ESP JEEP WRANGLER 2021 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: JEEP, Model Year: 2021, Model line: WRANGLER, Model: JEEP WRANGLER 2021Pages: 292, PDF Size: 4.65 MB
Page 128 of 292

WAARSCHUWING!
tigd met behulp van de vloermatbevesti-
gingen door licht aan de mat te trekken.
Veiligheidscontroles buiten de auto
Banden
Controleer de banden op overmatige of onge-
lijkmatige slijtage. Controleer de banden op
stenen, spijkers, glas of andere voorwerpen
die in het loopvlak of de wang vast zijn blijven
zitten. Controleer het loopvlak op sneden en
scheuren. Controleer de wangen op sneden,
scheuren en bobbels. Controleer of de wiel-
moeren stevig zijn aangedraaid. Controleer
de bandenspanning (met inbegrip van het
reservewiel) wanneer de banden koud zijn.
Verlichting
Laat iemand de werking van de rem- en
buitenverlichting controleren terwijl u in de
auto de verlichting bedient. Controleer de
controlelampjes voor de richtingaanwijzers
en het grootlicht op het instrumentenpaneel.
Portiersloten
Controleer of de portieren goed sluiten en
worden vergrendeld.
Vloeistoflekkage
Kijk na een nacht parkeren onder het voer-
tuig. Controleer op brandstof-, koelvloeistof-,
olie- of andere vloeistoflekkage. Ook wanneer
u een benzinelucht ruikt of lekkage van
brandstof of remvloeistof vermoedt. De oor-
zaak moet onmiddellijk worden opgespoord
en verholpen.
VEILIGHEID
126
Page 135 of 292

AFKOELSCHEMA TURBOCOMPRESSOR
Rijden
OmstandighedenLading Turbocompressor
Temperature (temperatuur)Tijd stationair (in minuten)
voor uitschakelen
Stop & Go Leeg Koud Minder dan 1
Stop & Go Gemiddeld Warm 1
Snelwegen Gemiddeld Warm 2
Stadsverkeer Max. belasting Warm 3
Snelwegen Max. belasting Warm 4
Hellingen Max. belasting Heet 5
AANBEVELINGEN VOOR
INRIJDEN
De motor en aandrijflijn (overbrenging en as)
van uw auto vereisen geen lange inrijperiode.
Rijd de eerste 500 km rustig. Na de eerste
100 km (60 mijl) kunt u het beste een
snelheid tot 80 à 90 km/u (50 à 55 mph)
aanhouden.
Terwijl u met constante snelheid rijdt, draagt
nu en dan kort accelereren met plankgas,
binnen de grenzen van de geldende verkeers-regels, bij aan een goed inrijdproces. Accele-
reren met plankgas in een lage versnelling
kan schadelijk zijn en moet worden verme-
den.
De motorolie die in de fabriek in de motor is
aangebracht, is een energiebesparend smeer-
middel van een hoge kwaliteit. Houd bij het
verversen van de olie rekening met de het te
verwachten klimaat waarin de auto wordt ge-
bruikt. Raadpleeg de paragraaf "Dealer Ser-
vice" in het hoofdstuk "Service en onderhoud"
voor de aanbevolen viscositeit en
kwaliteitsklassen.
LET OP!
Gebruik nooit niet-reinigende olie of onver-
mengde minerale olie, omdat anders de
motor wordt beschadigd.
OPMERKING:
Een nieuwe motor verbruikt tijdens de eerste
paar duizend kilometers mogelijk iets meer
olie. Dat is bij het inrijden normaal en duidt
niet op een probleem.
133
Page 149 of 292

WAARSCHUWING!
