display Lancia Musa 2005 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2005, Model line: Musa, Model: Lancia Musa 2005Pages: 338, PDF Size: 5.29 MB
Page 53 of 338

52
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
Het “Onderhoudsschema” voorziet elke 20.000 km (of elke 12.000 mijl) of ieder jaar in een servicebeurt; deze weergave verschijnt
automatisch als de sleutel in stand MAR staat, vanaf 2.000 km (of 1.240 mijl) of 30 dagen voor de servicebeurt. De weergave wordt
elke 200 km (of elke 124 mijl) of om de drie dagen weergegeven. Zie voor het vervangen van het luchtfilter, de motorolie en het
motoroliefilter bij de 1.3 JTD-uitvoeringen het “Onderhoudsschema” in het hoofdstuk “Onderhoud en zorg”. Als u dicht bij de
volgende servicebeurt bent en u de contactsleutel in stand MAR draait, verschijnt op het display het opschrift “Service” gevolgd door
het aantal kilometers/mijlen of dagen dat resteert tot de volgende servicebeurt. De informatie van het “Geprogrammeerd
onderhoud” wordt aangegeven in kilometers (km) of mijlen (mijl) of dagen (dd), afhankelijk van de eerstvolgende servicebeurt.
Wendt u tot de Lancia-dealer voor het uitvoeren van de werkzaamheden van het “Onderhoudsschema” of van het “Jaarlijks
inspectieschema”, en voor het op nul zetten van deze weergave (reset).
Terug naar
menuscherm Terug naar vorig
scherm, bijv.:
R
Q
Q= Toets “MODE” korter dan 2 seconden indrukken
R= Toets “MODE” langer dan 2 seconden indrukken
Page 55 of 338

54
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
TRIP COMPUTER
Met de functie “Trip computer” kan op het display informatie worden weergegeven over de werking van de auto. Deze
functie bestaat uit “General trip”, die betrekking heeft op de hele rit van de auto, en “Trip B”, die standaard is ingesteld
op “ON” en die betrekking heeft op een deeltraject. Deze laatste functie vormt een onderdeel (zoals is afgebeeld in de
volgende grafiek) van het totale traject van de auto. Beide functies kunnen op nul worden gezet. Met “General trip”
wordt informatie over Autonomie (actieradius), Afgelegde afstand, Gemiddeld verbruik, Huidige verbruik, Gemiddelde
snelheid en Reistijd weergegeven. Met “Trip B” wordt informatie over Afgelegde afstand B, Gemiddeld verbruik B,
Gemiddelde snelheid B en Reistijd B weergegeven. De functie “Trip B” kan worden uitgeschakeld.
Procedure voor het begin van een rit (reset)
Als een rit gecontroleerd moet worden m.b.v. “General Trip”, dan moet u, als de contactsleutel in stand MAR staat, op de
knop
{drukken op de rechter hendel aan het stuur volgens methode &(zie de paragraaf “Bedieningstoetsen display”).
Als u het systeem op nul zet terwijl het scherm van “General trip” wordt weergegeven, dan worden ook de
gegevens van “Trip B” op nul gezet. Als u het systeem op nul zet terwijl het scherm van “Trip B” wordt
weergegeven, dan worden alleen de gegevens van “Trip B” op nul gezet.
Het onderdeel “Autonomie” kan niet op nul gezet worden.
Reset TRIP B
Einde deeltraject
Begin nieuw deeltraject
Einde deeltraject
Begin nieuw deeltraject
Reset TRIP B
Einde deeltraject
Begin nieuw deeltraject Reset GENERAL TRIP
Einde rit - Begin nieuwe ritReset GENERAL TRIP
Einde rit - Begin nieuwe rit
Einde deeltraject
Begin nieuw deeltraject Reset TRIP B
Reset TRIP B
TRIP B
TRIP B
TRIP B GENERAL TRIP˙
˙
˙
˙˙
˙
˙ ˙
%= Toets “TRIP” korter dan 2 seconden indrukken - &= Toets “TRIP” langer dan 2 seconden indrukken
Page 58 of 338

57
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
Na het op nul zetten van “Trip” door op de knop te drukken volgens methode &, verschijnen op het display
de volgende functies:
Reset GENERAL TRIP
&= “Reset General trip” en “Trip B”
(behalve “Autonomie”).
&= “Reset Trip B”
Reset TRIP B
Alle waarden zijn op nul gezet
Alleen de waarden van Trip B zijn op nul gezet
%= Toets “TRIP” korter dan 2 seconden indrukken - &= Toets “TRIP” langer dan 2 seconden indrukken
Page 59 of 338

