sensor Lancia Phedra 2007 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2007, Model line: Phedra, Model: Lancia Phedra 2007Pages: 246, PDF Size: 4.26 MB
Page 2 of 246

Veilig en milieubewust rijden ................. 2
Signalen voor een correct gebruik
van de auto .......................................... 6
Symbolen.............................................. 7
Inhoud ................................................. 11
WEGWIJS IN UW AUTO.................... 12
Lancia CODE ...................................... 12
Diefstalalarm ....................................... 17
Start-/contactslot ................................. 19
Portieren .............................................. 20
Kinderveiligheidsslot............................. 25
Zitplaatsen voor ....................................26
Zitplaatsen achter ................................ 30
Opstellingen.......................................... 32
Hoofdsteunen........................................ 34
Armsteunen.......................................... 35
Zitpositie instellen ................................ 35
Veiligheidsgordels ................................. 37
Kinderen veilig vervoeren ..................... 44
Instrumentenpaneel ............................. 52
CONNECT Nav+ ................................. 60
Controle-/waarschuwingslampjes ......... 60
Klimaatregeling ................................... 66
Airconditioning, automatisch ............... 68
Hendels aan het stuur .......................... 79
Waarschuwingsknipperlichten .............. 86
Brandstofnoodschakelaar ..................... 86
Handrem.............................................. 87
Cruise-control....................................... 88
Handgeschakelde versnellingsbak ......... 89
Elektronisch geregelde automatische
versnellingsbak..................................... 90
Interieuruitrusting ................................ 96
Elektrische ruitbediening ..................... 104
Uitzetruiten achter................................ 106
Elektrisch bedienbare opendaken.......... 107
Bagageruimte........................................ 109Motorkap ............................................. 112
Allesdragers ......................................... 114
Koplampen .......................................... 114
ABS ..................................................... 116
MBA- en HBA-systeem.......................... 119
ESP-systeem ........................................ 119
EOBD-systeem ..................................... 123
Airbags voor en zij-airbags ................... 124
Parkeersensoren.................................... 130
Extra accessoires .................................. 132
Tanken met de Phedra ......................... 132
Bescherming van het milieu .................. 134
GEBRUIK VAN DE AUTO
EN PRAKTISCHE TIPS ..................... 135
Motor starten........................................ 135
Parkeren .............................................. 137
Veilig rijden ......................................... 138
Kostenbesparing en beperking van de
uitstoot van schadelijke uitlaatgassen ... 143
Economisch en milieubewust rijden .......146
Trekken van aanhangers ...................... 147
Winterbanden ...................................... 149
Sneeuwkettingen .................................. 150
Auto langere tijd stallen ....................... 150
Nuttige accessoires ............................... 151
NOODGEVALLEN............................... 152
Starten met een hulpaccu ..................... 152
Rollend starten ..................................... 153
Een lekke band .................................... 153
Een gloeilamp vervangen ..................... 159
Defecte buitenverlichting ...................... 162
Defecte interieurverlichting .................. 168
Een doorgebrande zekering .................. 170
Een lege accu ....................................... 178
Het opkrikken van de auto ................... 179Het slepen van de auto ......................... 180
Bij een ongeval ..................................... 182
ONDERHOUD VAN DE AUTO .......... 183
Geprogrammeerd onderhoud................. 183
Onderhoudsschema .............................. 184
Jaarlijks inspectieschema ...................... 188
Aanvullende werkzaamheden ............... 188
Niveaus controleren...............................190
Luchtfilter ........................................... 197
Pollenfilter............................................ 198
Dieselfilter ........................................... 199
Accu .................................................... 200
Elektronische regeleenheden ................. 203
Wielen en banden ................................. 203
Rubber slangen ....................................205
Ruitenwissers - achterruitwisser............ 206
Koplampsproeiers ................................ 208
Carrosserie ........................................... 208
TECHNISCHE GEGEVENS ............... 212
Identificatiegegevens............................. 212
Motorcodes - carrosserie-uitvoeringen...... 216
Motor ................................................... 216
Bougies ................................................ 217
Transmissie........................................... 218
Remmen............................................... 218
Wielophanging...................................... 218
Stuurinrichting..................................... 219
Wielen .................................................. 219
Afmetingen .......................................... 223
Prestaties ............................................. 224
Gewichten............................................. 225
Vullingstabel ........................................ 226
Smeermiddelen en vloeistoffen .............227
Brandstofverbruik ................................ 229
CO
2-emissie via de uitlaat..................... 230
Fiat Auto Nederland B.V.
Page 45 of 246