Rijd niet met ontkoppelde stabilisa-
torstang op verharde wegen of met snelhe-
den boven 29 km/u (18 mph), aangezien u
dan de macht over het stuur kunt verlie-
zen, met ernstig letsel als gevolg. De voor-
ste stabilisatorstang verbetert de voer-
tuigstabiliteit en is nodig voor het besturen
van de auto. Het systeem bewaakt de rij-
snelheid en probeert de stabilisatorstang
bij snelheden boven 29 km/u (18 mph)
weer aan te koppelen. Dit wordt aangege-
ven met een knipperend of brandend indi-
catielampje voor de stabilisatorstang. Als
de snelheid van de auto eenmaal tot onder
22 km/u (14 mph) is afgenomen, probeert
het systeem nogmaals naar de stand voor
terreinrijden terug te keren.
Om de stabilisatorstang los te koppelen,
schakelt u naar de groep 4H of 4L en drukt u
op de schakelaar SWAY BAR om de stand
voor terreinrijden in te schakelen. Raadpleeg
de paragraaf "Werking van de vierwielaandrij-ving" in dit hoofdstuk voor meer informatie.
Het controlelampje voor de stabilisatorstang
knippert totdat de stabilisatorstang volledig
is losgekoppeld.
OPMERKING:
Het koppel van de stabilsatorstang kan zijn
vergrendeld vanwege hoogteverschillen in de
linker en rechter ophanging. Deze omstandig-
heid is het gevolg van verschillen in het
rijoppervlak of de belasting van het voertuig.
Om de stabilisatorstang te kunnen loskoppe-
len of weer vast te koppelen moeten de rech-
ter en linker helft van de stang zijn uitgelijnd.
Voor deze uitlijning kan het nodig zijn dat het
voertuig op een effen grondoppervlak wordt
gereden of heen en weer wordt bewogen.
Om terug te keren naar de modus voor rijden
op de weg, moet de schakelaar SWAY BAR
(stabilisatorstang) nogmaals worden
ingedrukt.
WAARSCHUWING!
Als de stabilisator/stabilisatorstang niet
naar de stand voor rijden op de weg terug-
keert, knippert het "controlelampje van de
WAARSCHUWING!
stabilisatorstang" in de instrumentengroep
en neem de voertuigstabiliteit aanzienlijk
af. Probeer niet sneller dan 29 km/u
(18 mph) met de auto te rijden. Als u toch
sneller dan 29 km/u (18 mph) rijdt, kunt u
de macht over het stuur verliezen, met
ernstig letsel als gevolg. Neem contact op
met uw erkende dealer voor service.
STOP/STARTSYSTEEM —
UITSLUITEND VOOR
MODELLEN MET
DIESELMOTOR EN
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK
De Stop/Start-functie is ontwikkeld om
brandstof te besparen en de uitstoot van
schadelijke stoffen te beperken. Het systeem
stopt de motor automatisch tijdens een stop,
wanneer aan alle voorwaarden is voldaan.
Door het koppelingspedaal in te trappen
wordt de motor automatisch weer gestart.
147
Page 154 of 292

Metrische snelheid (km/u)
• Als u eenmaal op de knop RES (+) drukt,
wordt de ingestelde snelheid verhoogd met
1 km/u. Telkens wanneer u opnieuw kort op
de knop drukt, wordt de snelheid met
1 km/u verhoogd.
• Als u de knop ingedrukt houdt, wordt de
ingestelde snelheid continu verhoogd tot-
dat u de knop loslaat. De nieuwe snelheid
wordt dan ingesteld.
Snelheid verlagen
Wanneer de cruisecontrol is ingesteld, kunt u
de snelheid verlagen door op de knop SET (-)
te drukken.
De bestuurder kan de gewenste eenheden
kiezen via de instellingen op het instrumen-
tenpaneel (indien aanwezig). Raadpleeg het
hoofdstuk "Uw instrumentenpaneel leren
kennen" in het instructieboekje voor meer
informatie. De verhoging van de snelheid
wordt, afhankelijk van de gekozen eenheid,
in metrische (km/u) of Amerikaanse (mph)
eenheden weergegeven:Snelheid VS (mph)
• Als u eenmaal op de knop SET (-) drukt,
wordt de ingestelde snelheid met 1 mph
verlaagd. Telkens wanneer u opnieuw kort
op de knop drukt, wordt de snelheid met
1 mph verlaagd.
