aanbevelingen voor het rouleren van
banden....................... 304
HET VOERTUIG STALLEN............... 305
CAROSSERIE...................... 306
Behoud van de carosserie............ 306
INTERIEUR....................... 307Stoelen en bekleding.............. 307
Kunststof- en gelakte onderdelen....... 308
Lederen onderdelen............... 308
Ruitoppervlakken................ 308
TECHNISCHE SPECIFICATIES
IDENTIFICATIEGEGEVENS............... 309Chassisnummer (VIN).............. 309
AANHAALMOMENTEN VOOR VELGEN EN BANDEN . 310Voorgeschreven aanhaalmomenten...... 310
AFMETINGEN...................... 311
WIELEN......................... 312
GEWICHTEN...................... 313
BRANDSTOFVEREISTEN — BENZINEMOTOREN . . . 314
3.6-liter-motor.................. 3145,7-liter motor.................. 314
6.2-liter/6.4-liter motor............. 315
Methanol..................... 315
Ethanol....................... 315
Benzine, nieuwe formule............ 316
Gebruik geen E-85 in uitvoeringen zonder
Flex Fuel...................... 316
Aanpassingen voor CNG en
lagedrukbrandstofsysteem........... 316
Brandstofadditieven............... 316
Brandstoflabel voldoet aan EN16942.... 316
Koolmonoxidewaarschuwingen........ 318
BRANDSTOFVEREISTEN — DIESELMOTOR...... 318Brandstoflabel voldoet aan EN16942.... 319
NIET-SRT-VLOEISTOFINHOUD............. 321
VLOEISTOFINHOUD SRT................ 322
VLOEISTOFFEN EN SMEERMIDDELEN NIET-SRT . . . 323
Motor........................ 323
Chassis....................... 325
VLOEISTOFFEN EN SMEERMIDDELEN — SRT.... 326Motor........................ 326
Chassis....................... 327
BRANDSTOFVERBRUIK EN CO2-EMISSIES...... 328
MOPAR ACCESSOIRES................. 328
Originele accessoires van Mopar........ 328
MULTIMEDIA
CYBERVEILIGHEID................... 330
UCONNECT 4 MET 7-INCH DISPLAY......... 331
Overzicht Uconnect 4.............. 331
Menubalk slepen en neerzetten........ 332
Radio....................... 334
Android Auto — indien aanwezig....... 335
9
Page 12 of 412
Integratie Apple CarPlay — indien
aanwezig...................... 337
Apps — indien aanwezig............ 338
UCONNECT 4C/4C NAV MET 8,4-INCH DISPLAY . . 338Overzicht Uconnect 4C/4C NAV........ 338
Menubalk slepen en neerzetten........ 340
Radio....................... 341
Android Auto — indien aanwezig....... 342
Integratie Apple CarPlay — indien
aanwezig...................... 346
Apps — indien aanwezig............ 348
INSTELLINGEN VAN UCONNECT........... 349
TERREINRIJDENPAGINA'S — INDIEN AANWEZIG . . 349
Statusbalk terreinpagina's........... 350
Voertuigdynamiek................ 351
Vering....................... 351
Hellingshoek en rol............... 351
Accessoiremeters................. 352
Selec-Terrain — indien aanwezig....... 352
TIPS BEDIENINGSELEMENTEN EN ALGEMENE
INFORMATIE...................... 353
Stuurbedieningselementen
geluidsinstallatie................. 353
Ontvangstkwaliteit................ 353
Verzorging en onderhoud............ 354
Beveiliging tegen diefstal............ 354
BEDIENING IPOD/USB/MEDIASPELER......... 354Audio-aansluiting (AUX)............ 354
USB-poort..................... 355
Bluetooth Streaming Audio........... 355
UCONNECT REAR SEAT ENTERTAINMENT (RSE)
SYSTEEM — INDIEN AANWEZIG........... 355
Beginnen..................... 356
Dual Video Screen (systeem met twee
videoschermen).................. 357Blu-ray-speler................... 357
Games spelen................... 359
NAVIGATIESYSTEEM — INDIEN AANWEZIG..... 360Volume van gesproken aanwijzingen van het
navigatiesysteem wijzigen........... 360
Nuttige plaatsen vinden............. 362
Een locatie vinden door de naam in te
voeren....................... 362
Gesproken bestemming invoeren in één
stap......................... 362
Uw thuisadres instellen............. 362
Home........................ 363
