ABS Lancia Flavia 2012 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2012, Model line: Flavia, Model: Lancia Flavia 2012Pages: 257, PDF Size: 2.8 MB
Page 30 of 257

WAARSCHUWING
BAGAGERUIMTEWAARSCHUWING!
Zorg dat kinderen niet in de bagage-
ruimte kunnen komen. Zij mogen
niet van buitenaf naar binnen kun-
nen klimmen of zich vanuit het inte-
rieur toegang kunnen verschaffen.
Sluit het kofferdeksel altijd af wan-
neer u de auto onbeheerd achterlaat.
Eenmaal in de bagageruimte zullen
kleine kinderen niet altijd weer zelf
kunnen ontsnappen, ook niet als ze
via de achterbank waren binnenge-
komen. Kinderen die in de bagage-
ruimte vastzitten, kunnen sterven
door verstikking of door extreme
hitte.
INTERNE
NOODONTGRENDELING
BAGAGERUIMTE
Als veiligheidsvoorziening bevindt
zich in de bagageruimte een hendel
waarmee het kofferdeksel in noodge-
vallen kan worden geopend. Mocht
iemand in de bagageruimte ingesloten
raken, dan kan het kofferdeksel een- voudig worden geopend door aan de
lichtgevende hendel te trekken die is
bevestigd aan het slotmechanisme.
BEVEILIGINGSSYSTEMEN
VOOR INZITTENDENEen zeer belangrijke veiligheidsvoor-
ziening in uw auto zijn de beveili-
gingssystemen voor inzittenden:
Driepuntsgordels voor alle zitplaat-
sen.
Geavanceerde frontairbags voor de bestuurder en voorpassagier
Extra actieve hoofdsteunen op de voorstoelen (geïntegreerd in de
hoofdsteun)
Aanvullende zijairbags in de stoe- len (SAB) Krachtabsorberende stuurkolom
en stuur.
Kniebescherming/-blokkering voorpassagiers.
De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van gordelspanners, die de
inzittenden betere bescherming
bieden, doordat tijdens aanrijdin-
gen de door inzittenden uitgeoe-
fende krachten gecontroleerd wor-
den opgevangen.
De veiligheidsgordels achterin heb- ben een automatisch blokkerend
oprolmechanisme dat de veilig-
heidsgordel op zijn plaats vergren-
delt. U moet eerst de gordel hele-
maal uittrekken en vervolgens op
de gewenste lengte aanpassen als u
een kinderzitje bevestigt of een
groot voorwerp op een stoel vastzet.
Lees de informatie in dit hoofdstuk
aandachtig door. Hierin wordt uitge-
legd hoe u het beveiligingssysteem
voor inzittenden op de juiste wijze
gebruikt om uw passagiers en uzelf
optimaal te beschermen.
Interne noodontgrendeling bagageruimte
23
Page 128 of 257

dan uit. Zet de versnellingsbak in de
stand NEUTRAL en laat de motor
stationair draaien. Als de meternaald
niet terugkeert naar normaal, zet de
motor dan onmiddellijk uit en bel
voor hulp. Raadpleeg de paragraaf
"Oververhitting van de motor" in het
hoofdstuk "Wat doen in geval van
nood" voor meer informatie hierover.
11. Waarschuwingslampje voor het
remsysteemDit lampje geeft verschillende
functies van het remsysteem
aan, zoals het remvloeistofpeil
en het aantrekken van de handrem.
Als het waarschuwingslampje voor
het remsysteem gaat branden, is het
mogelijk dat de handrem is aange-
trokken, het vloeistofpeil in het rem-
vloeistofreservoir te laag is of dat zich
een probleem voordoet met het ABS-
systeem.
De dubbel uitgevoerde remcircuits
zorgen voor reserve-remvermogen als
ergens een storing optreedt in het hy-
draulisch systeem. Als er in één helft
van het dubbele remsysteem sprake is
van een storing, geeft het waarschu-
wingslampje voor het remsysteem dit aan; het lampje gaat branden wan-
neer het remvloeistofpeil in de hoofd-
remcilinder is gedaald tot onder een
bepaald niveau.
