stop start Lancia Musa 2008 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2008, Model line: Musa, Model: Lancia Musa 2008Pages: 218, PDF Size: 7 MB
Page 128 of 218

127
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
Als u de contactsleutel in
stand MAR draait en het
lampje
¬gaat niet branden of
blijft branden tijdens het rijden,
dan is er mogelijk een storing in de
veiligheidssystemen; in dat geval
kunnen de airbags of gordelspan-
ners niet geactiveerd worden bij
een ongeval of, in een zeer beperkt
aantal gevallen, niet op de juiste
wijze geactiveerd worden. Voordat
u verder rijdt, dient u contact op te
nemen met de Lancia-dealer om
het systeem direct te laten contro-
leren.
Een defect lampje
¬wordt weergegeven door-
dat het lampje voor de uitgescha-
kelde frontairbag aan passagiers-
zijde “langer dan de normale 4
seconden knippert. Daarnaast
kunnen de airbags aan passagiers-
zijde (frontairbag en zij-airbag)
automatisch worden uitgeschakeld.
In dit geval kan het lampje
¬geen
storingen in de airbag-/gordel-
spannersystemen aangeven. Voor-
dat u verder rijdt, dient u contact
op te nemen met de Lancia-dealer
om het systeem direct te laten con-
troleren.
ATTENTIE
ATTENTIE
TE HOGE
KOELVLOEISTOF-
TEMPERATUUR (rood)
Als u de contactsleutel in stand
MARdraait, gaat het lampje branden.
Na enkele seconden moet het lampje
doven.
Het lampje gaat branden als de mo-
tor te warm is.
Als het lampje gaat branden, moeten
de volgende maatregelen worden ge-
nomen:
❒bij normale rij-omstandigheden:
stop de auto, zet de motor uit en
controleer of het niveau van de
koelvloeistof in het reservoir niet
onder het MIN-merkteken staat.
Als dit wel het geval is, wacht dan
enkele minuten zodat de motor kan
afkoelen, open vervolgens lang-
zaam en voorzichtig de dop, vul
koelvloeistof bij en controleer of de
koelvloeistof tussen het MIN- en
MAX-merkteken staat. Controleer
ook of er geen vloeistof weglekt. Als
bij het starten van de motor het
lampje opnieuw gaat branden,
wendt u dan tot de Lancia-dealer;
u
❒als de auto onder zware bedrijfs-
omstandigheden wordt gebruikt
(bijvoorbeeld het bergopwaarts trek-
ken van een aanhanger of met vol-
beladen auto): verlaag de snelheid
en breng, als het lampje blijft bran-
den, de auto tot stilstand. Wacht 2
tot 3 minuten met draaiende motor
en geef iets gas voor een snellere cir-
culatie van de koelvloeistof. Zet ver-
volgens de motor uit. Controleer het
vloeistofniveau zoals hiervoor be-
schreven.
BELANGRIJK Bij zware bedrijfsom-
standigheden is het raadzaam de mo-
tor enkele minuten te laten draaien
met iets ingetrapt gaspedaal voordat
u de motor uitzet.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
ACCU WORDT NIET
VOLDOENDE
OPGELADEN (rood)
Als u de contactsleutel in stand
MARdraait, gaat het lampje branden.
Het moet doven nadat de motor is ge-
start (als de motor stationair draait,
kan het voorkomen dat het lampje
iets later dooft). Als het lampje blijft
branden, wendt u dan onmiddellijk
tot de Lancia-dealer.
w
Page 133 of 218

132
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
ALGEMENE
STORINGSMELDING
(geel)
Het lampje gaat bij de vol-
gende omstandigheden branden.
Storing buitenverlichting
Het lampje gaat branden (bepaalde
uitvoeringen) als er een storing is in
een van de volgende systemen:
– buitenverlichting
– remlichten (behalve derde remlicht)
– mistachterlichten
– richtingaanwijzers
– kentekenplaatverlichting.
De storing kan betreffen: doorbran-
den van een of meer lampen, door-
branden van de bijbehorende zekering
of een onderbreking in de elektrische
verbinding.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
è
Verstopt roetfilter
(indien aanwezig)
Het lampje gaat branden als het roet-
filter verstopt is en de rijomstandig-
heden verhinderen dat de regenera-
tieprocedure automatisch wordt uit-
gevoerd.
Voor de regeneratieprocedure en ver-
volgens het reinigen van het filter ra-
den wij u aan te blijven rijden, totdat
de weergave van het lampje ver-
dwijnt.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
Storing motoroliedruksensor
Het lampje gaat branden bij een sto-
ring in de motoroliedruksensor.
Wendt u zo snel mogelijk tot de Lan-
cia-dealer.Storing schemer-/regensensor
Het lampje gaat branden als er een
storing is in de schemer- en regensen-
sor. Wendt u zo snel mogelijk tot de
Lancia-dealer.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
Brandstofnoodschakelaar
Het lampje gaat branden als de
brandstofnoodschakelaar inschakelt.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
Snelheidslimiet overschreden
Op het display verschijnt een bericht
als de ingestelde snelheidslimiet wordt
overschreden (zie “Multifunctioneel
display” in het hoofdstuk “Dashboard
en bediening”).
Page 134 of 218

