ESP Lancia Musa 2005 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2005, Model line: Musa, Model: Lancia Musa 2005Pages: 338, PDF Size: 5.29 MB
Page 139 of 338

AANWIJZINGEN VOOR HET
GEBRUIK VAN HET TPMS
Storingsmeldingen worden niet opgeslagen en
worden dus niet aangegeven als de motor wordt
uitgezet en vervolgens weer wordt gestart. Als de
storingen blijven bestaan, stuurt de regeleenheid de
betreffende meldingen pas naar het
instrumentenpaneel als de auto een korte tijd rijdt.
BELANGRIJK Het TPMS is niet in staat om te
waarschuwen voor een plotselinge vermindering van
de bandenspanning (bijvoorbeeld bij een
klapband). Zet in dat geval de auto stil door
voorzichtig te remmen en maak daarbij geen
plotselinge stuurbewegingen.
BELANGRIJK Het omwisselen van de voorwielen
en de achterwielen of het vervangen van de normale
banden door winterbanden en omgekeerd, vereist
ook een aanpassing van het TPMS, die uitsluitend
door de Lancia-dealer mag worden uitgevoerd.
BELANGRIJK Het TPMS vereist het gebruik van
speciale apparatuur. Raadpleeg de Lancia-dealer
over de accessoires die geschikt zijn voor het
systeem (wielen, wieldeksels enz.) Het gebruik van
andere accessoires kan de normale werking van het
systeem verhinderen.
Vanwege de speciale eigenschappen van de
ventielen mag er voor de reparatie van bandenalleen afdichtvloeistof gebruikt worden die
goedgekeurd is door Lancia; het gebruik van andere
vloeistoffen kan de juiste werking van het systeem
verhinderen.
BELANGRIJK De bandenspanning kan variëren
afhankelijk van de buitentemperatuur. Het TPMS
kan tijdelijk een te lage bandenspanning signaleren.
Controleer in dat geval de bandenspanning bij
koude banden en herstel, indien nodig, de juiste
spanning.
BELANGRIJK Als de auto is uitgerust met het
TPMS moeten bij het monteren/demonteren van de
banden en/of de velgen speciale voorzorgsmaat-
regelen in acht worden genomen. Om te voorkomen
dat de sensoren beschadigen of verkeerd
gemonteerd worden, mogen de banden en/of de
velgen uitsluitend door gespecialiseerd personeel
vervangen worden. Wendt u tot de Lancia-dealer.
BELANGRIJK Als de auto is uitgerust met het
TPMS moet bij het demonteren van een band, ook
het rubber van het ventiel vervangen worden.
Wendt u tot de Lancia-dealer.
BELANGRIJK Als na het gebruik van de snelle
reparatieset Fix&Go en na het herstel van de
oorspronkelijke situatie, op het instrumentenpaneel
de melding van de lekke band blijft weergegeven,
wendt u dan tot de Lancia-dealer.
138
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
Page 151 of 338

VEILIGHEIDSGORDELS
GEBRUIK VAN DE VEILIGHEIDSGORDELS
VOOR EN AAN DE ZIJKANT ACHTER
Ga goed rechtop zitten, steun tegen de rugleuning en leg dan de
gordel om.
Maak de gordels vast door de gesp A in de sluiting B te drukken,
totdat hij hoorbaar blokkeert.
Als tijdens het uittrekken van de gordel de rolautomaat blokkeert,
laat dan de gordel een stukje teruglopen en trek de gordel vervolgens
weer geleidelijk uit.
Voor het losmaken van de gordel moet u op de knop C drukken.
Begeleid de gordel tijdens het teruglopen om te voorkomen dat de
gordelband draait.
Via de rolautomaat wordt de lengte van de gordel automatisch
aangepast aan het postuur van de drager, waarbij voldoende
bewegingsruimte overblijft.
Als de auto op een steile helling staat, kan de rolautomaat blokkeren;
dit is een normaal verschijnsel. Bovendien blokkeert de rolautomaat
als u de gordel snel uittrekt. Hij blokkeert ook bij hard remmen,
botsingen en bij hoge snelheden in bochten.
De achterbank is voorzien van driepunts-veiligheidsgordels met
rolautomaat.
De veiligheidsgordels achter moeten worden omgelegd zoals is
aangegeven in het afgebeelde schema.
150
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
L0D0126m
ATTENTIEDruk tijdens het rijden niet op de knop C.
L0D0309m
Page 154 of 338