Het lampje blijft branden tot de oor-
zaak is verholpen.
OPMERKING:
Het lampje kan bij het nemen van
een scherpe bocht even knipperen,
doordat dan het vloeistofpeil ver-
andert. Breng de auto naar de dea-
ler voor onderhoud en laat het
remvloeistofpeil controleren.
Als een storing van het remsysteem
wordt aangegeven, laat de auto dan
onmiddellijk repareren.
WAARSCHUWING!
Blijven doorrijden terwijl het waar-
schuwingslampje voor het remsys-
teem brandt, is gevaarlijk. Een deel
van het remsysteem is mogelijk de-
fect. De remweg wordt dan langer. U
kunt een aanrijding veroorzaken.
Laat de auto onmiddellijk controle-
ren.
Auto’s met ABS beschikken ook over
elektronische remkrachtverdeling
(EBD). Bij een storing van EBD, gaat
het waarschuwingslampje voor het
remsysteem branden, samen met het
ABS-lampje. Het ABS-systeem moet
dan onmiddellijk worden gerepa-
reerd.
U kunt de werking van het waarschu-
wingslampje voor het remsysteem
controleren door de contactschake-
laar van de stand OFF in de stand
ON/RUN te zetten. Het lampje moet
dan gedurende ongeveer drie secon-
den branden. Het lampje moet vervol-
gens doven, tenzij de handrem is aan-
getrokken of een storing van het
remsysteem is gedetecteerd. Als het
lampje niet gaat branden, moet u het
lampje door een erkende dealer laten
controleren.
Het lampje gaat ook branden als de
handrem wordt aangetrokken wan-
neer de contactschakelaar in de stand
ON/RUN staat.
121
Page 132 of 257

23. Controlelampje
antiblokkeersysteem (ABS)Dit lampje is een indicator
van het ABS-systeem. Dit
lampje gaat branden wan-
neer u de contactschakelaar
in de stand ON/RUN zet en kan
daarna nog drie seconden blijven
branden.
Als het ABS-lampje blijft branden of
tijdens het rijden gaat branden, duidt
dit erop dat een deel van het remsys-
teem niet werkt en dat onderhoud is
vereist. Het conventionele remsys-
teem blijft echter normaal werken,
mits waarschuwingslampje voor het
remsysteem niet brandt.
Wanneer het ABS-lampje brandt,
moet u het remsysteem zo spoedig
mogelijk laten controleren de werking
van het ABS-systeem te herstellen.
Controleer het ABS-lampje regelma-
tig om er zeker van te zijn dat het goed
werkt. Zet de contactschakelaar in de
stand ON (maar start de motor niet).
Het lampje moet gaan branden. Als het lampje niet gaat branden, laat dan
het systeem door een erkende dealer
controleren.
24. Storingslampje ESP
Het storingslampje van het
elektronisch stabiliteitsre-
gelsysteem (ESP) in de in-
strumentengroep gaat
branden wanneer de contactschake-
laar in de stand ON/RUN wordt gezet.
Als de motor draait, behoort dit
lampje uit te gaan. Wanneer het sto-
ringslampje ESP continu blijft bran-
den terwijl de motor draait, is een
storing gedetecteerd in het ESP-
systeem. Als het lampje blijft branden
nadat er verschillende keren is gestart
en u meerdere kilometers hebt gere-
den met een snelheid boven 48 km/u,
dient u zo snel mogelijk contact op te
nemen met uw erkende dealer om het
probleem te laten opsporen en verhel-
pen.
OPMERKING:
Het controlelampje "ESP uitge- schakeld" en het storingslampje
ESP gaan kort branden wanneer
de contactschakelaar in de
stand ON/RUN wordt gezet. Telkens wanneer de contact-
schakelaar in de stand ON/RUN
wordt gezet, wordt het ESP-
systeem ingeschakeld, ook wan-
neer dit eerder werd uitgescha-
keld.
