Instrumentenpaneel Lancia Thema 2012 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2012, Model line: Thema, Model: Lancia Thema 2012Pages: 324, PDF Size: 3.72 MB
Page 175 of 324

"Uw instrumentenpaneel begrijpen"
voor meer informatie.
Het selecteren van "Audio Surround"
via de DSS modi activeert de Harman
Kardon® Logic7® multichannel
surround-soundtechniek in uw voer-
tuig. De modus "Video Surround"
wordt beschreven onder Driver-
Selectable Surround (DSS). De Video
Surround-modus is alleen beschik-
baar voor videobronnen (dvd's,
video-cd's of andere videomedia die
door de radio worden ondersteund).
Sommige audio zal beter klinken in de
DSS-modi, terwijl andere audio beter
tot zijn recht komt in de stereomodus.
Als de modus "Audio Surround" is
geactiveerd, wordt de balans automa-
tisch ingesteld. De faderregeling is be-
schikbaar in de surroundmodus,
maar moet worden ingesteld op de
middelste positie voor de beste sur-
roundkwaliteit. STUURBEDIENING
VOOR AUDIO
De afstandsbediening voor het audio-
systeem bevindt zich op het stuurwiel,
in de standen 3 uur en 9 uur.De knop aan uw rechterhand is een
tuimelschakelaar met een drukknop
in het midden. Hiermee kunt u het
volume regelen en de modus van de
geluidsinstallatie bepalen. Als u de
bovenzijde van de tuimelschakelaar
indrukt, neemt het geluidsvolume toe.
Als u de onderzijde indrukt, wordt het
volume verminderd.
Door op de drukknop in het midden te
drukken, kunt u schakelen tussen de
verschillende beschikbare modi voor
het geluidssysteem (MW/LW/CD en-zovoort).
De knop aan de linkerkant is een tui-
melschakelaar met een drukknop in
het midden. De functie van de knopaan uw linkerhand is afhankelijk van
de modus waarin de geluidsinstallatie
zich bevindt.
Hier volgt een beschrijving van de
functies van de knop aan uw linker-
kant in de verschillende modi.
Bediening van de radio
Als u de bovenzijde van de schakelaar
indrukt, wordt omhoog gezocht naar
de volgende goed te ontvangen zen-
der. Als u de onderzijde van de scha-
kelaar indrukt, wordt omlaag gezocht
naar de volgende goed te ontvangen
zender.
Als u op de drukknop midden op de
tuimelschakelaar aan uw linkerkant
drukt, stemt de radio af op de vol-
gende vooraf ingestelde zender die u
hebt geprogrammeerd onder de druk-
knop voor radiovoorinstellingen. Cd-speler
Bij eenmaal indrukken van de boven-
zijde van de schakelaar gaat u door
naar het volgende nummer op de cd.
Druk eenmaal op de onderkant van de
schakelaar om het begin van het hui-
dige nummer of het begin van het
vorige nummer te beluisteren. Doe dit
Afstandsbediening geluidssysteem
(achteraanzicht stuurwiel)
169
Page 177 of 324

voor de bestuurder en passagier aan
de bovenzijde van het scherm weerge-geven.
ALGEMEEN OVERZICHT
Toetsen
De toetsen bevinden zich in het mid-
den van het instrumentenpaneel on-
der het Uconnect Touch™ scherm. Schermtoetsen
Schermtoetsen bevinden zich op het
Uconnect Touch™ display.Beschrijving van de toetsen enschermtoetsen
1. AC toets
Druk deze toets kort in om de huidige
instelling van de airconditioning
(A/C) te wijzigen, het indicatielampje
brandt wanneer de A/C is ingescha-
keld (ON). Deze functie zorgt ervoor
dat de automatische werking wordt
veranderd in handmatige bediening
en dat de AUTO-indicator uitgaat.2. Recirculatieknop
Druk deze toets kort in om de huidige
instelling te wijzigen, het indicatie-
lampje brandt wanneer de functie isingeschakeld.
