tire size JEEP WRANGLER 2021 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: JEEP, Model Year: 2021, Model line: WRANGLER, Model: JEEP WRANGLER 2021Pages: 292, PDF Size: 4.65 MB
Page 88 of 292

LET OP!
in het ventiel, waardoor de bandenspan-
ning nadelig wordt beïnvloed.
OPMERKING:
• Het bandenspanningscontrolesysteem is
niet bedoeld als vervanging voor normaal
onderhoud en waarschuwt niet bij andere
problemen met de banden.
• Het bandenspanningscontrolesysteem mag
niet worden gebruikt als bandenspannings-
meter.
• Als u met een veel te lage bandenspanning
rijdt, raakt de band oververhit en kan de
band defect raken. Een te lage banden-
spanning verhoogt ook het brandstofver-
bruik, vermindert de levensduur van de
band en kan het rij- en remgedrag van de
auto nadelig beïnvloeden.
• Het bandenspanningscontrolesysteem is
geen vervanging voor deugdelijk bandenon-
derhoud en de bestuurder is er verantwoor-
delijk voor om de juiste bandenspanning te
handhaven, zelfs als de onderspanning nog
niet op het peil is gekomen waarbij het
bandenspanningslampje gaat branden.• Het bandenspanningscontrolesysteem re-
gistreert altijd de werkelijke bandenspan-
ning, ook als die spanning onder invloed
van temperatuurverschillen verandert.
Basissysteem
Het bandenspanningscontrolesysteem maakt
gebruik van draadloze technologie met op de
velg gemonteerde elektronische sensoren die
de bandenspanning meten. De sensoren, die
bij het ventiel op de velgen zijn gemonteerd,
sturen informatie over de bandenspanning
naar de ontvangstmodule.
OPMERKING:
Het is zeer belangrijk dat u de spanning van
al uw banden regelmatig controleert en de
banden op de juiste spanning houdt.
Het bandenspanningscontrolesysteem be-
staat uit de volgende onderdelen:
• Ontvangstmodule
• Vier bewakingssensors bandenspanning
• Bandenspanningslampje
Als het voertuig is uitgerust met een passend
full-size reservewiel, is deze voorzien van een
bandenspanningsensor. Dit passende full-size reservewiel kan worden gebruikt om elk
van de vier originele wielen te vervangen. Als
een reservewiel een te lage bandenspanning
heeft, zal het bandenspanningslampje niet
gaan branden en klinkt er geen geluidssig-
naal wanneer het is opgeborgen op de plaats
voor het reservewiel.
Het "verklikkerlampje bandenspan-
ning" in de instrumentengroep gaat
branden, het bericht "LOW TIRE
PRESSURE" (lage bandenspanning) wordt
weergegeven in de instrumentengroep en er
klinkt een geluidssignaal wanneer de ban-
denspanning van een van de vier gemon-
teerde banden te laag is. Als dit gebeurt,
dient u direct te stoppen en de spanning van
alle banden te controleren. Breng de banden
op de spanning die in de bandenspannings-
tabel staat vermeld. Het systeem wordt auto-
matisch bijgewerkt en het bandenspannings-
lampje gaat uit zodra de nieuwe
bandenspanning is doorgegeven. Om deze
informatie te verwerken, moet het voertuig
10 minuten rijden met een snelheid boven
24 km/u (15 mph)VEILIGHEID
86
Page 89 of 292

Wanneer een systeemstoring wordt geconsta-
teerd, knippert het bandenspanningslampje
gedurende 75 seconden en blijft het daarna
continu branden. Bij een systeemstoring
wordt ook een geluidssignaal weergegeven.
Als het contact wordt uitgeschakeld en ver-
volgens weer ingeschakeld, zal deze reeks
worden herhaald wanneer de systeemstoring
zich nog steeds voordoet. Het verklikker-
lampje voor de bandenspanning gaat uit wan-
neer de storing is verholpen. Systeemstorin-
gen kunnen de volgende oorzaken hebben:
1. Storing door elektronische toestellen of
als men langs installaties rijdt die de-
zelfde radiofrequenties uitzenden als de
bandenspanningssensoren.
2. Installatie van een bepaalde kleur ramen
die men later aanbrengt waardoor de ra-
diogolfsignalen worden beïnvloed.
3. Veel sneeuw of ijs aan de wielen of in de
wielkasten.
4. Het gebruik van sneeuwkettingen.
5. Gebruik van wielen/banden die niet zijn
uitgerust met bandenspanningssensoren.Voertuigen die niet zijn voorzien van het dis-
play in de instrumentengroep geven aan van
welke band(en) de spanning te laag is, maar
vermelden niet de actuele bandenspanning.
Het bandenspanningscontrolelampje gaat
branden en op het instrumentenpaneel wordt
het bericht "LoTIrE" (bandspanning laag)
weergegeven, waarna wordt gescrold naar de
plaats van de band waarvan de spanning
lager is dan de vermelde waarde op de stic-
ker.
De locatie wordt als volgt weergegeven:
LF = linksvoor (LeftFront)
rF = rechtsvoor (rightFront)
Lr = linksachter (Leftrear)
rr = rechtsachter (rightrear)
OPMERKING:
• Wanneer uw voertuig is uitgerust met een
passend full-size reservewiel, heeft deze
een bandenspanningssensor en kan de
bandenspanning van het reservewiel wor-
den bewaakt via het bandenspanningscon-
trolesysteem (TPMS) wanneer het reserve-
wiel wordt gemonteerd. Wanneer hetpassende full-size reservewiel wordt ver-
vangen door een origineel wiel met lage
bandenspanning, zal bij het eerstvolgende
inschakelen van het contact het banden-
spanningslampje branden en een geluids-
ignaal klinken. Door met het voertuig gedu-
rende 10 minuten sneller dan 24 km/u
(15 mph) te rijden, gaat het bandenspan-
ningslampje uit, op voorwaarde dat de ban-
denspanning in geen van de originele wie-
len beneden de waarschuwingsgrens ligt.
• Wanneer uw voertuig niet is uitgerust met
een passend full-size reservewiel, bevindt
zich in de reserveband geen bandenspan-
ningssensor. Het bandenspanningscontro-
lesysteem kan de bandenspanning niet
controleren. Als u het reservewiel monteert
in plaats van een origineel wiel waarvan de
spanning lager is dan de waarschuwings-
grens, zal bij het eerstvolgende inschakelen
van het contact een geluidssignaal klinken
en het bandenspanningslampje gaan bran-
den. Nadat u maximaal 10 minuten met
een snelheid van meer dan 24 km/u
(15 mph) heeft gereden, gaat het banden-
spanningslampje gedurende 75 seconden
knipperen en vervolgens continu branden.
Telkens nadat het contact wordt aangezet,
87
Page 92 of 292

