sensor JEEP WRANGLER 2DOORS 2020 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: JEEP, Model Year: 2020, Model line: WRANGLER 2DOORS, Model: JEEP WRANGLER 2DOORS 2020Pages: 344, PDF Size: 9.41 MB
Page 10 of 344

8
VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR
INZITTENDEN ...................................... 105
Beveiligingssystemen voor
inzittenden ................................. 105 Belangrijke
veiligheidsmaatregelen .................. 105 Veiligheidsgordelsystemen ............ 106
Aanvullend veiligheidssysteem
(SRS) .......................................... 113 Kinderzitjes — Kinderen veilig
vervoeren ..................................... 128 Vervoer van huisdieren .................. 145
VEILIGHEIDSTIPS ................................ 145
Passagiers vervoeren ..................... 145
Uitlaatgas .................................... 145
Aanbevolen veiligheidscontroles in de
auto ........................................... 146 Veiligheidscontroles buiten de
auto ............................................ 148
STARTEN EN RIJDEN
DE MOTOR STARTEN ........................... 149
Normaal starten — benzinemotor ... 149
Normaal starten — dieselmotor ...... 152
AANBEVELINGEN VOOR INRIJDEN .......... 154 AUTOMATISCHE TRANSMISSIE ............154
Sleutelblokkering ......................... 156
Blokkeersysteem rem/transmissie .. 156
Achttraps automatische
transmissie .................................. 156
WERKING VAN DE
VIERWIELAANDRIJVING .......................158
Tussenbak met vier standen .......... 158
Tussenbak met vijf standen .......... 160
Trac-Lok achteras — indien
aanwezig .................................... 163 Asvergrendeling (Tru–Lok) —
Rubicon-modellen ........................ 163 Elektronisch loskoppelbare
stabilisatorstang — indien
aanwezig .................................... 164
STOP/START-SYSTEEM — AUTOMATISCHE
TRANSMISSIE (INDIEN AANWEZIG) .......165
Automatische modus .................... 165
Mogelijke oorzaken waarom de motor
niet automatisch stopt .................. 166 De motor starten in de stand
autostop ...................................... 167 Het Stop/Start-systeem handmatig
uitschakelen ................................ 167 Het Stop/Start-systeem handmatig
inschakelen ................................. 168 Systeemstoring ............................ 168
ACTIEVE SNELHEIDSBEGRENZER - INDIEN
AANWEZIG ..........................................168
Activering.....................................168
De ingestelde snelheid
overschrijden ................................168 Uitschakelen ................................169
CRUISECONTROL ..................................169
Activeren .....................................169
De gewenste snelheid instellen.......170
Om de snelheid te hervatten .........170
Uitschakelen ...............................170
ADAPTIEVE CRUISE CONTROL (ACC) —
INDIEN AANWEZIG ..............................170
De functie in- of uitschakelen ........171
Gewenste ACC-snelheid instellen ....171
Hervatten .....................................171
Ingestelde snelheid aanpassen ......172
Volgafstand instellen in ACC ..........173
PARKSENSE PARKEERSENSOREN ACHTER —
INDIEN AANWEZIG ...............................173
ParkSense sensoren ......................174
ParkSense in- en uitschakelen .......174
Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van
ParkSense ....................................175
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book Page 8
Page 11 of 344

9
PARKSENSE PARKEERSENSOREN VOOR EN
ACHTER — INDIEN AANWEZIG .............. 176
ParkSense sensoren ...................... 176
ParkSense waarschuwingsscherm ... 176
ParkSense display ........................ 177
ParkSense in- en uitschakelen ....... 179
Onderhoud van ParkSense
parkeerhulpsysteem ...................... 179 ParkSense systeem reinigen........... 179
Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van
ParkSense ................................... 180
PARKVIEW ACHTERUITRIJCAMERA —
INDIEN AANWEZIG ............................... 181 BRANDSTOF TANKEN ........................... 182
Brandstofvuldop ........................... 182
Bericht brandstofvuldop los .......... 184