133
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
VERSLETEN
REMBLOKKEN (geel)
Het lampje gaat branden als
de remblokken voor versleten
zijn; laat deze in dat geval zo snel mo-
gelijk vervangen.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
d
VERSTOPT
ROETFILTER
(1.3 Multijet 90 pk-
uitvoering) (geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na
enkele seconden moet het lampje do-
ven.
Het lampje gaat branden als het roet-
filter verstopt is en de rijomstandig-
heden verhinderen dat de regenera-
tieprocedure automatisch wordt uit-
gevoerd.
Voor de regeneratieprocedure en ver-
volgens het reinigen van het filter ra-
den wij u aan te blijven rijden, totdat
de weergave van het lampje ver-
dwijnt.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
h
BUITENVERLICHTING
EN DIMLICHTEN
(groen)
FOLLOW ME HOME (groen)
Buitenverlichting en dimlichten
Het lampje gaat branden als de bui-
tenverlichting of het dimlicht wordt
ingeschakeld.
Follow me home
Het lampje gaat branden als dit sys-
teem wordt gebruikt (zie “Follow me
home” in het hoofdstuk “Dashboard
en bediening”).
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
3
MISTLAMPEN VOOR
(groen)
Het lampje gaat branden als
de mistlampen voor worden
ingeschakeld.
5
Page 142 of 218

141
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
Controleer de bandenspanning op
de manometer F-fig. 6. Voor een
nauwkeurige aflezing moet de
compressor worden uitgeschakeld;
❒als u er niet in slaagt binnen 5 mi-
nuten de bandenspanning op ten
minste 1,5 bar te krijgen, koppel
dan de compressor los van het
ventiel en de contactdoos en ver-
plaats vervolgens de auto ongeveer
10 meter naar voren of naar ach-
teren, zodat de afdichtvloeistof in
de band verdeeld wordt; pomp de
band vervolgens weer op;
❒als u er ook dan niet in slaagt om,
binnen 5 minuten na inschakeling
van de compressor, de spanning
op ten minste 1,8 bar te brengen,
mag niet verder worden gereden,
omdat de band te erg beschadigd
is en de reparatieset de vereiste
wegligging niet kan garanderen;
wendt u tot de Lancia-dealer;
fig. 8L0D0485m
Plaats de sticker op een
voor de bestuurder goed
zichtbare plaats om aan te geven
dat de band behandeld is met de
snelle bandenreparatieset. Rijd
voorzichtig vooral in bochten. Rijd
niet harder dan 80 km/h. Vermijd
bruusk accelereren en remmen.
ATTENTIE
Als de bandenspanning
onder 1,8 bar is gedaald,
mag niet verder worden gereden: de
snelle reparatieset Fix & Go auto-
matic kan de vereiste wegligging
niet garanderen omdat de band te
erg beschadigd is. Wendt u tot de
Lancia-dealer.
ATTENTIE
❒als de band op de juiste spanning
is gebracht (zie de paragraaf
“Bandenspanning” in het hoofd-
stuk “Technische gegevens”), ver-
trek dan onmiddellijk;
❒stop na ongeveer 10 minuten en
controleer opnieuw de banden-
spanning; vergeet niet de handrem
aan te trekken;
❒als een spanning van ten minste
1,8 bar wordt gemeten, herstel
dan de correcte bandenspanning
(met draaiende motor en aange-
trokken handrem) en rijdt verder;
❒rijd zeer voorzichtig naar de
dichtstbijzijnde Lancia-dealer.
ALLEEN VOOR HET
CONTROLEREN EN
HERSTELLEN VAN DE
SPANNING
De compressor kan ook worden ge-
bruikt voor het herstellen van de ban-
denspanning. Maak de snelkoppeling
los en verbind de koppeling direct met
het ventiel van de band; op deze ma-
nier wordt de spuitbus niet met de
compressor verbonden en wordt
de afdichtvloeistof niet in de band
gespoten.
Page 165 of 218