• Als u de knop ingedrukt houdt, wordt de
ingestelde snelheid continu verlaagd totdat
u de knop loslaat. Vervolgens wordt de
nieuwe snelheid ingesteld.
Metrische snelheid (km/u)
• Als u eenmaal op de knop SET (-) drukt,
wordt de ingestelde snelheid met 1 km/u
verlaagd. Met ieder volgend tikje op de
toets verlaagt u de snelheid met 1 km/u.
• Als u de knop ingedrukt houdt, wordt de
ingestelde snelheid continu verlaagd totdat
u de knop loslaat. Vervolgens wordt de
nieuwe snelheid ingesteld.
Accelereren om in te halen
Trap het gaspedaal in op dezelfde wijze als u
normaal gesproken zou doen. Wanneer u het
pedaal loslaat, keert de auto terug naar de
ingestelde rijsnelheid.
Om de snelheid te hervatten
Als u een eerder ingestelde snelheid opnieuw
wilt aanhouden, drukt u kort op de knop RES
(+). Deze functie kan worden gebruikt bij
snelheden hoger dan 32 km/u (20 mph).
Uitschakelen
Als u het rempedaal licht intrapt, op de knop
CANCEL drukt of normale remdruk uitoefent
tijdens het afremmen, wordt de cruisecontrol
uitgeschakeld zonder dat de ingestelde snel-
heid uit het geheugen wordt gewist.
Wanneer u op de knop ON/OFF drukt of de
contactschakelaar in de stand OFF zet, wordt
de ingestelde snelheid uit het geheugen ge-
wist.
Gebruik van de cruisecontrol op hellingen
De versnellingsbak schakelt op hellingen mo-
gelijk terug om de ingestelde snelheid van de
auto te handhaven.
OPMERKING:
De cruisecontrol houdt de snelheid op hellin-
gen en bij afdalingen constant. Een kleine
snelheidsverandering op lichte hellingen is
normaal.
STARTEN EN RIJDEN
152
Page 187 of 292

UITGEBREID ONGELUK-
KENRESPONSSYSTEEM
(EARS)
Deze auto is uitgerust van een uitgebreid
ongelukkenresponssysteem.
Raadpleeg de paragraaf "Beveiligingssyste-
men voor inzittenden" in het hoofdstuk "Vei-
ligheid" voor meer informatie over de functie
uitgebreid ongelukkenresponssysteem
(EARS).
EVENT DATA RECORDER
(EDR)
Deze auto is uitgerust met een Event Data
Recorder (EDR). Het belangrijkste doel van
de EDR is het registreren van gegevens die
helpen om te begrijpen hoe voertuigsystemen
zich gedragen bij bepaalde aanrijdingen of
bijna-aanrijdingen, zoals de activering van
een airbag of een botsing tegen een obstakel.
Raadpleeg de paragraaf "Beveiligingssyste-
men voor inzittenden" in het hoofdstuk "Vei-
ligheid" voor meer informatie over de Event
Data Recorder (EDR).
185
Page 203 of 292

Motorkoelvloeistofcontroles
Controleer de koelvloeistof (antivries) elk jaar
(bij voorkeur voordat de vorst invalt). Als de
motorkoelvloeistof (antivries) vuil of roestig
lijkt, moet het systeem worden afgetapt en
doorgespoeld en daarna met nieuwe motor-
koelvloeistof (antivries) worden gevuld. Con-
troleer of de voorzijde van de airco-condensor
(indien aanwezig) vrij is van insectenresten,
bladeren, enz. Spuit indien nodig de voor-
zijde van de condensor of de radiatorlamellen
(indien aanwezig) voorzichtig verticaal vanaf
de bovenkant schoon met een tuinslang.
Controleer de slangen van het motorkoelsys-
teem op broos rubber, barsten, scheuren,
insnijdingen en vloeistofdichte aansluiting
aan koelvloeistofreservoir- en radiateurzijde.
Controleer het hele systeem op lekkage. VER-
WIJDER DE RADIATEURDOP NIET ALS HET
KOELSYSTEEM HEET IS.