41
GORDELSPANNERS
Voor een nog effectievere bescher-
ming zijn de veiligheidsgordels voor
en achter (indien aanwezig) van de
auto voorzien van gordelspanners.
Dit systeem wordt bij een heftige
botsing door een sensor in werking
gesteld en trekt de gordel enige cen-
timeters aan. Op deze wijze worden
de inzittenden veel beter op hun
plaats gehouden en wordt de voor-
waartse beweging beperkt.
Het blokkeren van de veiligheids-
gordel geeft aan dat de gordelspan-
ner in werking is geweest; de gordel
wordt niet meer opgerold, ook niet
als hij wordt begeleid.
BELANGRIJKVoor een maximale
bescherming door de gordelspanners
moet de veiligheidsgordel zo worden
omgelegd dat hij goed aansluit op
borst en bekken.
De gordelspanners van de veilig-
heidsgordels treden alleen in wer-
king als de veiligheidsgordels goed
in de sluitingen vergrendeld zijn.Er kan een beetje rook ontsnappen.
Deze rook is niet schadelijk en duidt
niet op brand.
De gordelspanner behoeft geen
enkel onderhoud of smering. Elke
verandering van de oorspronkelijke
staat zal de doelmatigheid vermin-
deren. Als de gordelspanner door
extreme natuurlijke omstandigheden
(overstromingen, zeestormen) met
water en modder in contact is
geweest, dan moet de spanner wor-
den vervangen.
De gordelspanner werkt
slechts één maal. Als de
gordelspanner heeft
gewerkt, moet u zich tot de
Lancia-dealer wenden om de
spanner te laten vervangen. Het
systeem heeft vanaf de productie-
datum een geldigheid van 10 jaar.
Na deze periode moet u zich tot
de Lancia-dealer wenden voor
het vervangen van de gordelspan-
ner.Werkzaamheden waar-
bij stoten, sterke trillin-
gen of verhitting (maxi-
maal 100.°C gedurende ten hoog-
ste 6 uur) optreden, kunnen de
gordelspanners beschadigen of
activeren: bij die omstandighe-
den horen niet trillingen die
voortgebracht worden door een
slecht wegdek of door contacten
met kleine obstakels zoals trot-
toirs. Wendt u altijd tot de
Lancia-dealer.
TREKKRACHTBEGRENZERS
Om de veiligheid bij een ongeval te
vergroten, zijn de oprolautomaten
van de gordels voor en zijgordel ach-
ter van de tweede rij voorzien van
trekkrachtbegrenzers die tijdens een
frontale aanrijding de piekbelasting
op de borst en schouders beperken.
Page 76 of 246

72
SENSOREN
Voor een zeer nauwkeurige wer-
king van de klimaatregeling is het
systeem niet alleen uitgerust met een
buiten- en binnentemperatuursensor
maar ook met een zonnestralings-
sensor die de sterkte van de zonne-
straling naar de regeleenheid zendt.
Hierdoor wordt de temperatuur in
het interieur optimaal geregeld.
De zonnestralingssensor is in het
midden van het dashboard
geplaatst; de buiten- en binnentem-
peratuursensor bevinden zich op de
buitenspiegel aan passagierszijde.
fig. 82
L0B0066b
BEDIENINGSKNOPPEN (fig. 82)
Page 82 of 246

