JEEP GRAND CHEROKEE 2021 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: JEEP, Model Year: 2021, Model line: GRAND CHEROKEE, Model: JEEP GRAND CHEROKEE 2021Pages: 412, PDF Size: 7.51 MB
Page 41 of 412

Automatische elektrisch inklapbare spiegels
Wanneer de functie Automatic Fold/Unfold
Mirrors (spiegels automatisch in-/uitklappen)
is ingeschakeld, worden de buitenspiegels
ingeklapt bij het verlaten van het voertuig
(het contact is uitgeschakeld, worden alle
portieren zijn gesloten, en de portieren zijn
vergrendeld).• Als de buitenspiegels automatisch werden
ingeklapt, dan klappen ze uit wanneer het
contact wordt ingeschakeld.
• Als de buitenspiegels handmatig werden
ingeklapt, worden ze niet automatisch
uitgeklapt.
OPMERKING:
De functie Automatic Fold/Unfold Mirrors
(spiegels automatisch in-/uitklappen) is af-
fabriek niet ingeschakeld. U kunt de functie
Automatic Fold/Unfold Mirrors (spiegels au-
tomatisch in-/uitklappen) in- en uitschakelen
met het Uconnect systeem. Raadpleeg de
paragraaf "Instellingen van Uconnect" in het
hoofdstuk "Multimedia" in uw instructie-
boekje voor meer informatie.
De elektrisch inklapbare buitenspiegels reset-
ten
U moet mogelijk de elektrisch inklapbare
spiegels resetten als het volgende gebeurt:
• De spiegels worden per ongeluk geblok-
keerd tijdens het inklappen.
• De spiegels worden per ongeluk handmatig
ingeklapt/uitgeklapt.
• De spiegels komen uit de uitgeklapte stand.• De spiegels schudden en trillen bij normale
rijsnelheden.
Om de elektrisch inklapbare spiegels te reset-
ten: klap ze in en uit door op de knop te
drukken (dit moet mogelijk worden her-
haald). Hierdoor worden ze in hun normale
stand teruggezet.
Buitenspiegels kantelen bij achteruitrijden
(alleen beschikbaar in combinatie
stoelgeheugen) — Indien aanwezig
Met deze functie worden de buitenspiegels
automatisch gekanteld bij achteruitrijden,
zodat de bestuurder de grond achter de voor-
portieren kan zien. De buitenspiegels bewe-
gen iets omlaag op het moment dat naar de
achteruitversnelling wordt geschakeld. De
buitenspiegels keren vervolgens terug naar
hun oorspronkelijke positie wanneer een an-
dere versnelling wordt gekozen. Elke opgesla-
gen stoelgeheugeninstelling heeft een bijbe-
horende positie voor het kantelen van
buitenspiegels bij achteruitrijden.
Schakelaar elektrisch inklapbare
spiegels
39
Page 42 of 412

OPMERKING:
De functie Tilt Side Mirrors In Reverse (bui-
tenspiegels kantelen bij achteruitrijden) is
af-fabriek niet ingeschakeld. U kunt de func-
tie Tilt Side Mirrors In Reverse (buitenspie-
gels kantelen bij achteruitrijden) in- en uit-
schakelen met het Uconnect systeem.
Raadpleeg de paragraaf "Instellingen van
Uconnect" in het hoofdstuk "Multimedia" in
het instructieboekje voor meer informatie.
BUITENVERLICHTING
Koplampschakelaar
De koplampschakelaar bevindt zich aan de
linkerzijde van het instrumentenpaneel,
naast het stuurwiel. De koplampschakelaar
regelt de bediening van de koplampen, par-
keerlampen, instrumentenverlichting, baga-
geruimteverlichting en de mistlampen (in-
dien aanwezig).
Draai de koplampschakelaar rechtsom om de
koplampen in te schakelen. Wanneer de kop-
lampschakelaar is ingeschakeld, zijn ook de
parkeerlampen, de achterlichten, de kente-
kenplaatverlichting en de instrumentenpa-neelverlichting ingeschakeld. Om de
koplampen uit te schakelen, draait u de kop-
lampschakelaar terug in de stand O (Off, Uit).