58
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
Autonomie (actieradius)= geeft het aantal kilome-
ters aan dat nog gereden kan worden met de brand-
stof in de brandstoftank, waarbij er van uit wordt
gegaan dat de rijstijl niet verandert. Op het display
verschijnt de indicatie “- - - -” als:
❒de actieradius kleiner is dan 50 km of het brand-
stofniveau minder is dan 4 liter.
In het eerste geval verschijnt er voor “- - - -” de
waarschuwing “Attentie Beperkte Autonomie” (de
melding verschijnt eveneens als de Trip Computer
niet is weergegeven).
❒de auto gedurende een langere periode stilstaat
met stationair draaiende motor; als er wordt weg-
gereden dan wordt de actieradius opnieuw weer-
gegeven.
Afgelegde afstand= geeft het aantal afgelegde kilo-
meters (of mijlen) aan na de laatste reset (*).
Gemiddeld verbruik= geeft het gemiddelde
brandstofverbruik aan na de laatste reset (*) in
l/100 km, km/l of mpg.
Huidig verbruik= geeft ongeveer iedere seconde
bijgewerkt het brandstofverbruik aan in l/100 km,
km/l of mpg. Als de auto stilstaat met stationair
draaiende motor wordt “- - - -” weergegeven. Zodra
de auto weer rijdt, wordt opnieuw het huidige ver-
bruik weergegeven.Gemiddelde snelheid= geeft de gemiddelde snel-
heid van de auto aan op basis van de tijd die afge-
legd is na de laatste reset (*) in km/h of mph.
Reistijd= tijd die verstreken is na de laatste reset
(*).
(*) De reset kan op twee manieren worden uitge-
voerd:
– “handmatig” door de gebruiker d.m.v. het indruk-
ken van de betreffende toets (zie de paragraaf “Be-
dieningstoetsen”)
– “automatisch” wanneer de afgelegde afstand de
waarde 9.999,9 km bereikt of wanneer de Reistijd
de waarde 99:59 (99 uur en 59 minuten) bereikt
– als de accu losgekoppeld is geweest.
BELANGRIJK Als er geen informatie is, verschijnt
bij alle functies op de Trip computer de mededeling
“- - - -” in plaats van de waarde. Wanneer de nor-
male werking weer hersteld is, worden de waarden
van de functies weer op normale wijze weergegeven.
De waarden die voor de storing werden weergege-
ven, worden niet op nul gezet (*).
BELANGRIJK Als de accu losgekoppeld is geweest,
dan worden bepaalde functies weergegeven door “- -
- -” totdat er voldoende gegevens zijn verzameld
voor de berekening van de betreffende functie.
Page 60 of 338

59
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
LICHTSTERKTEREGELING INSTRUMENTENPANEEL, DISPLAY EN BEDIENINGSKNOPPEN
(LICHTSTERKTE)
Met deze functie kan bij ingeschakelde buitenverlichting de lichtsterkte worden geregeld (verhogen/verlagen)
van het display/instrumentenpaneel en van het display van de automatische klimaatregeling met gescheiden
regeling (indien aanwezig).
Ga voor het instellen als volgt te werk:
Zie “Startcontrole”
en “Toegang tot
menuscherm”
– +– +
Automatisch terug naar standaardscherm na enkele
seconden of door het indrukken van de
toets
Q
Vorig scherm
bijv.: Stel met de toetsen +/- de gewenste
lichtsterkte in.
L0D0040m
Q= Toets “MODE” korter dan 2 seconden indrukken
R= Toets “MODE” langer dan 2 seconden indrukken
Page 81 of 338

80
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
AUTOMATISCHE KLIMAATREGELING MET GESCHEIDEN REGELING
(indien aanwezig)
ALGEMENE INFORMATIE
De automatische klimaatregeling met gescheiden
regeling regelt de temperatuur en de luchtverdeling
in het interieur in twee zones: bestuurders- en pas-
sagierszijde. De temperatuurregeling is gebaseerd
op “temperatuurgelijkheid”: d.w.z. dat het systeem
continu werkt om het comfort in het interieur con-
stant te houden en eventuele verschillen in de weers-
omstandigheden buiten te compenseren, ook zonne-
straling (gesignaleerd door een zonnestralingssen-
sor).
De automatisch gecontroleerde parameters en func-
ties zijn:
❒luchttemperatuur naar de uitstroomopeningen
aan bestuurderszijde/passagierszijde voor;
❒luchtverdeling naar de uitstroomopeningen aan
bestuurderszijde/passagierszijde voor;
❒aanjagersnelheid (traploze regeling van de lucht-
stroom);
❒inschakelen van de compressor (voor
koeling/ontvochtiging van de lucht);
❒luchtrecirculatie.Deze functies kunnen handmatig worden gewijzigd,
d.w.z. dat u het systeem kunt regelen door naar
wens een of meer functies te selecteren en te wijzi-
gen. Op deze manier worden de functies die hand-
matig zijn gewijzigd niet langer automatisch door
het systeem geregeld. Het systeem grijpt alleen in
om veiligheidsredenen (bijv. kans op beslaan).
De handmatige instellingen hebben voorrang boven
de automatische instellingen en blijven in het
geheugen opgeslagen totdat de gebruiker de rege-
ling weer overlaat aan de automatische werking,
behalve in de gevallen dat het systeem om veilig-
heidsredenen ingrijpt.
Als handmatig een functie wordt ingesteld, blijven
de andere functies echter automatisch geregeld.
De luchtopbrengst in het interieur is onafhankelijk
van de snelheid van de auto omdat de luchtop-
brengst elektronisch geregeld wordt door de aanja-
ger.
De luchttemperatuur in het interieur wordt altijd
automatisch geregeld op basis van de ingestelde
temperaturen op de displays van de bestuurder en
de passagier voor (behalve als het systeem is uitge-
schakeld of in enkele omstandigheden als de com-
pressor is uitgeschakeld).
Page 82 of 338

