display JEEP WRANGLER UNLIMITED 2019 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: JEEP, Model Year: 2019, Model line: WRANGLER UNLIMITED, Model: JEEP WRANGLER UNLIMITED 2019Pages: 384, PDF Size: 5.91 MB
Page 12 of 384

INSTRUMENTENPANEEL
Instrumentenpaneel
1 — Luchtrooster 4 — Cruisecontrol-knoppen 7 — Klimaatregeling
2 — Bedieningselementen display in instru-
mentengroep5 — Contactknop 8 — Schakelaars elektrisch bediende ramen
3 — Instrumentengroep 6 — Uconnect Radio 9 — Schakelpaneel terreinrijden
GRAFISCHE INHOUDSOPGAVE
10
Page 47 of 384

Beschrijvingen van automatische regeling
Pictogram Omschrijving
MAX
A/CKnop MAX A/C
Druk op deze knop om over te schakelen naar de koudste instelling, het indicatielampje brandt wanneer MAX A/C is in-
geschakeld. Als u nogmaals op deze knop drukt, schakelt de functie MAX A/C naar de handmatige modus en gaat het
indicatielampje MAX A/C uit.
A/C
A/C-knop
Druk deze toets kort in om de huidige instelling te wijzigen. Het indicatielampje gaat branden wanneer A/C is ingescha-
keld.
Bedieningselementen automatische
klimaatregeling Uconnect 4 met 7-inch
displayBedieningselementen automatische
klimaatregeling Uconnect 4C/4C NAV met
8,4-inch display
45
Page 69 of 384

MILIEUBESCHERMINGS-
SYSTEMEN
Benzinedeeltjesfilter (GPF) — Alleen 2,0-liter
T4-benzine-uitvoering met 200 kW
Het benzinedeeltjesfilter is een mechanisch
filter dat ingebouwd is in het uitlaatsysteem
en dat koolstofdeeltjes in de uitlaatgassen
van de 2,0-liter T4-benzinemotor van
200 kW fysiek tegenhoudt.Het deeltjesfilter is vereist om vrijwel alle
emissies van koolstofdeeltjes te elimineren
conform huidige/toekomstige voorschriften
en normen.
Aangezien dit filter deeltjes fysiek tegen-
houdt, moet het worden gereinigd (geregene-
reerd) tijdens normaal rijden om koolstof-
deeltjes te verwijderen. De
regeneratieprocedure wordt automatisch ge-
regeld door de motorregeleenheid in overeen-
stemming met de filtervoorwaarden en ge-
bruikscondities van de auto.Het volgende kan plaatsvinden tijdens rege-
neratie: hogere niveaus van geluid, trillingen
en ruwheid (NVH) en lagere motorprestaties.
Er kunnen speciale berichten worden weerge-
geven op het display van de instrumenten-
groep als gevolg van de conditie van het filter.
Raadpleeg de eerste alinea van de paragraaf
"Waarschuwingslampjes en meldingen" voor
meer informatie.
67
Page 71 of 384

UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
DISPLAY IN DE INSTRUMENTEN-
GROEP....................70
Locatie en bedieningselementen display in
de instrumentengroep............70
Selecteerbare items op display in
instrumentengroep..............71
Dieseldisplays.................72
Berichten roetfilter dieselmotor (DPF) . .72
WAARSCHUWINGSLAMPJES EN
MELDINGEN................73
Rode waarschuwingslampjes........73
Gele waarschuwingslampjes.........77
Gele controlelampjes.............81
Groene controlelampjes...........83
Witte controlelampjes............84
Blauwe controlelampjes...........85
Grijze controlelampjes............85
BOORDDIAGNOSESYSTEEM — OBD
II ........................86
Boorddiagnosesysteem (OBD II) en
cyberveiligheid.................86
EMISSIECONTROLE- EN ONDER-
HOUDSPROGRAMMA'S........87
UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
69
Page 72 of 384