Een tussenstop invoegen............ 364
Een omleiding volgen.............. 364
Kaartupdate.................... 364
UCONNECT PHONE................... 365Uconnect Phone (Handsfree bellen met
Bluetooth)..................... 365
Uw mobiele telefoon koppelen (draadloos
verbinden) met het Uconnect-systeem.... 367
Algemene telefoonopdrachten
(voorbeelden).................. 370
Microfoon uitschakelen (of inschakelen)
tijdens gesprek.................. 371
Actieve gesprekken doorverbinden tussen
handset en voertuig............... 371
Phonebook (telefoonboek)........... 371
Tips voor spraakbediening........... 371
Het volume wijzigen............... 371
Do Not Disturb (niet storen) gebruiken.... 371
Binnenkomende SMS-berichten....... 372
Handige tips en veelgestelde vragen voor het
verbeteren van de Bluetooth-prestaties met uw
Uconnect systeem................ 373
SNELLE TIPS VOOR SPRAAKHERKENNING
UCONNECT....................... 374
Introductie Uconnect.............. 374
Aan de slag.................... 374
Basisspraakcommando's............ 375
Radio........................ 375
Media....................... 376
Phone (telefoon)................. 377
Beantwoording gesproken tekstberichten —
indien aanwezig................. 377
Klimaatregeling.................. 379
Navigatie (4C NAV) - indien aanwezig.... 379
Siri Eyes Free — Indien aanwezig...... 380
Do Not Disturb (niet storen).......... 380
Android Auto — indien aanwezig....... 381
Apple CarPlay — indien aanwezig....... 382
Meer informatie................. 383
KLANTENSERVICE
WANNEER U ASSISTENTIE NODIG HEBT....... 384ARGENTINIË................... 385
AUSTRALIË.................... 385
OOSTENRIJK................... 385
BALANCE OF THE CARIBBEAN........ 385
BELGIË...................... 386
BOLIVIA...................... 386
BRAZILIË..................... 386
BULGARIJE.................... 386
CHILI........................ 386
CHINA....................... 387
COLOMBIA.................... 387
COSTA RICA................... 387
KROATIË..................... 387
TSJECHIË..................... 387
DENEMARKEN.................. 388
DOMINICAANSE REPUBLIEK......... 388
INHOUD
10
Page 17 of 412
sleutelhouder kan worden gecontroleerd op
de instrumentengroep, waar aanwijzingen
worden gegeven die u moet opvolgen.
Portieren en achterklep ontgrendelen
Druk eenmaal kort op de ontgrendeltoets op
de sleutelhouder om het portier aan de be-
stuurderszijde te ontgrendelen of druk twee-
maal binnen vijf seconden om alle portieren
en de achterklep te ontgrendelen.
Alle portieren kunnen worden geprogram-
meerd om te worden ontgrendeld bij de eer-
ste druk op de ontgrendeltoets. Raadpleeg de
paragraaf "Instellingen van Uconnect" in het
hoofdstuk "Multimedia" in het instructie-
boekje voor meer informatie.
OPMERKING:
Als de auto wordt ontgrendeld met een sleu-
telhouder en er binnen 60 seconden geen
portier wordt geopend, worden de portieren
weer vergrendeld en wordt het alarmsysteem,
indien aanwezig, ingeschakeld.
Portieren en achterklep vergrendelen
Druk kort op de vergrendelknop van de sleu-
telhouder om alle portieren en de achterklep
te vergrendelen.
Als één of meer portieren geopend zijn, of als
de achterklep open is, worden de portieren
vergrendeld. De portieren zullen automatisch
weer ontgrendelen als de sleutel in de passa-
giersruimte is gebleven, anders blijven de
portieren vergrendeld.
Verzoek om extra sleutelhouders
OPMERKING:
De auto kan alleen bediend en gestart worden
met sleutelhouders die specifiek zijn gepro-
grammeerd voor de elektronica van de auto.
Nadat een sleutelhouder voor een auto is
geprogrammeerd, kan deze niet voor een an-
dere auto worden geprogrammeerd.
WAARSCHUWING!
•Verwijder altijd de sleutelhouders uit de
auto en vergrendel alle portieren wanneer
u de auto zonder toezicht achterlaat.
