alarm JEEP WRANGLER 2021 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: JEEP, Model Year: 2021, Model line: WRANGLER, Model: JEEP WRANGLER 2021Pages: 292, PDF Size: 4.65 MB
Page 15 of 292

UW VOERTUIG LEREN KENNEN
SLEUTELHOUDER............15
Sleutelhouder.................15
CONTACTSCHAKELAAR.......15
Contactsleutel verwijderen.........15
STARTSYSTEEM MET AFSTANDS-
BEDIENING — INDIEN
AANWEZIG.................16
Starten met afstandsbediening.......17
Bericht Remote Start Aborted (starten met
afstandsbediening afgebroken)......17
Activeren van het starten met
afstandsbediening..............17
De modus starten met afstandsbediening
afsluiten zonder met de auto te rijden . .18
De modus starten met afstandsbediening
afsluiten en met de auto gaan rijden . . .18
SENTRY KEY................18
Vervangende sleutelhouders........19
Sleutels laten programmeren........19
ALARMSYSTEEM — INDIEN
AANWEZIG................20
Alarm opnieuw inschakelen.........20Alarmsysteem inschakelen.........20
Alarmsysteem uitschakelen........21
PORTIEREN................21
Ruit van bovenste deurhelft verwijderen —
indien aanwezig................21
Voorportier verwijderen............22
Achterdeur verwijderen
(vierdeursmodellen)..............23
STOELEN..................24
Stoelverwarming — indien aanwezig . . .25
In twee delen (60/40) neerklapbare
achterbank — vierdeursmodellen.....26
Easy Entry-stoel voorpassagier —
tweedeursmodellen.............27
Stoelen met Tip ‘n Slide —
tweedeursmodellen..............27
De achterbank verwijderen —
tweedeursmodellen.............27
HOOFDSTEUNEN............28
Hoofdsteunen vóór..............29
Hoofdsteunen achterin - 2-deurs model .29Hoofdsteunen achterin —
vierdeursmodel................30
STUURWIEL.................31
Verstelbare stuurkolom...........31
SPIEGELS..................31
Verwarmde buitenspiegels — indien
aanwezig....................31
BUITENVERLICHTING.........32
Koplampen en parkeerlichten........32
Daglichtlampen — indien aanwezig . . .32
Schakelaar dimlicht/grootlicht.......32
Lichtsignaal..................32
Automatisch inschakelende koplampen —
indien aanwezig...............32
Mistlampen vóór...............33
Mistachterlicht — indien aanwezig....33
Richtingaanwijzers..............33
Lane Change Assist — indien aanwezig. .33
Waarschuwingssignaal verlichting aan . .33
Hoogteverstelling koplampen — indien
aanwezig....................33
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
13
Page 19 of 292

Starten met afstandsbediening
Aan alle volgende voorwaarden moet worden
voldaan om de motor met de afstandsbedie-
ning te kunnen starten:
• Schakelhendel in de stand PARK
• Portieren gesloten
• Motorkap gesloten
• Schakelaar waarschuwingsknipperlichten
uit
• Remschakelaar niet geactiveerd (rempe-
daal niet ingetrapt)
• Contactsleutel verwijderd uit contact
• Accu voldoende geladen
• Systeem niet uitgeschakeld door eerder
starten met de afstandsbediening
• Alarmsysteem niet geactiveerd
WAARSCHUWING!
• Laat een motor niet in een gesloten ga-
rage of afgesloten ruimte draaien. Uit-
laatgas bevat koolmonoxide (CO), het-
geen geurloos en kleurloos is.
WAARSCHUWING!
Koolmonoxide is giftig en kan bij inade-
ming leiden tot erstig of dodelijk letsel.
• Houd sleutelhouders buiten het bereik
van kinderen. Door met de afstandsbe-
diening de motor te starten of de ramen,
portiersloten of andere onderdelen te
bedienen kunt u of kunnen anderen ern-
stig gewond raken of om het leven ko-
men.
