stop start Lancia Musa 2012 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2012, Model line: Musa, Model: Lancia Musa 2012Pages: 218, PDF Size: 3.69 MB
Page 128 of 218

127
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
Als u de contactsleutel in
stand MAR draait en het
lampje
¬gaat niet branden of
blijft branden tijdens het rijden,
dan is er mogelijk een storing in de
veiligheidssystemen; in dat geval
kunnen de airbags of gordelspan-
ners niet geactiveerd worden bij
een ongeval of, in een zeer beperkt
aantal gevallen, niet op de juiste
wijze geactiveerd worden. Voordat
u verder rijdt, dient u contact op te
nemen met het Lancia Servicenet-
werk om het systeem direct te la-
ten controleren.
Een defect lampje
¬wordt
weergegeven doordat het
lampje voor de uitgeschakelde fron-
tairbag aan passagierszijde “
langer dan de normale 4 seconden
knippert. Daarnaast worden de
airbags aan passagierszijde (fron-
tairbag en zij-airbag – indien aan-
wezig) automatisch uitgeschakeld.
In dit geval kan het lampje
¬geen
storingen in de airbag-/gordel-
spannersystemen aangeven. Voor-
dat u verder rijdt, dient u contact
op te nemen met het Lancia Servi-
cenetwerk om het systeem direct te
laten controleren.
ATTENTIE
ATTENTIE
TE HOGE KOEL VLOEI-
STOFTEMPERATUUR
(rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na en-
kele seconden moet het lampje doven.
Het lampje gaat branden als de mo-
tor te warm is.
Als het lampje gaat branden, moeten
de volgende maatregelen worden ge-
nomen:
❒
bij normale rij-omstandigheden:stop de auto, zet de motor uit en
controleer of het niveau van de
koelvloeistof in het reservoir niet
onder het MIN-merkteken staat.
Als dit wel het geval is, wacht dan
enkele minuten zodat de motor
kan afkoelen, open vervolgens
langzaam en voorzichtig de dop,
vul koelvloeistof bij en controleer
of de koelvloeistof tussen het MIN-
enMAX-merkteken staat. Con-
troleer ook of er geen vloeistof
weglekt. Als bij het starten van de
motor het lampje opnieuw gaat
branden, wendt u dan tot het Lan-
cia Servicenetwerk.
u
❒Als de auto onder zware bedrijf-
somstandigheden wordt gebruikt
(bijvoorbeeld het bergopwaarts
trekken van een aanhanger of met
volbeladen auto): verlaag de snel-
heid en breng, als het lampje blijft
branden, de auto tot stilstand.
Wacht 2 tot 3 minuten met draai-
ende motor en geef iets gas voor
een snellere circulatie van de koel-
vloeistof. Zet vervolgens de motor
uit. Controleer het vloeistofniveau
zoals hiervoor beschreven.
BELANGRIJK Bij zware bedrijfsom-
standigheden is het raadzaam de mo-
tor enkele minuten te laten draaien
met iets ingetrapt gaspedaal voordat
u de motor uitzet.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
ACCU WORDT
NIET VOLDOENDE
OPGELADEN (rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Het
moet doven zodra de motor is aange-
slagen (als de motor stationair draait,
kan het lampje iets vertraagd doven).
Als het lampje blijft branden, wendt
u dan onmiddellijk tot het Lancia
Servicenetwerk.
w
Page 133 of 218