DISPLAY IN DE
INSTRUMENTENGROEP
Uw voertuig is mogelijk uitgerust met een
display in de instrumentengroep, dat de be-
stuurder nuttige informatie biedt. Met het
contact in de stand STOP/OFF, zorgt het
openen/sluiten van een portier ervoor dat het
display wordt geactiveerd en het totaal aantal
kilometers of mijlen weergeeft op de kilome-
terteller. Het display in de instrumenten-
groep is ontworpen om belangrijke informatie
over de systemen en functies van uw voertuig
weer te geven. Met behulp van een interactief
display in het instrumentenpaneel voor de
bestuurder, wordt op het display in de instru-
mentengroep weergegeven hoe systemen
werken en krijgt de bestuurder waarschuwin-
gen wanneer deze niet werken. Met de bedie-
ningselementen op het stuurwiel kunt u door
de hoofd- en submenu's bladeren en u hebt
toegang tot deze menu’s. U hebt toegang tot
de door u gewenste, specifieke informatie en
u kunt selecties maken en aanpassingen
doen.
Locatie en bedieningselementen display in
de instrumentengroep
Het display in de instrumentengroep bevindt
zich in het midden van de instrumenten-
groep.
• De bovenste regel, waarin instelbare ver-
klikkerlampjes, de kompasrichting, de bui-
tentemperatuur, de tijd, het bereik, MPG of
rit worden weergegeven. Deze geeft ook de
snelheidsmeter weer wanneer andere me-
nupagina's worden weergegeven.
• Het hoofdscherm waarin de menu's en de
berichten worden getoond.
Locatie 3,5-inch display in
instrumentengroep
Locatie 7,0-inch display in
instrumentengroep
UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
70
Page 73 of 384

• De onderste regel, waarin instelbare ver-
klikkerlampjes, de menunaam en menupa-
gina worden weergegeven.• Druk op de toets met de pijlomhoogom
omhoog te bladeren door de hoofdmenu's
(snelheidsmeter, mph/km/u, voertuiginfor-
matie, terrein, bestuurderhulp, brandstof-
verbruik, dagteller A, dagteller B, Stop/
Start, Audio, Navigatie, opgeslagen
meldingen, scherm instellen en snelheids-
waarschuwing).
• Druk op de toets met de pijlomlaagom
omlaag te bladeren door het hoofdmenu en
de submenu's (snelheidsmeter, mph/km/u,
voertuiginformatie, terrein, bestuurder-
hulp, brandstofverbruik, dagteller A, dag-
teller B, Stop/Start, Audio, Navigatie, opge-
slagen meldingen, scherm instellen en
snelheidswaarschuwing).
• Druk op de toets met de pijlnaar rechtsvoor
toegang tot de informatieschermen of sub-
menuschermen van een optie in het hoofd-
menu.
• Druk op de toets met de pijlnaar linksvoor
toegang tot de informatieschermen of sub-
menuschermen van een optie in het hoofd-
menu.• Druk op de toetsOKvoor toegang tot en
selectie op de informatieschermen of sub-
menuschermen van een hoofdmenu. Houd
de toetsOKgedurende twee seconden inge-
drukt om weergegeven/geselecteerde func-
ties te resetten waarvoor dat mogelijk is.
Selecteerbare items op display in
instrumentengroep
Het display in de instrumentengroep kan wor-
den gebruikt voor weergave van de volgende
menu-items:
OPMERKING:
Afhankelijk van de voertuigopties kunnen de
functie-instellingen variëren.
• Snelheidsmeter • Stop/Start
• Voertuiginformatie • Audio
• Off-road •
Messages (berichten)
• Brandstofverbruik • Scherminstelling
• Ritinformatie
OPMERKING:
Raadpleeg het instructieboekje voor meer in-
formatie.
Bedieningstoetsen display in
instrumentengroep
1 — toets OK
2 — toets pijl omhoog
3 — toets pijl naar rechts
4 — toets pijl omlaag
5 — toets pijl naar links
71
Page 74 of 384