Het ESP-systeem maakt zoe- mende of klikkende geluiden
wanneer het actief is. Dit is nor-
maal. De geluiden houden op
wanneer ESP inactief wordt na
de manoeuvre die de activering
van het ESP-systeem heeft ver-
oorzaakt.
25. Bandenspanningslampje Alle banden, ook de reser-
veband (indien aanwezig)
moeten elke maand worden
gecontroleerd wanneer ze
koud zijn en opgepompt tot de ban-
denspanning die door de fabrikant
wordt aanbevolen op de bandenspan-
ningensticker. (Als uw voertuig ban-
den heeft met een andere maat dan
wordt aangegeven op de bandenspan-
ningensticker, moet u de juiste ban-
denspanning voor die banden achter-
halen.)
125
Page 153 of 257

STROMEND/OPKOMEND WATER . . . . . . . . . 158
ONDIEP STILSTAAND WATER . . . . . . . . . . . 158
STUURBEKRACHTIGING . . . . . . . . . . . . . . . . . 159 CONTROLE VLOEISTOFSTUURBEKRACHTIGING . . . . . . . . . . . . . . . 159
HANDREM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 160
ABS-SYSTEEM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 161
ELEKTRONISCHE REMREGELING . . . . . . . . . . 163 ABS-SYSTEEM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 163
Tractieregelsysteem (ASR) . . . . . . . . . . . . . . . 163
REMASSISTENT (BAS) . . . . . . . . . . . . . . . . . 163
ELEKTRONISCHSTABILITEITSREGELSYSTEEM (ESP) . . . . . 164
CONTROLE-/STORINGSLAMPJE ESP EN CONTROLELAMPJE ESP UIT . . . . . . . . . . . . 165
BANDEN — ALGEMENE INFORMATIE . . . . . . . 166 BANDENSPANNING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 166
BANDENSPANNING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 167
RADIAALBANDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 168
DOORSLIPPEN VAN DE WIELEN . . . . . . . . . 168
BANDENSLIJTAGE-INDICATOREN . . . . . . . . 169
LEVENSDUUR VAN BANDEN . . . . . . . . . . . . 169
VERVANGENDE BANDEN . . . . . . . . . . . . . . . 169
SNEEUWKETTINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 171
ROULEREN VAN BANDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . 171
BANDENSPANNINGSCONTROLESYSTEEM . . . 171
146
Page 168 of 257

altijd aangetrokken zijn als de be-
stuurder niet in de auto zit.WAARSCHUWING!
Gebruik de stand PARK nooit alsvervanging voor de handrem.
Trek de parkeerrem altijd volledig
aan als u de auto parkeert, om te
voorkomen dat de auto gaat rollen
en mogelijk letsel of schade ver-
oorzaakt.
Verwijder altijd uw sleutelhouder
bij het uitstappen en sluit de auto
af.
Laat nooit kinderen alleen in een
auto achter of in de buurt van een
auto die niet is afgesloten. Het
achterlaten van kinderen zonder
toezicht in een auto is om verschil-
lende redenen gevaarlijk. Kinde-
ren of derden lopen dan het risico
op ernstig of zelfs dodelijk letsel.
Waarschuw kinderen dat ze niet
aan de handrem, het rempedaal of
de schakelhendel mogen komen.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Laat de sleutelhouder niet slinge-
ren in of nabij de auto. Een kind
zou de knoppen van de elektrische
raambediening of andere schake-
laars kunnen bedienen of de auto
in beweging kunnen zetten.
Controleer of de handrem volledig
is vrijgezet voordat u gaat rijden.
Als u dit niet doet, kan dit leiden
tot een defect van de remmen, en
daardoor tot een aanrijding.
De handrem moet altijd goed wor-
den aangetrokken wanneer u de
auto verlaat. Anders kan de auto
wegrollen en schade of letsel ver-
oorzaken. Controleer ook of de
schakelhendel in de stand PARK
staat. Als dit wordt nagelaten kan
de auto gaan rollen en zo schade
of letsel veroorzaken.LET OP!