81
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
De volgende parameters en functies kunnen
handmatig worden ingesteld en gewijzigd:
❒temperatuur bestuurderszijde/passa-
gierszijde voor;
❒aanjagersnelheid (traploze regeling);
❒luchtverdeling in vijf standen (bestuur-
der/passagier voor);
❒inschakelen van de compressor;
❒niet gescheiden/gescheiden regeling;
❒snelle ontwaseming/ontdooiing;
❒luchtrecirculatie;
❒achterruitverwarming;
❒uitschakelen van het systeem.
BEDIENINGSORGANEN
Adrukknop voor inschakelen functie
MONO (gelijkstellen ingestelde tempe-
raturen)
Bdrukknop voor in- en uitschakelen air-
cocompressor
Cdrukknop voor in- en uitschakelen
luchtrecirculatie
Ddisplay met informatie over klimaatre-
gelingEdrukknop voor uitschakelen airconditioning
Fdrukknop voor inschakelen functie MAX-DEF (snelle ont-
dooiing/ontwaseming voorruit en zijruiten voor)
Gdrukknop voor in- en uitschakelen achterruitverwarming
Hdrukknop voor inschakelen functie AUTO (automatische
werking) en draaiknop voor regelen temperatuur aan pas-
sagierszijde
Idrukknoppen voor instellen luchtverdeling aan passagierszijde
Lverhogen/verlagen aanjagersnelheid
Mdrukknoppen voor instellen luchtverdeling aan bestuur-
derszijde
Ndrukknop voor inschakelen functie AUTO (automatische
werking) en draaiknop voor regelen temperatuur aan
bestuurderszijde
L0D0065m
Page 83 of 338

GEBRUIK VAN DE KLIMAATREGELING
Het systeem kan op verschillende manieren worden
ingeschakeld, maar wij raden u aan te beginnen
met het indrukken van een van de knoppen AUTO
en vervolgens de draaiknoppen te draaien om op
het display de gewenste temperaturen in te stellen.
Omdat het systeem het klimaat in twee zones in het
interieur regelt, kunnen de bestuurder en de passa-
gier voor verschillende temperatuurwaarden instel-
len. Het maximaal toegestane verschil is 7 °C.
Op deze wijze begint het systeem geheel automa-
tisch te werken, zodat zo snel mogelijk de ingestel-
de temperaturen worden bereikt. Het systeem regelt
de temperatuur, de luchthoeveelheid, de luchtver-
deling in het interieur, de recirculatiefunctie en het
inschakelen van de aircocompressor.
Tijdens de volledig automatische werking van het
systeem, moeten alleen de volgende functies even-
tueel handmatig worden ingeschakeld:
❒MONO, om de ingestelde temperatuur en de
luchtverdeling aan bestuurders- en passagierszij-
de voor gelijk te stellen;
❒…, luchtrecirculatie, om de recirculatie altijd
in- of uitgeschakeld te houden;
❒-, voor een snelle ontwaseming/ontdooiing van
de ruiten voor, de achterruit en de buitenspie-
gels;
❒(, voor het ontwasemen/ontdooien van de ach-
terruit en de buitenspiegels.Tijdens de volledig automatische werking van het
systeem kunt u op ieder moment de ingestelde tem-
peraturen, de luchtverdeling en de aanjagersnelheid
met de betreffende knoppen wijzigen: het systeem
zal automatisch de eigen instellingen wijzigen en
aanpassen aan de nieuwe instellingen.
Als tijdens de volledige automatische werking
(FULL AUTO) de luchtverdeling en/of de luchtop-
brengst gewijzigd worden en/of de inschakeling van
de compressor en/of de recirculatie, dan verdwijnt
het opschrift FULL. Op deze manier worden de
functies niet langer automatisch geregeld maar
moeten met de hand worden bediend, totdat u
opnieuw de knop AUTO indrukt. De aanjagersnel-
heid is voor alle zones in het interieur gelijk.
Als een of meer functies handmatig zijn ingescha-
keld, dan blijft de regeling van de luchttemperatuur
automatisch plaatsvinden, behalve als de compres-
sor is uitgeschakeld: als de compressor is uitgescha-
keld, dan kan er geen lucht in het interieur worden
gevoerd waarvan de temperatuur lager is dan de
buitentemperatuur.
82
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
Page 84 of 338