OPMERKING:
• De kop- en mistlampen (indien aanwezig)
van uw voertuig zijn uitgerust met kunst-
stoflenzen die lichter zijn en die minder
gevoelig voor steenslag zijn dan glazen len-
zen. Kunststof is minder krasbestendig dan
glas. Ga daarom anders te werk bij het
reinigen van de koplamplens.
• Om krassen tot een minimum te beperken
en de lichtopbrengst maximaal te houden,
mogen de koplamplenzen niet met een
droge doek worden schoongemaakt. Verwij-
der vuil met een milde zeepoplossing en
spoel goed na.
LET OP!
Gebruik nooit schurende reinigingsmidde-
len, oplosmiddelen, staalwol of andere
schuurmiddelen om de lenzen te reinigen.
Koplampschakelaar
1 — Auto
2 — Draaien koplampschakelaar
3 — Draaien dimmer
4 — Indrukken mistlampenUW VOERTUIG LEREN KENNEN
40
Page 43 of 412

Multifunctionele hendel
De multifunctionele hendel bevindt zich aan
de linkerzijde van de stuurkolom.
Daglichtlampen — indien aanwezig
Niet-SRT-voertuigen
De daglichtlampen (lage intensiteit) worden
ingeschakeld wanneer de motor draait en de
versnellingsbak niet in de stand PARK staat.De lampen blijven branden tot de schakelaar
in de stand OFF of ACC wordt gezet of de
handrem wordt aangetrokken.
OPMERKING:
• Als één van de richtingaanwijzers wordt
ingeschakeld, wordt de daglichtlamp aan
dezelfde kant uitgeschakeld zolang de rich-
tingaanwijzer aan is. Zodra de richtingaan-
wijzer wordt uitgeschakeld, gaat de dag-
lichtlamp weer branden.
• De daglichtlampenfunctie kan worden uit-
geschakeld via het Uconnect-systeem.
Raadpleeg de paragraaf "Instellingen van
Uconnect" in het hoofdstuk "Multimedia" in
het instructieboekje voor meer informatie.
SRT-voertuigen
De daglichtlampen (hoge intensiteit) worden
ingeschakeld wanneer de motor draait en de
versnellingsbak niet in de stand PARK staat.
De lampen blijven branden tot de schakelaar
in de stand OFF of ACC wordt gezet of de
handrem wordt aangetrokken.
Bij normaal rijden in het donker moet de
koplampschakelaar worden gebruikt.
Schakelaar dimlicht/grootlicht
Druk de multifunctionele hendel in de rich-
ting van het instrumentenpaneel om het
grootlicht in te schakelen. Door de multifunc-
tionele hendel richting het stuurwiel te trek-
ken, wordt het dimlicht weer ingeschakeld of
het grootlicht weer uitgeschakeld.
Automatisch grootlicht — Indien aanwezig
Het regelsysteem van het automatisch groot-
licht zorgt voor meer licht van de koplampen
in het donker door automatische regeling van
het grootlicht met behulp van een op de
achteruitkijkspiegel gemonteerde digitale ca-
mera. Deze camera detecteert de verlichting
van andere voertuigen en zorgt ervoor dat
automatisch van grootlicht naar dimlicht
wordt geschakeld totdat naderende voertui-
gen uit het zicht van de camera zijn verdwe-
nen.
Multifunctionele hendel
41
Page 44 of 412

OPMERKING:
• De regeling van het automatische grootlicht
kan worden in- of uitgeschakeld door "ON"
(aan) te selecteren onder "Auto High Beam"
(automatisch grootlicht) in de Uconnect-
instellingen of door de koplampschakelaar
in de stand AUTO te zetten. Raadpleeg de
paragraaf "Instellingen van Uconnect" in
het hoofdstuk "Multimedia" in het instruc-
tieboekje voor meer informatie.
• Als de koplampen en achterlichten van
voertuigen in het blikveld van de camera
defect zijn, met modder zijn bespat of ge-
deeltelijk aan het zicht worden onttrokken,
zal uw grootlicht langer blijven branden
(dichter bij het andere voertuig). Het sys-
teem zal ook niet correct werken als de
voorruit of cameralens zijn bedekt met vuil,
vet of andere obstakels.