Ruitensproeiervloeistof bijvullen
De sproeiers voor de voorruit en de sproeier
voor de achterruit (indien aanwezig) maken
gezamenlijk gebruik van hetzelfde vloei-
stofreservoir. Het vloeistofreservoir bevindtzich in de motorruimte. Controleer regelmatig
het vloeistofpeil. Vul het reservoir uitsluitend
met een ruitensproeieroplossing (niet met
radiateur-antivries). Breng, wanneer u het
ruitensproeiervloeistofreservoir bijvult, wat
ruitensproeiervloeistof aan op een (hand-
)doek en veeg hiermee de ruitenwisserbladen
schoon. Hierdoor wordt de wiswerking verbe-
terd.
Om te voorkomen dat uw ruitensproeiersys-
teem bij koud weer bevriest, dient u een
oplossing of mengsel te kiezen dat geschikt is
voor het klimaat in uw omgeving. Deze infor-
matie treft u aan op de meeste flessen met
ruitensproeiervloeistof.
WAARSCHUWING!
In de handel verkrijgbare ruitensproeier-
vloeistof is brandbaar. Deze kan ontbran-
den en brandwonden veroorzaken. Wees
daarom voorzichtig als u het reservoir bij-
vult of in de buurt van het reservoir werkt.
Remsysteem
Om altijd optimale remprestaties te waarbor-
gen, moeten alle onderdelen van het remsys-
teem regelmatig worden gecontroleerd.
Raadpleeg "Onderhoudsschema" in dit
hoofdstuk voor de juiste
onderhoudsintervallen.
WAARSCHUWING!
Rijden met uw voet op het rempedaal is
gevaarlijk en kan leiden tot een aanrijding.
Rijden met uw voet op het rempedaal
veroorzaakt abnormaal hoge remtempera-
turen, verhoogt de slijtage van de remvoe-
ring en kan leiden tot schade aan het
remsysteem. U beschikt dan in noodgeval-
len niet over het volledige remvermogen.
Vloeistofpeil controleren — hoofdremcilinder
Het vloeistofpeil van de hoofdremcilinder
moet worden gecontroleerd bij elke onder-
houdsbeurt, of direct zodra het waarschu-
wingslampje voor het remsysteem aangeeft
dat er sprake is van een storing. Vul, indien
nodig, vloeistof bij om het peil op het niveau
te brengen binnen de markeringen die zijn
201
Page 210 of 292

OPMERKING:
Bij opzettelijk manipuleren van het emissie-
regelsysteem kan de garantie vervallen en
bent u strafbaar.
WAARSCHUWING!
U kunt ernstig letsel oplopen tijdens het
werken aan of bij een motorvoertuig. Voer
alleen de service uit waarvan u de kennis
en waarvoor u de juiste apparatuur heeft.
Als u twijfelt over uw kunde om een be-
paalde werkzaamheid uit te voeren, breng
dan uw auto naar een vakkundige mon-
teur.
Ruitenwisserbladen
Reinig de rubberdelen van de wisserbladen
en de voorruit regelmatig met een spons of
zachte doek en een mild niet-schurend reini-
gingsmiddel. U verwijdert zo de resten van
strooizout of olie.Als de ruitenwissers langdurig worden ge-
bruikt terwijl de ruit droog is, zullen de wis-
serbladen sneller slijten. Gebruik altijd rui-
tensproeiervloeistof als u met de wissers
strooizout of vuil van een droge voorruit wilt
verwijderen.
Gebruik de ruitenwissers nooit om rijp of ijs
van de voorruit te verwijderen. Zorg dat het
rubber van de wissers niet in aanraking komt
met aardolieproducten zoals motorolie, ben-
zine, enz.