3. Aanjagerschakelaar
De aanjagerschakelaar wordt gebruik
om de hoeveelheid lucht te regelen,
die door het klimaatsysteem stroomt.
De schakelaar heeft zeven standen.
Als u het aanjagertoerental wijzigt,
schakelt de automatische bediening
over op handmatige bediening. Het
toerental kan als volgt met de toetsen
of schermtoetsen worden ingesteld:
Toets
Het aanjagertoerental neemt toe wan-
neer u de schakelaar vanuit de laagste
stand rechtsom draait. Het aanjager-
toerental neemt af wanneer u de scha-
kelaar linksom draait.
Automatische klimaatregeling —
toetsen
Uconnect Touch™ systeem 8.4
Automatische temperatuurregeling — schermtoetsen
171
Page 179 of 324

OPMERKING:
Als deze toets wordt ingedrukt ver-
andert de Sync modus automa-
tisch in exit Sync.
8. Toets klimaatregeling uit
Druk op deze toets om de klimaatre-
geling in of uit te schakelen.
9. Knop AUTO
Regelt automatisch de interieurtem-
peratuur door het regelen van de
luchtverdeling en de luchthoeveel-
heid. Door deze functie te gebruiken
schakelt de automatische tempera-
tuurregeling tussen de handmatige en
automatische modi. Raadpleeg "Au-
tomatische bediening" voor meer in-formatie.
10. Temperatuurregelknop
bestuurder OMLAAG
Biedt de bestuurder een onafhanke-
lijke temperatuurregeling. Druk deze
toets om de ingestelde temperatuur teverlagen. OPMERKING:
In de Sync modus regelt deze toets
tegelijkertijd ook automatisch de
temperatuurregeling aan passa-gierszijde.11. Temperatuurregelknop
bestuurder OMHOOG
Biedt de bestuurder een onafhanke-
lijke temperatuurregeling. Druk deze
toets om de ingestelde temperatuur teverhogen. OPMERKING:
In de Sync modus regelt deze toets
tegelijkertijd ook automatisch de
temperatuurregeling aan passa-gierszijde.
12. Modi
De luchtverdeling kan zo worden in-
gesteld dat lucht vanuit de luchtroos-
ters in het instrumentenpaneel, de
vloerroosters, de ontwasemingsroos-
ters en de ontdooiroosters stroomt. De
modus instellingen zijn als volgt:
Ventilatie instrumentenpaneel
Er komt lucht naar binnen via de
roosters in het dashboard. Deze
roosters kunt u afzonderlijk in-
stellen om zo de luchtstroming te re-
gelen. De schoepen van de uitblaas-
openingen in het midden van het
dashboard en in de zijpanelen kunnen
omhoog en omlaag en naar links en
naar rechts worden bewogen om zo de richting van de luchtstroom te rege-
len. Onder de schoepen bevindt zich
een regelwiel waarmee de uitblaas-
opening kan worden afgesloten of
aangepast om zo de uitstromende
hoeveelheid lucht te regelen.
Gemengde ventilatie
Lucht stroomt uit de luchtroos-
ters in het instrumentenpaneel
en de roosters in de vloer. Een
geringe hoeveelheid lucht stroomt via
de openingen voor voorruit- en zijrui-tontwaseming. OPMERKING:
De TWEE NIVEAUS modus is be-
doeld om comfort te bieden door
koele lucht uit de luchtroosters in
het instrumentenpaneel en warme
lucht uit de vloerroosters te latenstromen.