Bericht Remote Start Aborted (starten
met afstandsbediening afgebroken)
De volgende berichten verschijnen op het
display in de instrumentengroep als het voer-
tuig niet met de afstandsbediening kan wor-
den gestart of als de functie remote start
(starten op afstand) voortijdig wordt afgebro-
ken:
• Remote Start Aborted — Door Open (star-
ten met afstandsbediening afgebroken —
portier open)
• Remote Start Aborted — Hood Open (star-
ten met afstandsbediening afgebroken —
motorkap open)• Remote Start Aborted — Fuel Low (starten
met afstandsbediening afgebroken —
brandstofpeil te laag)
• Remote Start Aborted — Swing Gate Open
(starten met afstandsbediening afgebroken
— achterklep open)
• Remote Start Aborted — System Fault
(starten met afstandsbediening afgebroken
— systeemstoring)
Het display in de instrumentengroep blijft
zichtbaar totdat het contact in de stand ON/
RUN wordt gezet.Activeren van het starten met
afstandsbediening
Druk tweemaal binnen vijf seconden op de
toets remote start (starten op afstand) op de
sleutelhouder. De portieren worden vergren-
deld, de parkeerlichten knipperen en de
claxon klinkt twee keer (indien geprogram-
meerd). De motor start en het voertuig blijft
15 minuten in de modus voor starten met
afstandsbediening.
17
Page 20 of 292

OPMERKING:
• De parkeerlichten gaan branden en blijven
tijdens de modus starten met afstandsbe-
diening branden.
• Om veiligheidsredenen, kunnen de elek-
trisch bedienbare ramen niet worden be-
diend wanneer de modus starten met af-
standsbediening actief is.
• De motor kan tweemaal achter elkaar met
de sleutelhouder worden gestart (twee cycli
van 15 minuten). Voordat u de startproce-
dure een derde keer kunt herhalen moet het
contactslot eerst in de stand ON/RUN wor-
den gezet.
Het starten op afstand wordt ook geannuleerd
wanneer het volgende zich voordoet:
• De motor slaat af of het toerental stijgt tot
boven 2500.
• Er gaan waarschuwingslampjes branden.
• De motorkap wordt geopend.
• De schakelaar voor alarmknipperlichten
wordt ingedrukt.
• De transmissie wordt uit de stand PARK
(parkeren) gezet.• Het rempedaal wordt ingetrapt.
De modus starten met afstandsbediening
afsluiten zonder met de auto te rijden
Druk op de toets remote start of laat de motor
gedurende de volledige 15 minuten draaien.
OPMERKING:
Om onbedoeld uitschakelen te voorkomen,
blokkeert het systeem het eenmaal indrukken
van de toets Remote Start (starten met af-
standsbediening) gedurende twee seconden
nadat een geldig verzoek is ontvangen om te
starten met de afstandsbediening.
De modus starten met afstandsbediening
afsluiten en met de auto gaan rijden
Voordat de cyclus van 15 minuten is verstre-
ken, drukt u op de ontgrendeltoets op de
sleutelhouder om de portieren te ontgrende-
len en het alarmsysteem uit te schakelen
(indien aanwezig). Steek de sleutel vervol-
gens in het contact en zet het contact in de
stand ON/RUN.
OPMERKING:
Het contact moet in de stand ON/RUN staan
om met het voertuig te kunnen rijden.
SENTRY KEY
Het Sentry Key startonderbrekingssysteem
voorkomt ongeoorloofd gebruik van de auto
door derden door de motor te blokkeren. U
hoeft het systeem niet te activeren of in te
schakelen. Dit systeem werkt automatisch,
ongeacht of de auto is afgesloten.
Het systeem maakt gebruik van sleutelhou-
ders met een ingebouwde elektronische chip
(transponder) om ongeoorloofd gebruik van
het voertuig te voorkomen. De auto kan daar-
door alleen bediend en gestart worden met
sleutelhouders die specifiek voor de desbe-
treffende auto zijn geprogrammeerd. Als ie-
mand probeert de motor te starten met een
ongeldige sleutel, schakelt het systeem na
twee seconden de motor uit.
OPMERKING:
Een sleutelhouder die niet is geprogram-
meerd, wordt ook als ongeldige sleutel be-
schouwd, zelfs wanneer de sleutel in de con-
tactschakelaar of slotcilinder van het
desbetreffende voertuig past.