• Zet het contact altijd in de stand OFF.Duplicaten van sleutelhouders kunnen wor-
den geleverd door een erkende dealer. Deze
procedure bestaat uit het programmeren van
een 'blanco' sleutelhouder voor de elektro-
nica van het voertuig. Een blanco sleutelhou-
der is een exemplaar dat niet eerder is gepro-
grammeerd.
OPMERKING:
• Als de Sentry Key startonderbreker moet
worden gerepareerd, dient u alle sleutels
van de auto naar de erkende dealer mee te
brengen.
• De sleutels moeten worden voorzien van
een correct geslepen baard om op de sloten
van het voertuig te passen.
OPMERKING:
Zwarte sleutels (6.4L) moeten worden ver-
vangen door zwarte sleutels en rode sleutels
(6.2L) moeten worden vervangen door rode
sleutels.
15
Page 23 of 412
PREMIUM ALARMSYSTEEM
— INDIEN AANWEZIG
Het premium alarmsysteem bewaakt de por-
tieren, de motorkapvergrendeling en de ach-
terklep tegen onbevoegde toegang en de con-
tactschakelaar op onbevoegde bediening.
Het systeem maakt tevens gebruik van een
inbraaksensor met dubbele functie en een
voertuigkantelsensor. De inbraaksensor be-
waakt tegen beweging in het interieur van de
auto. De voertuigkantelsensor bewaakt de
auto tegen kantelbewegingen (wegslepen,
wielen verwijderen, veerbootvervoer, enz.).
Een sirene met noodstroomvoorziening, die
onderbrekingen van de voeding en communi-
catie detecteert, is tevens inbegrepen.
Als een perimeter wordt overschreden, wordt
het beveiligingssysteem geactiveerd, waarna
de sirene 29 seconden klinkt en de buiten-
verlichting gaat knipperen, gevolgd door vijf
seconden waarin er geen activiteit is. Indien
het alarm niet wordt uitgeschakeld, gaat dit
8 cycli zo door.
Alarm inschakelen
Volg deze stappen om het alarmsysteem in te
schakelen:
1. Verwijder de sleutel uit de contactschake-
laar, raadpleeg de paragraaf "De motor
starten" in het hoofdstuk "Starten en rij-
den" in het instructieboekje voor meer
informatie.
• Als uw voertuig is uitgerust met
Keyless Enter-N-Go — Passive Entry,
controleer dan of de contactschakelaar
in de stand OFF staat.
• Indien uw voertuig niet is uitgerust met
Keyless Enter-N-Go — Passive Entry,
controleer dan of de contactschakelaar
in de stand OFF staat en de sleutel is
verwijderd uit de contactschakelaar.
2. Sluit de auto op een van de volgende
manieren af:
• Druk op LOCK op de schakelaar voor de
centrale portiervergrendeling in het in-
terieur terwijl het bestuurders- en/of
passagiersportier is geopend.• Druk op de vergrendeltoets op de Pas-
sive Entry-handgreep aan de buiten-
zijde, terwijl een sleutelhouder zich
ook aan de buitenzijde bevindt. Raad-
pleeg de paragraaf "Portieren" in het
hoofdstuk "Uw voertuig leren kennen"
in uw instructieboekje voor meer infor-
matie.
• Druk op de vergrendeltoets op de
sleutelhouder.
3. Sluit eventuele geopende portieren.
OPMERKING:
• Nadat het alarmsysteem is ingeschakeld,
blijft het ingeschakeld totdat u het uitscha-
kelt door een van de beschreven uitschakel-
methoden te volgen. Als de elektrische voe-
ding wegvalt nadat het alarmsysteem is
ingeschakeld, moet u het systeem uitscha-
kelen nadat de voeding is hersteld om te
voorkomen dat het alarm afgaat.
• De ultrasone inbraaksensor (bewegingsde-
tector) bewaakt uw auto actief elke keer
wanneer u het alarmsysteem inschakelt.
Als u dat wenst, kunt u de ultrasone in-
braaksensor uitschakelen wanneer het
alarmsysteem wordt ingeschakeld. Om dit
21
Page 88 of 412
u zo snel mogelijk contact op te nemen met
een erkende dealer om het probleem te laten
opsporen en verhelpen.
• Het controlelampje "ESC uitgeschakeld" en
het controlelampje "ESC" gaan kort bran-
den wanneer het contact in de stand ON/
RUN of ACC/ON/RUN wordt gezet.