173
Page 199 of 324

Noodloopmodus van de transmissie
De werking van de transmissie wordt
elektronisch gecontroleerd op abnor-
male situaties. Als een situatie wordt
gedetecteerd die schade aan de trans-
missie kan veroorzaken, wordt de
noodloopmodus van de transmissie
geactiveerd. In deze stand kan de ver-
snellingsbak alleen in bepaalde ver-
snellingen werken, of schakelt hele-
maal niet over. De werking vanuit het
voertuig wordt sterk beperkt en de
motor kan afslaan. In sommige situa-
ties schakelt de versnellingsbak niet
meer in als de motor wordt afgezet en
opnieuw wordt gestart. Het storings-
lampje is mogelijk aan. Een bericht op
het instrumentenpaneel informeert de
bestuurder over de ernstigere situaties
en geeft aan welke acties eventueel
ondernomen moeten worden.
In het geval van een kortstondig pro-
bleem kan de transmissie weer wor-
den ingesteld om alle voorwaartse
versnellingen terug te krijgen als de
volgende stappen worden uitgevoerd.OPMERKING:
Als het bericht op het instrumen-
tenpaneel aangeeft dat de versnel-
lingsbak eventueel niet inschakelt
nadat de motor is afgezet, mag u de
volgende procedure alleen uitvoe-
ren op een voorkeurslocatie (bij
voorkeur bij uw erkende dealer).
1. Stop de auto.
2. Zet de versnellingsbak indien mo-
gelijk in PARK.
3. Zet de motor af
4. Wacht ongeveer 30 seconden.
5. Start de motor opnieuw.
6. Schakel naar de gewenste versnel-
ling. Als het probleem is verholpen,
hervat de transmissie de normale wer-king. OPMERKING:
Ook al kan de transmissie worden
gereset, we raden u toch aan zo
spoedig mogelijk naar uw erkende
dealer te gaan. Uw erkende dealer
kan met diagnoseapparatuur be-
palen of het probleem zich nog-
maals kan voordoen.Als geen reset van de transmissie mo-
gelijk is, is onderhoud door de er-
kende dealer vereist. VIJFTRAPS
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK – 3,0LDIESELMOTOR
De indicator voor de standen van de
versnellingspook (op het instrumen-
tenpaneel) geeft de versnellingen aan.
U moet het rempedaal intrappen om
de versnellingspook uit de stand
PARK te zetten (raadpleeg “Rem-/
schakelblokkering (BTSI)” in dit
hoofdstuk). Om te gaan rijden dient u
de versnellingspook vanuit de stand
PARK of NEUTRAL in de stand
DRIVE te zetten.
De elektronisch geregelde versnel-
lingsbak zorgt voor een nauwkeurig
schakelpatroon. Het elektronisch sys-
teem van de versnellingsbak is zelf-
kalibrerend; vandaar dat de eerste
schakelingen bij een nieuwe auto in
het begin wat abrupt kunnen zijn. Dat
is echter normaal. Het nauwkeurige
193
Page 212 of 324

te gaan en te helpen de auto in de
juiste koers te houden.
De ESC gebruikt sensoren die zowel
het door de bestuurder gewenste tra-
ject als het werkelijke traject van de
auto detecteren. Als het werkelijke
traject niet overeenkomt met het ge-
wenste traject, remt het ESC-systeem
het juiste wiel af om onder- of over-
stuur tegen te gaan.
Overstuur: het voertuig draait meerdan correct is voor de positie van
het stuur
Onderstuur: het voertuig draait minder dan correct is voor de posi-
tie van het stuur.
WAARSCHUWING!
De elektronische stabiliteitsregeling
(ESC) kan niet voorkomen dat de
auto onderhevig is aan de natuur-
kundige wetten en kan evenmin zor-
gen voor meer grip op het wegdek.
ESC kan geen ongelukken voorko-
men, ook niet de ongelukken die
worden veroorzaakt door te hoge
snelheden in bochten, het rijden op
een zeer glad wegoppervlak of aqua-
planing. Alleen een oplettende en
bekwame bestuurder met een veilige
rijstijl kan ongelukken voorkomen!
Gebruik de mogelijkheden van een
auto met ESC nooit op een roekeloze
of gevaarlijke wijze waardoor de vei-
ligheid van de bestuurder of anderen
in gevaar wordt gebracht.