164
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
fig. 44L0D0251m
SLEEPOOG BEVESTIGEN
Ga als volgt te werk:
❒pak het sleepoog B-fig. 45uit de
houder;
❒draai het sleepoog geheel op de
schroefdraadpen voor of achter.
fig. 45L0D0487m
fig. 46L0D0205m
Houd er rekening mee dat
de rembekrachtiging en de
elektrische stuurbekrachtiging niet
werken zolang de motor niet is
aangeslagen, waardoor meer
kracht nodig is voor de bediening
van het rempedaal en het stuur.
Gebruik voor het slepen geen elas-
tische kabels en rijd zo gelijkma-
tig mogelijk. Controleer tijdens het
slepen of de sleepkabel geen car-
rosseriedelen kan beschadigen.
Houdt u bij het slepen van een auto
aan de wettelijke voorschriften. Dit
geldt zowel voor het slepen zelf als
voor het gedrag naar andere weg-
gebruikers.
ATTENTIE
Draai voor het slepen de
sleutel in stand MAR en
vervolgens in STOP zonder de con-
tactsleutel uit het slot te verwijde-
ren. Als de contactsleutel uit het
contactslot wordt genomen, scha-
kelt automatisch het stuurslot in
waardoor het onmogelijk wordt de
auto te besturen.
ATTENTIE
Start de motor niet als de
auto wordt gesleept.
ATTENTIE
Page 180 of 218

179
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
BELANGRIJK Een accu die gedu-
rende langere tijd minder dan 50%
geladen is, raakt door sulfatering be-
schadigd. Hierdoor loopt de capaciteit
en het startvermogen terug.
Ook is de accu dan gevoeliger voor
bevriezing (reeds bij temperaturen
van –10 °C).
Als u de auto langere tijd niet ge-
bruikt, zie dan “Auto langere tijd stal-
len” in het hoofdstuk “Starten en rij-
den”.
Als u na aanschaf van uw auto acces-
soires wilt monteren die constante
voeding nodig hebben (diefstalalarm
enz.), of accessoires die de elektrische
installatie zwaar belasten, raden wij u
aan contact op te nemen met de Lan-
cia-dealer. Deze kan u de meest ge-
schikte installaties uit het Lancia Li-
neaccessori-programma aanraden en
controleren of de elektrische installa-
tie van de auto geschikt is voor het ex-
tra stroomverbruik of dat het nood-
zakelijk is een accu met een grotere
capaciteit te monteren.
Enkele van deze stroomverbruikers
blijven continu stroom verbruiken ook
bij een uitgezette motor, waardoor de
accu geleidelijk ontlaadt.WIELEN EN
BANDEN
De spanning van de banden, inclusief
het noodreservewiel, moet regelmatig,
om de twee weken en voor een lange
rit, worden gecontroleerd: de banden-
spanning moet bij koude banden wor-
den gecontroleerd.
Tijdens het rijden neemt de banden-
spanning toe; zie voor de juiste
waarde van de bandenspanning de
paragraaf “Wielen” in het hoofdstuk
“Technische gegevens”.
Een onjuiste bandenspanning veroor-
zaakt een onregelmatige slijtage van
de banden:
A:normale spanning: gelijkmatige
slijtage van het loopvlak.
B:te lage spanning: te grote slijtage
aan de zijkanten van het loopvlak.
C:te hoge spanning: te grote slijtage
in het midden van het loopvlak.
Banden moeten worden vervangen als
de profieldiepte van het loopvlak min-
der is dan 1,6 mm. Houdt u echter al-
tijd aan de bepalingen van het land
waarin u rijdt.BELANGRIJKE TIPS
❒Voorkom bruusk remmen, met
spinnende wielen optrekken, harde
contacten tussen banden en stoep-
randen, kuilen en andere obsta-
kels. Het langdurig rijden op een
slecht wegdek kan de banden be-
schadigen;
❒controleer de banden regelmatig
op scheuren in de wangen en bul-
ten of slijtplekken op het loopvlak.
Wendt u in dit geval tot de Lancia-
dealer;
❒rijd nooit met een te zwaar bela-
den auto: hierdoor kunnen de ban-
den en de velgen ernstig bescha-
digd worden;
❒stop zo snel mogelijk bij een lekke
band en verwissel het wiel om be-
schadiging van de band, de velg,
de wielophanging en de stuurin-
richting te voorkomen;
fig. 13L0D0216m
Page 183 of 218