• Het ESC-systeem maakt zoemende of klik-
kende geluiden wanneer het actief is. Dit is
normaal. De geluiden houden op wanneer
ESC inactief wordt.
• Dit lampje gaat branden bij een ingreep van
ESC.
— Waarschuwingslampje onderhoud
rijstrookdetectie — indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat branden wan-
neer het LaneSense-systeem niet werkt en on-
derhoud vereist. Bezoek een erkende dealer.
— Waarschuwingslampje voor de rij-
strookdetectie — indien aanwezig
Het waarschuwingslampje voor de rijstrook-
detectie gaat continu geel branden wanneer
het voertuig een rijstrookmarkering nadert.Het waarschuwingslampje knippert wanneer
het voertuig over de rijstrookmarkering rijdt.
Raadpleeg de paragraaf "Rijstrookdetectie —
indien aanwezig" in het hoofdstuk "Starten en
rijden" voor meer informatie.
— Waarschuwingslampje brandstofvul-
dop los — indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
de brandstofvuldop los zit. Sluit de vuldop
goed om het lampje te laten doven. Bezoek
een erkende dealer als het lampje blijft bran-
den.
— Waarschuwingslampje laag brand-
stofpeil
Als het brandstofpeil is gezakt tot ongeveer
9,1 liter (2,4 gal), gaat dit lampje aan en
blijft het branden tot er brandstof wordt bij-
gevuld.
Een enkel waarschuwingssignaal klinkt bij
een laag brandstofpeil.
— Waarschuwingslampje laag niveau
ruitensproeiervloeistof — indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
het peil van de ruitensproeiervloeistof laag is.
— Motorcontrole-/storingslampje
Het motorcontrole/storingslampje maakt deel
uit van het boorddiagnosesysteem (OBD II)
dat de regeling van de motor en de automa-
tische versnellingsbak controleert. Dit waar-
schuwingslampje gaat branden als de con-
tactschakelaar in de stand ON/RUN wordt
gezet, voordat de motor start. Als het lampje
niet gaat branden wanneer u de contactscha-
kelaar van OFF naar ON/RUN draait, laat uw
voertuig dan direct controleren op storingen.
Door sommige omstandigheden, zoals een
losse of afwezige brandstofvuldop, slechte
brandstofkwaliteit e.d., kan na het aanslaan
van de motor het storingslampje gaan bran-
den. De auto moet worden afgeleverd voor
onderhoud als het lampje aanblijft tijdens
een paar ritten zoals die voor u gebruikelijk
zijn. In de meeste gevallen kan dan normaal
met de auto worden gereden en is slepen niet
noodzakelijk.
UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
86
Page 178 of 412
Als extra tractie is vereist dan kan de 4WD
LOW-stand worden gebruikt om de aandrijf-
assen vóór en achter samen te vergrendelen
en de voor- en achterwielen te dwingen om
met dezelfde snelheid te draaien. De stand
4WD LOW is uitsluitend bedoeld voor een
onverhard of glad wegdek. Rijden in de stand
4WD LOW op droge, verharde wegen kan
leiden tot overmatige slijtage van de banden
en schade aan de onderdelen van de aandrijf-
lijn.
Wanneer u bij een bepaalde rijsnelheid in
4WD LOW rijdt, is het motortoerental circa
driemaal zo hoog als het motortoerental in de
stand 4WD HI. Laat de motor niet met te
hoge toerentallen draaien en rijd niet sneller
dan 40 km/u (25 mph).
Voor een juist gebruik van voertuigen met
vierwielaandrijving moeten alle banden van
hetzelfde type zijn en dezelfde maat en om-
trek hebben. Het gebruik van verschillende
banden beïnvloedt het schakelgedrag en kan
de tussenbak beschadigen.Aangezien vierwielaandrijving de tractie verbe-
tert, heeft men de neiging de veilige snelheden
voor bochten en stoppen te overschrijden. Rij
niet harder dan de verkeersomstandigheden
toelaten.
WAARSCHUWING!
Als u de auto zonder toezicht achterlaat
terwijl de tussenbak in de stand NEUTRAL
staat en de handrem niet helemaal is aan-
getrokken, kunnen u of anderen (dodelijk)
gewond raken. In de stand NEUTRAL van
de tussenbak wordt het contact met de
aandrijflijn van zowel de aandrijfas voor
als achter verbroken, zodat de auto kan
rollen, zelfs als de versnellingsbak in de
stand PARK is gezet. De handrem moet
altijd aangetrokken zijn als de bestuurder
niet in de auto zit.