83
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
BEDIENINGSORGANEN
Draaiknoppen voor
regeling luchttempe-
ratuur H-N
Als u de knoppen naar
rechts of naar links
draait, verhoogt of verlaagt u de luchttemperatuur
respectievelijk in het gedeelte linksvoor (draaiknop
N) en rechtsvoor (draaiknop H) van het interieur.
Omdat het systeem het klimaat in twee zones in het
interieur regelt, kunnen de bestuurder en de passa-
gier voor verschillende temperatuurwaarden instel-
len. Het maximaal toegestane verschil is 7 °C.
De ingestelde temperaturen worden op het display
weergegeven dicht bij de knoppen.
Als u knop A (MONO) indrukt, wordt de tempera-
tuur aan bestuurders- en passagierszijde automa-
tisch gelijkgesteld, waarna u de temperatuur in de
twee zones met de draaiknop N aan bestuurderszij-
de kunt regelen.
Met deze functie kan de temperatuur in het interi-
eur makkelijk geregeld worden, als de bestuurder
alleen in de auto zit.
De gescheiden regeling van de temperatuur en de
luchtverdeling wordt automatisch weer hervat als u
de knop H draait of nogmaals op de knop (A-
MONO) drukt als het lampje op de knop brandt.Als u de knoppen helemaal naar rechts of helemaal
naar links draait, tot aan de uiterste waarden HI of
LO, wordt respectievelijk de functie van de maxi-
male verwarming of de maximale koeling ingescha-
keld:
❒Functie HI (maximale verwarming):
wordt ingeschakeld als de draaiknop van de tempe-
ratuur naar rechts wordt gedraaid, voorbij de maxi-
male waarde (32 °C). Deze functie kan worden
geactiveerd voor alleen de bestuurderszijde of de
passagierszijde voor of voor beide zijden (ook door
de functie MONO te selecteren).
Deze functie kan worden ingeschakeld als u het
interieur zo snel mogelijk wilt verwarmen, waarbij
maximaal van het vermogen van het systeem
gebruik wordt gemaakt. Deze functie maakt
gebruik van de maximale temperatuur van de ver-
warmingsvloeistof, terwijl de luchtverdeling en de
snelheid van de aanjager door het systeem worden
ingesteld.
Als de motorkoelvloeistof niet warm genoeg is,
schakelt het systeem niet onmiddellijk de maximale
aanjagersnelheid in, om de toevoer van te koude
lucht in het interieur te beperken.
Als deze functie is ingeschakeld, zijn alle handmati-
ge instellingen toegestaan.
Page 86 of 338

85
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
De ingestelde luchtverdeling wordt aangegeven
door een brandend lampje op de geselecteerde
knoppen.
Als een gecombineerde functie is ingesteld en er een
knop wordt ingedrukt, dan wordt ook de functie
van die knop ingeschakeld. Als daarentegen een
knop van een reeds ingestelde functie wordt inge-
drukt, dan wordt die functie uitgeschakeld (het
betreffende lampje dooft).
Voor het hervatten van de automatische werking
van de luchtverdeling na een handmatige instelling,
moet de knop AUTO worden ingedrukt.
Als de bestuurder kiest voor luchtverdeling naar de
voorruit, wordt ook de luchtstroom aan passagiers-
zijde automatisch naar de voorruit geleid. De pas-
sagier kan vervolgens een andere luchtverdeling
kiezen door de betreffende knoppen in te drukken.Drukknoppen voor regelen aanja-
gersnelheid L
Als u op de uiteinden van knop p
drukt, wordt de aanjagersnelheid
verhoogd of verlaagd en daarmee de
hoeveelheid lucht die in het interieur wordt gevoerd
om de gewenste temperatuur te handhaven.
De aanjagersnelheid wordt weergegeven door ver-
lichte staafjes op het display
❒Maximum aanjagersnelheid = alle staafjes ver-
licht
❒Minimum aanjagersnelheid = één staafje ver-
licht.
De aanjager kan worden uitgeschakeld, maar alleen
als u de aircocompressor hebt uitgeschakeld met de
knop B.
BELANGRIJK Voor het hervatten van de automati-
sche werking van de aanjager na een handmatige
instelling, moet de knop AUTO worden ingedrukt.