Als het waarschuwingslampje voor
het remsysteem blijft branden nadat
de handrem is vrijgezet, duidt dit op
een storing in het remsysteem. Laat
het remsysteem onmiddellijk con-
troleren door een erkende dealer. ABS-SYSTEEM
Het ABS-systeem zorgt voor extra
voertuigstabiliteit en meer remwer-
king onder de meeste remomstandig-
heden. Het systeem heeft een eigen
regeleenheid die de hydraulische rem-
druk moduleert om blokkeren van de
wielen te voorkomen en ervoor te zor-
gen dat de wielen niet slippen op een
gladde ondergrond.
WAARSCHUWING!
Pompend remmen heeft op het
ABS-systeem een averechtse uit-
werking. De effectieve remkracht
wordt hierdoor verminderd en het
risico van een ongeval neemt toe.
Pompend remmen verlengt de
remweg. Wanneer u moet afrem-
men of stoppen, trap dan alleen
stevig het rempedaal in.
(Vervolgd)
161
Page 169 of 257

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Met het ABS-systeem wordt niet
voorkomen dat de auto onderwor-
pen blijft aan de wetten van de
natuur. De effectiviteit van de
remmen wordt door ABS niet ver-
der verhoogd dan de remmen,
banden en grip van de auto toela-
ten.
Het ABS voorkomt geen ongeluk-
ken ten gevolge van bijvoorbeeld
te hoge snelheden in bochten, te
weinig afstand houden of aqua-
planing.
Gebruik de mogelijkheden van
een auto met ABS nooit op een
roekeloze of gevaarlijke wijze
waardoor de veiligheid van de be-
stuurder of anderen in gevaar
wordt gebracht.
Het ABS-waarschuwings-
lampje duidt de werking
van het antiblokkeersys-
teem aan. Dit lampje gaat
branden wanneer u de contactschake-
laar in de stand ON zet en kan daarna
nog vier seconden blijven branden. Als het ABS-waarschuwingslampje
tijdens het rijden blijft of gaat bran-
den, wijst dit erop dat het ABS-
gedeelte van het remsysteem niet
functioneert en dat onderhoud nodig
is. Het gewone remsysteem zal echter
normaal functioneren wanneer het
waarschuwingslampje remsysteem
niet brandt.
Wanneer het ABS-waarschuwings-
lampje brandt, moet u het remsysteem
zo spoedig mogelijk laten controleren
om weer van de voordelen van ABS te
kunnen profiteren. Als het ABS-
waarschuwingslampje niet gaat bran-
den wanneer u de contactschakelaar in
de stand ON draait, moet u het lampje
zo snel mogelijk laten repareren.Als zowel het remwaarschuwings-
lampje als het ABS-waarschuwings-
lampje blijven branden, werken de sys-
temen voor ABS en elektronische
remkrachtverdeling (EBD) niet. Het
ABS-systeem moet dan onmiddellijk
worden gerepareerd. Neem contact op
met uw erkende dealer.
Wanneer u sneller rijdt dan 11 km/u
hoort u mogelijk ook een zacht klik-
kend geluid en enkele motorgeluiden.
Deze geluiden horen bij een zelftest
die het systeem uitvoert om te contro-
leren of het ABS naar behoren functi-
oneert. Deze zelftest wordt elke keer
uitgevoerd nadat u de motor hebt ge-
start, zodra u de snelheid van
11 km/u overschrijdt.
ABS wordt geactiveerd onder be-
paalde weg- en remomstandigheden.
ABS grijpt mogelijk in als de auto over
ijs, sneeuw, grint, kuilen, spoorrails of
voorwerpen rijdt of wanneer u een
noodstop maakt.
Wanneer het ABS-systeem actief is,
kunt u dit als volgt merken:
De ABS-pompmotor draait (deze
kan nog korte tijd blijven draaien
nadat de auto tot stilstand is geko-
men).
