display Lancia Lybra 2004 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2004, Model line: Lybra, Model: Lancia Lybra 2004Pages: 283, PDF Size: 3.16 MB
Page 98 of 283

97
Snel vooruit/achteruit zoeken
(TRACK FAST)Hiermee kunt u een muziekstuk
“versneld” en met laag volume beluis -
teren:
– VOORUIT: druk op toets 17 en
houd de toets ingedrukt.
– TERUG: druk op toets 18 en houd
de toets ingedrukt.
Muziekstuk herhalen
(TRACK REPEAT)
Hiermee kunt u het beluisterde mu-
ziekstuk continu herhalen: druk op
toets 1, op het display verschijnt het
opschrift “TRK ON”.
Als de TRACK REPEAT-functie is
geactiveerd, kan altijd een ander
muziekstuk worden gekozen.
Druk om de functie te onderbreken
op toets 1 : op het display verschijnt
het opschrift “TRK OFF”. CD herhalen (REPEAT)
Druk voor herhaling van de CD op
toets 2: op het display verschijnt het
opschrift “RPT CD”.
Als de functie is geactiveerd, kan al-
tijd een andere CD worden gekozen.
Druk om de functie te onderbreken
op toets 2 : op het display verschijnt
het opschrift “RPT MAG”.
Muziekstukken in willekeurige
volgorde beluisteren
(TRACK RANDOM)
Druk om de functie te activeren op
toets 3: op het display verschijnt het
opschrift “RND ON”. De muziek-
stukken op de geselecteerde CD wor-
den in willekeurige volgorde afge-
speeld.
Druk om de functie uit te schakelen
op toets 3 : op het display verschijnt
het opschrift “RND OFF”.
BELANGRIJK De functie TRACK
RANDOM kan niet worden gecombi-
neerd met de functies TRACK RE-
PEAT en REPEAT.CD-speler uitschakelen
Druk op toets MODE 7om weer
naar de radio of de cassettespeler te
kunnen luisteren.
BELANGRIJK U kunt de verkeers -
informatie onderbreken op het mo-
ment dat de informatie wordt uitge-
zonden. Het blijft dan mogelijk even-
tuele volgende verkeersinformatie te
beluisteren, door kort op toets TP/AF
11 te drukken.
Weergave van de werking van
de CD-speler Druk kort op toets EXP 14. Op het
display wordt aangegeven welke spe-
ciale functies gekozen zijn (bijv.:
“TRK ON”).
Page 101 of 283

100
AUTOMATISCHE KLIMAATREGELING: VERWARMING,
VENTILATIE EN AIRCONDITIONING
(indien aanwezig)
fig. 98
P4T0038
1- Display ingestelde interieurtem-
peratuur (bestuurderszijde).
2 - Draaiknop voor regeling van de
interieurtemperatuur (bestuurders -
zijde).
3 - Display ingestelde interieurtem-
peratuur (passagierszijde).
4 - Draaiknop voor regeling van de in-
terieurtemperatuur (passagiers zijde).
5 - Toetsen voor de instellingen van
de luchtverdeling.
6 - Toetsen voor het regelen van de
aanjagersnelheid.
7 - Ingestelde luchtverdeling.
8 - Ingestelde aanjagersnelheid.
9 - Buitentemperatuur (in graden
Celsius).
10 - Toets voor in-/uitschakeling
maximale ontdooiing/ontwaseming
voorruit, zijruiten voor, achterruit en
buitenspiegels.
11 - Toets voor in-/uitschakeling
achterruit- en spiegelverwarming.
Page 103 of 283

102
Als één of meerdere functies hand-
matig zijn ingesteld, blijft de tempe-
ratuur van de in het interieur inge-
voerde lucht automatisch door het
sys teem geregeld, behalve bij uitge-
schakelde compressor (indien aan -
wezig):in deze situatie kan de tempe-
ratuur van de in het interieur inge-
voerde lucht niet lager zijn dan de
buitentemperatuur.