Bedrijfsmodi van de ESC
Het ESC-systeem kent twee bedrijfs-modi. ESC aan
Dit is de normale instelling voor het
ESC. Als de auto wordt gestart, be-
vindt het ESC systeem zich in deze
modus. Deze instelling moet worden
gebruikt voor het merendeel van de
rijomstandigheden. Het ESC mag al-
leen om specifieke redenen worden
uitgeschakeld, zoals wordt beschre-
ven in de volgende gedeelten.
Partial Off (Gedeeltelijk uit)
De modus "Gedeeltelijk uit" is be-
stemd voor als men een meer dynami-
sche rijervaring wenst. Het is ook be-
doeld voor rijden in diepe sneeuw,
zand of grint. Bij deze modus wordt
het TCS-gedeelte van het ESC gede-
activeerd en wordt de drempel voor
ESC-activering naar boven verlegd
waardoor er meer wielspin wordt toe-
gelaten dan normaal het geval is bijESC.
De schakelaar"ESC Off" bevindt zich
op de rij schakelaars in het midden
van het instrumentenpaneel. Als u de
bedrijfsmodus "Partial Off" (gedeel-
telijk uit) wilt activeren, drukt u kort
op de toets "ESC OFF" (ESC uit),
waarna het controle-/storingslampje
206
Page 214 of 324

WAARSCHUWING!
Met een geladen auto of als u een
aanhanger trekt, kunnen er zich op
lichte hellingen (d.w.z. minder dan
8%) situaties voordoen waarbij het
systeem niet wordt geactiveerd en de
auto een beetje achteruit kan rollen.
Dit kan een botsing met een andere
auto of voorwerp veroorzaken. Ver-
geet nooit dat de bestuurder verant-
woordelijk is voor het remmen van
de auto.
Trekken met HSA
HSA helpt u als u wegrijdt op een
helling terwijl u een aanhanger trekt.
WAARSCHUWING!
Als u een aanhangerremregelsys- teem gebruikt op uw aanhanger,
kunt u de remmen van uw aan-
hanger in- en uitschakelen met de
remschakelaar. In het laatste ge-
val is het mogelijk dat er niet ge-
noeg remdruk is als u het rempe-
daal loslaat om de auto en
aanhanger op een helling op hun
plaats te houden en dit kan een
botsing met een andere auto of
voorwerp achter u veroorzaken.
Om te voorkomen dat u op de
helling naar beneden rolt als u
weer gaat rijden, moet u de aan-
hangerrem handmatig inschake-
len voordat u het rempedaal los-
laat. Vergeet nooit dat de
bestuurder verantwoordelijk is
voor het remmen van de auto.
HSA is geen parkeerrem. Trek de
parkeerrem altijd helemaal aan
voordat u uitstapt. Zorg ook dat u
de versnellingsbak in PARK laat.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Het niet-naleven van deze waar-
schuwingen kan ertoe leiden dat
het voertuig van de helling rolt en
in botsing kan komen met een an-
der voertuig, persoon of object en
ernstig of dodelijk letsel kan ver-
oorzaken. Vergeet nooit de par-
keerrem te gebruiken tijdens het
parkeren op een helling en dat de
bestuurder verantwoordelijk is
voor het remmen van de auto.
HSA uitschakelen
U kunt het HSA-systeem uitschakelen
met de persoonlijk te programmeren
functies van het Uconnect Touch™
systeem. Raadpleeg "Uconnect
TOUCH™ INSTELLINGEN" in "Uw
instrumentenpaneel begrijpen" voor
meer informatie.
