Instrumentenpaneel Lancia Thema 2012 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2012, Model line: Thema, Model: Lancia Thema 2012Pages: 324, PDF Size: 3.72 MB
Page 92 of 324

2. Stap uit en duw de veiligheids-
grendel naar links. De veiligheids-
grendel bevindt zich in het midden,
onder de voorste rand van de motor-kap. OPMERKING:
Uw voertuig kan zijn uitgerust met
een actief motorkapsysteem.
Raadpleeg "Gordelsystemen" in
"Wat u moet weten voordat u de
auto start" voor meer informatie.
LET OP!
Om mogelijke beschadigingen te
voorkomen mag u de motorkap niet
hard dichtslaan. Laat de motorkap
zakken tot ongeveer 15 cm hoogte
en laat hem dan vallen. Zo worden
beide vergrendelingen gesloten. Rijd
nooit met uw auto als de motorkap
niet volkomen via beide vergrende-
lingen gesloten is.WAARSCHUWING!
Controleer of de motorkap goed ver-
grendeld is voor u gaat rijden. Als de
motorkap niet volkomen vergren-
deld is, kan hij opklappen wanneer
de auto rijdt, zodat uw uitzicht naar
voren wordt belemmerd. Als u deze
waarschuwing niet opvolgt, kan dit
ernstig en zelfs dodelijk letsel tot
gevolg hebben.
VERLICHTING LICHTSCHAKELAAR De koplampschakelaar be-
vindt zich aan de linkerzijde
van het instrumentenpaneel.
Met deze schakelaar bedient u de kop- lampen, de parkeerlichten, de instru-
mentenverlichting, het dimmen van
de instrumentenverlichting, de interi-
eurverlichting en de mistlampen. OPMERKING:
In bepaalde Europese landen
functioneert het parkeerlicht al-
leen met het contactslot in de stand
OFF, of wanneer de mistlichten of
koplampen ook in de stand ON
staan. Ongeacht de stand van het
contactslot blijven de parkeerlich-
ten in de stand ON zolang de scha-
kelaar in de eerste klikstand blijftstaan.
Draai de koplampschakelaar
rechtsom naar de eerste klikstand om
de stadslichten en de instrumenten-
verlichting in te schakelen. Draai de
lichtschakelaar in de tweede stand om
Motorkapvergrendeling
Schakelaar koplampen
86
Page 94 of 324

U kunt de vertragingstijd van dekoplampen programmeren met
het Uconnect Touch™ systeem,
raadpleeg "Uconnect Touch™
instellingen" in "Uw instrumen-
tenpaneel begrijpen" voor meerinformatie.
SMARTBEAM™
Het SmartBeam™ systeem zorgt voor
meer licht van de koplampen in het
donker door automatische regeling
van het grootlicht met behulp van een
op de achteruitkijkspiegel gemon-
teerde digitale camera. Deze camera
detecteert de verlichting van andere
voertuigen en zorgt ervoor dat auto-
matisch van grootlicht naar dimlicht
wordt geschakeld totdat naderende
voertuigen uit het zicht van de camera
zijn verdwenen.
Volg een van de onderstaande stappen
om het SmartBeam™ systeem te de-
activeren.
1. Selecteer “Automatisch groot licht
— OFF” via het EVIC. Raadpleeg
“Elektronisch voertuiginformatiecen-
trum (EVIC)/Door de klant te pro- grammeren functies" in "Functies
van het instrumentenpaneel" voor
meer informatie.
2. Trek de multifunctionele hendel
naar u toe om de koplampen van de
stand grootlicht in de stand dimlicht
te zetten. 3. Draai de lichtschakelaar
rechtsom van de stand AUTO (A)
naar de stand aan. OPMERKING:
SmartBeam™ kan worden inge-
schakeld met het Uconnect
Touch™ systeem, raadpleeg
"Uconnect Touch™ instellin-
gen" in "Uw instrumentenpa-
neel begrijpen" voor meer infor-matie.
Als de koplampen en achterlich- ten van voertuigen in het came-
rablikveld defect zijn, met mod-
der zijn bespat of gedeeltelijk
aan het zicht worden onttrok-
ken, zal uw grootlicht langer
blijven branden (dichter bij het
andere voertuig). Het systeem
zal ook niet correct werken als de voorruit of cameralens zijn
bedekt met vuil, vet of andereobstakels.
DAGVERLICHTING
De dagverlichting schakelt in als de
motor draait en de auto uit PARK
geschakeld wordt, de koplampen uit
staan en de parkeerrem losgezet is. Bij
normaal rijden in het donker moet de
lichtschakelaar worden ingeschakeld.
Als één van de richtingaanwijzers
wordt ingeschakeld, schakelt de dag-
verlichting aan dezelfde kant uit zo-
lang de richtingaanwijzer aan staat.
Zodra de richtingaanwijzer wordt uit-
geschakeld, gaat de dagverlichting
weer branden. OPMERKING:
Afhankelijk van de lokale voor-
schriften kunt u de dagverlichting
in- en uitschakelen. De dagver-
lichting kan worden in- en uitge-
schakeld met het Uconnect
Touch™ systeem, raadpleeg
"Uconnect Touch™ instellingen"
in "Uw instrumentenpaneel be-
grijpen" voor meer informatie.
88
Page 98 of 324