De magneetkleppen maken klikge- luiden,
u voelt pulsaties in het rempedaal,
162
Page 170 of 257

het rempedaal daalt iets of kan ietsverder ingetrapt worden nadat de
auto tot stilstand is gekomen.
Dit zijn normale kenmerken van het
ABS-systeem.WAARSCHUWING!
Het antiblokkeersysteem bevat ge-
avanceerde elektronische compo-
nenten die gevoelig is voor storingen
door verkeerd gemonteerde of zeer
krachtige radiozendapparatuur.
Dergelijke storingen kunnen ertoe
leiden dat de werking van het ABS-
systeem volledig uitvalt. Dergelijke
apparatuur mag uitsluitend door be-
voegde vakmensen worden geïnstal
leerd.
Alle wielen en banden van de auto
moeten van dezelfde maat en het-
zelfde type zijn en de bandenspanning
moet correct zijn, zodat de regeleen-
heid correcte signalen ontvangt.
ELEKTRONISCHE
REMREGELING
Uw auto kan zijn uitgerust met een
optionele geavanceerde elektronische
remregeling die bestaat uit: ABS, ASR (tractieregelsysteem), BAS (remassis-
tent) en ESP (elektronisch stabili-
teitsregelsysteem). Alle systemen wer-
ken samen om onder verschillende
rijomstandigheden de stabiliteit en de
controle over de auto te verbeteren en
wordt gewoonlijk aangeduid als
"ESP".
ABS-SYSTEEM
Dit systeem helpt de bestuurder het
voertuig onder controle te houden in
ongunstige remomstandigheden. Het
systeem regelt de hydraulische rem-
druk om het blokkeren van de wielen
te voorkomen. Bovendien helpt het bij
het voorkomen van slippen tijdens het
remmen op een glad wegoppervlak.
Raadpleeg de paragraaf "ABS-
systeem" in het hoofdstuk "Starten en
rijden" voor meer informatie hierover.
Tractieregelsysteem (ASR)
Dit systeem bewaakt de mate van het
doorslippen van elk van de aangedre-
ven wielen. Als het doorslippen van
een of meer wielen wordt gedetec-
teerd, worden de doorslippende wie-
len afgeremd en wordt het motorver-
mogen verminderd voor een betere
acceleratie en stabiliteit. Een voorzie-
ning van het ASR-systeem functio-
neert op dezelfde wijze als een limited
slipdifferentieel en regelt de wielspin
van een aangedreven as. Als één wiel
van een aangedreven as sneller draait
dan het andere, wordt het doorslip-
pende wiel afgeremd. Hierdoor kan er
meer motorkoppel naar het niet-
doorslippende wiel gaan. Deze functie
blijft ook actief als ASR en ESP in de
modus "Gedeeltelijk uit" staan.
Raadpleeg “Elektronisch stabiliteits-
regelsysteem (ESP)” in dit hoofdstuk
van deze handleiding.
REMASSISTENT (BAS)
De remassistent (BAS) is ontworpen
om de remwerking van de auto te
optimaliseren tijdens noodremsitua-
ties. Het systeem herkent een nood-
remsituatie aan de hand van de snel-
heid en kracht waarmee het
rempedaal wordt ingetrapt en opti-
maliseert de remdruk dienovereen-
komstig. Dit draagt bij aan een ver-
korting van de remweg. Het BAS vult
het ABS aan. Wanneer u het rempe-
daal zeer snel intrapt, is de assistentie
van het BAS-systeem optimaal. Om
163
Page 173 of 257

tor draait, is een storing gedetecteerd
in het ESP-systeem. Als het lampje
blijft branden nadat er verschillende
keren is gestart en u meerdere kilome-
ters hebt gereden met een snelheid
boven 48 km/u, dient u zo snel moge-
lijk contact op te nemen met uw er-
kende dealer om het probleem te laten
opsporen en verhelpen.
