JEEP GRAND CHEROKEE 2021 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: JEEP, Model Year: 2021, Model line: GRAND CHEROKEE, Model: JEEP GRAND CHEROKEE 2021Pages: 412, PDF Size: 7.51 MB
Page 31 of 412

• Raadpleeg voor het instellen van een ge-
heugenprofiel op uw sleutelhouder de para-
graaf "Sleutelhouder met afstandsbedie-
ning aan geheugen koppelen en
ontkoppelen" in dit hoofdstuk.
Sleutelhouder met afstandsbediening aan
geheugen koppelen en ontkoppelen
U kunt uw sleutelhouders zodanig program-
meren, dat een van de twee vooraf ingestelde
geheugenprofielen wordt opgeroepen als op
de ontgrendelknop van de sleutelhouder
wordt gedrukt.
OPMERKING:
Voordat u de sleutelhouders programmeert
dient u de functie "Memory Linked To Fob"
(geheugen gekoppeld aan sleutelhouder) te
selecteren via het scherm van het Uconnect
systeem.
Raadpleeg de paragraaf "Instellingen van
Uconnect" in het hoofdstuk "Multimedia" in
uw instructieboekje voor meer informatie.
Ga als volgt te werk om uw sleutelhouders te
programmeren:
1. Zet het contact van het voertuig in de
stand OFF.2. Selecteer het gewenste geheugenprofiel:
1of2.
OPMERKING:
Als nog geen geheugenprofiel is ingesteld,
raadpleeg dan de paragraaf "Geheugen-
functie programmeren" in dit hoofdstuk
voor informatie over het instellen van een
geheugenprofiel.
3. Druk, nadat het profiel is opgeroepen,
kort op de instelknop (S) op de
geheugenschakelaar.
4. Druk binnen vijf seconden kort op knop
(1) of (2). "Memory Profile Set" (geheu-
genprofiel ingesteld) (1 of 2) wordt weer-
gegeven in de instrumentengroep.
5. Druk binnen 10 seconden kort op de ver-
grendelknop van de sleutelhouder.
OPMERKING:
U kunt uw sleutelhouders loskoppelen van de
geheugeninstellingen door eerst op de knop
SET (S) te drukken en daarna binnen 10 se-
conden op de ontgrendelknop van de sleutel-
houder te drukken.
Geheugenpositie oproepen
OPMERKING:
De auto moet in de stand PARK staan om
geheugenposities op te kunnen roepen. Als u
een geheugenpositie probeert op te roepen
als het voertuig niet in de stand PARK staat,
verschijnt er een melding op het display in de
instrumentengroep.
Geheugenpositie oproepen bestuurder één
• Om de geheugeninstellingen voor bestuur-
der één op te roepen met de geheugenscha-
kelaar drukt u op geheugentoets (1) op de
geheugenschakelaar.
• Om de geheugeninstellingen voor bestuur-
der één op te roepen met de sleutelhouder
drukt u op de ontgrendelknop op de sleu-
telhouder die is gekoppeld aan geheugen-
positie 1.
Geheugenpositie oproepen bestuurder twee
• Om de geheugeninstellingen voor bestuur-
der twee op te roepen met de geheugen-
schakelaar drukt u op geheugentoets (2) op
de geheugenschakelaar.
29
Page 32 of 412

• Om de geheugeninstellingen voor bestuur-
der twee op te roepen met de sleutelhouder
drukt u op de ontgrendelknop op de sleu-
telhouder die is gekoppeld aan geheugen-
positie 2.
U kunt het oproepen annuleren door tijdens
het oproepen op één van de geheugentoetsen
(S, 1 of 2) of één van de schakelaars voor de
stoelverstelling te drukken. Als een oproep
wordt geannuleerd, stoppen de bestuurders-
stoel en de stuurkolom (indien aanwezig) met
bewegen. Na een vertraging van één seconde
kunt u een nieuwe geheugenpositie oproe-
pen.
Easy Entry/Exit
Deze functie verstelt automatisch de be-
stuurdersstoel, zodat de bestuurder gemak-
kelijker kan in- en uitstappen.