BEDIENINGSKNOPPEN (fig. 98)
Draaiknop voor regeling van de
luchttemperatuur (2, 4 - fig. 98)
Als u de knop naar links of naar
rechts draait, verhoogt of verlaagt u de
luchttemperatuur respectievelijk aan
de linkerzijde (draaiknop 2 ) of aan de
rechterzijde (draaiknop 4) van het
interieur. De ingestelde temperaturen
verschijnen op de schermen 1 en 3
onder de respectievelijke knoppen.
Als u knop 14 (MONO) indrukt,
wordt de temperatuur aan bestuur-
ders- en passagierszijde automatisch
gesynchroniseerd, waarna u de tempe-
ratuur in de twee gedeelten met
draaiknop 2aan bestuurderszijde kunt
regelen. Met deze functie kan de tem-
peratuur in het interieur makkelijk ge- regeld worden, als alleen de bestuur-
der in de auto zit. De gescheiden tem-
peratuurregeling wordt automatisch
weer hervat als u draaiknop
4bedient.
Als u de toets helemaal naar rechts
of helemaal naar links draait, tot aan
de uiterste waarden HI of LO, wordt
respectievelijk de functie van de
maximale verwarming of de maxi-
male koeling ingeschakeld:
– Functie HI (maximale verwar-
ming):wordt ingeschakeld door op het
display een temperatuur in te stellen
boven 32°C. Deze functie kan worden
geactiveerd voor alleen de bestuur-
derszijde of de passagierszijde of voor
beide zijden (ook door het selecteren
van de functie MONO). Deze functie
kan worden ingeschakeld als u de
lucht in het interieur zo snel mogelijk
wilt verwarmen, waarbij maximaal
gebruik gemaakt wordt van de moge-
lijkheden van het systeem. Deze func-
tie maakt gebruik van de maximale
temperatuur van de verwarmings -
vloeistof, terwijl de luchtverdeling en
de snelheid van de aanjager door het
systeem worden ingesteld op basis
van de omgevingsomstandigheden.
Als de verwarmingsvloeistof niet
warm genoeg is, schakelt het systeem niet onmiddellijk de maximale aan
-
jagersnelheid in, om de invoer van te
koude lucht in het interieur te be-
perken. Als deze functie is inge-
schakeld zijn alle handmatige instel-
lingen toegestaan. Voor het uit-
schakelen van de functie is het vol-
doende om de op het display inge-
stelde temperatuur te verlagen tot een
waarde onder 32 °C.
– Functie LO (maximale koeling):
wordt ingeschakeld door op het dis -
play een temperatuur in te stellen on-
der 18 °C. Deze functie kan worden
geactiveerd voor alleen de bestuur-
derszijde of de passagierszijde of voor
beide zijden (ook door het selecteren
van de functie MONO).
Deze functie kan worden inge-
schakeld als u de lucht in het interieur
zo snel mogelijk wilt koelen, waarbij
maximaal gebruik gemaakt wordt
van de mogelijkheden van het sys -
teem. Deze functie schakelt de ver -
warming uit, schakelt de luchtrecir-
culatie en de aircocompressor (indien
aanwezig) in, terwijl de luchtverde-
ling en de snelheid van de aanjager
worden ingesteld op basis van de om-
gevingsomstandigheden. Als deze
Page 104 of 283

103
functie is ingeschakeld zijn alle hand-
matige instellingen toegestaan. Voor
het uitschakelen van de functie is het
voldoende om de op het display inge-
stelde temperatuur te verhogen tot
een waarde boven 18 °C.
Toetsen voor het regelen van de
aanjagersnelheid (6 - fig. 98)Als u respectievelijk de bovenste of
onderste toets indrukt, wordt de
aanjagersnelheid verhoogd of ver-
laagd en daarmee de hoeveelheid
lucht die in het interieur wordt inge-
voerd. Zo wordt de gewenste tempe-
ratuur gehandhaafd.
De aanjagersnelheid wordt weerge-
geven door de verlichte streepjes op
het display 8 . Als u meerdere keren
op de bovenste toets drukt, wordt de
maximale aanjagersnelheid inge-
schakeld (alle streepjes verlicht); als
u meerdere keren op de onderste toets
drukt, wordt de functie uitgeschakeld
(geen enkel streepje verlicht). BELANGRIJK
Op uitvoeringen met
airconditioning (indien aanwezig)
kan de aanjager alleen worden uitge-
schakeld als de aircocompressor al is
uitgeschakeld met toets ECON. Voor
het hervatten van de automatische
werking van de aanjager na een
handmatige instelling, moet toets
AUTO worden ingedrukt.