132
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
ALGEMENE
STORINGSMELDING
(geel)
Het lampje gaat bij de volgende om-
standigheden branden.
Storing buitenverlichting
Het lampje gaat branden (bepaalde
uitvoeringen) als er een storing is in
een van de volgende systemen:
– parkeerlicht
– remlichten (behalve derde remlicht)
– mistachterlichten
– richtingaanwijzers
– kentekenverlichting.
De storing kan betreffen: doorbran-
den van een of meer lampen, door-
branden van de bijbehorende zekering
of een onderbreking in de elektrische
verbinding.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
Verstopt roetfilter
(voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
Het lampje gaat branden als het roet-
filter verstopt is en de rijomstandighe-
den verhinderen dat de regeneratiepro-
cedure automatisch wordt uitgevoerd.
è
Voor de regeneratieprocedure en ver-
volgens het reinigen van het filter ra-
den wij u aan te blijven rijden, totdat
de weergave van het lampje verdwijnt.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
Storing motoroliedruksensor
Het lampje gaat branden bij een sto-
ring in de motoroliedruksensor. Wendt
u zo snel mogelijk tot het Lancia Ser-
vicenetwerk.
Storing schemer-/regensensor
Het lampje gaat branden als er een
storing is in de schemer- en regensen-
sor. Wendt u zo snel mogelijk tot het
Lancia Servicenetwerk.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
Brandstofnoodschakelaar
geactiveerd
Het lampje gaat branden als de brand-
stofnoodschakelaar is ingeschakeld.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding. STORING
ELEKTRONISCHE
STARTBLOKKERING
– LANCIA CODE (geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR
zet, dan gaat het lampje één keer
knipperen en dooft vervolgens.
Als het lampje, met de contactsleutel
in stand MAR, blijft branden, dan
duidt dit op een mogelijke storing (zie
„Lancia CODE” in het hoofdstuk
„Dashboard en bediening”).
BELANGRIJK Als de lampjes Uen
Ytegelijk branden, dan is er een
storing in de Lancia CODE.
Als bij een draaiende motor het
lampje
Yknippert, dan wordt de
auto niet beveiligd door het systeem
(zie de paragraaf „Lancia Code” in
het hoofdstuk „Dashboard en bedie-
ning”).
Wendt u tot het Lancia Servicenet-
werk om alle sleutels in het geheugen
te laten opslaan.
Y
MISTACHTERLICHTEN
(geel)
Het lampje gaat branden als de mist-
achterlichten worden ingeschakeld.
4
Page 142 of 218

141
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
Controleer de bandenspanning op
de manometer F-fig. 6. Voor een
nauwkeurige aflezing moet de
compressor worden uitgeschakeld;
❒als u er niet in slaagt binnen 5 mi-
nuten de bandenspanning op ten
minste 1,5 bar te krijgen, koppel
dan de compressor los van het
ventiel en de stekkerdoos en ver-
plaats vervolgens de auto ongeveer
10 meter naar voren of naar ach-
teren, zodat de afdichtvloeistof in
de band verdeeld wordt; pomp de
band vervolgens weer op;
❒als u er ook dan niet in slaagt om,
binnen 5 minuten na inschakeling
van de compressor, de spanning op
ten minste 1,8 bar te brengen, mag
niet verder worden gereden, omdat
de band te erg beschadigd is en de
reparatieset de vereiste wegligging
niet kan garanderen; wendt u tot
het Lancia Servicenetwerk;
fig. 8L0D0485m
Plaats de sticker op een
voor de bestuurder goed
zichtbare plaats om aan te geven
dat de band behandeld is met de
snelle bandenreparatieset. Rijd
voorzichtig vooral in bochten. Rijd
niet harder dan 80 km/h. Vermijd
bruusk accelereren en remmen.
ATTENTIE
Als de bandenspanning on-
der 1,8 bar is gedaald, mag
niet verder worden gereden: de
snelle reparatieset Fix & Go auto-
matic kan de vereiste wegligging
niet garanderen omdat de band te
erg beschadigd is. Wendt u tot het
Lancia Servicenetwerk.
ATTENTIE
❒als de band op de juiste spanning
is gebracht (zie de paragraaf „Ban-
denspanning” in het hoofdstuk
„Technische gegevens”), vertrek
dan onmiddellijk;
❒stop na ongeveer 10 minuten en
controleer opnieuw de banden-
spanning; vergeet niet de handrem
aan te trekken;
❒als een spanning van ten minste
1,8 bar wordt gemeten, herstel
dan de correcte bandenspanning
(met draaiende motor en aange-
trokken handrem) en rijd verder;
❒rijd zeer voorzichtig naar de
dichtstbijzijnde werkplaats van het
Lancia Servicenetwerk.
ALLEEN VOOR
HET CONTROLEREN
EN HERSTELLEN
VAN DE SPANNING
De compressor kan ook worden ge-
bruikt voor het herstellen van de ban-
denspanning. Maak de snelkoppeling
los en verbind de koppeling direct met
het ventiel van de band; op deze ma-
nier wordt de spuitbus niet met de
compressor verbonden en wordt de af-
dichtvloeistof niet in de band gespoten.
Page 160 of 218