BRANDSTOF TANKEN — DIESEL ........... 184
AdBlue® (UREUM) — indien
aanwezig ..................................... 185
BELADING VAN DE AUTO ...................... 187
Gewichtslabel............................... 187
TREKKEN VAN EEN AANHANGER .......... 189
Trekgewichten (maximale
aanhangergewichten) ................... 189
DE AUTO SLEPEN ACHTER EEN
CAMPER ............................................ 190
Slepen van deze auto achter een ander
voertuig ....................................... 190 Slepen — modellen met
vierwielaandrijving ........................ 191
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
WAARSCHUWINGSKNIPPERLICHTEN .....193
GLOEILAMPEN VERVANGEN ..................193
Vervangingslampen....................... 193
Lampen vervangen ....................... 195
ZEKERINGEN .......................................197
Algemene informatie .................... 198
Stroomverdeelkast (PDC) .............. 198
WIELEN VERWISSELEN EN GEBRUIK VAN
DE KRIK ..............................................207
Bergplaats krik ............................ 207
Reservewiel verwijderen ................ 208
Voorbereidingen voor het
opkrikken ................................... 208 Instructies bij opkrikken ............... 209
Origineel wiel monteren ................ 211
Verklaring van conformiteit ............ 212
Voorzorgsmaatregelen voor gebruik
van de krik .................................. 213
STARTEN MET STARTKABELS ..............214
Voorbereiding voor het starten met
startkabels................................... 215 Starten met startkabels ................. 215
OVERVERHITTING VAN DE MOTOR ........217
HANDMATIGE
PARKEERONTGRENDELING ...................218
EEN VASTZITTENDE AUTO WEER VRIJ
KRIJGEN .............................................219 SLEPEN VAN EEN AUTO MET PECH .......220
Uitvoeringen met
vierwielaandrijving ........................221 Zonder sleutelhouder.....................221
Gebruik van sleepogen...................221
UITGEBREID
ONGELUKKENRESPONSSYSTEEM
(EARS) ...............................................223 EVENT DATA RECORDER (EDR) ..............223
SERVICE EN ONDERHOUD
GEPLAND ONDERHOUD ........................224
Gepland onderhoud —
benzinemotor ...............................224 Gepland onderhoud —
dieselmotor ..................................230
MOTORCOMPARTIMENT........................235
2.0-liter benzinemotor ..................235
3.6-liter benzinemotor ..................236
2.2-liter dieselmotor .....................237
Oliepeil controleren —
benzinemotor ..............................238 Ruitensproeiervloeistof bijvullen .....238
Onderhoudsvrije accu ....................239
Wassen met hogedrukspuit ............240
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book Page 9
Page 21 of 344

19
Alarm inschakelen
Volg deze stappen om het alarmsysteem in te
schakelen:
1. Zorg ervoor dat de contactschakelaar inde stand OFF staat.
2. Sluit de auto op een van de volgende manieren af:
Druk op LOCK op de schakelaar voorde centrale portiervergrendeling in hetinterieur terwijl het bestuurders- en/of passagiersportier is geopend.
Druk op de vergrendelknop op de
Passive Entry-portiergreep aan de
buitenzijde, terwijl een geldige sleutel-
houder zich ook aan de buitenzijde
bevindt. Raadpleeg de paragraaf "Keyless Enter-N-Go" in het hoofdstuk "Portieren" voor meer informatie hier-
over.
Druk op de vergrendelknop op de sleu-
telhouder.
3. Sluit eventuele geopende portieren.
OPMERKING:
Nadat het alarmsysteem is ingeschakeld,
blijft het ingeschakeld totdat u het uitschakelt door een van de beschreven
uitschakelmethoden te volgen. Als de
elektrische voeding wegvalt nadat het
alarmsysteem is ingeschakeld, moet u het
systeem uitschakelen nadat de voeding is
hersteld om te voorkomen dat het alarm
afgaat.
De ultrasone inbraaksensor (bewegingsde-
tector) bewaakt uw auto actief elke keer
wanneer u het alarmsysteem inschakelt.
Als u dat wenst, kunt u de ultrasone
inbraaksensor uitschakelen wanneer het
alarmsysteem wordt ingeschakeld. Om dit
te doen, drukt u drie keer op de vergren
-
deltoets van de sleutelhouder binnen 15
seconden nadat het systeem is ingescha-
keld (terwijl het controlelampje van het
alarmsysteem snel knippert).