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
18
Page 21 of 292

Nadat het contact in de stand ON is gezet, zal
tijdens normale werking het controlelampje
van het alarmsysteem gedurende drie secon-
den branden voor een gloeilampcontrole. Als
het lampje na deze gloeilampcontrole blijft
branden, is sprake van een storing in de
elektronica. Als het controlelampje van het
alarmsysteem na de gloeilampcontrole gaat
knipperen, betekent dit dat iemand heeft
geprobeerd de motor te starten met een on-
geldige sleutel. In beide situaties wordt de
motor na twee seconden uitgeschakeld.
Als het controlelampje van het alarmsysteem
gaat branden tijdens normaal gebruik van het
voertuig (nadat deze langer dan tien secon-
den heeft gereden), duidt dat op een storing
in de elektronica. Laat in dat geval de storing
zo snel mogelijk verhelpen door een erkende
dealer.
LET OP!
De Sentry Key startonderbreker is niet
compatibel met sommige afstandsstart-
systemen die als accessoire in de handel
verkrijgbaar zijn. Dergelijke systemen kun-
LET OP!
nen startproblemen veroorzaken en de
startblokkering van de auto belemmeren.
Alle sleutelhouders die met uw nieuwe auto
zijn meegeleverd zijn geprogrammeerd voor
de elektronica van uw auto.
Vervangende sleutelhouders
OPMERKING:
De auto kan alleen bediend en gestart worden
met sleutelhouders die specifiek zijn gepro-
grammeerd voor de elektronica van de auto.
Nadat een sleutelhouder voor een auto is
geprogrammeerd, kan deze niet voor een an-
dere auto worden geprogrammeerd.
LET OP!
Verwijder altijd de Sentry Keys uit de auto
en vergrendel alle portieren wanneer u de
auto zonder toezicht achterlaat.
Duplicaten van sleutelhouders kunnen wor-
den geleverd door een erkende dealer of door
de procedure voor het programmeren van de
sleutel door de klant te volgen. Deze proce-dure bestaat uit het programmeren van een
'blanco' sleutelhouder voor de elektronica
van het voertuig. Een blanco sleutelhouder is
een exemplaar dat niet eerder is geprogram-
meerd.
OPMERKING:
Als de Sentry Key startonderbreker moet wor-
den gerepareerd, dient u alle sleutelhouders
van het voertuig naar de erkende dealer mee
te brengen.
Sleutels laten programmeren
Als u twee geldige sleutelhouders hebt, kunt
u nieuwe sleutelhouders voor de startblokke-
ring van de Sentry Key programmeren via de
volgende procedure:
1. Zorg dat de extra sleutel(s) overeenkomen
met de sleutelcode van de contactsleutel
en de contactslotcilinder.
2. Steek de eerste geldige sleutel in het
contactslot. Zet de contactschakelaar ten
minste drie seconden, maar niet langer
dan 15 seconden in de stand ON/RUN.
Vervolgens draait u de contactschakelaar
in de stand LOCK en verwijdert u de eerste
sleutel.
19
Page 22 of 292

3. Steek de tweede geldige sleutel in het
contactslot. Zet de contactschakelaar
binnen 15 seconden in de stand ON/
RUN. Na 10 seconden hoort u een ge-
luidssignaal. Bovendien begint het con-
trolelampje van het alarmsysteem te
knipperen. Zet de contactschakelaar in de
stand LOCK en verwijder de tweede
sleutel.
4. Steek een blanco sleutel in het contact-
slot. Zet de contactschakelaar binnen
60 seconden in de stand ON/RUN. Na
10 seconden hoort u één geluidssignaal.
Bovendien stopt het controlelampje van
het alarmsysteem met knipperen. Om aan
te geven dat de programmering is vol-
tooid, wordt het controlelampje van het
alarmsysteem gedurende drie seconden
weer ingeschakeld en vervolgens
uitgeschakeld.