Toetsen voor de instellingen van
de luchtverdeling (5 - fig. 98) Als u op één van de toetsen 5drukt,
kunt u handmatig één van de 5
instellingen voor de luchtverdeling in
het interieur kiezen:
OLucht uit de uitstroomopeningen
in het midden en aan de zijkant van
het dashboard en uit de uit stroom -
opening achter.
MLucht uit de luchtroosters van de
beenruimten (warmere lucht), de
uitstroomopeningen in het midden en
aan de zijkant van het dashboard en
uit de uitstroomopening achter
(koelere lucht). Deze luchtverdeling is bijzonder
nuttig in de gematigde seizoenen
(voor- en najaar) als de zon schijnt.
NLucht uit de luchtroosters van
de verschillende beenruimten voor
en achter.
Met deze luchtverdeling kan, door-
dat warme lucht stijgt, het interieur
op de snelste manier worden
verwarmd waarbij bovendien de
koudste delen van het lichaam snel
warm aanvoelen.
QLucht uit de luchtroosters van de
beenruimten en de luchtroosters voor
de ontdooiing en ontwaseming van de
voorruit en de zijruiten voor.
Deze luchtverdeling zorgt voor een
goede verwarming van het interieur
en voorkomt het eventuele beslaan
van de ruiten.
üLucht uit de luchtroosters voor
de ontdooiing en ontwaseming van de
voorruit en de zijruiten voor.
Page 105 of 283

104
BELANGRIJKHet systeem accep-
teert geen vorm van luchtverdeling
die verschilt van de hiervoor beschre-
ven combinaties. Als een vorm van
lucht verdeling wordt gekozen die niet
uitvoerbaar is, wordt alleen de
belang rijkste functie van de inge-
drukte toets geactiveerd.
De ingestelde luchtverdeling wordt
op het display 7weergegeven.
Als een gecombineerde functie is in-
gesteld, wordt na het indrukken van
een toets alleen de belangrijkste func-
tie van de ingedrukte toets geacti-
veerd. Als daarentegen een toets van
een reeds ingestelde functie wordt in-
gedrukt, dan blijft de functie ge -
handhaafd.
Voor het hervatten van de automa-
tische werking van de luchtverdeling
na een handmatige instelling, moet
toets AUTO worden ingedrukt.
Toets AUTO (automatische
werking) (15 - fig. 98) Als toets AUTO wordt ingedrukt, re-
gelt het systeem automatisch de hoe-
veelheid en de verdeling van de in het
interieur ingevoerde lucht en worden
alle voorafgaande handmatige instel- lingen gewist. Dit wordt aangeven door
het branden van het lampje op de toets.
Als het lampje op toets AUTO ge-
doofd is, geeft dit aan dat al één of
meerdere handmatige instellingen zijn
uitgevoerd en dat het systeem daarom
niet volledig automatisch werkt
(behalve de temperatuurregeling die
per definitie automatisch is), of dat
het systeem is uitgeschakeld (lampje
op de toets OFFbrandt).
Toets ECON (uitschakeling
aircocompressor) (indien
aanwezig) (13 - fig. 98) Als toets ECON wordt ingedrukt,
schakelt de aircocompressor uit. Dit
wordt aangegeven door het branden
van het lampje op de toets.
Als de aircocompressor wordt uitge-
schakeld, dooft het lampje op de toets
A UTO en wordt de automatische
werking van de luchtrecirculatie blij-
vend uitgeschakeld (om het eventuele
beslaan van de ruiten te voorkomen). BELANGRIJK
Met uitgeschakelde
aircocompressor is het niet mogelijk
lucht in het interieur in te voeren met
een temperatuur die lager is dan de
buitentemperatuur; bovendien kun-
nen (in bijzondere omstandigheden)
de ruiten zeer snel beslaan omdat de
lucht niet gedroogd kan worden.
De uitschakeling van de aircocom-
pressor blijft in het geheugen opgesla-
gen ook als de motor wordt uitgezet.
