Lancia Phedra 2007 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2007, Model line: Phedra, Model: Lancia Phedra 2007Pages: 246, PDF Size: 4.26 MB
Page 81 of 246

77
• recirculatie inschakelen: met
deze instelling kunt u kiezen, door
middel van het indrukken van knop
O, of u wilt rijden met gef`rceerd
gesloten recirculatie (betreffende
lampje brandt) of dat u toevoer wilt
van buitenlucht (lampje gedoofd)
geforceerd geopende recirculatie, of
dat u de recirculatie automatisch
door het systeem wilt laten regelen
(lampje gedoofd ook bij ingescha-
kelde recirculatie).Wij raden u aan de
recirculatiefunctie in te
schakelen in de file of in
tunnels. Hiermee wordt voorko-
men dat vervuilde lucht het inte-
rieur bereikt. Het is niet raad-
zaam dit systeem langdurig te
laten werken, omdat anders,
vooral als u met meerdere perso-
nen in de auto zit, de kans aan-
zienlijk toeneemt dat de ruiten
beslaan.
• regeling luchtopbrengst vanaf
de zitplaatsen achter inschakelen
(REAR): druk voor deze instelling
op knop (D); op deze wijze kunnen
de passagiers van de tweede rij de
luchtopbrengst regelen met de
draaiknoppen A(fig. 83) van de
extra aanjagers; op het display (C)
verschijnt het symbool van de aanja-
ger achter.De werking van de extra aanjagers
hangt af van de stand van de draai-
knoppen A:
0= extra aanjager met minimale
luchtopbrengst;
–= extra aanjager met een luchtop-
brengst die 50% bedraagt van de
opbrengst die de hoofdaanjager op
dat moment heeft;
AUTO= extra aanjager met dezelf-
de luchtopbrengst als die van de
hoofdaanjager;
+= extra aanjager met een lucht-
opbrengst die 70% bedraagt van de
opbrengst die de hoofdaanjager op
dat moment heeft. Met de recirculatiefunc-
tie kunnen, afhankelijk
van de werking van het
systeem (verwarming of koeling
van het interieur), de gewenste
omstandigheden sneller worden
bereikt. Het is echter niet raad-
zaam deze functie in te schakelen
op regenachtige of koude dagen,
omdat dan de ruiten aan de bin-
nenzijde aanzienlijk sneller kun-
nen beslaan, vooral als de com-
pressor niet is ingeschakeld.
fig. 83
L0B0102b
Page 82 of 246

78
SYSTEEM UITSCHAKELEN
U schakelt het systeem uit door de
draaiknop Lvoor regeling van de
aanjagersnelheid linksom te draaien,
totdat op het display het profiel van
de auto verschijnt zonder de aanja-
gers.
Bij uitschakeling voert het systeem
de volgende handelingen uit:
– de instellingen van voor het uit-
zetten worden opgeslagen;
– grafische weergave op het display
Cdooft met uitzondering van het
profiel van de auto;
– geforceerd geopende luchtrecir-
culatie (luchttoevoer van buiten);
– compressor wordt uitgeschakeld;
– aanjager wordt uitgeschakeld;
– luchtverdeling naar de voorruit;
– mengknop in geheel koude stand.STORINGSMELDING
Bij een eventuele storing (knoppen
geblokkeerd, defecte sensoren, elek-
trische storingen, enz.) wordt het
systeem automatisch in “recovery”
gezet; deze situatie wordt aangege-
ven door het gaan knipperen van de
punten tussen de decimaalcijfers van
de temperatuur op het display C.
Wendt u in dit geval zo snel mogelijk
tot de Lancia-dealer.
Recovery
De werking van het systeem in
recovery is als volgt:
– temperaturen bestuurders- en
passagierszijde: deze zijn gesyn-
chroniseerd en ontwikkelen zich op
dezelfde wijze; als knop (Aof E)
geblokkeerd is, wordt de tempera-
tuur door het systeem op 21°C inge-
steld;– hoofdaanjager, luchtverdeling,
compressor, recirculatie: de
betreffende werking wordt automa-
tisch geregeld (AUTO);
– functie AUTO:als deze functie
vooraf is ingesteld, worden de recir-
culatie, compressor, luchtverdeling
en hoofdaanjager automatisch gere-
geld; het heeft dus geen enkel effect
als de bijbehorende knoppen worden
ingedrukt;
– functie MAX-DEF: luchtverde-
ling naar de voorruit; het indrukken
van de knoppen luchtverdeling,
compressor, AUTO en recirculatie
heeft geen effect terwijl de functies
aanjager en temperatuur actief blij-
ven;
– functie REAR: extra aanjagers
kunnen niet worden ingeschakeld;
– achterruitverwarming: kan niet
worden ingeschakeld.
Page 83 of 246