Als de voorruit of spiegel voor de regeling van
het automatische grootlicht wordt vervangen,
moet de spiegel opnieuw worden gericht om
zeker te zijn van een correcte werking. Neem
contact op met een plaatselijke erkende dea-
ler.Lichtsignaal
U kunt met uw koplampen een lichtsignaal
geven aan een ander voertuig door de multi-
functionele hendel kort naar u toe te trekken.
Hierdoor wordt het grootlicht ingeschakeld
en blijft dit ingeschakeld tot u de hendel weer
loslaat.
Automatisch inschakelende koplampen —
indien aanwezig
Dit systeem schakelt de koplampen automa-
tisch in of uit in overeenstemming met de
sterkte van het omgevingslicht. Om dit sys-
teem in te schakelen draait u de koplamp-
schakelaar naar stand A (auto).
Bij ingeschakeld systeem is de uitschakelver-
traging van de koplampen ook ingeschakeld.
Dit betekent dat de koplampen nog maximaal
90 seconden lang blijven branden nadat u de
contactschakelaar in de stand OFF hebt ge-
zet. Om de automatische koplampen uit te
schakelen draait u de koplampschakelaar
naar een andere stand dan A (auto).OPMERKING:
Bij ingeschakelde automatische stand gaan
de koplampen pas branden zodra de motor
draait.
Parkeerlichten en verlichting van het
instrumentenpaneel
Om de parkeerlichten en de instrumentenver-
lichting in te schakelen, draait u de koplamp-
schakelaar rechtsom. Om de parkeerlichten
uit te schakelen, draait u de koplampschake-
laar terug in de stand O (off, uit).
Koplampen automatisch inschakelen met
ruitenwissers
Als uw auto is uitgerust met automatisch
inschakelende koplampen dan is deze door
de klant te programmeren functie beschik-
baar. Als de koplampen in de modus Automa-
tisch staan en de motor draait, gaan de kop-
lampen automatisch branden wanneer de
ruitenwisser wordt ingeschakeld. Deze func-
tie kan worden geprogrammeerd via het
scherm van het Uconnect systeem. Raad-
pleeg de paragraaf "Instellingen van
Uconnect" in het hoofdstuk "Multimedia" in
het instructieboekje voor meer informatie.UW VOERTUIG LEREN KENNEN
42
Page 45 of 412

Als uw auto is uitgerust met een regensensor
en als deze is ingeschakeld, dan gaan de
koplampen automatisch branden nadat de
ruitenwissers binnen ongeveer een minuut
vijf wiscycli hebben uitgevoerd. De koplam-
pen worden vier minuten nadat de ruitenwis-
sers zijn gestopt, weer uitgeschakeld.
Raadpleeg de paragraaf "Ruitenwissers en
-sproeiers" in het hoofdstuk "Uw voertuig le-
ren kennen" voor meer informatie.
OPMERKING:
Als uw koplampen overdag worden ingescha-
keld, dan worden de lampjes op het instru-
mentenpaneel automatisch gedimd zodat ze
niet zo fel branden als in het donker.
Adaptieve bi-xenon koplampen met
ontlading met hoge intensiteit - Indien
aanwezig
Dit systeem verstelt het koplampschijnsel au-
tomatisch horizontaal, zodat het licht in de
stuurrichting van de auto wordt gericht.OPMERKING:
• Wanneer het adaptieve koplampsysteem
wordt ingeschakeld, maken de koplampen
eerst een aantal korte draaibewegingen ter
initialisatie.
• Het adaptieve koplampsysteem is alleen
actief tijdens vooruitrijden.
Het adaptieve koplampsysteem kan worden
in- en uitgeschakeld met het Uconnect sys-
teem, raadpleeg de paragraaf "Instellingen
van Uconnect" in het hoofdstuk "Multimedia"
in het instructieboekje voor meer informatie
hierover.
Uitschakelvertraging koplampverlichting
Uw auto is uitgerust met uitschakelvertraging
van de koplampverlichting waardoor de kop-
lampen ongeveer 90 seconden blijven bran-
den na het uitstappen. Deze vertraging wordt
ingeschakeld wanneer de contactschakelaar
in de stand OFF wordt gezet terwijl de kop-
lampschakelaar is ingeschakeld en vervol-
gens wordt uitgeschakeld. U kunt de uitscha-kelvertraging van de koplampen annuleren
door de koplampschakelaar in en vervolgens
uit te schakelen of door de contactschakelaar
in de stand ON te zetten.