Alarm uitschakelen
Het alarmsysteem kan op de volgende
manieren worden uitgeschakeld:
Druk op de ontgrendelknop op de sleutel -
houder.
Pak de Passive Entry Unlock-portiergreep
vast (raadpleeg de paragraaf "Keyless
Enter-N-Go" onder “Portieren” in het
hoofdstuk "Uw voertuig leren kennen" van het instructieboekje voor meer informatie
hierover).
Draai de contactschakelaar uit de stand
OFF. Druk hiertoe op de START/
STOP-knop van Keyless Enter-N-Go
(hiertoe dient minimaal één geldige sleu
-
telhouder in de auto aanwezig te zijn).
OPMERKING:
Het alarmsysteem kan niet worden in- of
uitgeschakeld via de slotcilinder van het
bestuurdersportier of de achterklepknop
op de sleutelhouder.
Het alarmsysteem blijft actief wanneer de
elektrisch bediende achterklep wordt
geopend. Als u op de achterklepknop
drukt, wordt het alarmsysteem niet uitge-
schakeld. Als iemand de auto binnen -
dringt via de achterklep en een portier
opent, gaat het alarm af.
Als het alarmsysteem is geactiveerd, kunt
u de portieren niet ontgrendelen met de
schakelaars voor de centrale portierver -
grendeling in het interieur.
De ultrasone inbraaksensor (bewegingsde -
tector) bewaakt uw auto actief elke keer
wanneer u het alarmsysteem inschakelt. Als
u dat wenst, kunt u de ultrasone inbraak -
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book Page 19
Page 22 of 344

UW VOERTUIG LEREN KENNEN
20
sensor uitschakelen wanneer het alarmsy-
steem wordt ingeschakeld. Om dit te doen,
drukt u drie keer op de vergrendeltoets van
de sleutelhouder binnen 15 seconden nadat
het systeem is ingeschakeld (terwijl het
controlelampje van het alarmsysteem snel
knippert).
Het alarmsysteem is bedoeld om uw voertuig
te beveiligen, maar u kunt omstandigheden
vermijden die een ongewenst alarm veroor -
zaken. Omstandigheden zijn onder andere
personen of huisdieren die in het voertuig
achterblijven of hangende voorwerpen die
kunnen slingeren (bijv. aan de binnen -
spiegel, zonneklep, enz.). Ramen en dakpa -
nelen moeten worden gesloten om te
voorkomen dat wind, bladeren en ander vuil
in het voertuig wordt geblazen. Voorwerpen
die in de auto achterblijven en na bepaalde
tijd kunnen verschuiven (bijv. plastic zakken,
kleding of boodschappen), kunnen leiden tot
een ongewenst alarm.
Bovendien kunnen extreme weersomstandig -
heden (wind, regen, hagel, onweer, enz.), of
extreme geluiden (audiosystemen, verkeer -
slawaai, treinen, enz.), of directe botsingen
met het voertuig leiden tot een ongewenst
alarm. Als een van de eerder beschreven procedures
voor het inschakelen van het alarm is uitge
-
voerd, zal het alarmsysteem worden inge -
schakeld, ongeacht of u zich in de auto
bevindt. Wanneer u dan in de auto blijft
zitten en vervolgens een portier opent, gaat
het alarm af. Als deze situatie zich voordoet,
schakel dan het alarmsysteem uit.
Wanneer het alarmsysteem is geactiveerd en
de accu wordt losgekoppeld, blijft het alarm -
systeem actief nadat de accu weer is aange -
sloten; de buitenlampen knipperen en de
claxon geeft een geluidssignaal. Als deze
situatie zich voordoet, schakel dan het
alarmsysteem uit.
Alarmsysteem handmatig omzeilen
Het alarmsysteem wordt niet ingeschakeld
als u de portieren vergrendelt via de handbe -
diende vergrendelknop.
PORTIEREN
Keyless Enter-N-Go — Passive Entry
(Indien aanwezig)
Met het "Passive Entry"-systeem kunt u
portieren en achterklep van het voertuig
vergrendelen en ontgrendelen zonder dat u
op de vergrendel- en ontgrendeltoetsen van
de sleutelhouder hoeft te drukken.