159
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
ZEKERINGENTABEL
Zekeringenkast dashboard fig. 37
VERBRUIKERSZEKERING AMPÈRE
Dimlicht rechtsF12 7,5
Dimlicht links / koplampverstellingF13 7,5
Relaisspoelen zekeringenkast motorruimte, body computer F31 7,5
Ruitbediening linksachterF33 20
Ruitbediening rechtsachterF34 20
+15 Signaal vanaf rempedaalschakelaar voor regeleenheden, achteruitrijlicht(en), debietmeter
(Multijet-uitvoeringen, behalve Start&Stop), voorgloeiregeleenheid (uitvoeringen 1.3 Multijet EURO 5),
koppelingbediening (Start&Stop), rembekrachtiger (Start&Stop) en waterdetectiesensor voor diesel (*) F36 10
+15 Remlichten, instrumentenpaneel (*)F37 7,5
Portiervergrendeling, actuator tankklepjeF38 20
+30 Autoradio, navigatiesysteem, Blue&Me™-systeem, regeleenheid ruitbediening, bandenspanningsregeleenheid,
klimaatregeling, diagnosestekker EOBD (*)F39 10
AchterruitverwarmingF40 30
SpiegelverwarmingF41 7,5
Ruitenwissers, ruitensproeiers voor/achterF43 30
Sigarettenaansteker / stekkerdoos op tunnelconsole F44 15
Verwarmde voorstoelenF45 15
Stekkerdoos bagageruimteF46 15
Ruitbediening bestuurderszijde voorF47 20
Ruitbediening passagierszijde voorF48 20
+15 Bedieningsorganen op het stuurwiel, verlichting opendakbediening, dashboard links en midden,
regen-/schemersensor, elektrische spiegels, bediening stoelverwarming voor (*) F49 7,5
+15 Navigatiesysteem, inbouwvoorbereiding autoradio, Blue&Me™-systeem, parkeersensoren,
bandenspanningsregeleenheid, regeleenheid ruitbediening, elektrische spiegels, verlichting klimaatregelingspaneel
en ECO-toets, Cruise Control, Spanningstabilisator (Start&Stop) (*) F51 7,5
AchterruitenwisserF52 15
+30 Instrumentenpaneel, mistachterlicht(en) (*) F53 7,5
(*) +30 = voedingsspanning vanaf accu (niet via contactslot)
+15 = voedingsspanning geschakeld via contactslot
Page 161 of 218

160
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
Zekeringenkast in motorruimte fig. 39
VERBRUIKERSZEKERING AMPÈRE
ClaxonF10 15
Grootlicht rechtsF14 7,5
Grootlicht linksF15 7,5
AircocompressorF19 7,5
Startsysteem (Start&Stop)F20 30
BrandstofpompF21 15
MistlampenF30 15
Extra zekeringenkast optionals (op hulpsteun) fig. 37
VERBRUIKERSZEKERING AMPÈRE
+30 Externe radioversterker (*)F54 20
+30 Opendak (*)F58 20
(*) +30 = voedingsspanning vanaf accu (niet via contactslot)
+15 = voedingsspanning geschakeld via contactslot
Page 164 of 218