De nieuwe sleutel is geprogrammeerd. De
sleutelhouder wordt tijdens deze proce-
dure ook geprogrammeerd.Herhaal deze procedure voor maximaal acht
sleutels. Als u geen geprogrammeerde sleu-
telhouder hebt, neem dan contact op met uw
erkende dealer voor meer informatie.
OPMERKING:
Als een geprogrammeerde sleutelhouder is
zoekgeraakt, moet u de geautoriseerde dealer
alle resterende sleutels uit het systeemge-
heugen laten verwijderen. Zo voorkomt u dat
het voertuig met de zoekgeraakte sleutel kan
worden gestart. Vervolgens moeten de reste-
rende sleutelhouders opnieuw worden gepro-
grammeerd. Bij het onderhoud moet u alle
sleutelhouders van het voertuig aan een ge-
autoriseerde dealer overhandigen zodat deze
opnieuw kunnen worden geprogrammeerd.
ALARMSYSTEEM — INDIEN
AANWEZIG
Het alarmsysteem bewaakt de portieren, ach-
terklep en het contact tegen ongeoorloofde
bediening. Wanneer het alarmsysteem is ge-
activeerd, zijn de schakelaars in het interieur
voor de portiersloten uitgeschakeld. Het
alarmsysteem geeft zowel hoorbare als zicht-
bare signalen wanneer het alarm afgaat. Declaxon klinkt en de koplampen gaan aan, de
parkeerlichten en/of richtingaanwijzers gaan
herhaaldelijk knipperen gedurende drie mi-
nuten. Als de storing na drie minuten nog
steeds aanwezig is (bestuurdersportier, por-
tier aan passagierszijde, andere portieren,
contact) gaan de koplampen, parkeerlichten
en/of richtingaanwijzers nog eens 15 minu-
ten knipperen.
Alarm opnieuw inschakelen
Als het alarm afgaat en er geen actie wordt
ondernomen om het alarm te uit te schake-
len, schakelt het alarmsysteem de claxon na
drie minuten uit. Na 15 minuten worden ook
alle lichtsignalen uitgeschakeld, waarna het
alarmsysteem zichzelf weer inschakelt.
Alarmsysteem inschakelen
Het alarmsysteem wordt ingeschakeld wan-
neer u de sleutelhouder met afstandsbedie-
ning gebruikt om de portieren en de achter-
klep te vergrendelen of wanneer u de
schakelaar voor de centrale portiervergrende-
ling gebruikt terwijl het portier geopend is.
Nadat alle portieren zijn vergrendeld en ge-
sloten, gaat het controlelampje van het
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
20
Page 23 of 292

alarmsysteem (in de instrumentengroep) snel
knipperen gedurende ongeveer 16 seconden
om aan te geven dat het alarm wordt inge-
steld. Tijdens deze inschakelperiode van
16 seconden zal het openen van een wille-
keurig portier of de achterklep, het inschake-
len van het alarm annuleren. Als het alarm is
ingesteld, gaat het controlelampje van het
alarmsysteem langzamer knipperen om aan
te geven dat het alarm is ingeschakeld.
Alarmsysteem uitschakelen
Om het alarmsysteem te deactiveren, moet u
op de ontgrendeltoets van de sleutelhouder
drukken of de contactschakelaar in de stand
ON/RUN zetten. Als in uw afwezigheid het
alarmsysteem door iets wordt geactiveerd,
klinkt de claxon drie keer en de buitenverlich-
ting knippert drie keer wanneer u de portieren
ontgrendelt. Controleer de auto om te zien of
eraan geknoeid is.Het alarmsysteem is bedoeld om uw auto te
beveiligen, maar er zijn omstandigheden
waarbij het alarmsysteem onverwacht wordt
geactiveerd. Als u na het activeren van het
alarmsysteem (na 16 seconden) in het voer-
tuig blijft en de portieren vergrendelt met de
sleutelhouder, klinkt het alarm als u aan de
portierhandgreep trekt om uit te stappen. Als
dit zich voordoet, druk dan op de ontgrendel-
knop op de sleutelhouder om het alarmsys-
teem te deactiveren. Mogelijk kunt u het
alarmsysteem ook per ongeluk deactiveren
door het bestuurdersportier te ontgrendelen
met de sleutel en vervolgens te vergrendelen.