De afstand waarover de bestuurdersstoel zich
beweegt, is afhankelijk van de positie van de
stoel op het moment dat u de contactschake-
laar in de stand OFF zet.• Als u de contactschakelaar in de stand OFF
zet, beweegt de bestuurdersstoel ongeveer
60 mm (2,4 inch) naar achteren wanneer
de stoel zich 67,7 mm (2,7 inch) of meer
vóór de achterste stand bevindt. De stoel
keert terug naar de ingestelde positie zodra
u de contactschakelaar in de stand ACC of
RUN zet.
• De functie Easy Entry/Easy Exit is uitge-
schakeld wanneer de bestuurdersstoel zich
op minder dan 22,7 mm (0,9 inch) vóór de
achterste stop bevindt. Bij deze positie
heeft het voor de bestuurder geen zin om de
stoel te verplaatsen voor gemakkelijk in- en
uitstappen.
Elke opgeslagen geheugeninstelling heeft
een bijbehorende positie voor Easy Entry en
Easy Exit.
OPMERKING:
De functie Easy Entry/Easy Exit is af-fabriek
niet ingeschakeld. De Easy Entry/Exit-functie
kan worden ingeschakeld (of later worden
uitgeschakeld) met de programmeerbare
functies van het Uconnect systeem. Raad-
pleeg de paragraaf "Instellingen vanUconnect" in het hoofdstuk "Multimedia" in
uw instructieboekje voor meer informatie.
Verwarmde stoelen
Bij sommige modellen zijn de voorstoelen en
de achterbank uitgerust met verwarmingsele-
menten in zowel de zittingen als de
rugleuningen.
WAARSCHUWING!
• Personen die geen pijn op de huid kun-
nen voelen als gevolg van ouderdom,
chronische ziekte, diabetes, rugletsel,
medicatie, alcoholgebruik, uitputting of
een andere lichamelijke conditie, moe-
ten voorzichtig zijn bij het gebruik van
de stoelverwarming. Deze kan zelfs bij
lage temperaturen brandwonden veroor-
zaken, met name als de verwarming
langdurig wordt gebruikt.
• Plaats geen voorwerpen op de zitting of
de rugleuning die warmte-isolerend wer-
ken, zoals een deken of kussen. Hier-
door kan de stoelverwarming oververhit
raken. Een oververhitte stoel kan leiden
tot ernstige brandwonden als gevolg van
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
30
Page 33 of 412

WAARSCHUWING!
de verhoogde oppervlaktetemperatuur
van de zitting.
Stoelverwarming voor
De bedieningsknoppen voor de stoelverwar-
ming vóór bevinden zich in het scherm kli-
maatregeling of bedieningselementen van
het aanraakscherm.
U kunt kiezen uit de verwarmingsstanden HI
(hoog), LO (laag) en OFF (uit). De indicator-
pijlen in de schermtoetsen geven de gekozen
verwarmingsstand weer. Er gaan twee indica-
torpijlen branden voor de stand HI (hoog) en
één voor LO (laag). Wanneer de verwarmings-
elementen worden uitgeschakeld, gaat de ge-
bruiker terug naar het radioscherm.
• Kies éénmaal de schermtoets stoelverwar-
ming
om de HI-instelling in te schake-
len.
• Kies tweemaal de schermtoets stoelverwar-
ming
om de LO-instelling in te scha-
kelen.• Kies driemaal de schermtoets stoelverwar-
ming
om de verwarmingselementen uit
te schakelen.
OPMERKING:
• Zodra u een stand hebt geselecteerd, voelt
u na twee tot vijf minuten dat de stoel warm
wordt.
• De stoelverwarming werkt uitsluitend wan-
neer de motor draait.
• Het geselecteerde warmteniveau blijft ge-
selecteerd tot het wordt gewijzigd.
Uitvoeringen met op afstand bediend startsys-
teem
Bij uitvoeringen met een op afstand bediend
startsysteem kunt u programmeren dat de
stoelventilatie wordt ingeschakeld tijdens het
starten op afstand.
Deze functie kan worden geprogrammeerd
via het Uconnect systeem. Raadpleeg de pa-
ragraaf "Instellingen van Uconnect" in het
hoofdstuk "Multimedia" in uw instructie-
boekje voor meer informatie.WAARSCHUWING!
• Personen die geen pijn op de huid kun-
nen voelen als gevolg van ouderdom,
chronische ziekte, diabetes, rugletsel,
medicatie, alcoholgebruik, uitputting of
een andere lichamelijke conditie, moe-
ten voorzichtig zijn bij het gebruik van
de stoelverwarming. Deze kan zelfs bij
lage temperaturen brandwonden veroor-
zaken, met name als de verwarming
langdurig wordt gebruikt.