OPMERKING:
De levensduur van ruitenwisserbladen is af-
hankelijk van de geografische regio en de
mate van gebruik. Wanneer u merkt dat de
ruitenwissers klapperen of (water)sporen of
natte plekken achterlaten, dan duidt dit op
een slechte werking van de ruitenwisserbla-
den. Wanneer een van deze symptomen zich
voordoet, reinig of vervang dan de ruitenwis-
serbladen.De wisserbladen en ruitenwisserarmen moe-
ten regelmatig worden geïnspecteerd, niet
alleen wanneer de ruitenwisser prestatiespro-
blemen vertoont. Deze inspectie moet de
volgende punten omvatten:
• Slijtage of ongelijke randen
• Vreemd materiaal
• Uitharding of barsten
• Vervorming of vermoeidheid
Als een ruitenwisserblad of wisserarm be-
schadigd is, vervang de betreffende wisser-
arm of het blad door een nieuwe eenheid.
Probeer niet een ruitenwisserarm of blad te
repareren die of dat beschadigd is.
Blad van ruitenwisser verwijderen/
aanbrengen
LET OP!
Laat de wisserarm niet terugveren tegen
de ruit zonder dat het blad van de ruiten-
wisser is aangebracht, anders kan de ruit
beschadigd raken.
SERVICE EN ONDERHOUD
208
Page 227 of 292

Als u de gordels moet reinigen, gebruik dan
een lauw sopje van zachte zeep. Verwijder de
gordels niet uit de auto om ze te wassen.
Drogen met een zachte doek.
Laat de gordels vervangen wanneer ze rafels
of slijtplekken vertonen of wanneer de gesp-
sluitingen niet goed functioneren.
WAARSCHUWING!
Een gerafelde of verdraaide gordel kan bij
een aanrijding scheuren, waardoor u niet
langer beschermd bent. Controleer de vei-
ligheidsgordels van tijd tot tijd op scheu-
ren, rafels en losse delen. Laat bescha-
digde onderdelen onmiddellijk vervangen.
Probeer niet zelf de gordels aan te passen
of uit elkaar te halen. Gordelsystemen
moeten na een aanrijding direct worden
vervangen als ze zijn beschadigd (oprol-
mechanisme verbogen, scheuren in de
gordel, enz.).
Kunststof- en gelakte onderdelen
Gebruik Mopar Total Clean om vinylbekleding
te reinigen.
LET OP!
• Direct contact van luchtverfrissers, in-
sectenwerende middelen, zonnecrème
of handcrème met de kunststofopper-
vlakken, of gelakte of gedecoreerde op-
pervlakken in het interieur kan blijvende
schade veroorzaken. Veeg deze onmid-
dellijk af.
• Schade veroorzaakt door dit type pro-
ducten wordt mogelijk niet gedekt door
de standaardgarantie van een nieuw
voertuig.
Kunststoflenzen van instrumentengroep
reinigen
De lenzen voor de instrumenten in deze auto
zijn gemaakt van doorzichtige kunststof.
Wees bij het reinigen van deze lenzen extra
voorzichtig om krassen te voorkomen.
1. Reinig met een vochtige, zachte doek.
Eventueel kan een zachte zeepoplossing
worden gebruikt, maar gebruik in geen
geval reinigingsalcohol of bijtende of
schurende reinigingsmiddelen. Verwijder
de zeep met een schone, vochtige doek.