Het portier wordt dan vergrendeld maar het
alarmsysteem wordt niet geactiveerd.
OPMERKING:
• Het ontgrendelen van de portieren met de
knoppen voor handmatige portiervergren-
deling of de slotcilinder van het bestuur-
dersportier schakelt het alarmsysteem niet
uit.
• Als het alarmsysteem is geactiveerd, kunt u
de portieren niet ontgrendelen met de
schakelaars voor de centrale portiervergren-
deling in het interieur.
PORTIEREN
LET OP!
Onachtzame hantering en opslag van de
verwijderbare portierpanelen kan schade
aan de afdichtingen tot gevolg hebben,
waardoor er water in het voertuig kan door-
dringen.
Ruit van bovenste deurhelft verwijderen —
indien aanwezig
Pak de ruit van de bovenste deurhelft vast en
trek deze omhoog.
Ruit van bovenste portierhelft aanbrengen
— indien aanwezig
1. Pak de ruit van de bovenste portierhelft
vast en lijn de pennen uit met de openin-
gen in de onderste portierhelft.
2. Duw de ruit van de bovenste portierhelft
omlaag, zodat deze goed aanligt.
21
Page 67 of 292

— Waarschuwingslampje elektronisch
gaspedaal (ETC)
Dit lampje wijst u op een probleem met het
elektronische gaspedaal (ETC). Als er een
probleem wordt gedetecteerd terwijl de motor
loopt, blijft het lampje branden of knipperen,
afhankelijk van de aard van het probleem.
Schakel het contact uit en weer in wanneer
het voertuig veilig en volledig stilstaat en de
transmissie in de stand PARK staat. Het
lampje moet dan doven. Als het lampje blijft
branden terwijl u met het voertuig rijdt, kunt
u meestal nog wel rijden. Laat wel zo snel
mogelijk onderhoud door een erkende dealer
uitvoeren.
OPMERKING:
Dit lampje kan gaan branden als het gaspe-
daal en het rempedaal tegelijk worden inge-
trapt.
Als het lampje blijft knipperen terwijl het
voertuig rijdt, is onmiddellijk onderhoud no-
dig. In een dergelijk geval is het mogelijk dat
het motorvermogen afneemt, de motor ver-
sneld of onregelmatig stationair draait of af-
slaat en dat uw voertuig moet worden ge-
sleept. Dit lampje gaat branden wanneer hetcontact in de stand ON/RUN of ACC/ON/RUN
is gezet en blijft kort branden om het lampje
te controleren. Als het lampje niet gaat bran-
den tijdens het starten, moet u het systeem
laten controleren door een erkende dealer.
— Waarschuwingslampje oliedruk
Dit lampje wijst op een te lage motoroliedruk.
Als het lampje tijdens het rijden gaat bran-
den, zet de auto dan veilig stil en zet de motor
zo snel mogelijk af. Als het lampje aangaat,
klinkt er een geluidsignaal.
Start de motor pas opnieuw wanneer het
probleem is verholpen. Dit lampje geeft geen
informatie over het motoroliepeil. Het motor-
oliepeil moet worden gecontroleerd in de mo-
torruimte.
— Waarschuwingslampje voor de vei-
ligheidsgordels
Dit lampje geeft aan dat de veiligheidsgordel
van de bestuurder of passagier niet is vastge-
maakt. Wanneer het contact de eerste keer in
de stand ON/RUN of ACC/ON/RUN wordt
gezet en als de veiligheidsgordel van de be-
stuurder is losgegespt, klinkt er een geluids-
signaal en gaat het lampje aan. Als tijdenshet rijden de veiligheidsgordel van de be-
stuurder of de voorpassagier niet is vastge-
gespt, gaat het waarschuwingslampje voor de
veiligheidsgordels branden of knipperen en
klinkt er een geluidssignaal. Raadpleeg de
paragraaf "Beveiligingssystemen voor inzit-
tenden" in het hoofdstuk "Veiligheid" voor
meer informatie.