READY ALERT BRAKING
"Ready Alert Braking" (anticiperend
remsysteem) kan de tijd verkorten die
nodig is om in noodstopsituaties de
volle remkracht te bereiken. Het sys-
teem anticipeert op mogelijke nood-
stopsituaties door te registreren hoe
snel de bestuurder het gaspedaal los-
208
Page 224 of 324

LET OP!(Vervolgd)
Plaats na het controleren of aan-
passen van de bandenspanning
altijd de ventieldop terug. Hier-
door voorkomt u dat de TPM-
sensor beschadigd raakt door bin-
nendringend vocht of vuil in hetventiel.
OPMERKING:
Het TPM-systeem is niet be- doeld als vervanging voor nor-
maal onderhoud en waarschuwt
niet bij andere problemen met
de band.
Het TPM-systeem mag niet wor- den gebruikt als bandenspan-
ningsmeter bij het aanpassen
van de bandenspanning.
Als u met een ruim onvoldoende opgepompte band rijdt, raakt de
band oververhit en kan een
klapband optreden. Een te lage
bandenspanning verhoogt ook
het brandstofverbruik, vermin-
dert de levensduur van de band
en kan het rij- en remgedrag van
de auto nadelig beïnvloeden. Het TPM-systeem is geen ver-
vanging voor het juiste banden-
onderhoud en de bestuurder is
ervoor verantwoordelijk om de
juiste bandenspanning te hand-
haven met gebruik van een
nauwkeurige bandenspan-
ningsmeter, zelfs wanneer de
bandenspanning nog niet laag
genoeg is om het TPM-
verklikkerlampje te activeren.
Het TPMS registreert altijd de werkelijke bandenspanning,
ook als die spanning onder in-
vloed van de verschillen in sei-
zoenstemperatuur verandert.
PREMIUMSYSTEEM
Het bandenspanningscontrolesys-
teem (TPMS) maakt gebruik van
draadloze technologie met op de velg
gemonteerde elektronische sensors
die het spanningsniveau meten. De
sensoren, die bij het ventiel op de vel-
gen zijn gemonteerd, sturen informa-
tie over de bandenspanning naar deontvangstmodule. OPMERKING:
Het is uiterst belangrijk dat u de
spanning van alle banden van de
auto maandelijks controleert en
de banden zonodig op de juiste
spanning brengt.
De TPMS bestaat uit de volgende on-
derdelen:
Ontvangstmodule
vier TPM-sensoren,
verschillende TPMS-berichten die
verschijnen op het Elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC)en
TPM-lampje.
Waarschuwing voor lage
spanning van hetbandenspanningscontrolesysteem Als de spanning in een of meer
van de gebruikte wegbanden te
laag is, gaat het TPM-
verklikkerlampje voor lage banden-
spanning in het instrumentenpaneel
branden en klinkt er een geluidssig-
naal. Daarnaast verschijnt in het
EVIC het bericht "LOW TIRE" en
een grafiek waarop de bandenspan-218
Page 291 of 324

Locatie Patroonzekering Minizekering Omschrijving
10 30 A roze — Bestuurdersportier
11 30 A roze — Passagiersportier
12 — 20 A geel Sigarettenaanstekers, instrumentenpaneel en aansluitcon-tact achterconsole
15 40 A groen — Verwarmings-/aircoventilator
16 — — Zekering — Reserve
17 — — Zekering — Reserve
18 — — Zekering — Reserve
19 — — Zekering — Reserve
20 — — Zekering — Reserve
21 — — Zekering — Reserve
22 — — Zekering — Reserve
23 — 10 A rood Brandstofklep/diagnosepoort
24 — 15 A blauw Radioscherm
25 — 10 A rood Bewaking bandenspanning
26 — — Zekering — Reserve
27 — 25 amp Blanco Versterker