79
HENDELS AAN HET
STUUR
HENDEL LINKS
Met de linker hendel bedient u de
meeste onderdelen van de buitenver-
lichting. Bij uitgenomen sleutel,
waarschuwt een geluidssignaal u dat
de buitenverlichting is ingeschakeld.
De buitenverlichting werkt uitslui-
tend als de contactsleutel in stand M
staat.
Buitenverlichting (fig. 84)
De buitenverlichting wordt inge-
schakeld als u draaiknop Avan
stand 0in stand
6zet.Dimlichten (fig. 85)
Het dimlicht wordt ingeschakeld
als u draaiknop Avan stand
6in
stand
21zet.
Op het instrumentenpaneel gaat
het controlelampje
2branden.Follow me home
(indien aanwezig - fig. 86)
Met deze functie wordt het gebied
voor de auto gedurende een vooraf
ingestelde tijd (45 seconden) ver-
licht. U schakelt deze functie in door
de linker hendel naar het dashboard
te duwen met de contactsleutel in
stand Sof uitgenomen. Dit dient te
gebeuren binnen 2 minuten na het
uitzetten van de motor.
Als de auto is uitgerust met het sys-
teem voor automatische inschake-
ling van de buitenverlichting en het
dimlicht, dan schakelt de functie fol-
low me home automatisch in bij het
openen van de portieren.
fig. 84
L0B0204b
fig. 85
L0B0205b
fig. 86
L0B0248b
Page 84 of 246

80
Automatische inschakeling van
de buitenverlichting en het dim-
licht (fig. 87)
Het systeem voor de automatische
inschakeling bestaat uit een infrarode
schemersensor op de voorruit die in
staat is om veranderingen in de inten-
siteit van het buitenlicht te meten.
Ga voor het in-/uitschakelen van
de automatische inschakeling als
volgt te werk:
– draai bij uitgeschakelde buitenver-
lichting (0) de contactsleutel in stand A;
– druk de knop Aop het uiteinde van
de linker hendel in en houd de knop
langer dan 2 seconden ingedrukt.
De in-/uitschakeling gaat gepaard
met een geluidssignaal.BELANGRIJK Het is niet mogelijk
om het systeem voor de automati-
sche inschakeling van de verlichting
in te schakelen als de verlichting al
met de hand is ingeschakeld. BELANGRIJKMet een ingescha-
kelde schemersensor kan een groot-
lichtsignaal worden gegeven. Toch
zal, als dit nodig is, het grootlicht
met de hand moeten worden inge-
schakeld.
Grootlicht (fig. 88)
Zet de schakelaar Ain stand
21
en trek de hendel naar het stuur.
Op het instrumentenpaneel gaat
het controlelampje 1branden.
Het grootlicht dooft als u de hendel
nogmaals naar het stuur trekt.
fig. 87
L0B0206b
fig. 88
L0B0207b
De schemersensor is niet
in staat om mist te signa-
leren. Bij mist moet de
verlichting dus handmatig wor-
den ingeschakeld.
BELANGRIJKAls het systeem is
geactiveerd, zal bij het in werking
treden van de ruitenwissers voor, de
buitenverlichting automatisch
inschakelen.
Met een automatisch ingeschakelde
buitenverlichting is het mogelijk om
de mistlampen voor en de mistach-
terlichten in te schakelen; met het
automatisch uitschakelen van de
buitenverlichting zullen deze ook
uitschakelen.
Page 85 of 246

81
Grootlichtsignaal (fig. 89)
Het grootlichtsignaal kan worden
gegeven door de hendel naar het
stuurwiel te trekken ( stand zonder
vergrendeling), ongeacht de stand
van de schakelaar A.Mistlampen voor en mistachter-
lichten
Inschakeling (fig. 90): draai scha-
kelaarBin de richting van de pijl:
– eerste aanslag, stand zonder ver-
grendeling, inschakeling mistlampen
voor; op het instrumentenpaneel
gaat lampje
5branden
– tweede aanslag, stand zonder
vergrendeling, inschakeling mist-
achterlichten; op het instrumenten-
paneel gaat lampje
4branden.
Uitschakeling (fig. 91): draai scha-
kelaar Bin de richting van de pijl
(stand zonder vergrendeling).De mistlampen voor en de mistach-
terlichten schakelen automatisch uit
met het uitschakelen van de buiten-
verlichting of door de schakelaar in
stand
6te plaatsen. Voor het
opnieuw inschakelen van de mist-
achterlichten is het dus noodzakelijk
om de hierboven beschreven hande-
ling te herhalen.
Als de motor opnieuw wordt
gestart, zullen de lichten automa-
tisch inschakelen, als deze al waren
ingeschakeld voor het uitzetten van
de motor.
BELANGRIJKDe mistachterlich-
ten kunnen vermoeiend zijn voor de
auto’s die volgen. Doof de mistach-
terlichten zodra het zicht weer goed
is.
fig. 89
L0B0208b
fig. 90
L0B0249b
fig. 91
L0B0250b
Page 86 of 246