78
SYSTEEM UITSCHAKELEN
U schakelt het systeem uit door de
draaiknop Lvoor regeling van de
aanjagersnelheid linksom te draaien,
totdat op het display het profiel van
de auto verschijnt zonder de aanja-
gers.
Bij uitschakeling voert het systeem
de volgende handelingen uit:
– de instellingen van voor het uit-
zetten worden opgeslagen;
– grafische weergave op het display
Cdooft met uitzondering van het
profiel van de auto;
– geforceerd geopende luchtrecir-
culatie (luchttoevoer van buiten);
– compressor wordt uitgeschakeld;
– aanjager wordt uitgeschakeld;
– luchtverdeling naar de voorruit;
– mengknop in geheel koude stand.STORINGSMELDING
Bij een eventuele storing (knoppen
geblokkeerd, defecte sensoren, elek-
trische storingen, enz.) wordt het
systeem automatisch in “recovery”
gezet; deze situatie wordt aangege-
ven door het gaan knipperen van de
punten tussen de decimaalcijfers van
de temperatuur op het display C.
Wendt u in dit geval zo snel mogelijk
tot de Lancia-dealer.
Recovery
De werking van het systeem in
recovery is als volgt:
– temperaturen bestuurders- en
passagierszijde: deze zijn gesyn-
chroniseerd en ontwikkelen zich op
dezelfde wijze; als knop (Aof E)
geblokkeerd is, wordt de tempera-
tuur door het systeem op 21°C inge-
steld;– hoofdaanjager, luchtverdeling,
compressor, recirculatie: de
betreffende werking wordt automa-
tisch geregeld (AUTO);
– functie AUTO:als deze functie
vooraf is ingesteld, worden de recir-
culatie, compressor, luchtverdeling
en hoofdaanjager automatisch gere-
geld; het heeft dus geen enkel effect
als de bijbehorende knoppen worden
ingedrukt;
– functie MAX-DEF: luchtverde-
ling naar de voorruit; het indrukken
van de knoppen luchtverdeling,
compressor, AUTO en recirculatie
heeft geen effect terwijl de functies
aanjager en temperatuur actief blij-
ven;
– functie REAR: extra aanjagers
kunnen niet worden ingeschakeld;
– achterruitverwarming: kan niet
worden ingeschakeld.
Page 84 of 246

80
Automatische inschakeling van
de buitenverlichting en het dim-
licht (fig. 87)
Het systeem voor de automatische
inschakeling bestaat uit een infrarode
schemersensor op de voorruit die in
staat is om veranderingen in de inten-
siteit van het buitenlicht te meten.
Ga voor het in-/uitschakelen van
de automatische inschakeling als
volgt te werk:
– draai bij uitgeschakelde buitenver-
lichting (0) de contactsleutel in stand A;
– druk de knop Aop het uiteinde van
de linker hendel in en houd de knop
langer dan 2 seconden ingedrukt.
De in-/uitschakeling gaat gepaard
met een geluidssignaal.BELANGRIJK Het is niet mogelijk
om het systeem voor de automati-
sche inschakeling van de verlichting
in te schakelen als de verlichting al
met de hand is ingeschakeld. BELANGRIJKMet een ingescha-
kelde schemersensor kan een groot-
lichtsignaal worden gegeven. Toch
zal, als dit nodig is, het grootlicht
met de hand moeten worden inge-
schakeld.
Grootlicht (fig. 88)
Zet de schakelaar Ain stand
21
en trek de hendel naar het stuur.
Op het instrumentenpaneel gaat
het controlelampje 1branden.
Het grootlicht dooft als u de hendel
nogmaals naar het stuur trekt.
fig. 87
L0B0206b
fig. 88
L0B0207b
De schemersensor is niet
in staat om mist te signa-
leren. Bij mist moet de
verlichting dus handmatig wor-
den ingeschakeld.
BELANGRIJKAls het systeem is
geactiveerd, zal bij het in werking
treden van de ruitenwissers voor, de
buitenverlichting automatisch
inschakelen.
Met een automatisch ingeschakelde
buitenverlichting is het mogelijk om
de mistlampen voor en de mistach-
terlichten in te schakelen; met het
automatisch uitschakelen van de
buitenverlichting zullen deze ook
uitschakelen.
Page 86 of 246

82
Richtingaanwijzers (pijlen - fig. 92)
Plaats de hendel:
omhoog(stand 1): rechter richting-
aanwijzer ingeschakeld;
omlaag(stand 2): linker richtingaan-
wijzer ingeschakeld.
Op het instrumentenpaneel knippert
respectievelijk het waarschuwingslampje
Eof R.
De richtingaanwijzers schakelen auto-
matisch uit als de auto weer rechtuit
rijdt.
Als u kort richting aan wilt geven (bijv. bij
het wisselen van rijbaan), druk de hendel
dan iets naar boven of naar beneden zonder
dat de hendel vergrendelt.
Zodra u de hendel loslaat, gaat deze
automatisch terug.HENDEL RECHTS
Ruitenwissers - regensensoren
(fig. 93)
De ruitenwissers werken uitslui-
tend als de contactsleutel in stand M
staat.
0- Ruitenwissers uitgeschakeld
- Tijdelijke werking (1 slag): als
u de hendel loslaat, springt deze
direct weer in stand 0en schakelen
de ruitenwissers automatisch uit
AUTO– Ingeschakelde regensensor
(automatische werking)
1- Langzaam continu wissen
2- Snel continu wissen.Om het onderhoud te vereenvoudi-
gen, bijv. bij het reinigen van de
voorruit of bij het vervangen van de
wisserbladen, met de contactsleutel
in stand Sof uitgenomen, moet bin-
nen 60 seconden de hendel naar
beneden worden geplaatst (aanslag);
de ruitenwissers stoppen in verticale
stand; ze kunnen nu worden opge-
tild voor de vervanging van de wis-
serbladen of voor het reinigen.
BELANGRIJKOm eventuele scha-
de aan de carrosserie te voorkomen,
moeten de ruitenwissers op de juiste
manier in verticale stand worden
geplaatst voordat ze van de voorruit
worden getrokken, dus zoals hier-
voor beschreven staat.
fig. 93
L0B0189b
fig. 92
L0B0209b
Page 87 of 246