OPMERKING:
Passive Entry kan door middel van
programmeren worden in- en uitgescha-
keld. Raadpleeg de paragraaf "Instellingen
van Uconnect" in het hoofdstuk "Multi -
media" in het instructieboekje voor meer
informatie.
De sleutelhouder kan mogelijk niet worden
gevonden door het Passive Entry-systeem
van het voertuig wanneer deze zich naast
LET OP!
Onachtzame hantering en opslag van de
verwijderbare portierpanelen kan schade
aan de afdichtingen tot gevolg hebben,
waardoor er water in het voertuig kan
doordringen.
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book Page 20
Page 80 of 344

UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
78
storingslampje brandt, is het mogelijk dat
lage bandenspanning niet wordt gedetec-
teerd of gemeld. Storingen van het banden -
spanningscontrolesysteem kunnen optreden
om verschillende redenen, waaronder de
installatie van vervangende of alternatieve
banden of wielen. Controleer altijd het
controlelampje voor storingen van het
bandenspanningcontrolesysteem nadat een
of meer banden of wielen van het voertuig
zijn vervangen om er zeker van te zijn dat de
vervangende of alternatieve banden en
wielen de juiste werking van het banden -
spanningcontrolesysteem niet verhinderen.Gele controlelampjes
/ — Controlelampje 4WD — indien
aanwezig
Dit lampje waarschuwt de bestuurder dat het
voertuig in de vierwielaandrijvingsmodus
staat en de aandrijfassen vóór en achter
mechanisch samen zijn vergrendeld waar -
door de voor- en achterwielen met dezelfde
snelheid draaien.
/ — Controlelampje 4WD Low — indien
aanwezig
Dit lampje waarschuwt de bestuurder dat het
voertuig in de modus LOW staat van de vier -
wielaandrijving. De aandrijfassen vóór en
achter zijn samen mechanisch vergrendeld
waardoor de voor- en achterwielen worden
gedwongen om bij dezelfde snelheid te
draaien. De modus Low zorgt voor een
grotere overbrengingsverhouding zodat meer
koppel aan de wielen wordt geleverd.
LET OP!
Het bandenspanningscontrolesysteem is
geoptimaliseerd voor de originele banden
en wielen. De bandenspanning en
waarschuwing van het
bandenspanningscontrolesysteem zijn
ingesteld voor de bandenmaat van uw
auto. Het gebruik van vervangende
onderdelen met een andere maat, type en/
of stijl kan leiden tot een ongewenste
werking van het systeem of schade aan de
sensoren. Door het gebruik van
niet-originele wielen kunnen de sensoren
beschadigd raken. Gebruik van
niet-originele bandenafdichtingsmiddelen
kan ertoe leiden dat de sensor van het
bandenspanningscontrolesysteem (TPMS)
niet meer werkt. Na gebruik van een
niet-origineel bandenafdichtingsmiddel
wordt geadviseerd dat u uw voertuig naar
een erkende dealer brengt om de werking
van de sensor te laten controleren.
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book Page 78
Page 89 of 344

87
van het remsysteem niet gaat branden
wanneer u het contact in de stand ON/RUN
zet, moet u het lampje zo snel mogelijk laten
repareren.
Elektronische remkrachtverdeling (EBD)
Deze functie regelt de verdeling van het
remkoppel over de voor- en achteras door de
remdruk op de achteras te begrenzen. Dit
wordt gedaan om overmatige wielslip van de
achterwielen en instabiliteit van het voertuig
te voorkomen, en om te voorkomen dat ABS
eerder ingrijpt op de achteras dan op de
vooras.
Electronic Roll Mitigation (ERM)
Door bewaking van de stuurbewegingen en
de snelheid van de auto anticipeert Elec-
tronic Roll Mitigation (ERM) op de mogelijk -
heid dat een wiel loskomt van het wegdek.