GEBRUIK VAN DE VEILIGHEIDSGORDEL VAN DE ZITPLAATS
MIDDENACHTER
De veiligheidsgordel is uitgerust met twee sluitingen en twee gespen.
Voor het gebruik van de veiligheidsgordel moet u de gespen uit de
zittingen H en P van de rolautomaat halen en de gordel voorzichtig en
rustig uittrekken om te voorkomen dat de gordelband draait. Druk
vervolgens de gesp G in de sluiting L die voorzien is van een knop M.
Om de gordel om te leggen, moet de gordel nog iets verder worden
uitgetrokken en gesp I in sluiting N worden gestoken.
Om de gordel los te maken: druk op de knop O. Begeleid de gordel
tijdens het teruglopen om te voorkomen dat de gordelband draait.
Bagageruimte vergroten: maak de sluiting los door op de knop M te
drukken en begeleid de gordel tijdens het teruglopen om te
voorkomen dat de gordelband draait; plaats de gesp I in de zitting P
en de gesp G in de zitting H in de rolautomaat.
BELANGRIJK Als de zitplaatsen weer in de normale stand staan,
moet de gordel weer gebruiksklaar zijn (zoals hiervoor beschreven).
153
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
L0D0310m
Bedenk dat achterpassagiers die geen gordel dragen, tijdens een ernstig ongeval
niet alleen zelf aan gevaar worden blootgesteld maar ook gevaar opleveren voor
de inzittenden voor.
ATTENTIE
L0D0311m
Page 176 of 338

175
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
STARTEN VAN DE MOTOR ................................ 176
PARKEREN .......................................................... 179
GEBRUIK VAN DE VERSNELLINGSBAK............ 180
GEBRUIK VAN DE VERSNELLINGSBAK MET DUAL
FUNCTION SYSTEM ............................................ 181
BRANDSTOFBESPARING .................................... 192
TREKKEN VAN AANHANGERS ......................... 195
WINTERBANDEN ................................................ 198
SNEEUWKETTINGEN ........................................ 199
AUTO LANGERE TIJD STALLEN ...................... 200
STARTEN EN RIJDEN
Page 193 of 338

BRANDSTOFBESPARING
Hierna volgen enkele nuttige tips, waardoor het
brandstofverbruik zo laag mogelijk blijft en de uit-
stoot van schadelijke uitlaatgassen zoveel mogelijk
beperkt wordt.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Onderhoud van de auto
Zorg voor een goed onderhoud van de auto door de
controles en registraties die in het
“Onderhoudsschema” staan vermeld, te laten uit-
voeren.Banden
Controleer regelmatig, ten minste een keer per
maand, de spanning van de banden: als de span-
ning te laag is, wordt de weerstand groter en neemt
het verbruik toe.
Overbodige bagage
Rijd niet met een overbeladen bagageruimte. Het
gewicht van de auto (vooral in stadsverkeer) en de
wieluitlijning hebben grote invloed op het brand-
stofverbruik en de stabiliteit.
192
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
Page 196 of 338