• Plaats geen voorwerpen op de zitting of
de rugleuning die warmte-isolerend wer-
ken, zoals een deken of kussen. Hierdoor
kan de stoelverwarming oververhit ra-
ken. Een oververhitte stoel kan leiden tot
ernstige brandwonden als gevolg van de
verhoogde oppervlaktetemperatuur van
de zitting.
Stoelverwarming achter — indien aanwezig
Bij sommige modellen zijn de twee buitenste
zitplaatsen achter uitgerust met verwarmde
zittingen. Met de twee schakelaars voor de
stoelverwarming kunnen de achterpassagiers
31
Page 34 of 412

de stoelen afzonderlijk bedienen. De stoel-
verwarmingsschakelaars voor elke verwar-
ming bevinden zich aan de achterzijde van de
middenconsole.
U kunt kiezen uit de verwarmingsstanden HI
(hoog), LO (laag) en OFF (uit). Oranje contro-
lelampjes in beide schakelaars geven de geko-
zen verwarmingsstand weer. Er gaan twee indi-
catielampjes branden voor de stand HI (hoog),
één voor LO (laag) en geen voor OFF (uit).
• Druk eenmaal op de schakelaarom de
HI-instelling in te schakelen.
• Druk nogmaals op de schakelaar
om de
LO-instelling in te schakelen.
• Druk een derde keer op de schakelaar
om de verwarmingselementen uit te
schakelen.
Het geselecteerde warmteniveau blijft gese-
lecteerd tot het wordt gewijzigd.
WAARSCHUWING!
• Personen die geen pijn op de huid kun-
nen voelen als gevolg van ouderdom,
chronische ziekte, diabetes, rugletsel,
WAARSCHUWING!
medicatie, alcoholgebruik, uitputting of
een andere lichamelijke conditie, moe-
ten voorzichtig zijn bij het gebruik van
de stoelverwarming. Deze kan zelfs bij
lage temperaturen brandwonden veroor-
zaken, met name als de verwarming
langdurig wordt gebruikt.
• Plaats geen voorwerpen op de zitting of
de rugleuning die warmte-isolerend wer-
ken, zoals een deken of kussen. Hier-
door kan de stoelverwarming oververhit
raken. Een oververhitte stoel kan leiden
tot ernstige brandwonden als gevolg van
de verhoogde oppervlaktetemperatuur
van de zitting.
Geventileerde voorstoelen
Als uw voertuig is uitgerust met stoelventila-
tie, bevinden zich in de stoelzitting en de
rugleuning ventilatoren die lucht uit het pas-
sagierscompartiment door kleine perforaties
in de stoelbekleding blazen, ter verkoeling
van de bestuurder en voorpassagier bij hoge
omgevingstemperaturen. De ventilatorenwerken bij twee snelheden, HI (hoge snel-
heid) en LO (lage snelheid).
De schermtoetsen voor de stoelventilatie vóór
bevinden zich in het Uconnect systeem. U
vindt de bedieningstoetsen via het scherm
"Climate” (klimaat) of "Controls" (bedie-
ningselementen).
• Druk eenmaal op de toets van de stoelven-
tilatie
om HI (hoge stand) te kiezen.
• Druk een tweede keer op de toets van de
stoelventilatie
om LO (lage stand) te
kiezen.
• Druk een derde keer op de toets van de
stoelventilatie
om de stoelventilatie uit
te schakelen.
OPMERKING:
De stoelventilatie werkt uitsluitend wanneer
de motor draait.
Uitvoeringen met op afstand bediend startsys-
teem
Bij uitvoeringen met een op afstand bediend
startsysteem kunt u programmeren dat de
stoelventilatie wordt ingeschakeld tijdens het
starten op afstand.UW VOERTUIG LEREN KENNEN
32
Page 35 of 412

Deze functie kan worden geprogrammeerd
via het Uconnect systeem. Raadpleeg de pa-
ragraaf "Instellingen van Uconnect" in het
hoofdstuk "Multimedia" in het instructie-
boekje voor meer informatie.