Wanneer u bij ingeschakelde parkeer-
lichten of koplampen de linker dim-
schakelaar naar boven draait, neemt
de intensiteit van de verlichting van
het instrumentenpaneel en de beker-
houders toe (voor bepaaldeuitvoeringen/markten).
Instellen omgevingsverlichting
Draai de rechter dimmerschakelaar
naar boven of beneden om de verlich-
tingsintensiteit van de portiergrepen
en het lampje in de dakconsole te ver-
hogen of te verlagen.Interieurverlichting instellen
Draai de dimmer helemaal omhoog
naar de tweede klikstand om de inte-
rieurverlichting in te schakelen. Als
de dimmerknop in deze stand staat,
blijft de interieurverlichting branden.
Interieurverlichting volledig
uitschakelen (OFF)
Draai de dimschakelaar geheel naar
beneden in de stand OFF. De interi-
eurverlichting gaat nu niet meer
branden als u een portier opent.
Functie langzaam rijden
(instrumentenverlichting overdag)
Draai de dimmer omhoog naar de eer-
ste klikstand. Met deze functie wor-
den de helderheid van de verlichting
van alle tekstweergaven, zoals de ki-
lometerteller, de EVIC (voor bepaaldeuitvoeringen/markten) en de radio
vergroot wanneer de parkeerlichten of
koplampen branden.
RUITENWISSERS EN -SPROEIERS
Met de multifunctionele bedienings-
hendel voor de ruitenwissers en rui-
tensproeiers bedient u de koplamp-
sproeiers als de contactschakelaar in
de stand ON staat en de koplampen
AAN zijn. De hendel bevindt zich aan
de linkerzijde van de stuurkolom.
Draai de multifunctionele hendel tot
de eerste stand voorbij de intervals-
tand voor langzame wisbewegingen of
tot de tweede stand voorbij de inter-
valstand voor snelle wisbewegingen.
Dimmer instrumentenpaneel
Portiergreep/dimmer
omgevingsverlichting
Bediening ruitenwisser/-sproeier
92
Page 100 of 324