182
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
RUITENSPROEIERS
Voorruit (ruitensproeiers) fig. 16
Als de ruitensproeiers niet werken,
controleer dan eerst het niveau in het
ruitensproeiertankje (zie de paragraaf
“Niveaus controleren” in dit hoofd-
stuk).
Controleer vervolgens of de ruiten-
sproeiermonden niet verstopt zijn.
Deze kunnen zo nodig met een speld
worden doorgeprikt.
De ruitensproeiers van de voorruit zijn
vloeistofdynamisch en hoeven daarom
niet te worden afgesteld; de ruiten-
sproeiervloeistof wordt verstoven zo-
dat een vooraf vastgesteld deel van de
voorruit wordt bereikt.Achterruit (achterruitsproeier)
fig. 17
Ook de ruitensproeier van de achter-
ruit is vloeistofdynamisch en hoeft
daarom niet te worden afgesteld; de
ruitensproeiervloeistof wordt versto-
ven zodat een vooraf vastgesteld deel
van de achterruit wordt bereikt.
De achterruitsproeier bevindt zich aan
de bovenkant van de achterklep.
CARROSSERIE
BESCHERMING TEGEN
ATMOSFERISCHE INVLOEDEN
De belangrijkste oorzaken van roest
zijn:
❒luchtverontreiniging;
❒zoutgehalte in de lucht en lucht-
vochtigheid (gebieden aan zee,
warm en vochtig klimaat);
❒omgevings-/seizoensinvloeden.
Ook de invloed van schurende ele-
menten, zoals stoffige omgeving, op-
waaiend zand, modder en steenslag
op de lak en de onderzijde moet niet
worden onderschat.
Lancia heeft voor uw auto de beste
technologische oplossingen toegepast
om de carrosserie efficiënt tegen roest
te beschermen.
fig. 16L0D0219mfig. 17L0D0220m
Page 186 of 218

185
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
Motorruimte
Het verdient aanbeveling de motor-
ruimte na het winterseizoen zorgvul-
dig te laten uitspuiten. Hierbij mag de
waterstraal niet direct op de elektro-
nische regeleenheden worden gericht.
Laat deze werkzaamheden verzorgen
door een gespecialiseerd bedrijf.
BELANGRIJK Voor het uitspuiten
van de motorruimte moet de contact-
sleutel in stand STOPstaan en de
motor koud zijn. Controleer na het
reinigen of de verschillende bescher-
mingen (rubber kappen, deksels enz.)
nog op hun plaats zitten en niet be-
schadigd zijn.
Gebruik nooit ontvlambare
producten zoals petroleum
of wasbenzine voor het reinigen
van de interieurdelen van de auto.
De elektrostatische lading die tij-
dens het reinigen door het wrijven
ontstaat, kan brand veroorzaken.
ATTENTIEINTERIEUR
Controleer af en toe of er onder de
vloerbedekking geen water is blijven
staan (dooiwater van sneeuwresten aan
schoenen, lekkende paraplu’s enz.),
waardoor roestvorming op de bodem
veroorzaakt zou kunnen worden.
STOELEN EN STOFFEN
BEKLEDING
Verwijder stof met een zachte borstel
of een stofzuiger. Voor een nog betere
reiniging van de stoffen bekleding ra-
den wij u aan de borstel vochtig te
maken. Reinig de zittingen met een
vochtige spons en een oplossing van
water en neutrale zeep.
KUNSTSTOF INTERIEURDELEN
Wij raden u aan om de kunststof inte-
rieurdelen op de normale manier te rei-
nigen met een doek bevochtigd met wa-
ter en een neutrale zeep zonder schuur-
middel. Voor het verwijderen van vet-
of hardnekkige vlekken moeten speciale
schoonmaakmiddelen zonder oplos-
middelen worden gebruikt, die geschikt
zijn voor het reinigen van kunststof en
die het visuele effect en de kleur van de
componenten niet wijzigen.
BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol
of benzine om het glas van het in-
strumentenpaneel of andere kunststof
onderdelen schoon te maken.