Wanneer het ERM-systeem vaststelt dat de
mate waarin de hoek van het stuur verandert,
en de snelheid van het voertuig voldoende
zijn om het wiel op te tillen, wordt er bijge -
remd en kan het motorvermogen worden
verminderd. Zo wordt de kans kleiner dat het
wiel wordt opgetild. ERM kan de kans op het
optillen van een wiel alleen verminderen
tijdens zeer ernstige of ontwijkende rijma -noeuvres. Het systeem kan niet voorkomen
dat het wiel wordt opgetild als gevolg van
andere factoren, zoals de staat van de weg,
het verlaten van de rijbaan of het raken van
objecten of andere voertuigen.
OPMERKING:
Het ERM-systeem is uitgeschakeld wanneer
ESC in de stand "Full Off" (volledig uitge
-
schakeld) staat (indien aanwezig). Raad -
pleeg het hoofdstuk "Elektronisch
stabiliteitsregelsysteem (ESC) voor een
uitgebreide uitleg over de beschikbare
ESC-modi.
Elektronisch stabiliteitsregelsysteem (ESC)
Het elektronisch stabiliteitssysteem (ESC)
zorgt onder diverse rijomstandigheden voor
een betere controle over de rijrichting en
meer stabiliteit van het voertuig. ESC corri -
geert over- en ondersturen van het voertuig
door het/de juiste wiel(en) af te remmen. Zo
wordt tegengestuurd bij onder- of oversturen.
Ook kan het motorvermogen worden vermin -
derd om het voertuig te helpen bij het hand -
haven van de juiste rijrichting.
ESC bepaalt met behulp van sensors in het
voertuig de door de bestuurder gewenste
rijrichting. Het systeem vergelijkt deze baan
dan met de werkelijke rijrichting van het
voertuig. Wanneer de werkelijke baan niet
overeenkomt met de gewenste baan, remt
ESC het juiste wiel af om over- of onderstuur
tegen te gaan.
Overstuur — het voertuig draait meer dan
correct is voor de stand van het stuur.
Onderstuur — het voertuig draait minder
dan correct is voor de stand van het stuur.
Het controle-/storingslampje ESC (in de
instrumentengroep) begint te knipperen
zodra het ESC-systeem wordt geactiveerd.
Het controle-/storingslampje ESC knippert
ook wanneer het ASR-systeem actief is. Als
WAARSCHUWING!
Er zijn veel factoren, zoals de belading van
het voertuig en de weg- en
rijomstandigheden, die ervoor kunnen
zorgen dat een wiel wordt opgetild of het
voertuig kantelt. Het ERM-systeem kan
niet in alle gevallen voorkomen dat een
wiel wordt opgetild of de auto kantelt, met
name niet wanneer de rijbaan wordt
verlaten of wanneer er objecten of andere
voertuigen worden geraakt. Gebruik de
mogelijkheden van een auto met ERM
nooit op een roekeloze of gevaarlijke wijze
die de veiligheid van de bestuurder of
anderen in gevaar brengt.
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book Page 87
Page 96 of 344

VEILIGHEID
94
verlaagd voor een betere acceleratie en stabi-
liteit. Een voorziening van ASR, Brake
Limited Differential (BLD), functioneert op
dezelfde wijze als een limited-slipdifferen -
tieel en regelt de wielspin van een aange -
dreven as. Als één wiel van een aangedreven
as sneller draait dan het andere, wordt het
doorslippende wiel afgeremd. Hierdoor kan
er meer motorvermogen naar het niet-door -
slippende wiel gaan. BLD kan ingeschakeld
blijven, zelfs als TCS en het elektronisch
stabiliteitsregelsysteem (ESC) zijn beperkt.
Antislingerregeling (ASR)
Antislingerregeling (TSC) maakt gebruik van
sensoren in de auto die het gevaarlijk slin -
geren van de aanhanger detecteren. TSC
neemt de nodige maatregelen om het slin -
geren te stoppen. ASR wordt automatisch
ingeschakeld wanneer een gevaarlijk slinge -
rende aanhanger wordt gedetecteerd.
OPMERKING:
TSC is niet in staat om het slingeren van alle
aanhangers te stoppen. Ga tijdens het
trekken van een aanhanger altijd voorzichtig
te werk en volg de aanbevelingen voor het
disselgewicht van de aanhanger. Raadpleeg de paragraaf "Trekken van een aanhanger" in
het hoofdstuk "Starten en rijden" voor meer
informatie.