WAARSCHUWING!
Een plotselinge verslechtering van
het zicht door de voorruit kan tot
botsingen leiden. Misschien ziet u
andere voertuigen of obstakels niet.
Voorkom ijsvorming op de voorruit
door de voorruit eerst te verwarmen
alvorens de ruitensproeier te gebrui-ken.
KOPLAMPEN AAN BIJ INGESCHAKELDERUITENWISSERS
(uitsluitend beschikbaar in
combinatie met
automatische koplampen)
Als deze functie is ingeschakeld, scha-
kelen de koplampen na ongeveer
10 seconden automatisch in nadat de
ruitenwissers werden ingeschakeld.
De koplampschakelaar moet dan wel
in stand AUTO (A) zijn geschakeld.
Als de koplampen via deze functie zijn
ingeschakeld, worden ze uitgescha-
keld zodra u de ruitenwissers uitscha-kelt.
De functie Koplampen aan bij inge-
schakelde ruitenwissers kan m.b.v. het Uconnect Touch™ systeem wor-
den in- en uitgeschakeld, raadpleeg
"Uconnect Touch™ instellingen" in
"Uw instrumentenpaneel begrijpen"
voor meer informatie.
REGENSENSOR (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Deze voorziening detecteert vocht op
de voorruit en schakelt automatisch
de ruitenwissers in. De functie is
vooral handig wanneer spatwater van
de weg of water dat van de ruitenwis-
sers van een voorliggende auto wordt
geblazen op de voorruit terechtkomt.
Draai het uiteinde van de multifunc-
tionele hendel naar één van de vier
standen om deze functie te activeren.
De gevoeligheid van het systeem kan
bijgesteld worden met de multifuncti-
onele hendel. Wisserintervalstand 1 is
het minst gevoelig en wisserintervals-
tand 4 is het meest gevoelig. Bij nor-
male regenval dient stand 3 te worden
gebruikt. Gebruik stand 1 en 2 als u
de gevoeligheid van de ruitenwisser
wilt verkleinen. Gebruik stand 4 als u
de gevoeligheid van de ruitenwisser
wilt vergroten. De regengevoelige rui-
tenwissers wisselen automatisch tus-
sen de verschillende intervallen, af-
hankelijk van de hoeveelheid vocht
die op de voorruit wordt waargeno-
men. Zet de ruitenwisserschakelaar in
de stand OFF als het systeem niet
wordt gebruikt.
De regensensor kan m.b.v. het
Uconnect Touch™ systeem worden
in- en uitgeschakeld, raadpleeg
"Uconnect Touch™ instellingen" in
"Uw instrumentenpaneel begrijpen"
voor meer informatie. OPMERKING:
De regensensor werkt niet wan-
neer de ruitenwisserschakelaar
in de lage of hoge stand staat.
Als er ijs of opgedroogd zout wa- ter op de voorruit aanwezig is,
werkt de regensensor mogelijk
niet goed.
Het gebruik van RainX® en was- of siliconenhoudende pro-
ducten kan de prestaties van de
regensensor beïnvloeden.
De regensensorsysteem omvat be-
schermende voorzieningen voor de
94
Page 120 of 324

De FCW-status wijzigen
De FCW-functie kan worden ingesteld
op veraf of dichtbij, of kan worden
uitgeschakeld met het Uconnect
Touch™ systeem, raadpleeg
"Uconnect Touch™ instellingen" in
"Uw instrumentenpaneel begrijpen"
voor meer informatie. De FCW-status
Off (uit), Near (dichtbij) of Far
(veraf) wordt getoond in het
Uconnect Touch™ scherm.
De standaardinstelling van de FCW is
"Far" (veraf); hierbij waarschuwt het
systeem u voor een mogelijke aanrij-
ding met een voertuig voor u terwijl u
nog op een grotere afstand van dit
voertuig bent. Dit geeft u de langste
reactietijd.
Door de FCW-status aan te passen
naar "Near" (dichtbij), kan het sys-
teem u waarschuwen voor een moge-
lijke aanrijding met het voertuig voor
u terwijl u veel dichter bij dit voertuig
bent. Met deze instelling heeft u min-
der reactietijd dan bij de instelling
"Far" (veraf). Hierdoor bereikt u een
meer dynamische rijervaring.Door de FCW-status te veranderen in
"Off" (uit) waarschuwt het systeem u
niet meer voor een mogelijke aanrij-
ding met het voertuig voor u. OPMERKING:
In de instelling "Uit" verschijnt
FCW OFF op het Uconnect
Touch™ scherm.
Het systeem onthoudt de laatste door de bestuurder geactiveerde
instelling nadat het contact
wordt uitgeschakeld.
De FCW reageert niet op onbe- langrijke voorwerpen zoals ob-
jecten hoog boven de weg, weer-
kaatsingen van de bodem,
objecten welke zich niet in het
pad van de auto bevinden, stati-
onaire voorwerpen welke ver
weg zijn, tegemoetkomend ver-
keer, of voorgaande voertuigen
met een gelijke of hogere snel-heid.
Bij uitschakeling van de FCW en de ACC wordt het niet beschik-
baar zijn via de onderstaande
schermen aangegeven. Waarschuwing FCW nietbeschikbaar
Wanneer het systeem uitschakelt en
op het EVIC verschijnt de waarschu-
wing ACC/FCW Unavailable, Vehicle
System Error" (ACC/FCW niet be-
schikbaar, storing voertuigsysteem).
Er is wellicht sprake van een tijdelijke
storing waardoor de FCW-functie
wordt beperkt. Hoewel het voertuig
onder normale omstandigheden nog
steeds bestuurbaar is, zal de FCW tij-
delijk niet beschikbaar zijn. Als dit
gebeurt, kunt u proberen de FCW la-
ter weer in werking te stellen nadat u
het contact uit en weer aan heeft ge-
zet. Als het probleem aanhoudt, ga
dan naar uw erkende dealer.
ACC/FCW Unavailable (ACC/FCW
niet beschikbaar), waarschuwing storing voertuigsysteem
114
Page 123 of 324