163
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
fig. 44L0D0251m
SLEEPOOG BEVESTIGEN
Ga als volgt te werk:
❒pak het sleepoog Auit de houder;
❒draai het sleepoog geheel op de
schroefdraadpen fig. 46voor of
fig. 45 achter.
fig. 45L0D0487m
fig. 46L0D0205m
Houd er rekening mee dat
de rembekrachtiging en de
elektrische stuurbekrachtiging niet
werken zolang de motor niet is
aangeslagen, waardoor meer kracht
nodig is voor de bediening van het
rempedaal en het stuur. Gebruik
voor het slepen geen elastische ka-
bels en rijd zo gelijkmatig mogelijk.
Controleer tijdens het slepen of de
sleepkabel geen carrosseriedelen
kan beschadigen. Houdt u bij het
slepen van een auto aan de wette-
lijke voorschriften. Dit geldt zowel
voor het slepen zelf als voor het ge-
drag naar andere weggebruikers.
ATTENTIE
Draai voor het slepen de
sleutel in stand MAR en
vervolgens in STOP zonder de con-
tactsleutel uit het slot te verwijde-
ren. Als de contactsleutel uit het
contactslot wordt genomen, scha-
kelt automatisch het stuurslot in
waardoor het onmogelijk wordt de
auto te besturen.
ATTENTIE
Start de motor niet als de
auto wordt gesleept.
ATTENTIE
Page 180 of 218

179
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
BELANGRIJK Een accu die gedu-
rende langere tijd minder dan 50%
geladen is, raakt door sulfatering be-
schadigd. Hierdoor loopt de capaciteit
en het startvermogen terug.
Ook is de accu dan gevoeliger voor
bevriezing (reeds bij temperaturen
van −10 °C).
Als u de auto langere tijd niet gebruikt,
zie dan „Auto langere tijd stallen” in
het hoofdstuk „Starten en rijden”.
Als u na aanschaf van uw auto acces-
soires wilt monteren die constante
voeding nodig hebben (diefstalalarm
enz.), of accessoires die de elektrische
installatie zwaar belasten, raden wij
u aan contact op te nemen met het
Lancia Servicenetwerk. Deze kan u de
meest geschikte installaties uit het
Lancia Lineaccessori-programma
aanraden en controleren of de elektri-
sche installatie van de auto geschikt
is voor het extra stroomverbruik of
dat het noodzakelijk is een accu met
een grotere capaciteit te monteren.
Enkele van deze stroomverbruikers
blijven continu stroom verbruiken ook
bij een uitgezette motor, waardoor de
accu geleidelijk ontlaadt.WIELEN
EN BANDEN
De spanning van de banden, inclusief
het noodreservewiel, moet regelmatig,
om de twee weken en voor een lange
rit, worden gecontroleerd: de banden-
spanning moet bij koude banden wor-
den gecontroleerd.
Tijdens het rijden neemt de banden-
spanning toe; zie voor de juiste
waarde van de bandenspanning de
paragraaf „Wielen” in het hoofdstuk
„Technische gegevens”.
Een onjuiste bandenspanning veroor-
zaakt een onregelmatige slijtage van
de banden fig. 15:
A: normale spanning: gelijkmatige
slijtage van het loopvlak.
B: te lage spanning: te grote slijtage
aan de zijkanten van het loopvlak.
C: te hoge spanning: te grote slijtage
in het midden van het loopvlak.
Banden moeten worden vervangen als
de profieldiepte van het loopvlak min-
der is dan 1,6 mm. Houdt u echter al-
tijd aan de voorschriften van het land
waarin u rijdt.BELANGRIJKE TIPS
❒
Voorkom bruusk remmen, met spin-
nende wielen optrekken, harde con-
tacten tussen banden en stoepran-
den, kuilen en andere obstakels. Het
langdurig rijden op een slecht weg-
dek kan de banden beschadigen;
❒controleer de banden regelmatig
op scheuren in de wangen en bul-
ten of slijtplekken op het loopvlak.
Wendt u in dit geval tot het Lan-
cia Servicenetwerk;
❒rijd nooit met een te zwaar beladen
auto: hierdoor kunnen de banden
en de velgen ernstig beschadigd
worden;
❒stop zo snel mogelijk bij een lekke
band en verwissel het wiel om be-
schadiging van de band, de velg,
de wielophanging en de stuurin-
richting te voorkomen;
fig. 15L0D0216m
Page 183 of 218