Wanneer ASR is ingeschakeld, knippert het
controle-/storingslampje ESC, wordt het
motorvermogen verlaagd en voelt u dat de
wielen afzonderlijk worden afgeremd om te
proberen het slingeren van de aanhanger te
stoppen. Wanneer het ESC-systeem in de
stand "Partial Off" (gedeeltelijk uit) of "Full
Off" (volledig uit) staat, is TSC uitgescha
-
keld.
ONDERSTEUNENDE
RIJSYSTEMEN
Dodehoekbewaking — indien aanwezig
Het systeem voor dodehoekbewaking (BSM)
maakt gebruik van twee radarsensoren in de
achterlichten en detecteert motorvoertuigen (auto's, vrachtwagens, motorfietsen enz.) die
vanaf de achterzijde, voorzijde of zijkant van
de auto in de dode hoek bewegen.
Detectiezones achter
Na het starten van de auto gaat het waar -
schuwingslampje van de dodehoekbewaking
in de beide buitenspiegels kort branden om
de bestuurder te laten weten dat het systeem
is geactiveerd. De sensoren van de dode -
hoekbewaking zijn in werking wanneer naar
een van de vooruitversnellingen of de achter -
uitversnelling is geschakeld en worden in de
stand-by-modus gezet wanneer naar PARK
(P) is geschakeld.
De detectiezone van de dodehoekbewaking
bestrijkt een rijstrook van 3,8 m (12 ft)
breed aan beide zijden van het voertuig. De
lengte van de zone begint bij de buiten -
spiegel en bestrijkt een gebied tot ongeveer
WAARSCHUWING!
Als TSC tijdens het rijden wordt
geactiveerd, rem dan af, zet de auto zo
snel mogelijk op een veilige plaats aan de
kant en verdeel de lading van de
aanhanger opnieuw om het slingeren tegen
te gaan.
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book Page 94
Page 97 of 344

95
3 m (10 ft) achter de auto. Het systeem
bewaakt de detectiezones aan beide zijden
van de auto vanaf het moment dat een snel-
heid van ongeveer 10 km/u (6 mph) of hoger
is bereikt en waarschuwt de bestuurder voor
voertuigen in deze zones.
OPMERKING:
De dodehoekbewaking waarschuwt de
bestuurder NIET voor snel naderende voer -
tuigen die zich buiten de detectiezones
bevinden.
De detectiezone van de dodehoekbewa-
king VERANDERT NIET wanneer een
aanhanger aan uw auto is gekoppeld. Als
aan uw auto een aanhanger is gekoppeld,
moet u zelf kijken of de rijbaan naast u vrij
is voor zowel uw auto als de aanhanger,
voordat u van rijbaan wisselt. Wanneer de
aanhanger of een ander object (bijvoor -
beeld een fiets) uitsteekt aan de zijkant
van uw auto, is het mogelijk dat het waar -
schuwingslampje van de dodehoekbewa-
king blijft branden zolang naar een
vooruitversnelling is geschakeld.
De waarschuwingslampjes van het
systeem voor dodehoekbewaking (BSM) in
de buitenspiegel kunnen uitvallen (knip -
peren) wanneer een motorfiets of een klein voorwerp gedurende een langere periode
(langer dan enkele seconden) zich aan de
zijkant van het voertuig bevindt.
Voor een correcte werking van de dodehoek -
bewaking moet het gebied van de achter -
lichten waar zich de radarsensoren bevinden,
vrij zijn van sneeuw, ijs en vuil. De achter -
lichten waar zich de radarsensoren bevinden,
mogen niet worden geblokkeerd door
vreemde voorwerpen (bumperstickers, fiet -
sendrager, enz.)
De dodehoekbewaking waarschuwt de
bestuurder voor objecten binnen de detectie -
zones door het oplichten van een waarschu -
wingslampje in de buitenspiegels, een
geluidssignaal en verlagen van het volume
van de radio. Raadpleeg de paragraaf
"Bedrijfsmodi" in dit hoofdstuk voor meer
informatie.