2. Drogen met een zachte doek.
225
Page 237 of 292

MULTIMEDIA
CYBERVEILIGHEID..........236
RADIO 130................237
Klok instellen................238
Equalizer, Balans (links/rechts) en Fade
(balans voor/achter).............238
Bediening van de radio...........238
Bediening CD/DISC.............239
Gebruik van audio-aansluiting......239
UCONNECT 430/430N.......240
Klok instellen................241
Menu.....................241
Equalizer, Balans (links/rechts) en Fade
(balans voor/achter).............241
Bediening van de radio...........243
Gebruik van cd's en dvd's.........245
Gebruik van audio-aansluiting......246Gebruik van harde schijf (HDD)......247
Uw radio met aanraakscherm reinigen .249
Garmin-navigatie..............249
Hoofdmenu navigatie...........250
Uw route volgen...............251
TIPS BEDIENINGSELEMENTEN EN
ALGEMENE INFORMATIE......252
Stuurbedieningselementen
geluidsinstallatie..............252
Ontvangstkwaliteit..............252
Verzorging en onderhoud..........253
Beveiliging tegen diefstal.........253
BEDIENING AUX/USB/MP3 — IN-
DIEN AANWEZIG............253
UCONNECT PHONE..........254
Telefoon koppelen..............255Telefoonboek.................256
Bellen.....................256
Een oproep ontvangen — Beantwoorden (en
beëindigen)..................256
Microfoon uitschakelen (of inschakelen)
tijdens gesprek................257
Actieve gesprekken doorverbinden tussen
handset en voertuig.............257
Het volume wijzigen............257
UCONNECT VOICE COMMAND . .257
Werking van de spraakbediening.....257
Beantwoording gesproken
tekstberichten................259
BLUETOOTH STREAMING
AUDIO...................260
MULTIMEDIA
235
Page 238 of 292

CYBERVEILIGHEID
Uw voertuig is mogelijk verbonden met
draadloze of bekabelde netwerken. Via deze
netwerken kan het voertuig informatie ver-
zenden en ontvangen. Deze informatie zorgt
ervoor dat systemen en functies in uw voer-
tuig goed werken.
Uw auto is mogelijk uitgerust met bepaalde
beveiligingsfuncties voor het verminderen
van het risico op onbevoegde en ongeoor-
loofde toegang tot voertuigsystemen en
draadloze communicatie. Technologie op het
gebied van voertuigsoftware blijft in ontwik-
keling en FCA US LLC, evalueert deze in
samenwerking met de leveranciers en neemt
indien nodig de noodzakelijke stappen. Net
zoals bij een computer of andere apparatuur,
kunnen er software-updates nodig zijn voor
uw voertuig om de bruikbaarheid en presta-
ties van uw systemen te verbeteren en het
risico van onbevoegde en ongeoorloofde toe-
gang tot de systemen van uw voertuig te
verminderen.Het risico van onbevoegde en ongeoorloofde
toegang tot de systemen van uw voertuig kan
nog steeds bestaan, zelfs als de meest re-
cente versie van de voertuigsoftware (zoals
Uconnect software) is geïnstalleerd.
WAARSCHUWING!
• Niet alle mogelijke uitkomsten zijn be-
kend of voorspelbaar wanneer de syste-
men van uw voertuig worden gehackt.
Het is mogelijk dat voertuigsystemen,
waaronder ook veiligheidsgerelateerde
systemen, worden aangetast. Ook kan
het voertuig onbestuurbaar worden wat
kan leiden tot ernstige of zelfs dodelijke
ongevallen.
•
Gebruik daarom UITSLUITEND media
(bijv. USB, SD-kaart, of cd) van een be-
trouwbare bron in de auto. Media van on-
bekende leveranciers kunnen schadelijke
software bevatten, waarmee de systemen
van uw voertuig kunnen worden gehackt.
• Breng uw voertuig zoals altijd onmiddel-
lijk naar uw dichtstbijzijnde erkende
dealer wanneer u vreemd gedrag van het
voertuig bespeurt.OPMERKING:
• FCA of uw dealer kan rechtstreeks contact
met u opnemen over software-updates.
• Om de beveiliging van het voertuig verder te
verbeteren en het mogelijke risico van een
hack tot een minimum te beperken, dienen
eigenaars van het voertuig het volgende te
doen:
– Regelmatig www.driveuconnect.eu
controleren om te zien of er software-
updates voor Uconnect beschikbaar
zijn.
– Alleen media-apparatuur aansluiten
die u vertrouwt (zoals eigen mobiele
telefoons, USB-media, cd's).
De privacy bij draadloze communicatie en
communicatie via kabels kan niet worden
gegarandeerd. Derden kunnen illegaal en
zonder uw toestemming informatie en privé-
communicatie onderscheppen. Raadpleeg
voor meer informatie de paragraaf "Boorddi-
agnosesysteem (OBD II) en cyberveiligheid"
in het hoofdstuk "Uw instrumentenpaneel
leren kennen" in uw instructieboekje.
MULTIMEDIA
236