HOOFDSTEUNEN
Hoofdsteunen zijn ontworpen om het risico
van letsel te verlagen door de bewegingsvrij-
heid van het hoofd te beperken tijdens aan-
rijdingen van achteren. De hoofdsteunen
moeten zodanig worden afgesteld, dat de
bovenkant van uw oor zich onder de boven-
kant van de hoofdsteun bevindt.
WAARSCHUWING!
•Alle inzittenden, inclusief de bestuurder,
mogen de auto niet besturen en niet in de
auto zitten totdat de hoofdsteunen in de
juiste stand staan om het risico op neklet-
sel bij een botsing te minimaliseren.
• De hoofdsteunen mogen nooit worden
afgesteld tijdens het rijden. Rijden in
een auto zonder hoofdsteunen of met
onjuist afgestelde hoofdsteunen kan lei-
WAARSCHUWING!
den tot ernstig of zelfs dodelijk letsel in
het geval van een aanrijding.
Extra actieve hoofdsteunen — voorstoelen
Actieve hoofdsteunen zijn passieve compo-
nenten die kunnen worden geactiveerd. Au-
to's met dit systeem kunnen niet eenvoudig
aan de hand van markeringen worden geïden-
tificeerd, maar alleen door visuele inspectie
van de hoofdsteun. De actieve hoofdsteunen
(AHR) zullen zich in twee helften splitsen; de
voorste helft bestaat uit zacht schuim en
bekleding en de achterste helft uit decoratief
kunststof.
Wanneer de actieve hoofdsteunen tijdens een
botsing van achteren worden geactiveerd,
schuift de voorste helft van de actieve hoofd-
steun naar voren om de afstand tussen het
achterhoofd van de inzittende en de actieve
hoofdsteun te verminderen. Dit systeem is
ontworpen om bij bepaalde botsingen van
achteren het risico van letsel bij de bestuur-
der en voorpassagier te verminderen. Raad-
pleeg “Beveiligingssystemen voor inzitten-
den” in “Veiligheid” voor meer informatie.Trek aan de hoofdsteunen om ze te verhogen.
Als u de hoofdsteun wilt verlagen, drukt u op
de verstelknop onder aan de hoofdsteun en
drukt u de hoofdsteun naar beneden.
Voor een comfortabele houding kunnen de
actieve hoofdsteunen naar voren en naar ach-
teren worden gekanteld. Als u de hoofdsteun
dichter naar uw achterhoofd wilt kantelen,
Stelknop
33
Page 36 of 412

trekt u de onderkant van de hoofdsteun naar
voren. Druk de onderkant van de hoofdsteun
naar achteren om de hoofdsteun van uw
hoofd af te duwen.
OPMERKING:
• De hoofdsteunen mogen uitsluitend door
bevoegde monteurs worden verwijderd en
alleen voor onderhoudswerkzaamheden.
Als een hoofdsteun verwijderd moet wor-
den, neem dan contact op met een erkende
dealer.• Als een actieve hoofdsteun is geactiveerd,
raadpleeg dan de paragraaf "Beveiligings-
systemen voor inzittenden/Actieve hoofd-
steunen terugstellen" in het hoofdstuk "Vei-
ligheid" voor meer informatie.
WAARSCHUWING!
• ALLE hoofdsteunen MOETEN weer in
het voertuig worden aangebracht om de
inzittenden afdoende te beschermen.
• Alle inzittenden, inclusief de bestuur-
der, mogen de auto niet besturen en niet
in de auto zitten totdat de hoofdsteunen
in de juiste stand staan om het risico op
nekletsel bij een aanrijding te minimali-
seren.
• Leg geen voorwerpen zoals jassen, stoel-
hoezen of draagbare dvd-spelers over de
hoofdsteunen. Deze voorwerpen kunnen
bij botsingen de werking van de actieve
hoofdsteunen belemmeren en leiden tot
ernstig of zelfs dodelijk letsel.
• Actieve hoofdsteunen kunnen geacti-
veerd worden als ze geraakt worden,
bijvoorbeeld door een hand, voet of losse
voorwerpen. Om ongewenste activering
Actieve hoofdsteun (normale stand)
Actieve hoofdsteun (gekanteld)
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
34
Page 37 of 412

WAARSCHUWING!
van de actieve hoofdsteun te voorko-
men, dienen alle voorwerpen veilig te
worden opgeborgen, aangezien losse
voorwerpen in aanraking kunnen komen
met de actieve hoofdsteun wanneer er
plotseling moet worden geremd. Als aan
deze waarschuwing geen gehoor wordt
gegeven, kan persoonlijk letsel het ge-
volg zijn als de actieve hoofdsteun geac-
tiveerd wordt.