De dodehoekbewaking controleert de detec -
tiezone tijdens het rijden vanuit drie
verschillende punten (zijkant, achter- en
voorzijde) om te beoordelen of een waarschu -
wing noodzakelijk is. De dodehoekbewaking
zal een waarschuwing geven wanneer voer -
tuigen vanuit de volgende richtingen in de
zone komen. In de zone komen vanaf de zijkant
Voertuigen op de naastgelegen rijbanen links
of rechts van uw auto.
In de zone komen vanaf de achterzijde
Achteropkomende voertuigen aan beide
zijden van uw auto die de detectiezone
binnenkomen met een relatieve snelheid
lager dan 48 km/u (30 mph).
Inhalend verkeer
Als u een andere auto langzaam inhaalt met
een relatieve snelheid lager dan 24 km/u
(15 mph) en deze auto blijft gedurende
ongeveer 1,5 seconde in de dode hoek, dan
gaat het waarschuwingslampje branden.
Wanneer het verschil in snelheid tussen de
twee auto's groter is dan 24 km/u (15 mph),
dan gaat het waarschuwingslampje niet
branden.
De dodehoekbewaking is zodanig ontworpen,
dat geen waarschuwing wordt gegeven voor
stilstaande objecten, zoals vangrails, palen,
muren, bomen en planten, etc. Het is echter
mogelijk dat het systeem af en toe toch zal
waarschuwen voor dergelijke objecten. Dit is
normaal en betekent niet dat er iets aan uw
auto mankeert.
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book Page 95
Page 98 of 344

VEILIGHEID
96
De dodehoekbewaking waarschuwt niet voor
objecten die zich in tegengestelde rijrichting
verplaatsen op de naastgelegen rijbanen.
Rear Cross Path (RCP)
De voorziening Rear Cross Path (RCP) is
bedoeld als hulpmiddel voor de bestuurder
bij het achteruit wegrijden uit parkeer-
plaatsen, waarbij het zicht op naderende
voertuigen mogelijk wordt belemmerd. Rijd
langzaam en voorzichtig uit de parkeerplaats
totdat de achterzijde van de auto is vrijge -
komen. Het RCP-systeem heeft nu naar links
en rechts vrij zicht op passerende voertuigen en zal de bestuurder waarschuwen wanneer
een voertuig nadert.
RCP bewaakt de detectiezones achter aan
beide zijden van de auto op objecten die zich
met een minimale snelheid van ongeveer
3 mph (5 km/u) naar de auto toe bewegen,
tot objecten die zich met een maximale snel
-
heid van ongeveer 20 mph (32 km/u)
verplaatsen, zoals bijvoorbeeld op parkeer -
plaatsen.
OPMERKING:
Op parkeerplaatsen kunnen naderende voer -
tuigen aan het zicht worden onttrokken door
links en rechts geparkeerde voertuigen. Als
de sensoren worden geblokkeerd door andere
objecten of voertuigen, zal het systeem niet
in staat zijn de bestuurder te waarschuwen.
Wanneer het RCP-systeem actief is en naar
de achteruitversnelling is geschakeld, wordt
de bestuurder gewaarschuwd door zowel
visuele als geluidssignalen, terwijl ook het
volume van de radio wordt verlaagd.
Bedrijfsmodi
In het Uconnect systeem kunnen drie
bedrijfsmodi worden geselecteerd. Raad -
pleeg de paragraaf "Instellingen van Ucon -
nect" in het hoofdstuk "Multimedia" in het
instructieboekje voor meer informatie.
Dodehoekwaarschuwing, alleen lampjes
Als de modus Dodehoekwaarschuwing actief
is, geeft de dodehoekbewaking een visuele
waarschuwing in de desbetreffende buiten -
spiegel wanneer een object wordt gedetec -
WAARSCHUWING!
Het systeem voor dodehoekbewaking dient
slechts als hulpmiddel voor het detecteren
van objecten die zich in de dode hoeken
bevinden. De dodehoekbewaking is niet
bedoeld voor het detecteren van
voetgangers, fietsers of dieren. Ook
wanneer uw voertuig is uitgerust met
dodehoekbewaking, moet u altijd uw
spiegels gebruiken, over uw schouder
kijken en de richtingaanwijzer inschakelen
voordat u van rijbaan wisselt. Anders
bestaat er een risico op ernstig of zelfs
dodelijk letsel.