OPMERKING:
• Deze functie kan worden geprogrammeerd
via het Uconnect systeem. Raadpleeg de
paragraaf "Instellingen van Uconnect" in
het hoofdstuk "Multimedia" in het instruc-
tieboekje voor meer informatie.
• De functie "uitschakelvertraging van de
koplampen" wordt automatisch geactiveerd
als de koplampschakelaar in de stand A
(auto) blijft staan wanneer het contact in de
stand OFF is gezet.Waarschuwingssignaal verlichting aan
Als de koplampen, parkeerlichten of bagage-
ruimteverlichting ingeschakeld blijven nadat
de contactschakelaar in de stand OFF is ge-
zet, klinkt er een geluidssignaal wanneer het
bestuurdersportier wordt geopend.
43
Page 46 of 412

Mistlampen vóór en mistachterlichten —
indien aanwezig
De mistlampen vóór en mistachterlichten
kunt u naar wens gebruiken als het zicht door
mist is verslechterd. De mistlampen worden
in deze volgorde ingeschakeld: als u de kop-
lampschakelaar één keer indrukt, gaan de
mistkoplampen aan. Druk de schakelaar een
tweede keer in om de mistachterlichten in te
schakelen (mistlampen vóór blijven aan).
Druk de schakelaar een derde keer in om de
mistachterlichten uit te schakelen (mistlam-
pen vóór blijven aan). Druk de schakelaar een
vierde keer in om de mistlampen vóór uit te
schakelen.
OPMERKING:
De koplampschakelaar moet in de stand par-
keerlicht of koplampen staan voordat de
mistlampschakelaar ingedrukt kan worden.
Richtingaanwijzers
Beweeg de multifunctionele hendel op of
neer om te controleren of de pijlen aan beide
zijden van de instrumentengroep gaan knip-
peren, wat betekent dat de richtingaanwij-
zers voor en achter naar behoren werken.OPMERKING:
Als een van de lampjes blijft branden en niet
knippert, of als een van de lampjes zeer snel
knippert, controleer dan aan de buitenzijde
van de auto of een lamp defect is. Wanneer
een van de richtingaanwijzers niet gaat bran-
den wanneer u de hendel beweegt, is waar-
schijnlijk de desbetreffende lamp defect.
Automatische hoogteverstelling
koplampen — alleen voor
hogedrukontladingslampen (HID)
Deze functie zorgt ervoor dat het grootlicht
tegenliggers niet verblindt. Door de automa-
tische hoogteverstelling van de koplampen
wordt de hoogte van het grootlicht aangepast
aan de hellingshoek van de auto.
Accuspaarfunctie
Om de levensduur van de accu van uw auto te
verlengen, wordt zowel voor de binnen- als de
buitenverlichting belastingreductie geboden.
Als de contactschakelaar in de stand OFF
(UIT) staat en een portier open blijft staan
gedurende 10 minuten of de dimschakelaar
Schakelaar mistlampen
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
44
Page 47 of 412

in de stand ON (AAN) staat voor de plafond-
verlichting, wordt de binnenverlichting auto-
matisch uitgeschakeld.
OPMERKING:
De accuspaarmodus wordt geannuleerd als
de contactschakelaar in de stand ON (AAN)
staat.
Als de koplampen ingeschakeld blijven ter-
wijl de contactschakelaar in de stand OFF
(UIT) is gezet, wordt de buitenverlichting
automatisch na acht minuten uitgeschakeld.
Als de koplampen worden ingeschakeld en
ingeschakeld worden geladen gedurende
acht minuten terwijl de contactschakelaar in
de stand OFF (UIT) staat, gaat de buitenver-
lichting automatisch uit.