Dieseldisplays
Onder de juiste omstandigheden worden de
volgende berichten weergegeven op het dis-
play in de instrumentengroep:
• Exhaust Filter Nearing Full Safely Drive at
Consistent Speeds to Clear (Roetfilter bijna
vol Rijd met veilige en constante snelheid
om de melding te wissen)
• Exhaust Filter Full – Power Reduced See
Dealer (Roetfilter vol – Vermogen geredu-
ceerd Raadpleeg dealer)
• Exhaust System Service Required – See
Dealer (Onderhoud uitlaatsysteem vereist –
Raadpleeg dealer)
• Exhaust System – Filter XX% Full Service
Required See Dealer (Uitlaatsysteem – Fil-
ter XX% vol Onderhoud vereist Raadpleeg
dealer)
• Exhaust System Regeneration in Process
Continue Driving (Uitlaatsysteem Regene-
ratie bezig Blijf rijden)
• Exhaust System – Regeneration Completed
(Uitlaatsysteem – Regeneratie voltooid)• Engine Will Not Restart in XXXX mi
(XXXX km) Adblue Low Refill Soon (Motor
kan niet meer worden gestart na XXXX mijl
(XXXX km) Adblue laag Vul snel bij)
• Engine Will Not Restart in XXXX mi
(XXXX km) Refill Adblue (Motor kan niet
meer worden gestart na XXXX mijl
(XXXX km) Vul Adblue bij)
• Engine Will Not Start Refill Adblue (Motor
kan niet meer worden gestart Vul Adblue
bij)
• Service Adblue System See Dealer (Onder-
houd Adblue-systeem Raadpleeg dealer)
• Incorrect Adblue Detected See Dealer (On-
juiste Adblue gedetecteerd Raadpleeg dea-
ler)
• Engine Will Not Restart in XXX mi (XXX km)
Service Adblue See Dealer (Motor kan niet
meer worden gestart na XXX mijl (XXX km)
Onderhoud Adblue Raadpleeg dealer)
• Engine Will Not Restart Service Adblue
System See Dealer (Motor kan niet meer
worden gestart Onderhoud Adblue-systeem
Raadpleeg dealer)• Engine Will Not Start Service Adblue Sys-
tem See Dealer (Motor kan niet starten
Onderhoud Adblue-systeem Raadpleeg
dealer)
Berichten roetfilter dieselmotor (DPF)
Deze motor voldoet aan alle vereiste emissie-
normen voor dieselmotoren. Om aan deze
emissienormen te voldoen is uw auto uitge-
rust met een uiterst moderne motor en uit-
laatsysteem. Deze systemen zijn naadloos
geïntegreerd in uw auto en worden beheerd
door de regelmodule van de aandrijflijn
(PCM). De PCM controleert de verbranding in
de motor, zodat de katalysator roetdeeltjes
kan opvangen en verbranden zonder uw
tussenkomst.
WAARSCHUWING!
Een heet uitlaatsysteem kan brand veroorza-
ken wanneer u boven brandbaar materiaal
parkeert. Denk bijvoorbeeld aan droog gras of
bladeren die in aanraking komen met de hete
uitlaat. Parkeer daarom nooit op een onder-
grond waar uw uitlaat in aanraking kan ko-
men met brandbaar materiaal.
UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
72
Page 78 of 384