83
De regensensor is een elektronische
voorziening voor de ruitenwissers en
zorgt ervoor dat de frequentie van de
slagen van de ruitenwissers, tijdens
het wissen met interval, automatisch
wordt aangepast aan de hoeveelheid
regen op de ruit.
Alle andere door de rechter hendel
geregelde functies worden hier niet
door beïnvloed.
De regensensor schakelt automa-
tisch in als de hendel in stand AUTO
wordt geplaatst en heeft een regelbe-
reik dat oplopend varieert van uitge-
schakelde ruitenwissers (geen sla-
gen) als de ruit droog is, tot ruiten-
wissers die ingeschakeld worden op
de eerste continu snelheid bij hevige
regen.
Als de regensensor wordt ingescha-
keld, maken de ruitenwissers 1 slag.Als de ruitensproeiers worden
bediend bij ingeschakelde regensen-
sor, werkt het normale reinigings-
programma. Daarna hervat de
regensensor zijn normale automati-
sche werking.
Draai de contactsleutel in stand S
om de regensensor uit te schakelen.
Als de motor daarna wordt gestart,
schakelt de regensensor niet in, ook
niet als de hendel in stand AUTOis
blijven staan.
In dit geval is het voor de inschake-
ling van de regensensor voldoende
om de hendel in een andere stand te
zetten en vervolgens in stand AUTO.Als het nodig is om de
voorruit te reinigen, moet
altijd worden gecontro-
leerd of het systeem is uitgescha-
keld.
De regensensor is in staat om de
volgende omstandigheden te her-
kennen en zijn gevoeligheid hieraan
aan te passen:
– vuil op het controle-oppervlak
(zoutaanslag, vuil, enz.);
– waterstrepen veroorzaakt door
versleten wisserrubbers;
– verschil tussen dag en nacht (het
zicht wordt ‘s nachts sterker gehin-
derd door vocht op de ruit).
Schakel de regensensor
niet in als de auto wordt
gewassen in een automa-
tische wasstraat.
Controleer als er ijs op
de voorruit zit of de
regensensor is uitgescha-
keld.
Page 108 of 246

104
Bagageruimteverlichting
(fig. 133)
Als u de achterklep opent, gaat
automatisch de bagageruimtever-
lichting A(één lampje aan iedere
zijde) branden. Deze lampjes bevin-
den zich in de bekleding aan de zij-
kant van de bagageruimte.
Bij het sluiten van de achterklep
gaat de verlichting automatisch uit.
BELANGRIJKDe verlichting
dooft bij geopende achterklep in
ieder geval na enkele minuten, om te
voorkomen dat de accu ontlaadt.STEKKERDOZEN (fig. 134)
Deze werken alleen als de contact-
sleutel in stand Mstaat en bevinden
zich:
– stekkerdoos Aop het rechter
paneel van de derde rij.
– stekkerdoos Bop de achterzijde
van de stoelbescherming aan
bestuurderszijde, onder het bevesti-
gingspunt van de veiligheidsgordels.
Voor het gebruik moeten de
beschermdeksels worden geopend.ELEKTRISCHE
RUITBEDIENING
De ruitbediening is voorzien van
een anti-letselfunctie. De elektroni-
sche regeleenheid van dit systeem
kan met behulp van sensoren in de
ruitrubbers een eventueel obstakel
waarnemen als de ruit sluit. In dat
geval onderbreekt het systeem de
ruitbeweging en wordt de ruit
onmiddellijk geopend.
BELANGRIJKMet de contactsleu-
tel in stand Sof uitgenomen, blijft
de ruitbediening nog ongeveer 1
minuut actief.
BELANGRIJKAls de accu ont-
koppeld is geweest en u de schake-
laar voor het sluiten indrukt en de
ruitbediening niet werkt, dan moet
het systeem geïnitialiseerd worden;
laat de schakelaar los en druk er
nogmaals op totdat de ruit geheel
geopend is; houd aan het einde van
de slag de knop nog een seconde
ingedrukt. Hierna herneemt het sys-
teem zijn normale werking.
fig. 134
L0B0087b
fig. 133
L0B0079b
Page 122 of 246