— Waarschuwingslampje van alarm-
systeem — indien aanwezig
Dit lampje knippert snel gedurende circa
15 seconden, wanneer het alarmsysteem
wordt ingeschakeld, en knippert vervolgens
langzaam totdat het alarmsysteem wordt uit-
geschakeld.
Gele waarschuwingslampjes
— Waarschuwingslampje antiblok-
keersysteem (ABS)
Dit lampje is een indicator van het ABS-
systeem. Het lampje gaat branden wanneer u
het contact in de stand ON/RUN of ACC/ON/
RUN zet en kan daarna nog vier seconden
blijven branden.
65
Page 107 of 292

WAARSCHUWING!
• U mag nooit in de kniebeschermingen
boren of snijden of deze op een andere
manier bewerken.
• Monteer geen accessoires op de kniebe-
schermingen zoals alarmverlichting,
audio-installaties, 27 MC-apparatuur,
enz.
Aanvullende zijairbags
Aanvullende zijairbags in de stoelen (SAB's)
(indien aanwezig)
Dit voertuig is mogelijk ook uitgerust met
aanvullende zijairbags in de stoelen (SAB's).
Raadpleeg de onderstaande informatie wan-
neer uw voertuig is uitgerust met aanvullende
zijairbags in de stoelen (SAB's).
Aanvullende zijairbags in de stoelen (SAB's)
bevinden zich aan de buitenzijde van de
voorstoelen. De zijairbags in de stoelen zijn
gemarkeerd met het opschrift "SRS AIRBAG"
of "AIRBAG", op een label of op de bekleding
aan de buitenzijde van de stoelen.De zijairbags (indien aanwezig) kunnen hel-
pen om het risico van letsel van inzittenden te
beperken tijdens bepaalde zijdelingse botsin-
gen, als aanvulling op de potentiële letselre-
ductie door de veiligheidsgordels en de con-
structie van de carrosserie.
Als een zijairbag wordt geactiveerd, gaat de
naad aan de buitenkant van de stoelbekle-
ding open. De geactiveerde aanvullende zij-
airbag in de stoel komt via de stoelnaad naar
buiten in de ruimte tussen de inzittende en
het portier. De zijairbag beweegt zo snel en
krachtig dat deze letsel kan veroorzaken wan-
neer de inzittenden niet goed in de stoelzitten, of wanneer zich voorwerpen bevinden
in de ruimte waar de zijairbag wordt opgebla-
zen. Kinderen lopen een nog hoger risico van
letsel door een geactiveerde airbag.
WAARSCHUWING!
Gebruik geen aanvullende stoelhoezen en
plaats geen voorwerpen tussen uzelf en de
zijairbags. De werking van de airbags kan
zo verslechteren en/of voorwerpen kunnen
met kracht tegen u aan slaan en zo ernstig
letsel veroorzaken.
Zijdelingse botsingen
De zijairbags zijn ontworpen om te worden
geactiveerd bij bepaalde zijdelingse botsin-
gen. De controller van het beveiligingssys-
teem voor inzittenden (ORC) bepaalt op basis
van de aard en ernst van een botsing of de
zijairbags moeten worden opgeblazen. De
sensoren voor zijdelingse botsingen helpen
de controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden bij het bepalen van de juiste
reactie op de botsingen. Het systeem is ge-
kalibreerd om de zijairbags aan de zijde van
de botsing van het voertuig te activeren bij
Positie aanvullende zijairbags in de
stoelen
105
Page 110 of 292

OPMERKING:
• De airbagpanelen zijn in de interieurbekle-
ding nauwelijks zichtbaar, maar springen
open tijdens het opblazen van de airbag.
• Na ieder ongeval dient de auto onmiddellijk
naar een erkende dealer te worden
gebracht.
Uitgebreid ongelukkenresponssysteem
Bij een botsing zal de controller van het
beveiligingssysteem voor inzittenden, als het
communicatienetwerk en de voeding intact
blijven en afhankelijk van de aard van de
botsing, bepalen of het uitgebreide ongeluk-
kenresponssysteem de volgende functies uit-
voert:
• De brandstoftoevoer naar de motor afslui-
ten.