WAARSCHUWING!
De Rear Cross Path detectie (RCP) dient
niet als achteruitrijhulp. Het systeem is
uitsluitend bedoeld als hulpmiddel voor de
bestuurder bij het detecteren van
naderende voertuigen in parkeersituaties.
Ga altijd voorzichtig te werk tijdens het
achteruitrijden, ook als u RCP gebruikt.
Controleer het gebied achter de auto altijd
zorgvuldig, kijk naar achteren en wees
bedacht op voetgangers, dieren, andere
voertuigen, obstakels en dode hoeken,
voordat u achteruitrijdt. Anders bestaat er
een risico op ernstig of zelfs dodelijk
letsel.
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book Page 96
Page 99 of 344

97
teerd. Wanneer het systeem echter in de
modus Rear Cross Path (RCP) werkt, zal
zowel een visuele als geluidswaarschuwing
worden gegeven wanneer een object wordt
gedetecteerd. Wanneer een geluidssignaal
moet worden gegeven, wordt de radio
gedempt.
Dodehoekwaarschuwing, lampjes/geluidssig-
naal
Wanneer de modus Dodehoekwaarschuwing,
lampjes/geluidssignaal actief is, geeft de
dodehoekbewaking een visuele waarschu -
wing in de desbetreffende buitenspiegel
wanneer een object wordt gedetecteerd. Als
vervolgens de richtingaanwijzer wordt inge -
schakeld aan de zijde van de auto waarvoor
een waarschuwing geldt, zal ook een geluids -
signaal klinken. Wanneer de richtingaan -
wijzer is ingeschakeld en tegelijkertijd aan
dezelfde zijde van de auto een object wordt
gedetecteerd, wordt zowel de visuele waar -
schuwing als geluidssignaal (weer)gegeven.
Tegelijkertijd met de weergave van het
geluidssignaal wordt het geluid van de radio
(indien ingeschakeld) gedempt. OPMERKING:
Bij een geluidssignaal van de dodehoekbe
-
waking wordt het geluid van de radio
gedempt.
Wanneer het systeem echter in RCP-modus
werkt, zal zowel een visuele als geluidswaar -
schuwing worden gegeven wanneer een
object wordt gedetecteerd. Wanneer een
geluidssignaal moet worden gegeven, wordt
ook de radio gedempt. Signaalstatus rich -
tingaanwijzers/waarschuwingsknipperlicht
wordt genegeerd; de RCP-status vereist altijd
het geluidssignaal.
Dodehoekwaarschuwing uit
Als de dodehoekbewaking is uitgeschakeld,
worden er geen visuele of geluidssignalen
weergegeven door het dodehoekbewakings-
of RCP-systeem.
OPMERKING:
De dodehoekbewaking slaat de huidige
bedrijfsmodus op wanneer de contactscha -
kelaar wordt uitgezet. Tijdens het starten van
de auto wordt de laatst opgeslagen modus
opgeroepen en geactiveerd.Forward Collision Warning (FCW) met
risicobeperking — indien aanwezig
Het systeem Forward Collision Warning
(FCW) met risicobeperking geeft de
bestuurder hoorbare signalen en visuele
waarschuwingen (op het display in de instru -
mentengroep), en kan een remschok
toepassen om de bestuurder te waarschuwen
wanneer het een mogelijke frontale botsing
detecteert. De waarschuwingen en beperkte
remwerking zijn bedoeld om de bestuurder
voldoende tijd te geven om te reageren, een
mogelijke botsing te voorkomen of te
beperken.
OPMERKING:
FCW bewaakt de informatie vanaf de naar
voren gerichte sensoren en vanaf de elektro -
nische remregeling (EBC), om de waarschijn -
lijkheid te berekenen dat er zich een frontale
botsing voordoet. Wanneer het systeem
constateert dat een frontale botsing waar -
schijnlijk is, zal de bestuurder geluidssig -
nalen en visuele waarschuwingen ontvangen,
en kan het systeem een remschok als waar -
schuwing toepassen.
Als de bestuurder geen actie onderneemt op
basis van deze progressieve waarschu -
wingen, zal het systeem in beperkte mate
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book Page 97