Voor het opnieuw automatisch in-
schakelen van de aircocompressor moet
toets ECON of toets AUTO worden in-
gedrukt (in dit laatste geval worden de
andere handmatige instellingen gewist);
het lampje op toets ECONdooft.
De automatische inschakeling van
de aircocompressor wordt weer inge-
schakeld, ook als de luchtrecirculatie
handmatig wordt ingeschakeld (om
het eventuele beslaan van de ruiten te
voorkomen).
Bij uitgeschakelde compressor, kan
de in het interieur ingevoerde lucht
niet gekoeld worden. Er zijn nu twee
mogelijkheden:
– als de buitentemperatuur lager is
dan de ingestelde temperatuur, werkt
Page 106 of 283

105
het systeem normaal en kan het de in-
gestelde temperatuur bereiken en
handhaven, ook bij uitgeschakelde
compressor;– als de buitentemperatuur hoger is
dan de ingestelde temperatuur, kan
het systeem niet aan de wens voldoen.
Dit wordt aangegeven door het drie
keer knipperen van de buitentempe-
ratuur op het display 1 en 3van de
ingestelde temperatuur.
Toets MONO (ingestelde
temperaturen synchroniseren)
(14 - fig. 98)
Als u toets MONOindrukt, wordt de
temperatuur aan bestuurders- en pas-
sagierszijde automatisch gesynchro-
niseerd. Ook kunt u de temperatuur
in de twee gedeelten synchroniseren
door draaiknop 2 aan bestuurderszijde
te draaien. Met deze functie kan de
temperatuur in het interieur makkelijk
geregeld worden, als alleen de bestuur-
der in de auto zit.
De gescheiden temperatuurregeling
wordt automatisch weer hervat als de
passagier draaiknop 4bedient. Toets voor in-/uitschakeling
luchtrecirculatie (12 - fig. 98)
Er zijn drie mogelijkheden:
– automatische werking (lampje op
de toets gedoofd);
– automatische inschakeling (recir-
culatie altijd ingeschakeld); het
groene lampje op de toets brandt;
– automatische uitschakeling (recir-
culatie altijd uitgeschakeld met lucht -
toevoer van buiten); het gele lampje
op de toets brandt.
Deze drie mogelijkheden kunnen
worden ingeschakeld door meerdere
keren op de recirculatietoets ( 12) te
drukken.
Als de recirculatie-functie automa-
tisch wordt geregeld, blijft het lampje
op de recirculatietoets altijd gedoofd
(er wordt niet weergegeven of de re-
circulatie is in- of uitgeschakeld,
ON/OFF). Bij de automatische werking wordt
de recirculatie automatisch inge-
schakeld, ook wanneer de luchtkwa-
liteitsensor de aanwezigheid van ver-
vuilde lucht signaleert, bijvoorbeeld
tijdens het rijden in de stad, in een
file, in tunnels en als de ruiten-
sproeiers worden ingeschakeld (met
de typische zeepgeur).
Als de recirculatie handmatig is inge-
schakeld (groene lampje = recirculatie,
gele lampje = lucht van buiten), blijft
het lampje op toets AUTObranden als
alle andere functies (luchtverdeling,
luchtopbrengst …) automatisch blij-
ven geregeld. Op dezelfde manier blijft
als op toets AUTO wordt gedrukt,de
recirculatie geregeld zoals u dat wilt.
BELANGRIJK Bij ingeschakelde re-
circulatie worden, afhankelijk van de
werking van het systeem (voor
verwarmen of koelen van het inte-
rieur), de gewenste instellingen snel-
ler bereikt. Het is echter niet raad-
zaam deze functie handmatig in te
schakelen op regenachtige of koude
dagen omdat dan de ruiten aan de
binnenzijde aanzienlijk sneller kun-
nen beslaan, vooral als de aircondi-
tioning niet is ingeschakeld.
Page 107 of 283

106
Bij bepaalde weersom-
standigheden (bijv: lage
buitentemperatuur of hoge
luchtvochtigheid) en als de recir-
culatie in het interieur automa -
tisch wordt geregeld, kunnen de
ruiten beslaan. Druk in dit geval
op de recirculatietoets, voor lucht-
toevoer van buiten (gele lampje) en
verhoog eventueel de luchtstroom
naar de voorruit.