• Installatie van een bepaalde kleur ramen
die men later aanbrengt waardoor de radio-
golfsignalen worden beïnvloed.
• Veel sneeuw of ijs aan de wielen of in de
wielkasten.
• Het gebruik van sneeuwkettingen.
• Gebruik van wielen/banden die niet zijn
uitgerust met bandenspanningssensoren.
OPMERKING:
• Wanneer uw voertuig is uitgerust met een
passend full-size reservewiel, heeft deze
een bandenspanningssensor en kan de
bandenspanning van het reservewiel wor-
den bewaakt via het bandenspanningscon-
trolesysteem (TPMS) wanneer het reserve-
wiel wordt gemonteerd. In het geval dat het
passende full-size reservewiel is vervangen
door een origineel wiel met lage spanning,
zal bij het volgende inschakelen van het
contact het bandenspanningslampje nog
steeds branden, een geluidssignaal klin-
ken, een melding "LOW TIRE" (banden-
spanning laag) verschijnen in de instru-
mentengroep en het grafische display de
lage bandenspanning gemarkeerd of in een
andere kleur weergeven. Door met het voer-tuig gedurende 10 minuten sneller dan
24 km/u (15 mph) te rijden, gaat het ban-
denspanningslampje uit, op voorwaarde
dat de bandenspanning in geen van de
originele wielen beneden de waarschu-
wingsgrens ligt.
• Wanneer uw voertuig niet is uitgerust met
een passend full-size reservewiel, bevindt
zich in de reserveband geen bandenspan-
ningssensor. Het bandenspanningscontro-
lesysteem kan de bandenspanning niet
controleren. Wanneer u het reservewiel
monteert in plaats van een origineel wiel
waarvan de spanning onder de spanningsli-
miet is, zal bij het volgende inschakelen
van het contact het bandenspannings-
lampje blijven branden, een geluidssignaal
klinken en wordt de bandenspanning in een
gemarkeerde of andere kleur weergegeven
in de instrumentengroep. Nadat u maxi-
maal 10 minuten met een snelheid van
meer dan 24 km/u (15 mph) heeft gereden,
gaat het bandenspanningslampje gedu-
rende 75 seconden knipperen en vervol-
gens continu branden. Verder verschijnt
gedurende minimaal vijf seconden in de
instrumentengroep het bericht "SERVICE
TPM SYSTEM" (onderhoud bandenspan-ningscontrolesysteem) en worden er streep-
jes (- -) weergegeven in plaats van de ban-
denspanningswaarde. Elke volgende keer
dat u het voertuig start, klinkt het geluids-
signaal, knippert het bandenspannings-
lampje gedurende 75 seconden en blijft
daarna continu branden, wordt in de instru-
mentengroep gedurende minimaal vijf se-
conden het bericht "SERVICE TPM SYS-
TEM" (Onderhoud
bandenspanningscontrolesysteem) weerge-
geven en worden vervolgens streepjes (- -)
in plaats van de bandenspanningswaarde
weergegeven.
• Zodra de oorspronkelijke band is gerepa-
reerd of vervangen en op de auto is gemon-
teerd in plaats van het reservewiel, wordt
het bandenspanningscontrolesysteem au-
tomatisch bijgewerkt.
Bovendien dooft het bandenspannings-
lampje en verschijnt in de instrumentengroep
in plaats van de streepjes (- -) een nieuwe
bandenspanningswaarde, tenzij de spanning
in een van de vier banden tot onder de waar-
schuwingslimiet is gedaald. Het is mogelijk
dat u eerst ongeveer 10 minuten met een
VEILIGHEID
90