182
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
RUITENSPROEIERS
Voorruit (ruitensproeiers) fig. 18
Als de ruitensproeiers niet werken,
controleer dan eerst het niveau in het
ruitensproeiertankje (zie de para-
graaf „Niveaus controleren” in dit
hoofdstuk).
Controleer vervolgens of de ruiten-
sproeiermonden niet verstopt zijn.
Deze kunnen zo nodig met een speld
worden doorgeprikt.
De ruitensproeiers van de voorruit zijn
vloeistofdynamisch en hoeven daarom
niet te worden afgesteld; de ruiten-
sproeiervloeistof wordt verstoven zo-
dat een vooraf vastgesteld deel van de
voorruit wordt bereikt.Achterruit (achterruitsproeier)
fig. 19
Ook de ruitensproeier van de achter-
ruit is vloeistofdynamisch en hoeft
daarom niet te worden afgesteld; de
ruitensproeiervloeistof wordt versto-
ven zodat een vooraf vastgesteld deel
van de achterruit wordt bereikt.
De achterruitsproeier bevindt zich aan
de bovenkant van de achterklep.
CARROSSERIE
BESCHERMING TEGEN
ATMOSFERISCHE INVLOEDEN
De belangrijkste oorzaken van roest
zijn:
❒luchtverontreiniging;
❒zoutgehalte in de lucht en lucht-
vochtigheid (gebieden aan zee,
warm en vochtig klimaat);
❒omgevings-/seizoensinvloeden.
Ook de invloed van schurende ele-
menten, zoals stoffige omgeving, op-
waaiend zand, modder en steenslag
op de lak en de onderzijde moet niet
worden onderschat.
Lancia heeft voor uw auto de beste
technologische oplossingen toegepast
om de carrosserie efficiënt tegen roest
te beschermen.
fig. 18L0D0219mfig. 19L0D0220m
Page 186 of 218

185
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
Motorruimte
Het verdient aanbeveling de motor-
ruimte na het winterseizoen zorgvul-
dig te laten uitspuiten. Hierbij mag de
waterstraal niet direct op de elektro-
nische regeleenheden worden gericht.
Laat deze werkzaamheden verzorgen
door een gespecialiseerd bedrijf.
BELANGRIJK Voor het uitspuiten
van de motorruimte moet de contact-
sleutel in stand STOPstaan en de
motor koud zijn. Controleer na het
reinigen of de verschillende bescher-
mingen (rubber kappen, deksels enz.)
nog op hun plaats zitten en niet be-
schadigd zijn.
Gebruik nooit ontvlambare
producten zoals petroleum
of wasbenzine voor het reinigen
van de interieurdelen van de auto.
De elektrostatische lading die tij-
dens het reinigen door het wrijven
ontstaat, kan brand veroorzaken.
ATTENTIE
KUNSTSTOF INTERIEURDELEN
Wij raden u aan om de kunststof in-
terieurdelen op de normale manier te
reinigen met een doek bevochtigd met
water en een neutrale zeep zonder
schuurmiddel. Voor het verwijderen
van vet- of hardnekkige vlekken moe-
ten speciale schoonmaakmiddelen
zonder oplosmiddelen worden ge-
bruikt, die geschikt zijn voor het rei-
nigen van kunststof en die het visuele
effect en de kleur van de componen-
ten niet wijzigen.
BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol
of benzine om het glas van het ins-
trumentenpaneel of andere kunststof
onderdelen schoon te maken.INTERIEUR
Controleer af en toe of er onder de
vloerbedekking geen water is blijven
staan (dooiwater van sneeuwresten aan
schoenen, lekkende paraplu’s enz.),
waardoor roestvorming op de bodem
veroorzaakt zou kunnen worden.
STOELEN EN STOFFEN
BEKLEDING
Verwijder stof met een zachte borstel
of een stofzuiger. Voor een nog betere
reiniging van de stoffen bekleding ra-
den wij u aan de borstel vochtig te
maken. Reinig de zittingen met een
vochtige spons en een oplossing van
water en neutrale zeep.