118
BELANGRIJK Op auto’s die met
ABS zijn uitgerust, mogen uitslui-
tend door de fabriek voorgeschreven
velgen, banden en remblokken
gemonteerd worden.
Het systeem wordt gecompleteerd
met een elektronische remdrukver-
deling EBD (Electronic Brake
Distributor) die via de regeleenheid
en de sensoren van het ABS de rem-
druk verdeelt.
De auto is uitgerust met
een elektronische rem-
drukverdeling (EBD). Als
de lampjes xen jgelijktijdig
gaan branden bij een draaiende
motor, dan duidt dit op een sto-
ring in het EBD-systeem; in dit
geval kunnen bij hard remmen de
achterwielen vroegtijdig blokke-
ren waardoor de auto kan gaan
slippen. Rijd zeer voorzichtig
naar de dichtstbijzijnde Lancia-
dealer om het systeem te laten
controleren.Als bij een draaiende
motor alleen het waar-
schuwingslampje j
brandt, dan is er een storing in
het ABS. In dat geval werkt het
conventionele remsysteem op de
normale manier, terwijl geen
gebruik wordt gemaakt van het
antiblokkeersysteem. Onder deze
omstandigheden kan ook de wer-
king van het EBD-systeem ver-
minderen. Ook in dit geval raden
wij u aan onmiddellijk en zonder
bruusk te remmen naar de
dichtstbijzijnde Lancia-dealer te
rijden, om het systeem te laten
controleren.Als het waarschuwings-
lampje xvoor te laag
remvloeistofniveau gaat
branden, stop dan onmiddellijk
en wendt u tot de Lancia-dealer.
Als er vloeistof lekt uit het
hydraulische systeem, wordt de
werking van zowel het conventio-
nele remsysteem als het ABS in
gevaar gebracht.
Page 123 of 246

119
MBA- en
HBA-systemen
(indien
aanwezig)
De MBA (Mechanic Brake
Assistance) en HBA (Hydraulic
Brake Assistance) zijn systemen die
zorgen voor een automatische verho-
ging van de remdruk bij een nood-
stop. Tijdens kritieke situaties, als
de bestuurder het rempedaal met
kracht indrukt, zal het systeem de
remdruk verhogen zodat de auto zo
snel mogelijk tot stilstand komt.
De twee systemen werken op
dezelfde wijze. Het enige verschil is
dat de verhoging van de remdruk in
het ene geval wordt geregeld door de
regeleenheid van het ESP-systeem
en in het andere geval op mechani-
sche wijze tot stand komt.
ESP-systeem
(indien aanwezig)
Het ESP-systeem is een elektro-
nisch geregeld systeem dat de stabi-
liteit van de auto bewaakt door het
motorkoppel en de remwerking op
de wielen afzonderlijk te regelen als
de wielen hun grip verliezen, waar-
door de auto beter op koers blijft.
Tijdens de rit is de auto onderwor-
pen aan zijwaartse krachten en
krachten in de lengterichting, die
door de bestuurder kunnen worden
gecontroleerd, totdat de banden de
grip verliezen; als dit gebeurt, dan
wijkt de auto af van de door de
bestuurder gewenste koers.
Vooral bij het rijden op een onre-
gelmatig wegdek (zoals bij klinkers,
water, ijzel of modder), bij verande-
ringen in de snelheid (tijdens het
accelereren of remmen) en/of bij
veranderingen in het wegdek (aan-wezigheid van bochten of bij het ver-
mijden van obstakels), kunnen de
banden hun grip verliezen.
Het ESP-systeem beïnvloedt de
motor en de remmen, waardoor een
stabiel koppel wordt geleverd als de
sensoren de omstandigheden signa-
leren waarin de auto kan gaan slip-
pen.
De prestaties van het
systeem vergroten in
principe de actieve veilig-
heid, maar mogen de bestuurder
er niet toe verleiden onnodige en
onverantwoorde risico’s te
nemen. De rijstijl moet altijd zijn
aangepast aan het wegdek, het
zicht en het verkeer. De verant-
woordelijkheid voor de verkeers-
veiligheid ligt altijd en overal bij
de bestuurder van de auto.