— Waarschuwingslampje motorkap
open
Dit lampje gaat branden wanneer de motor-
kap niet volledig is gesloten.
OPMERKING:
Als het voertuig rijdt, klinkt er ook een ge-
luidssignaal.
— Waarschuwingslampje oliedruk
Dit waarschuwingslampje gaat branden om
aan te geven dat de motoroliedruk laag is. Als
het lampje tijdens het rijden gaat branden,
zet de auto dan veilig stil en zet de motor zo
snel mogelijk af. Als het lampje aangaat,
klinkt er een geluidsignaal.
Start de motor pas opnieuw wanneer het
probleem is verholpen. Dit lampje geeft geen
informatie over het motoroliepeil. Het motor-
oliepeil moet worden gecontroleerd in de mo-
torruimte.
— Waarschuwingslampje olietempe-
ratuur
Dit waarschuwingslampje gaat branden om
aan te geven dat de temperatuur van de
motorolie hoog is. Als het lampje tijdens hetrijden gaat branden, zet de auto dan veilig stil
en zet de motor zo snel mogelijk af. Wacht
totdat de olie is afgekoeld tot de normale
temperatuur.
— Waarschuwingslampje Veiligheids-
gordels achterin — indien aanwezig
Dit lampje geeft aan dat een veiligheidsgor-
del achterin op de tweede zitrij niet is vast-
gegespt. Als de contactschakelaar voor het
eerst in de stand ON/RUN of ACC/ON/RUN
wordt gezet, en een veiligheidsgordel op de
tweede zitrij losgegespt is, gaat in het gebied
rechtsboven in het display van de instrumen-
tengroep een lampje branden voor de betref-
fende zitplaats. Dit vervangt tijdelijk de con-
figureerbare hoekinformatie. Als een
veiligheidsgordel op de tweede zitrij die aan
het begin van de rit vastgegespt was, wordt
losgegespt, verandert het waarschuwings-
lampje Veiligheidsgordels achterin van groen
in rood en weerklinkt een geluidssignaal.
Raadpleeg de paragraaf "Beveiligingssyste-
men voor inzittenden" in het hoofdstuk "Vei-
ligheid" voor meer informatie.
— Waarschuwingslampje achter-
klep open
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
de achterklep is geopend.
OPMERKING:
Als het voertuig rijdt, klinkt er ook een ge-
luidssignaal.
— Waarschuwingslampje versnellings-
baktemperatuur — indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat branden om te
waarschuwen voor een hoge temperatuur van
de transmissievloeistof. Dit kan gebeuren bij
veeleisend gebruik, zoals het trekken van een
aanhanger. Als dit lampje gaat branden, moet
u het voertuig stoppen en de motor stationair
of iets sneller laten draaien met de versnel-
lingsbak in PARK of NEUTRAL, totdat het
lampje uitgaat. Zodra het lampje uitgaat,
kunt u weer normaal rijden.
WAARSCHUWING!
Als u door blijft rijden terwijl het bij het
lampje voor de versnellingsbaktempera-
tuur brandt, kan de vloeistof overkoken, inUW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
76
Page 81 of 384

WAARSCHUWING!
riaal parkeert, zoals droge planten, hout,
karton enz. Dit ernstig of zelfs dodelijk
letsel tot gevolg hebben voor de bestuur-
der, de passagiers of anderen.
LET OP!
Als u lange tijd blijft rijden met een bran-
dend storingslampje, kan het voertuigre-
gelsysteem beschadigd raken. Het kan ook
van invloed zijn op het brandstofverbruik
en het rijgedrag. Als het lampje knippert,
zal de katalysator vrij snel ernstig defect
raken en zal het motorvermogen afnemen.
Raadpleeg dan onmiddellijk uw dealer.
— Waarschuwingslampje UREUM-
inspuitsysteem defect
Dit waarschuwingslampje gaat branden, sa-
men met een speciale melding op het display
(indien aanwezig) als er een onbekende vloei-
stof die niet voldoet aan aanvaardbare eigen-
schappen is gebruikt, of als een gemiddeldverbruik van AdBlue (UREUM) van meer dan
50% wordt gedetecteerd. Neem dan zo snel
mogelijk contact op met een erkende dealer.
Als het niveau niet wordt aangepast, ver-
schijnt een extra waarschuwing op de vol-
gende afstanden totdat de AdBlue-tank
(UREUM) leeg is: 400 km (249 mijl),
320 km (199 mijl), 240 km (149 mijl).
Wanneer 200 km (125 mijl) resteren voordat
de AdBlue-tank (UREUM) leeg is, verschijnt
er een continu speciaal bericht op het instru-
mentenpaneel, vergezeld van een zoemerge-
luid (indien aanwezig).
SERV4WD— Waarschuwingslampje onderhoud
vierwielaandrijving — indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat branden om
aan te geven dat er sprake is van een storing
van het vierwielaandrijvingssysteem. Als het
lampje blijft branden of tijdens het rijden
gaat branden, duidt dit erop dat de vierwiel-
aandrijving niet correct werkt en moet worden
nagekeken. Wij raden u aan naar het dichtst-
bijzijnde service center te rijden en de auto
onmiddellijk te laten repareren.
— Waarschuwingslampje onderhoud
Stop/Start-systeem — indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat branden wan-
neer het Stop/Start-systeem niet correct
werkt en onderhoud noodzakelijk is. Neem
contact op met een erkende dealer voor on-
derhoud.
— Waarschuwingslampje storing
cruisecontrol
Dit waarschuwingslampje gaat branden om
aan te geven dat de cruisecontrol niet correct
werkt en moet worden nagekeken. Neem con-
tact op met een erkende dealer.
— Waarschuwingslampje storing
stabilisatorstang
Dit lampje gaat branden wanneer er een sto-
ring is in het ontkoppelingssysteem van de
stabilisatorstang.
79
Page 82 of 384