Verstellen — Achterbank
De buitenste hoofdsteunen zijn niet verstel-
baar. Ze worden automatisch naar voren ge-
klapt wanneer de achterbank wordt inge-
klapt, maar keren niet meer terug in hun
normale stand wanneer de achterbank weer
wordt uitgeklapt. Nadat u beide stoelen naar
de normale stand terug hebt gebracht, tilt u
de hoofdsteun en zet u deze vast. De buiten-
ste hoofdsteunen kunnen niet worden verwij-
derd.De middelste hoofdsteun kan beperkt worden
versteld. Trek aan de hoofdsteunen om ze te
verhogen of druk op de hoofdsteunen om ze
te verlagen.
Hoofdsteunen verwijderen — achterbank
De middelste hoofdsteun kan worden afge-
steld als de stoel bezet is, of worden verwij-
derd voor de verankering van een kinderzitje.Til de hoofdsteun zo ver mogelijk omhoog om
deze te verwijderen. Druk vervolgens op de
ontgrendelingsknop aan de onderkant van de
stang terwijl u de hoofdsteun omhoog trekt.
Om de hoofdsteun weer aan te brengen,
plaatst u de stangen van de hoofdsteun in de
gaten en drukt u de steun omlaag. Stel de
hoofdsteun vervolgens af op de juiste hoogte.
WAARSCHUWING!
• ALLE hoofdsteunen MOETEN weer in
het voertuig worden aangebracht om de
inzittenden afdoende te beschermen.
Volg de bovenstaande instructies voor
het opnieuw aanbrengen voordat u het
voertuig gebruikt of plaatsneemt op
een stoel.
• Zitten op een stoel met omlaag ge-
brachte hoofdsteunen kan bij een aan-
rijding ernstig of zelfs dodelijk letsel tot
gevolg hebben. Controleer altijd of de
buitenste hoofdsteunen rechtop staan
wanneer de stoel wordt gebruikt.
Neergeklapte hoofdsteun achterin
35
Page 38 of 412

OPMERKING:
Voor de correcte geleiding van de verankering
van kinderzitjes raadpleegt u de paragraaf
"Beveiligingssystemen voor inzittenden" in
het hoofdstuk "Veiligheid" voor meer
informatie.
WAARSCHUWING!
• Een losse hoofdsteun kan bij een nood-
stop of aanrijding naar voren schieten en
WAARSCHUWING!
zo de inzittenden ernstig of zelfs dode-
lijk letsel toebrengen. Berg verwijderde
hoofdsteunen altijd veilig op op een
plaats buiten de cabine.
• ALLE hoofdsteunen MOETEN weer in
het voertuig worden aangebracht om de
inzittenden afdoende te beschermen.
Volg de bovenstaande instructies voor
het opnieuw aanbrengen voordat u het
voertuig gebruikt of plaatsneemt op een
stoel.
STUURWIEL
Hendel van handmatig verstelbare
stuurkolom — indien aanwezig
Met deze functie kunt u de stuurkolom in de
hoogte verstellen. U kunt de stuurkolom ook
in de lengte verstellen. De hendel voor de
lengte- en hoogteverstelling bevindt zich on-
der het stuur aan het einde van de stuurko-
lom.Duw de hendel omlaag (in de richting van de
vloer) om de stuurkolom te ontgrendelen. Om
de stuurkolom in de hoogte te verstellen
beweegt u het stuur omhoog of omlaag naar
de gewenste positie. Om de stuurkolom in de
lengte te verstellen trekt u het stuur naar
buiten of duwt u het naar binnen naar de
gewenste positie. Duw de hendel omhoog
totdat deze vastklikt om de stuurkolom te
vergrendelen.
Ontgrendelknop middelste hoofdsteunHendel van handmatig verstelbare
stuurkolom
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
36
Page 39 of 412

WAARSCHUWING!
Verstel het stuur niet tijdens het rijden.
Verstellen van de stuurkolom tijdens het
rijden of rijden als de stuurkolom niet is
vergrendeld, kan ertoe leiden dat de be-
stuurder de macht over het stuur verliest.
Als u deze waarschuwing niet opvolgt, kan
dit ernstig en zelfs dodelijk letsel tot ge-
volg hebben.