31 — 25 amp Blanco Elektrisch verstelbare stoelen
32 — 15 A blauw HVAC-module/groep
33 — 15 A blauw Contactschakelaar/draadloze module
34 — 10 A rood Module stuurkolom/klok
35 — 10 A rood Sensor accu
36 — — Zekering — Reserve
37 — 15 A blauw Radio
38 — 20 A geel Aansluitcontact in armsteun
40 — — Zekering — Reserve
41 — — Zekering — Reserve
42 30 A roze — Ontwaseming achter
43 — 25 amp Blanco Verwarmde stoelen achter/stuurwiel
44 — 10 A rood Parkeerhulp/dode hoek/camera
45 — 15 A blauw Groep/achteruitkijkspiegel/kompas
285
Page 315 of 324

Instelbare snelheidsregeling
(ACC) (Snelheidsregeling) . . . 100
Instelbare stuurkolom . . . . . 95,96Instructieboekje
(bedrijfshandboek) . . . . . . . . . . 6
Instructies voor het
opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . 247
Instrumentenpaneel . . . . . . . . 141
Instrumentenpaneel en
bedieningen . . . . . . . . . . . . . 140
Instrumentenpaneel reinigen . . 281
Intensiteit overdag,
interieurverlichting . . . . . . . . . 92
Intensiteit, interieurlicht . . . . . . 91
Interieur, verzorging en
onderhoud . . . . . . . . . . . . . . 280
Interieur, zekeringen . . . . . . . 281
Interieurverlichting . . . . . . . . . 91
Intervalstand ruitenwissers
(intervalschakeling van de
ruitenwissers) . . . . . . . . . . . . . 93
Keuze van de koelvloeistof
(antivries) . . . . . . . . . . . 273,291
Keuze van de olie . . . . . . . . . . 265
Keyless Enter-N-Go . . . . . . 22,183
Kilometerteller . . . . . . . . . . . 142
Kinderbeveiliging . . . . . . . . 48,51
Kinderen beveiligen . . 48,51,53,55Kinderstoeltje . . . . . . . . . . . . . 49Kinderzitje,
gordelverankering . . . . . . . . . . 53
Klimaatregeling, airco . . . . . . 170
Klokje . . . . . . . . . . . . . . . . . 168
Klokje instellen . . . . . . . . . . . 168
Kniebescherming . . . . . . . . . . . 38Knipperlichten
Richtingaanwijzers . . 60,90,141
Waarschuwingsknipperlich-
ten . . . . . . . . . . . . . . . . . . 239
Knipperlichten,
richtingaanwijzers . . . . 60,90,141
Koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . 268
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . 272 Belangrijke punten . . . . . . . 275
Controle . . . . . . . . . . . . . . 274Inhoud
koelvloeistofreservoir . . . . . 290
Keuze van de koelvloeistof
(antivries) . . . . . . . 273,290,291
Koelvloeistof bijvullen
(antivries) . . . . . . . . . . . . . 273
Koelvloeistofpeil . . . . . 272,274
Oude koelvloeistof
verwijderen . . . . . . . . . . . . 274
Radiatordop . . . . . . . . . . . . 274
Vloeistof laten aflopen en
nieuw bijvullen . . . . . . . . . 272 Vuldop expansievat . . . . . . . 274
Koelvloeistof (antivries)
toevoegen . . . . . . . . . . . . . . . 273Koelvloeistofdop
(Radiatorvuldop) . . . . . . . . . . 274
Kofferdeksel . . . . . . . . . . . . . . 27
Kofferdeksel, elektrische
ontgrendeling . . . . . . . . . . . . . 27
Kofferdeksel,
noodontgrendeling . . . . . . . . . . 27
Kofferdekselslot
Ontgrendeling, Noodgevallen . . 27Koolstofmonoxide,
waarschuwing . . . . . . . . . . . . . 58
Koplampen . . . . . . . . . . . . . . 288
Automatisch . . . . . . . . . . . . 87
Grootlichtschakelaar/dimmerschakelaar
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