Het controle-/storingslampje ESP (in
de instrumentengroep) begint te
knipperen zodra de banden grip ver-
liezen en het ESP-systeem wordt ge-
activeerd. Het controle-/
storingslampje ESP knippert ook
wanneer het ASR-systeem actief is.
Als het controle-/storingslampje ESP
gaat knipperen tijdens het optrekken,
neem dan gas terug en rijd verder
terwijl u zo min mogelijk gas geeft.
Pas uw snelheid en rijstijl altijd aan de
toestand van het wegdek aan.
OPMERKING:
Het controle-/storingslampje ESP
en het controlelampje "ESP uit"
gaan altijd kort branden wanneer
de contactschakelaar in de stand
ON wordt gezet.
Telkens wanneer de contact-schakelaar in de stand ON wordt
gezet, wordt het ESP-systeem in-
geschakeld, ook wanneer dit
eerder werd uitgeschakeld.
Het ESP-systeem maakt zoe- mende of klikkende geluiden
wanneer het actief is. Dit is nor-
maal. De geluiden houden op
wanneer ESP inactief wordt na
de manoeuvre die de activering
van het ESP-systeem heeft ver-
oorzaakt.
Het controlelampje "ESP
uit" geeft aan dat het elek-
tronische stabiliteitsregelsys-
teem (ESP) is uitgeschakeld.
BANDEN — ALGEMENE
INFORMATIE
BANDENSPANNING
Voor de veiligheid en goede rijeigen-
schappen is een juiste bandenspan-
ning absoluut noodzakelijk. Als de
bandenspanning niet juist is, heeft dit
de onderstaande gevolgen: Veiligheid
WAARSCHUWING!
Een onjuiste bandenspanning is
gevaarlijk en kan leiden tot onge-
lukken.
Bij een te lage bandenspanning
veert de band te veel in en kan de
band te warm worden en lek ra-
ken.
Bij een te hoge bandenspanning
zal de band schokken op het wiel
minder goed opvangen. Voorwer-
pen op de weg en gaten in het
wegdek kunnen de banden be-
schadigen waardoor ze lek raken.
Banden met een te hoge of te lage
spanning kunnen het rijgedrag
van de auto beïnvloeden en kun-
nen een klapband veroorzaken
waardoor u de controle over de
auto kunt verliezen.
Als niet alle banden dezelfde
spanning hebben, kunnen bestu-
ringsproblemen optreden. U kunt
de controle over de auto verliezen.
(Vervolgd)
166
Page 228 of 257

Locatie Patroonzekering MinizekeringOmschrijving
31 —10 A roodKoplampsproeier (voor bepaalde uitvoeringen/
landen)
32 30 A roze —Automatische uitschakeling (ASD), relais 1
33 —10 A roodRij schakelaars / diagnose-aansluiting / regel-
module aandrijflijn (PCM)
34 30 A roze —ABS-module (voor bepaalde uitvoeringen/
landen)/elektronisch stabiliteitsregelsysteem
ESP (voor bepaalde uitvoeringen/landen)
35 40 A groen —ABS-module (voor bepaalde uitvoeringen/
landen)/elektronisch stabiliteitsregelsysteem
ESP (voor bepaalde uitvoeringen/landen)
36 30 A roze —Module passagiersportier (PDM) / module be-
stuurdersportier (DDM)
37 —25 A blancoPower Top-module (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
LET OP!
Let erop dat de kap van de geïn
tegreerde voedingsmodule tijdens
het aanbrengen in de juiste stand
wordt geplaatst en volledig wordt
vergrendeld. Als dit wordt nagela-
ten, kan er water in de geïnte
greerde voedingsmodule komen,
waardoor mogelijk storing in het
elektrische systeem optreedt.