Schakelstanden
Voor meer informatie over het gebruik van
elke stand van het 4WD-systeem, zie onder-
staande informatie:
4WD AUTO
Deze stand wordt gebruikt op oppervlakten
zoals ijs, sneeuw, grint, zand en op een droog
wegdek.
OPMERKING:
Raadpleeg de paragraaf "Selec-Terrain — in-
dien aanwezig" in dit hoofdstuk voor meer
informatie over de verschillende instellingen
en het bedoelde gebruik.
NEUTRAL
In deze groep wordt de aandrijflijn losgekop-
peld van de aandrijving. Hij wordt gebruikt
om achter een andere auto te slepen met alle
wielen aan de grond. Raadpleeg de paragraaf
"Slepen achter een camper" in het hoofdstuk
"Starten en rijden" voor meer informatie
hierover.
WAARSCHUWING!
Als u de auto zonder toezicht achterlaat
terwijl de tussenbak in de stand NEUTRAL
staat en de handrem niet helemaal is aan-
getrokken, kunnen u of anderen (dodelijk)
gewond raken. In de stand NEUTRAL van
STARTEN EN RIJDEN
176
Page 181 of 412
9. Houd het rempedaal ingetrapt. Schakel
de transmissie weer naar de stand
NEUTRAL.
10. Trek de handrem stevig aan.
11. Met de transmissie en de tussenbak in
de stand NEUTRAL, houdt u de knop
START/STOP ingedrukt totdat de motor
wordt uitgeschakeld.
12. Zet de schakelhendel in de stand PARK.
Laat het rempedaal los.
13. Druk twee keer op de knop STOP/START
(zonder het rempedaal in te trappen) om
het contact in de stand OFF te zetten.
14. Zet de handrem pas vrij nadat het voer-
tuig op de juiste manier aan een sleep-
voertuig is gekoppeld.
OPMERKING:
Als schakelcondities/vergrendelingen niet
worden bereikt, gaat het bericht "To Tow Ve-
hicle Safely, Read Neutral Shift Procedure in
Owners Manual" (lees schakelprocedure voor
neutraal in instructieboekje om voertuig vei-lig te slepen) knipperen in het display in de
instrumentengroep. Raadpleeg de paragraaf
"Display in de instrumentengroep" in het
hoofdstuk "Uw Instrumentenpaneel leren
kennen" voor meer informatie hierover.
Uit de stand NEUTRAL (N) schakelen
Gebruik de volgende procedure om uw voer-
tuig voor te bereiden op normaal gebruik.
1. Breng het voertuig volledig tot stilstand.
2. Trek de handrem stevig aan.
3. Start de motor.
4. Houd het rempedaal ingetrapt.
5. Schakel de versnellingsbak in NEUTRAL.
6. Gebruik een balpen of soortgelijk voor-
werp en houdt daarmee gedurende één
seconde de verzonken knop NEUTRAL (N)
van de tussenbak (bevindt zich bij de
modusschakelaar) ingedrukt.7. Wanneer het NEUTRAL (N)-lampje uit-
gaat, laat u de NEUTRAL (N)-knop los.
8.
Nadat de knop NEUTRAL (N) is losgelaten,
schakelt de tussenbak naar de stand die
wordt aangegeven door de modusschakelaar.
Quadra-Drive II-systeem — indien aanwezig
Het optionele Quadra-Drive II systeem is uitge-
rust met twee koppeloverbrengingskoppelin-
gen. De koppelingen bevatten een achteras met
elektronisch beperkt slipdifferentieel (ELSD)
en de Quadra-Trac II tussenbak. De optionele
ELSD-as is volledig automatisch en vereist geen
input van de bestuurder. Onder normale rijom-
standigheden werkt het systeem als een stan-
daard as die het koppel gelijkmatig verdeeld
over de linker en de rechter wielen. Bij een
NEUTRAAL (N)-schakelaar
179
Page 223 of 412
DE AUTO SLEPEN ACHTER EEN CAMPER
Slepen van deze auto achter een ander voertuig
Sleepmethode Wielen VAN de grond Uitvoeringen met tweewielaandrij-
vingModellen met vierwielaandrijving
zonder 4-LO groepModellen met vierwielaandrijving
met 4-LO groep
Slepen met alle
wielen op de grondGEEN NIET TOEGESTAAN NIET TOEGESTAANZie instructies
•
Versnellingsbak in PARK
• Tussenbak in NEUTRAL (N)
• Slepen in voorwaartse richting
• Minkabel van accu loskoppe-
len
Slepen met behulp
van dollyVoorNIET TOEGESTAAN NIET TOEGESTAAN NIET TOEGESTAAN
Achter OKNIET TOEGESTAAN NIET TOEGESTAAN
Op aanhanger ALLE OK OK OK
OPMERKING:
Slepen achter een camper is niet toegestaan
voor SRT-voertuigen.