OPMERKING:
De accuspaarmodus wordt uitgeschakeld als
de contactschakelaar in de stand OFF (uit)
staat en de koplampschakelaar in de stand
voor de parkeerlichten staat. De parkeerlich-
ten blijven branden en stroom van de accu
verbruiken.RUITENWISSERS EN
-SPROEIERS
De bedieningselementen voor de ruitenwis-
ser/-sproeier bevinden zich op de multifunc-
tionele hendel aan de linkerzijde van de
stuurkolom. De voorruitenwissers worden be-
diend door een schakelaar te bedienen op het
uiteinde van de hendel. Raadpleeg "Ruiten-
wisser/-sproeier achterruit" in deze paragraaf
voor informatie over de achterruitwisser/-
sproeier.
Bediening van de ruitenwissers
Draai het uiteinde van de hendel naar een van
de eerste vier klikstanden voor intervalwis-
sen, de vijfde klikstand voor een lage wissnel-
heid en de zesde klikstand voor een hoge
wissnelheid.
LET OP!
Verwijder altijd achtergebleven sneeuw als
die verhindert dat de wisserbladen terug-
keren naar de ruststand. Wanneer de rui-
tenwisserschakelaar is uitgezet en de wis-
serbladen niet kunnen terugkeren naar de
ruststand, kan dat schade toebrengen aan
de ruitenwissermotor.
Intervalstand wisser
Gebruik een van de vier intervalwissnelheden
wanneer de weersomstandigheden één wis-
slag vereisen met een variabele interval tus-
sen de wisslagen. Bij rijsnelheden boven
16 km/u (10 mph) kan de vertraging worden
ingesteld vanaf maximaal circa 18 seconden
tussen de wisbewegingen (eerste klikstand)
tot één wisbeweging per seconde (vierde klik-
stand).
Multifunctionele hendel
45
Page 48 of 412

OPMERKING:
Als de rijsnelheid lager is dan 16 km/u
(10 mph), worden de intervaltijden verdubbeld.
Werking van de ruitensproeier
Als u de ruitensproeiers wilt inschakelen,
duwt u het uiteinde van de hendel (in de
richting van het stuurwiel) en houdt u de
hendel ingedrukt zo lang het sproeien nodig
is. Als u tegen de hendel duwt terwijl de
intervalstand actief is, voeren de ruitenwis-
sers, nadat u het uiteinde van de hendel hebt
losgelaten, meerdere wisbewegingen uit en
keren vervolgens terug naar de eerder gese-
lecteerde intervalstand.
Als u tegen het uiteinde van de hendel duwt
terwijl de ruitenwissers zijn uitgeschakeld,
voeren de ruitenwissers meerdere wisbewe-
gingen uit en worden vervolgens weer uitge-
schakeld.
OPMERKING:
Om het systeem te beschermen, stopt de
pomp automatisch als de schakelaar langer
dan 20 seconden wordt vastgehouden. Als u
de schakelaar loslaat, hervat de pomp het
normale bedrijf.
WAARSCHUWING!
Een plotselinge verslechtering van het
zicht door de voorruit kan tot aanrijdingen
leiden. Mogelijk ziet u andere voertuigen
of obstakels over het hoofd. Voorkom plot-
selinge ijsvorming op de voorruit door de
voorruit eerst te verwarmen met de
ontdooi-inrichting voordat u de ruiten-
sproeier gebruikt.
Wasem
Gebruik de tipfunctie als het weer vereist dat
de ruitenwissers af en toe gebruikt worden.
Draai het uiteinde van de hendel naar de
stand MIST en laat hem los voor één wisbe-
weging.
OPMERKING:
De Mist-functie schakelt de sproeierpomp
niet in. Er wordt daarom geen ruitensproeier-
vloeistof op de voorruit gesproeid. De wis-
functie moet worden gebruikt om ruiten-
sproeiervloeistof op de voorruit te sproeien.
Regensensor — indien aanwezig
Deze functie detecteert regen of sneeuw op
de voorruit en schakelt automatisch de rui-
tenwissers in voor de bestuurder. De functie
is vooral handig wanneer spatwater van de
weg of water dat van de ruitenwissers van een
voorliggende auto wordt geblazen, op de voor-
ruit terechtkomt. Draai het uiteinde van de
multifunctionele hendel naar één van de vier
standen om deze functie te activeren.