Toets voor snelle ontwaseming/
ontdooiing van de ruiten
(10 - fig. 98)
Als u deze toets indrukt, activeert de
klimaatregeling, onafhankelijk van de
werking van het systeem, automa tisch
(ongeveer 180 seconden) alle functies
die noodzakelijk zijn voor een snelle
ontwaseming/ontdooiing van de voor-
ruit en de zijruiten voor, namelijk:
– inschakeling aircocompressor (in-
dien aanwezig)
– uitschakeling luchtrecirculatie, in-
dien ingeschakeld – instelling maximale luchttempera-
tuur (HI) op beide displays
– inschakeling maximale aanjager-
snelheid
– lucht naar luchtroosters van de
voorruit en de zijruiten voor
inschakeling verwarming van de
achterruit en de buitenspiegels.
Als de functie voor maximale ontwa-
seming/ontdooiing is ingeschakeld,
gaan het lampje op de betreffende
toets, het lampje op de toets van de
achterruitverwarming en het gele
lampje op de recirculatietoets bran-
den. De lampjes op de toetsen ECON,
AUTO en OFF doven daarentegen.
BELANGRIJK Als de motor nog
niet op bedrijfstemperatuur is, wordt
de maximale snelheid van de aan jager
niet direct ingeschakeld, om toevoer
van nog te koude lucht voor de
ontwaseming van de ruiten, te be-
perken.
Als de functie voor maximale ont -
waseming/ontdooiing is ingeschakeld,
kunnen alleen de aanjagersnelheid en
de uitschakeling van de achterruit-
verwarming handmatig worden ge -
regeld. Als u daarentegen opnieuw op de toets
voor maximale ontwaseming/ ont -
dooiing drukt of op de recirculatietoet-
sen ECON, AUTOof OFF, schakelt het
systeem de functie voor maximale
ontwaseming/ontdooiing uit, en worden
de functies die hiervoor waren ingesteld
weer geactiveerd en eventueel ook de
laatst ingestelde functie.
Toets voor ontwaseming/
ontdooiing achterruit en
buitenspiegels (11 - fig. 98)
Als u op deze toets drukt, schakelt
de ontwaseming/ontdooiing van de
achterruit en de buitenspiegels in. Het
lampje op de toets gaat branden als
deze functie wordt ingeschakeld.
De functie schakelt na ongeveer 10
minuten automatisch uit, of als
opnieuw de toets wordt ingedrukt. De
functie wordt ook uitgeschakeld als u
de motor uitzet en blijft uitgeschakeld
als u de motor opnieuw start.
BELANGRIJK Plak geen stickers of
andere plaatjes op de elektrische
weerstandsdraden aan de binnenzijde
van de achterruit, om beschadiging
van de achterruitverwarming te voor -
komen.
Page 109 of 283

108
ALGEMENE INFORMATIEDe auto is uitgerust met een klimaat -
regeling met gescheiden luchttempe-
ratuurregeling voor bestuurders- en
passagierszijde, die geregeld wordt
door een elektronische regeleenheid.
Voor een optimale temperatuur -
regeling in de twee ruimtes van het
interieur, is het systeem ook uitgerust
met een dubbele zonnestralingssensor.
Het systeem is uitgerust met een
lucht kwaliteitsensor die automatisch
de luchtrecirculatie kan inschakelen
om de onaangename effecten van ver-
vuilde lucht, tijdens het rijden in de
stad, in de file en in tunnels, en door
het inschakelen van de ruitensproeiers
(zeepgeur), te verminderen.
De luchtkwaliteit wordt bovendien
gegarandeerd door het pollenfilter
met actieve kooldeeltjes. Hierin wor-
den de in de lucht verspreide deeltjes
twee keer gefilterd, waardoor de lucht
schoner wordt. De klimaatregeling controleert en re-
gelt automatisch de volgende para-
meters en functies:
– temperatuur ingevoerde lucht
in het interieur (gescheiden voor de
bestuurders- en passagierszijde)
– aanjagersnelheid (traploze rege-
ling)
– luchtverdeling
– in-/uitschakeling recirculatie
– in-/uitschakeling aircocompressor
(indien aanwezig).