Deze voertuigen kunnen op een dieplader of
een voertuigtrailer worden getrokken mits
alle vier wielenVANde grond zijn.OPMERKING:
• Bij het slepen van uw auto dient u zich
altijd aan de geldende lokale verkeersvoor-
schriften te houden. Neem contact op met
een kantoor van de landelijke en provinci-
ale Highway Safety voor meer informatie.
• Auto's uitgerust met Quadra-Lift moeten in
de stand Transport worden gezet voordat de
auto wordt vastgemaakt (aan de carrosse-
rie) op een aanhanger op autoambulance.
Raadpleeg voor meer informatie de para-graaf "Quadra-Lift" in het hoofdstuk "Star-
ten en rijden". Als het voertuig niet in de
transportstand kan worden gezet (bijvoor-
beeld omdat de motor niet kan draaien),
moeten de sjorbanden worden vastgemaakt
aan de wielen (niet aan de carrosserie). Als
u deze aanwijzingen niet opvolgt, kunnen er
storingscodes worden aangemaakt en/of
worden de sjorhaken mogelijk niet strak
genoeg bevestigd.
221
Page 224 of 412
Slepen achter een camper — modellen met
tweewielaandrijving
Deze auto NIET slepen met alle vier de wielen
op de grond. Dit zal beschadiging van de aan-
drijflijn veroorzaken.
Slepen achter een camper (voor modellen
met tweewielaandrijving) is ALLEEN toege-
staan als de achterwielen van de grond zijn.
Dit kan met behulp van een dolly of een
aanhanger plaatsvinden. Volg de volgende
procedure wanneer u een dolly gebruikt:
1. Bevestig de dolly correct aan het slepende
voertuig, volg de instructies van de fabri-
kant van de dolly.
OPMERKING:
Als het voertuig is uitgerust met Quadra-
Lift luchtvering, controleert u of het voer-
tuig op de normale rijhoogte is ingesteld.
2. Rijd de achterwielen op de dolly.
3. Trek de handrem stevig aan. Schakel naar
PARK.4. Zet de contactschakelaar in de stand OFF.
5. Zet de achterwielen stevig op de dolly
vast, volg de instructies van de fabrikant
van de dolly.
6. Zet de contactschakelaar in de stand ON/
RUN, maar start de motor niet.
7. Controleer of de stuurkolom is
ontgrendeld.
8. Breng een geschikte klem aan, die is
ontworpen voor het slepen, om de voor-
wielen vast te zetten in de stand recht
vooruit.
9. Koppel de minkabel van de accu los en
zet hem vast uit de buurt van de accupool.
OPMERKING:
Het loskoppelen van de accu wist voor-
keurzenders en kan van invloed zijn op
andere voertuiginstellingen. Het kan ook
verschillende storingscodes activeren,
waardoor het storingslampje kan gaan
branden nadat de accu weer is
aangesloten.
LET OP!
Slepen met de achterwielen op de grond
veroorzaakt ernstige schade aan de ver-
snellingsbak. Beschadigingen, veroor-
zaakt door onjuist slepen, vallen niet on-
der de garantie van de auto.
Slepen achter een camper — Quadra-Trac I
(tussenbak met één versnelling) modellen
met vierwielaandrijving
Slepen achter een camper is verboden.Deze
modellen hebben geen neutraalstand (N) in
de tussenbak.
OPMERKING:
Deze auto kan op een dieplader of een auto-
trailer getrokken worden mits alle vier wielen
VANde grond zijn.
LET OP!
Wanneer dit voertuig in strijd met de bo-
venvermelde voorschriften wordt getrok-
ken, kan er ernstige beschadiging van de
versnellingsbak en/of de tussenbak optre-
STARTEN EN RIJDEN
222