82
Richtingaanwijzers (pijlen - fig. 92)
Plaats de hendel:
omhoog(stand 1): rechter richting-
aanwijzer ingeschakeld;
omlaag(stand 2): linker richtingaan-
wijzer ingeschakeld.
Op het instrumentenpaneel knippert
respectievelijk het waarschuwingslampje
Eof R.
De richtingaanwijzers schakelen auto-
matisch uit als de auto weer rechtuit
rijdt.
Als u kort richting aan wilt geven (bijv. bij
het wisselen van rijbaan), druk de hendel
dan iets naar boven of naar beneden zonder
dat de hendel vergrendelt.
Zodra u de hendel loslaat, gaat deze
automatisch terug.HENDEL RECHTS
Ruitenwissers - regensensoren
(fig. 93)
De ruitenwissers werken uitslui-
tend als de contactsleutel in stand M
staat.
0- Ruitenwissers uitgeschakeld
- Tijdelijke werking (1 slag): als
u de hendel loslaat, springt deze
direct weer in stand 0en schakelen
de ruitenwissers automatisch uit
AUTO– Ingeschakelde regensensor
(automatische werking)
1- Langzaam continu wissen
2- Snel continu wissen.Om het onderhoud te vereenvoudi-
gen, bijv. bij het reinigen van de
voorruit of bij het vervangen van de
wisserbladen, met de contactsleutel
in stand Sof uitgenomen, moet bin-
nen 60 seconden de hendel naar
beneden worden geplaatst (aanslag);
de ruitenwissers stoppen in verticale
stand; ze kunnen nu worden opge-
tild voor de vervanging van de wis-
serbladen of voor het reinigen.
BELANGRIJKOm eventuele scha-
de aan de carrosserie te voorkomen,
moeten de ruitenwissers op de juiste
manier in verticale stand worden
geplaatst voordat ze van de voorruit
worden getrokken, dus zoals hier-
voor beschreven staat.
fig. 93
L0B0189b
fig. 92
L0B0209b
Page 87 of 246

83
De regensensor is een elektronische
voorziening voor de ruitenwissers en
zorgt ervoor dat de frequentie van de
slagen van de ruitenwissers, tijdens
het wissen met interval, automatisch
wordt aangepast aan de hoeveelheid
regen op de ruit.
Alle andere door de rechter hendel
geregelde functies worden hier niet
door beïnvloed.
De regensensor schakelt automa-
tisch in als de hendel in stand AUTO
wordt geplaatst en heeft een regelbe-
reik dat oplopend varieert van uitge-
schakelde ruitenwissers (geen sla-
gen) als de ruit droog is, tot ruiten-
wissers die ingeschakeld worden op
de eerste continu snelheid bij hevige
regen.
Als de regensensor wordt ingescha-
keld, maken de ruitenwissers 1 slag.Als de ruitensproeiers worden
bediend bij ingeschakelde regensen-
sor, werkt het normale reinigings-
programma. Daarna hervat de
regensensor zijn normale automati-
sche werking.
Draai de contactsleutel in stand S
om de regensensor uit te schakelen.
Als de motor daarna wordt gestart,
schakelt de regensensor niet in, ook
niet als de hendel in stand AUTOis
blijven staan.
In dit geval is het voor de inschake-
ling van de regensensor voldoende
om de hendel in een andere stand te
zetten en vervolgens in stand AUTO.Als het nodig is om de
voorruit te reinigen, moet
altijd worden gecontro-
leerd of het systeem is uitgescha-
keld.
De regensensor is in staat om de
volgende omstandigheden te her-
kennen en zijn gevoeligheid hieraan
aan te passen:
– vuil op het controle-oppervlak
(zoutaanslag, vuil, enz.);
– waterstrepen veroorzaakt door
versleten wisserrubbers;
– verschil tussen dag en nacht (het
zicht wordt ‘s nachts sterker gehin-
derd door vocht op de ruit).
Schakel de regensensor
niet in als de auto wordt
gewassen in een automa-
tische wasstraat.
Controleer als er ijs op
de voorruit zit of de
regensensor is uitgescha-
keld.
Page 88 of 246