(Vervolgd)
LET OP!(Vervolgd)
Vervang zekeringen uitsluitend
door exemplaren met dezelfde
ampèrewaarde. Wanneer u een ze-
kering vervangt door een zekering
met een hogere ampèrewaarde,
kan het elektrische systeem ge-
vaarlijk overbelast raken. Als
nieuwe zekeringen met de juiste
ampèrewaarde meteen doorbran-
den, is er een defect in het circuit
dat gerepareerd moet worden.
221
Page 245 of 257

Aanhangwagen . . . . . . . . . . . 179
ABS (antiblokkeersysteem) . . . 161
Accu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 203Locatie . . . . . . . . . . . . . . . 203
Achterlichten . . . . . . . . . . . . . 224
Achterruit, onderdelen . . . . . . 114
Achterruitontdooiing . . . . . . . 114
Achteruitkijkspiegels,
elektrisch bediend . . . . . . . . . . 69
Additieven, brandstof . . . . . . . 176
Afstandsbediening Alarmsysteem . . . . . . . . . . . 15
Portiersloten . . . . . . . . . . . . 17
Afstandsbediening autoradio . . 137
Afstandsbediening autoradio
op stuurwiel . . . . . . . . . . . . . 137
Afstandsbediening deurslot,
programmering . . . . . . . . . . . . 15
Afstandsbediening kofferklep . . 22
Afstellen, koplampen . . . . . . . 104
Afvalverwijdering Antivries
(motorkoelvloeistof) . . . . . . 210
Motorolie . . . . . . . . . . . . . . 202
Airbag . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33Airbag-waarschuwings-
lampje
. . . . . . . . . . . 36,39,51,120
Airbag, onderhoud . . . . . . . . . . 39
Airbag, ontplooien van . . . . . . . 38 Airbag, raam (zijgordijn) . . . . . 35
Airco, gebruikstips . . . . . . . . . 144
Airco, koelvloeistof . . . . . 203,204
Airco, onderhoud . . . . . . . . . . 203
Aircofilter . . . . . . . . . . . . 143,204
Aircosysteem . . . . . . . . . . 138,203
Alarm (beveiliging) . . . . . . . . . 15
Alarminstallatie van het
voertuig (beveiliging) . . . . . . . . 15
Alarmsysteem
(beveiliging)
. . . . . . . . . . . 15,124
Alarmsysteem
(diefstalbeveiliging) . . . . . . . . . 15
Algemene informatie . . . . . . . . 15
Antiblokkeersysteem (ABS) . . 161
Antiblokkeersysteem,
waarschuwingslampje . . . . . . 161
Antidiefstalalarm
(diefstalbeveiliging) . . . . . . . . . 15
Antivries (motorkoeling)
. . 209,225
Afvalverwijdering . . . . . . . . 210
Asbakje . . . . . . . . . . . . . . . . 111
Automatisch controlelampje
Olie verversen . . . . . . . . . 123,130
Automatisch ontgrendelen,
portieren . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
Automatisch openen van de
ruiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Automatische koplampen . . . . 101 Automatische
portiervergrendelingen . . . . . 19,20
Automatische
temperatuurregeling (ATC) . . . 138
Automatische
transmissie . . . . . . . . . . . 149,213
Bereik van de
versnellingen . . . . . . . . . . . 152
Soort vloeistof . . . . . . . . . . 213
Speciale additieven . . . . . . . 213
Vloeistof en filter
vervangen . . . . . . . . . . . . . 214
Vloeistof toevoegen . . . . . . . 214
Vloeistofpeil controleren . . . 214
Automatische
versnellingsbak . . . . . . . . . 12,148 Keuze van de
smeervloeistof . . . . . . . . . . 227
Vloeistof toevoegen . . . . . . . 227
Autostick . . . . . . . . . . . . . . . 156
Bagage laden . . . . . . 112,113,222
Banden . . . . . . . . . . . . . . 52,166 Algemene informatie . . . . . . 166
Bandenspanning . . . . . . . . . 166
Controlesysteem voor
bandenspanning . . . . . . . . . 171
Hoge snelheden . . . . . . . . . 168
Levensduur van
de banden . . . . . . . . . . . . . 169
238