Elektrisch instelbare/telescopische
stuurkolom — indien aanwezig
Met deze functie kunt u de stuurkolom in de
hoogte verstellen. U kunt de stuurkolom ook
in de lengte verstellen. De bedieningshendel
voor de elektrisch verstelbare stuurkolom be-
vindt zich onder de multifunctionele hendel
op de stuurkolom.Als u de stuurkolom in hoogte wilt verstellen,
beweegt u de hendel omhoog of omlaag tot-
dat de gewenste positie is bereikt. Om de
stuurkolom in de lengte te verstellen trekt u
de hendel naar u toe of duwt u de hendel naar
voren totdat de gewenste positie is bereikt.
WAARSCHUWING!
Verstel het stuur niet tijdens het rijden.
Verstellen van de stuurkolom tijdens het
rijden of rijden als de stuurkolom niet is
vergrendeld, kan ertoe leiden dat de be-
stuurder de macht over het stuur verliest.
Als u deze waarschuwing niet opvolgt, kan
dit ernstig en zelfs dodelijk letsel tot ge-
volg hebben.
Stuurverwarming — indien aanwezig
Het stuurwiel is voorzien van een verwar-
mingselement dat bij koud weer uw handen
verwarmt. De stuurverwarming kent slechts
één temperatuurinstelling. Nadat de stuur-
verwarming is ingeschakeld, blijft deze aan
totdat de bestuurder deze uitschakelt. De
stuurverwarming wordt mogelijk niet inge-
schakeld als het stuur al warm is.Bedieningselement voor elektrische
lengte- en hoogteverstelling
37
Page 40 of 412

De bedieningstoets voor de stuurverwarming
bevindt zich in het midden van het instru-
mentenpaneel, onder het aanraakscherm en
binnen de toetsen van de klimaatregeling of
bediening van het aanraakscherm.
• Druk één keer op de stuurverwarmingstoets
om het verwarmingselement in te scha-
kelen.
• Druk nogmaals op de stuurverwarmings-
toets
om het verwarmingselement uit te
schakelen.
OPMERKING:
De stuurverwarming werkt alleen als de motor
draait.
Uitvoeringen met op afstand bediend startsys-
teem
Bij uitvoeringen met een op afstand bediend
startsysteem kunt u programmeren dat de
stuurverwarming wordt ingeschakeld tijdens
het starten op afstand.Deze functie kan worden geprogrammeerd
via het Uconnect systeem. Raadpleeg de pa-
ragraaf "Instellingen van Uconnect" in het
hoofdstuk "Multimedia" in uw instructie-
boekje voor meer informatie.
WAARSCHUWING!
• Personen die geen pijn op de huid kun-
nen voelen als gevolg van ouderdom,
chronische ziekte, diabetes, rugletsel,
medicatie, alcoholgebruik, uitputting of
een andere lichamelijke conditie, moe-
ten voorzichtig zijn bij het gebruik van
de stuurverwarming. Deze kan zelfs bij
lage temperaturen brandwonden veroor-
zaken, met name als de verwarming
langdurig wordt gebruikt.
• Plaats geen voorwerpen op het stuur die
warmte-isolerend werken, zoals een de-
ken of stuurhoes. Hierdoor kan de stuur-
verwarming oververhit raken.
SPIEGELS
Elektrisch inklapbare buitenspiegels —
indien aanwezig
Als de auto is uitgerust met elektrisch inklap-
bare buitenspiegels, dan kunnen de spiegels
elektrisch naar achteren worden ingeklapt en
worden uitgeklapt in de stand Drive.
De schakelaar voor de elektrische inklapbare
spiegels bevindt zich tussen de spiegelscha-
kelaars L (links) en R (rechts). Druk eenmaal
op de schakelaar om de spiegels in te klap-
pen. Druk nogmaals op de schakelaar om de
spiegels weer in de normale rijstand te zet-
ten.
Als de spiegel na een elektrische cyclus
handmatig wordt ingeklapt, dan moet moge-
lijk een extra keer op de knop worden gedrukt
om de spiegels terug te zetten in de oorspron-
kelijke stand. Als de spiegel niet elektrisch
inklapt, controleer dan of er te veel ijs of vuil
op het scharniergedeelte zit waardoor het
systeem wordt vertraagd.
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
38