• De waarschuwingsknipperlichten inscha-
kelen zo lang de accu werkt of totdat op de
knop van de waarschuwingsknipperlichten
wordt gedrukt. De alarmknipperlichten
kunnen worden uitgeschakeld door op de
knop voor alarmknipperlichten te drukken.• De interieurverlichting inschakelen zolang
de accu werkt.
•
De centrale portiervergrendeling
ontgrendelen.
Resetprocedure uitgebreid ongelukkenres-
ponssysteem
Om de functies van het uitgebreide ongeluk-
kenresponssysteem na een incident te reset-
ten, moet u de contactschakelaar van de
stand contact START of ON/RUN in de stand
contact OFF zetten. Controleer zorgvuldig de
auto op brandstoflekkage in de motorruimte
en op de grond in de buurt van de motor-
ruimte en de brandstoftank voordat u het
systeem reset en de motor te star.
Onderhoud van het airbagsysteem
WAARSCHUWING!
• Wijzigingen aan onderdelen van het air-
bagsysteem kunnen tot gevolg hebben
dat het systeem bij een aanrijding niet
functioneert. U kunt letsel oplopen door-
dat de airbag niet werkt en u niet be-
schermt. Breng geen wijzigingen aan de
WAARSCHUWING!
onderdelen of bedrading aan en plak
nooit badges of stickers op het afdekpa-
neel op het stuur of aan de rechterbo-
venzijde van het instrumentenpaneel.
Breng geen wijzigingen aan in de voor-
bumper of de carrosseriestructuur en
monteer geen treden of treeplanken.
• Het is gevaarlijk zelf onderdelen van het
airbagsysteem te repareren. Waarschuw
iedereen die aan uw auto werkt dat de
auto is uitgerust met een airbagsysteem.
• Probeer geen onderdelen van het airbag-
systeem te wijzigen. De airbag kan per
ongeluk worden opgeblazen of werkt mo-
gelijk niet goed meer als deze is gewij-
zigd. Breng de auto naar een erkende
dealer voor onderhoud aan het airbag-
systeem. Breng de auto naar een er-
kende dealer als onderhoud nodig is aan
de autostoel, waaronder het afdekpaneel
en het kussen (ook voor het verwijderen
of losdraaien/aantrekken van stoelbou-
ten). Er mogen uitsluitend door de fabri-
kant goedgekeurde stoelaccessoires
worden gebruikt. Neem contact op met
VEILIGHEID
108
Page 164 of 292

WAARSCHUWINGSKNIP-
PERLICHTEN
De schakelaar van de waarschuwingsknipper-
lichten bevindt zich onder de klimaatregeling
op het instrumentenpaneel.
Druk op de schakelaar om de
alarmknipperlichten in te schake-
len. Zodra u de schakelaar in-drukt, gaan alle richtingaanwijzers knipperen
om het verkeer achter u te waarschuwen voor
een noodsituatie. Druk nogmaals op de scha-
kelaar om de waarschuwingsknipperlichten
uit te zetten.
Dit is een waarschuwingssysteem voor nood-
situaties. Gebruik het systeem niet tijdens
het rijden. Gebruik het alleen bij autopech en
wanneer uw auto een gevaar vormt voor an-
dere weggebruikers.Als u de auto moet verlaten om hulp op te
roepen, blijven de waarschuwingsknipper-
lichten ook werken wanneer de contactscha-
kelaar in de stand OFF is gezet.
OPMERKING:
Bij langdurig gebruik van de waarschuwings-
knipperlichten kan uw accu leeg raken.
GLOEILAMPEN VERVANGEN
Vervangingslampen
Interieurverlichting
Type gloeilamp
Gloeilampnummer
Controlelampje automatische versnellingsbak 658
Instapverlichting, onder dashboard (1) 906
Lampjes verwarmingsregeling (2)194
Controlelampje tuimelschakelaar (achterruitverwarming) **
Plafondlamp audiopaneel912
** Gloeilampen uitsluitend verkrijgbaar via erkende dealer.IN GEVAL VAN NOOD/PECH
162