84
Ruitensproeiers (fig. 94)
De ruitensproeiers werken uitslui-
tend als de contactsleutel in stand M
staat.
Als u schakelaar Adraait zoals
wordt aangegeven in de figuur (
*stand zonder vergrendeling), dan
schakelen de ruitensproeiers en, als
het dim- of grootlicht brandt, de
koplampsproeiers in; vervolgens
maken de ruitenwissers drie slagen.Achterruitwisser (fig. 95)
De ruitenwissers werken uitslui-
tend als de contactsleutel in stand M
staat.
– draai schakelaarAvan stand 0in
stand '.
Als de ruitenwissers voor zijn inge-
schakeld, zal bij het inschakelen van
de achteruit automatisch de achter-
ruitwisser inschakelen, waardoor
een perfect zicht naar achteren
wordt geboden.Achterruitsproeier (fig. 96)
Deze werkt uitsluitend als de con-
tactsleutel in stand Mstaat.
– draai schakelaar Avan stand '
in stand
&(stand zonder vergrende-
ling); de achterruitsproeier treedt in
werking; gelijktijdig maakt de ach-
terruitwisser drie slagen.
fig. 94
L0B0210b
fig. 95
L0B0211b
fig. 96
L0B0251b
Page 89 of 246

85
TRIP COMPUTER
De tripcomputer is een systeem dat
in volgorde een aantal gegevens kan
tonen. Druk hiervoor herhaaldelijk
knop A(fig. 97) aan het uiteinde
van de hendel in.
De gegevens zijn: actieradius
van de auto , verbruik op het
moment, afstand tot de bestem-
ming, trip 1 (afstand traject,
gemiddeld verbruik, gemiddelde
snelheid) en trip 2 (afstand tra-
ject, gemiddeld verbruik, gemid-
delde snelheid).
Al deze informatie wordt op het
display van het CONNECT Nav+
telematica-infosysteem weergege-
ven.Reset: om de gegevens op nul te
zetten, druk langer dan 2 seconden
op knop A.
Actieradius
Toont de geschatte afstand die nog
kan worden afgelegd met de in de
tank aanwezige brandstof, waarbij
er van wordt uitgegaan dat het rijge-
drag niet verandert.
Verbruik op het moment
Toont het brandstofverbruik van
de laatste seconden die u gereden
hebt.
Afstand tot de bestemming
Toont de nog af te leggen afstand
tot de ingevoerde bestemming bij
ingeschakeld navigatiesysteem.Afstand traject
Toont de door de auto afgelegde
afstand, berekend vanaf het vertrek
na de resetprocedure (gegevens op
nul zetten).
Gemiddeld verbruik
Toont het gemiddelde verbruik
(schatting), berekend vanaf het ver-
trek na de resetprocedure (gegevens
op nul zetten).
Gemiddelde snelheid
Toont de gemiddelde snelheid van
de auto, berekend vanaf het vertrek
na de resetprocedure (gegevens op
nul zetten).
fig. 97
L0B0269b
Page 90 of 246

86
WAARSCHUWINGS
KNIPPERLICHTEN
(fig. 98)
Voor inschakeling drukt u op scha-
kelaar A, ongeacht de stand van de
contactsleutel.
Als dit systeem is ingeschakeld,
knippert het lampje op de schake-
laar en gaan tegelijkertijd de lampjes
Een Rbranden.
Voor uitschakeling drukt u de
knop nogmaals in.De auto is uitgerust met een sys-
teem voor automatische inschake-
ling van de waarschuwingsknipper-
lichten. Bij plotseling en langdurig
remmen worden de waarschuwings-
knipperlichten automatisch inge-
schakeld, zodat de bestuurder zich
kan concentreren om de controle
over de auto te behouden.
BRANDSTOF-
NOODSCHAKE-
LAAR
Deze veiligheidsschakelaar, die
door de regeleenheid van de airbags
wordt geregeld, springt omhoog bij
een botsing (vanuit iedere richting)
van een aanzienlijke omvang, waar-
door de toevoer van brandstof wordt
gestopt en de motor afslaat.
De bestuurder wordt door middel
van een melding op het display van
het CONNECT Nav+ telematica-
infosysteem gewaarschuwd als de
veiligheidsschakelaar is ingescha-
keld.
fig. 98
L0B0212b
Het gebruik van de
waarschuwingsknipper-
lichten is afhankelijk van
de wetgeving van het land waarin
u zich bevindt. Houdt u aan de
voorschriften.
Als u na een ongeval een
brandstoflucht ruikt of
merkt dat het brandstof-
systeem lekt, herstel de werking
van het systeem dan niet, zodat
brand wordt voorkomen.