TREKKEN VAN AANHANGERS
BELANGRIJKE TIPS
Voor het trekken van aanhangwagens of caravans
moet de auto uitgerust zijn met een trekhaak van
een goedgekeurd type en een adequate elektrische
installatie. De montage van de trekhaak moet door
gespecialiseerd personeel worden uitgevoerd. Ook
moet documentatie worden overhandigd m.b.t. het
rijden met een aanhanger.
Monteer zonodig speciale en/of extra achteruitkijk-
spiegels, waarmee u voldoet aan de geldende ver-
keerswetgeving.
Let er op dat het maximum klimvermogen van de
auto door het gewicht van een aanhanger of cara-
van wordt beperkt. Ook de remweg wordt langer en
u hebt langer de tijd nodig om in te halen.Schakel een lage versnelling in tijdens het afdalen
om te voorkomen dat u constant moet remmen.
Het gewicht van de aanhanger dat op de trekhaak
rust, moet worden afgetrokken van het laadvermo-
gen van de auto. Om er zeker van te zijn dat u het
maximum toelaatbaar aanhangergewicht niet over-
schrijdt, moet u er rekening mee houden dat het
maximum betrekking heeft op het totale gewicht
van de aanhangwagen of caravan, inclusief acces-
soires en bagage.
Houdt u aan de snelheidsbeperkingen die voor
auto’s met aanhanger gelden. U mag in geen geval
harder rijden dan 100 km/h.
195
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
ATTENTIE
Voer in geen geval modificaties aan het remsysteem van de auto uit. Het remsys-
teem van de aanhanger moet geheel onafhankelijk van het hydraulisch remsys-
teem van de auto worden bediend.
ATTENTIE
Het ABS waarmee de auto is uitgerust, werkt niet op het remsysteem van de aan-
hanger. Wees daarom extra voorzichtig op gladde wegen.
Page 197 of 338

196
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
TREKHAAK MONTEREN
De trekhaak moet door gespecialiseerd personeel
aan de carrosserie worden bevestigd waarbij de
richtlijnen die hierna zijn opgenomen, moeten wor-
den aangehouden. Deze richtlijnen worden eventu-
eel aangevuld door extra informatie van de fabri-
kant van de trekhaak.
De te installeren trekhaak moet voldoen aan de
huidige ECE-normen 94/20 en daarop volgende
wijzigingen.
Voor iedere uitvoering moet een trekhaak worden
gebruikt die geschikt is voor het maximale aan-
hangergewicht van de auto waarop de trekhaak
wordt bevestigd.
Voor de elektrische aansluiting moet een gestan-
daardiseerde stekkerverbinding worden gebruikt
die kan worden bevestigd op de daarvoor bestemde
steun op de trekhaak. Bovendien moet op de auto
een regeleenheid voor de buitenverlichting van de
aanhanger worden geïnstalleerd. Voor de elektrische aansluiting moet een 7- of 13-
polige 12VDC stekkerverbinding (CUNA/UNI- en
ISO/DIN-normen) worden gebruikt, waarbij even-
tuele aanwijzingen van de fabrikant van de auto
en/of van fabrikant van de trekhaak moeten wor-
den opgevolgd.
Een eventueel elektrisch geregelde rem of een ander
systeem (lier enz.) moet rechtstreeks op de accu
worden aangesloten met een kabel met een diame-
ter van minimaal 2,5 mm
2.
BELANGRIJK De elektrisch geregelde rem of lier
kan alleen gebruikt worden als de motor is inge-
schakeld.
Naast de op het schema aangegeven aansluitingen,
is slechts een aansluiting voor een eventuele elek-
trisch geregelde rem toegestaan en een voor een
15W-gloeilamp voor de binnenverlichting van de
caravan.
Gebruik voor de aansluitingen de aparte module
met een kabel vanaf de accu met een diameter van
ten minste 2,5 mm
2.
Page 200 of 338