De luchtopbrengst in het interieur is
onafhankelijk van de snelheid van de
auto en wordt elektronisch geregeld
door de aanjager.
Het is mogelijk de instelling van de
volgende functies handmatig te ver -
anderen:
– aanjagersnelheid (traploze rege-
ling)
– luchtverdeling
– in-/uitschakeling recirculatie
– in/uitschakeling aircocompressor
(indien aanwezig). BELANGRIJK
De handmatige in-
stellingen hebben voorrang boven de
automatische instellingen en blijven
in het geheugen opgeslagen totdat de
gebruiker de regeling weer overlaat
aan het automatische systeem. De
handmatig gekozen instellingen blij-
ven opgeslagen als de motor wordt
uitgezet en weer hersteld als de motor
opnieuw wordt gestart.
De functies die niet handmatig zijn
gewijzigd, blijven automatisch gere-
geld.
De luchttemperatuur in het interieur
wordt altijd automatisch geregeld
(behalve als het systeem is uitge-
schakeld), op basis van de ingestelde
temperaturen op de displays van de
bestuurder en de passagier.
Page 112 of 283

111
fig. 101
P4T0025
HENDELS AAN HET
STUUR
HENDEL LINKSMet de linker hendel bedient u de
buitenverlichting en de richting -
aanwijzers. De buitenverlichting
werkt uitsluitend als de contactsleu-
tel in stand MARstaat.
Als de buitenverlichting wordt inge-
schakeld, gaan ook de instrumenten-
paneelverlichting en de verschillende
bedieningsknoppen branden en lich-
ten de displays op het instrumenten-
paneel en de tunnelconsole op. Buitenverlichting (fig. 99)
Draai de schakelaar A van stand å
in stand 6 . Op het instrumenten -
paneel gaat het controlelampje 3
branden.
Dimlicht (fig. 99)
Draai de schakelaar A van stand 6
in stand 2.
Grootlicht (fig. 100) Druk de hendel naar voren als de
schakelaar in dimstand 2 staat. Op
het instrumentenpaneel gaat het con-
trolelampje 1branden.
Het grootlicht wordt uitgeschakeld
als u de hendel naar het stuur trekt. Richtingaanwijzers (pijlen) -
(fig. 101)
Plaats de hendel:
naar boven - rechter richtingaanwij-
zer ingeschakeld
naar beneden - linker richting aan -
wijzer ingeschakeld.
Op het instrumentenpaneel knippert
het waarschuwingslampje ŸofΔ.
Als u de hendel in de middelste stand
zet of als de auto weer rechtuit rijdt,
schakelen de richtingaanwijzers auto-
matisch uit. Als u kort richting aan wilt
geven, drukt u de hendel iets naar bo-
ven of beneden zonder dat de hendel
vergrendelt. Zodra u de hendel loslaat,
gaat deze automatisch terug.
fig. 99
P4T0023
fig. 100
P4T0024
Page 145 of 283

144
AUTORADIO
De auto is uitgerust met een com-
plete autoradio.
De autoradio is geïntegreerd in het
multifunctionele display en kan wor-
den uitgerust met een CD-speler en
een hifi-systeem.
ICS van Lancia (Integrated
Control System) met
navigatiesysteem (indien
aanwezig)
De beschrijving van het ICS van
Lancia bij de uitvoering met naviga-
tiesysteem en specifieke werking van
de autoradio vindt u in het bijge-
voegde supplement, dat samen met het instructieboekje bij de auto wordt
geleverd.
LUIDSPREKERS
Luidsprekers voor (fig. 176)
De luidsprekers voor bevinden zich
in de voorportieren.
A - Tweeter (behalve uitvoeringen
met BOSE hifi-systeem)
B - Woofer.
Luidsprekers achter (fig. 177) De luidsprekers achter C bevinden
zich in de achterportieren (alleen uit-
voeringen met BOSE hifi-systeem). Luidsprekers op de hoedenplank
(fig. 178)
De auto is ook voorzien van luid-
sprekers Daan beide uiteinden van de
hoedenplank.
fig. 176
P4T0106
fig. 177
P4T0107
fig. 178
P4T0108