Inschakelen met
ruitenwissers . . . . . . . . . . 87,94
Inschakelvertraging . . . . . . . 87
Lampen vervangen . . . . . . . 288
Passeersignaal . . . . . . . . . . . 90
Reiniging . . . . . . . . . . . . . . 280
Schakelaar . . . . . . . . . . . . . 86
Sproeiers . . . . . . . . . . . . 95,270
Uitschakelvertraging . . . . . . . 87
Waarschuwingssignaal
ingeschakelde lichten . . . . . . 89
309
Page 316 of 324

Krik, gebruik . . . . . . . . . . . . 247
Krik, locatie . . . . . . . . . . . . . 246
Laden van het voertuig . . 225,226 Lage
bandenspanningsysteem . . . . . 216
Lampje Check Engine
(storingslampje) . . . . . . . . . . 144
Lampjes . . . . . . . . . . . . . . . 60,86ABS . . . . . . . . . . . . . . . . . 146
Airbag . . . . . . 43,44,47,58,144
Alarm . . . . . . . . . . . . . . . . 146Alarmsysteem
(diefstalbeveiliging) . . . . . . 146
Automatische koplampen . . . 87
Bandenspanningscontrole . . 142, 216
Buitenverlichting . . . . . . . . . 60Diefstalalarm
(beveiliging) . . . . . . . . . . . 146Dimmer
instrumentenpaneel . . . . . . . 91
Dimschakelaar, koplamp . . . . 90
Elektronisch
Stabiliteitsprogramma
(ESP) . . . . . . . . . . . . . . . . 209
Gevaarknipperlichten . . . . . 239
Grootlicht . . . . . . . . . . . . . . 90
Grootlicht/dimmer . . . . . . . . 90 Indicatielampje grootlicht . . 142
Instapverlichting . . . . . . . . . 17
Instrumentenpaneel . . . . . . . 86
Interieur . . . . . . . . . . . . . . . 91
Kaartleeslampjes . . . . . . 90,122
Knipperlichten . . . . . . . . . . . 90
Koplampen . . . . . . . . . . 86,288
Koplampen aan met
ruitenwisser . . . . . . . . . . 87,94
Koplampschakelaar . . . . . . . 86Langzaam-rijdenfunctie(instrumentenverlichting
overdag) . . . . . . . . . . . . . . . 92
Licentie . . . . . . . . . . . . . . . 289
Make-upspiegeltje . . . . . . . . 71
Mistlampen . . . . . . . . . . . . 142
Onderhoud . . . . . . . . . 287,288
Richtingaanwijzer . . . . . . 60,90
Service Engine Soon
(storingslampje) . . . . . . . . . 144
SmartBeams . . . . . . . . . . . . 88Storingslampje
(motorcontrole) . . . . . . . . . 144
Tractiecontrole . . . . . . . . . . 209
Vervangen . . . . . . . . . . 287,288
Waarschuwing (Beschrijving
instrumentenpaneel) . . . . . . 141
Waarschuwing aan
koplampen . . . . . . . . . . . . . 89Waarschuwing
brandstofniveau . . . . . . . . . 151
Waarschuwing lichten aan . . . 89
Waarschuwing
rembekrachtiging . . . . . . . . 209
Waarschuwing remmen . . . . 145
Waarschuwing
veiligheidsgordel . . . . . . . . 147
Wachten om te starten . . . . 151
Lampjes vervangen . . . . . 287,288
Lampjes, vervanging . . . . . 60,287
Lane Change Assist . . . . . . . . . 90
Lastverdelingssysteem . . . . . . 135
LATCH-systeem (Onderste
bevestigingspunten en -banden
voor kinderzitjes) . . . . . . . . . . . 53
Lekke band vervangen . . . . . . 246
Lekken, vloeistof . . . . . . . . . . . 60
Levensduur van de banden . . . 214
Luchtfilter, motor
(luchtreinigingsfilter motor) . . 266
Make-upspiegeltjes . . . . . . . . . 71 Maximaal
voertuiggewicht . . . . . . . . 226,227
Maximale asbelasting . . . . 226,227Meters Brandstof . . . . . . . . . . . . . 144
Snelheidsmeter . . . . . . . . . . 144
310