199
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
SNEEUWKETTINGEN
Het gebruik van sneeuwkettingen is afhankelijk
van de voorschriften van het land waar wordt gere-
den.
De sneeuwkettingen mogen alleen op de voorwielen
gemonteerd worden (aangedreven wielen). Wij
raden u het gebruik aan van sneeuwkettingen uit
het Lancia Lineaccessori-programma.
Controleer na enkele meters rijden of de kettingen
nog goed gespannen zijn.BELANGRIJK Het noodreservewiel is niet geschikt
voor de montage van sneeuwkettingen. Als u een
lekke voorband hebt, kunt u het noodreservewiel
op de achteras plaatsen en het achterwiel op de
vooras. Zo hebt u op de vooras twee normale wie-
len waarop u sneeuwkettingen kunt monteren.
BELANGRIJK Op banden met bandenmaat 205/50
R16 87V kunnen geen sneeuwkettingen worden
gemonteerd.
Banden waarop sneeuwkettingen gemonteerd kunnen worden
185/65 R14 86T
195/60 R15 88TType sneeuwketting dat gebruikt moet worden
Sneeuwkettingen met normale afmetingen
met maximale dikte boven het profiel van de band: 12
mm.
Beperk de snelheid als u sneeuwkettingen gebruikt; rijdt niet harder dan 50 km/h. Vermijd
kuilen, stoepranden en andere obstakels en rijd, om de auto en het wegdek niet te beschadi-
gen, geen lange stukken op sneeuwvrije wegen.
De banden waarop sneeuwkettingen gemonteerd kunnen worden en het type sneeuwketting staan
aangegeven in de tabel; houdt u strikt aan deze tabel.
Page 201 of 338

AUTO LANGERE TIJD
STALLEN
Tref de volgende maatregelen als de auto enkele
maanden niet wordt gebruikt:
❒zet de auto in een overdekte, droge en goed
geventileerde ruimte;
❒schakel een versnelling in;
❒zorg ervoor dat de handrem is aangetrokken;
❒maak de minkabel los van de accu en controleer
de acculading. Gedurende het stallen moet deze
controle iedere drie maanden worden herhaald.
Laad de accu op als de optische meter een don-
kere kleur heeft zonder een groen middenstuk;
❒maak de gespoten plaatdelen schoon en behan-
del ze met een beschermende was;
❒reinig en conserveer de glimmende metalen
delen met daarvoor geschikte middelen;❒smeer de wisserrubbers van de ruitenwissers en
achterruitwisser in met talkpoeder en laat ze los
van de ruit staan;
❒zet de ruiten een klein stukje open;
❒dek de auto af met een stoffen of een ademende
kunststof hoes. Gebruik geen dichte plastic hoes,
omdat het in en op de auto aanwezige vocht dan
niet kan verdampen.
❒breng de bandenspanning 0,5 bar boven de nor-
maal voorgeschreven spanning en controleer
deze regelmatig;
❒als u de accukabels niet loskoppelt, moet de
lading iedere maand gecontroleerd worden; laad
de accu op als de optische meter een donkere
kleur heeft zonder groen middenstuk;
❒tap het koelsysteem van de motor niet af.
200
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
INDICE
ALFABETICO
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
Page 203 of 338

202
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
STORING ABS - SYSTEEM NIET
BESCHIKBAAR ..................................................... 230
STORING REGENSENSOR ................................... 230
STORING EBD - SYSTEEM NIET
BESCHIKBAAR ..................................................... 231
DEFECTE BUITENVERLICHTING ...................... 232
STORING ZEKERING REMLICHTEN ................. 234
STORING CONTROLESYSTEEM
VOOR BANDENSPANNING .................................. 234
STORING PARKEERSENSOREN.......................... 235
STORING ANTI-LETSELSENSOR RUITEN ........ 235
STORING AIRBAG ................................................ 236
STORING SCHEMERSENSOR .............................. 237
STORING IN INSPUITSYSTEEM ......................... 237
STORING MOTORMANAGEMENTSYSTEEM
(EOBD) ................................................................. 238
ALGEMENE STORINGSMELDING ...................... 239
STORING DUAL FUNCTION SYSTEM
VERSNELLINGSBAK ........................................... 240
STORING ESP-SYSTEEM NIET BESCHIKBAAR . 241
STORING HILL HOLDER .................................... 242