De gevoeligheid van het systeem kan worden
ingesteld met de multifunctionele hendel.
Wisserintervalstand 1 is het minst gevoelig
en wisserintervalstand 4 is het meest gevoe-
lig.
OPMERKING:
Bij normale regenval dient wisserintervals-
tand 3 te worden gebruikt.
Gebruik stand 1 en 2 als u de gevoeligheid
van de regensensor wilt verkleinen. Gebruik
stand 4 als u de gevoeligheid van de regen-
sensor wilt vergroten. Zet de ruitenwisser-
schakelaar in de stand OFF als u het systeem
niet wilt gebruiken.
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
46
Page 49 of 412

OPMERKING:
• De regensensor werkt niet wanneer de rui-
tenwisserschakelaar in de stand voor lage
of hoge snelheid staat.
• Als er ijs of opgedroogd zout water op de
voorruit aanwezig is, werkt de regensensor
mogelijk niet goed.
• Het gebruik van was- of siliconenhoudende
producten kan de prestaties van de regen-
sensor beïnvloeden.
• De regensensor kan worden in- en uitge-
schakeld met het Uconnect systeem, raad-
pleeg de paragraaf "Instellingen van
Uconnect" in het hoofdstuk "Multimedia" in
het instructieboekje voor meer informatie.
Het regensensorsysteem is voorzien van be-
schermfuncties voor de wisserbladen en
-armen en werkt niet onder de volgende om-
standigheden:
•Lage omgevingstemperatuur— Als de con-
tactschakelaar voor het eerst in de stand
ON wordt gezet, dan werkt het regensensor-
systeem pas wanneer de ruitenwisserscha-kelaar wordt bediend, de voertuigsnelheid
hoger is dan 3 km/u (5 mph) of de buiten-
temperatuur hoger is dan 0 °C (32 °F).
•Versnellingsbak in de neutraalstand— Als de
contactschakelaar in de stand ON staat en
de versnellingsbak in de neutraalstand
staat, dan werkt het regensensorsysteem
pas wanneer de ruitenwisserschakelaar
wordt bediend, de voertuigsnelheid hoger is
dan 5 km/u (3 mph) of als de schakelhen-
del uit de neutraalstand wordt gezet.
Achterruitwisser/-sproeier
De schakelaars voor de bediening van de
ruitenwisser/sproeier van de achterruit bevin-
den zich op de multifunctionele hendel links
van de stuurkolom. De ruitenwisser/sproeier
van de achterruit kan worden bediend door
aan de schakelaar in het midden van de
hendel te draaien.
Draai het middendeel van de hendel naar
boven in de eerste stand voor intervalbedrijf
en in de tweede stand voor continu bedrijf
van de achterruitwisser.Als u het middendeel van de hendel nog-
maals naar boven draait, wordt de sproeier-
pomp ingeschakeld. Deze blijft ingeschakeld
zolang u de hendel in deze stand vasthoudt.
Zodra u de schakelaar loslaat, wordt het con-
tinue bedrijf van de achterruitwisser hervat.
Als deze draaischakelaar in de stand OFF
staat en u de schakelaar naar beneden draait,
wordt de sproeierpomp van de achterruit in-
geschakeld. Deze blijft ingeschakeld zolang u
de hendel in deze stand vasthoudt. Als u de
schakelaar loslaat, dan keert deze terug in de
stand OFF. De ruitenwissers maken dan een
paar slagen en keren vervolgens terug in de
ruststand.
OPMERKING:
Om het systeem te beschermen, stopt de
pomp automatisch als de schakelaar langer
dan 20 seconden wordt vastgehouden. Als u
de schakelaar loslaat, hervat de pomp het
normale bedrijf.
Als de achterruitwisser is ingeschakeld en de
contactschakelaar in de stand OFF wordt ge-
zet, keert de ruitenwisser automatisch in de
ruststand terug.
47
Page 50 of 412

KLIMAATREGELING
Met behulp van de klimaatregeling kunt u de
temperatuur, de luchtstroom en de verdeling
ervan in het voertuig nauwkeurig regelen. De
bedieningselementen bevinden zich op het
aanraakscherm (indien aanwezig) en op het
instrumentenpaneel, onder de radio.
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
48