— Waarschuwingslampje bandenspan-
ningscontrolesysteem (TPMS)
Het waarschuwingslampje gaat branden en er
wordt een bericht weergegeven om aan te
geven dat de bandenspanning lager is dan de
aanbevolen waarde en/of langzaam span-
ningsverlies optreedt. In deze gevallen, wor-
den de optimale gebruiksduur van de banden
en het optimale brandstofverbruik mogelijk
niet gegarandeerd.
Indien een of meer banden in de bovenge-
noemde staat zijn, toont het display de aan-
wijzingen voor elke overeenkomstige band
één voor één.
LET OP!
U mag niet verder rijden met een of meer
lekke banden, omdat de bestuurbaarheid
van de auto dan wordt aangetast. Stop het
voertuig, en voorkom daarbij krachtig rem-
men en sturen. Repareer een lekke band
onmiddellijk met de speciale bandrepara-
tieset en neem zo snel mogelijk contact op
met uw erkende dealer.Alle banden, ook de reserveband (indien aan-
wezig) moeten elke maand worden gecontro-
leerd wanneer ze koud zijn en opgepompt tot
de bandenspanning die door de fabrikant
wordt aanbevolen op de bandenspannings-
sticker. (Als uw voertuig banden heeft met
een andere maat dan wordt aangegeven op de
bandenspanningssticker, moet u de juiste
bandenspanning voor die banden achterha-
len.)
Als extra veiligheidsvoorziening is uw auto
uitgerust met een bandenspanningscontrole-
systeem, dat ervoor zorgt dat het banden-
spanningslampje gaat branden wanneer de
spanning van een of meer banden veel te laag
is. Als het bandenspanningslampje gaat
branden, moet u zo snel mogelijk stoppen en
uw banden controleren en deze tot de juiste
bandenspanning oppompen. Als u met een
veel te lage bandenspanning rijdt, raakt de
band oververhit en kan de band defect raken.
Een te lage bandenspanning verhoogt ook het
brandstofverbruik, vermindert de levensduur
van de band en kan het rij- en remgedrag van
de auto nadelig beïnvloeden.Het bandenspanningscontrolesysteem is
geen vervanging voor juist onderhoud van uw
banden. Het is de verantwoordelijkheid van
de bestuurder om de juiste bandenspanning
te handhaven, zelfs wanneer de bandenspan-
ning nog niet het lage niveau heeft bereikt
waarbij het bandenspanningslampje gaat
branden.
Uw voertuig is ook uitgerust met een contro-
lelampje voor storingen van het bandenspan-
ningscontrolesysteem, dat gaat branden wan-
neer het systeem niet goed werkt. Het
controlelampje voor storingen van het ban-
denspanningscontrolesysteem werkt in com-
binatie met het bandenspanningslampje. Als
het systeem een storing detecteert, knippert
het lampje gedurende ongeveer één minuut,
waarna het continu gaat branden. Zolang er
sprake van een storing is, wordt deze reeks
telkens herhaald wanneer de auto wordt ge-
start. Als het storingslampje brandt, is het
mogelijk dat lage bandenspanning niet wordt
gedetecteerd of gemeld. Storingen van het
bandenspanningscontrolesysteem kunnen
optreden om verschillende redenen, waaron-
der de installatie van vervangende of alterna-
tieve banden of wielen. Controleer altijd het
UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
80