WAARSCHUWINGEN
Afstand achter
(inch/cm) Meer dan
200 cm 200-100 cm 100-60 cm 60-35 cm Minder dan 35 cm
Afstand voor (cm) Meer dan
120 cm 120-100 cm 100-60 cm 60-35 cm Minder dan 35 cm
Hoorbare waar- schuwing
(geluidssignaal) GeenEnkele toon,
1/2 seconde
(alleen achter) Langzaam (alleen
achter) Snel Continu
Boog Geen 3 brandend
(continu) 3 langzaam
knipperend 2 langzaam
knipperend 1 langzaam
knipperend
PARK ASSIST VOOR,
HOORBARE SIGNALEN
Vier seconden nadat een obstakel is
gedetecteerd, het voertuig niet meer
beweegt en het rempedaal wordt inge-
drukt, schakelt ParkSense® de ge-
luidssignalen voor de Park Assist vóóruit.
PARKSENSE® IN- EN UITSCHAKELEN
ParkSense® kan m.b.v. het Uconnect
Touch™ systeem worden in- en uitge-
schakeld. De beschikbare keuzes zijn:
OFF (uit), Sound Only (alleen geluid)
of Sound and Display (geluid en
beeld). Raadpleeg "Uconnect Touch™ instellingen" in "Uw instru-
mentenpaneel begrijpen" voor meerinformatie.
Wanneer de schermtoets ParkSense®
wordt ingedrukt om het systeem uit te
schakelen, verschijnt op het EVIC-
display gedurende vijf seconden het
bericht "PARK ASSIST SYSTEM
OFF" (parkeerhulpsysteem uit)..
Voor meer informatie raadpleegt u het
"Elektronisch voertuiginformatiecen-
trum (EVIC)" in "De functies op uw
dashboard". Als u de versnellings-
pook in de stand REVERSE of
DRIVE zet (met 11 km/u of langza-
mer) en het systeem is uitgeschakeld,
toont het EVIC het bericht "PARK
ASSIST SYSTEM OFF" (parkeerhul-
psysteem uitgeschakeld) gedurendeongeveer 5 seconden als het voertuig
in REVERSE of DRIVE staat.
Onderhoud van de
ParkSense® parkeerhulp
Wanneer de ParkSense® parkeerhulp
niet correct werkt, zal de instrumen-
tengroep telkens wanneer de auto ge-
start wordt een enkel geluidssignaal
afgeven. In het instrumentenpaneel
verschijnt het bericht "CLEAN PARK
ASSIST" (parkeerhulp reinigen)
wanneer één van de voor- of achter-
sensoren wordt belemmerd door
sneeuw, modder of ijs en het voertuig
in de stand REVERSE of DRIVE
wordt gezet. In het instrumentenpa-
neel verschijnt het bericht "SERVICE
PARK ASSIST" (laat parkeersenso-
ren repareren) wanneer één van de
117
Page 143 of 324

4
UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
INSTRUMENTENPANEEL . . . . . . . . . . . . . . . . . 140
INSTRUMENTENGROEP . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141
BESCHRIJVING INSTRUMENTENGROEP . . . . . 141
ELEKTRONISCH VOERTUIGINFORMATIECENTRUM (EVIC) . . . . 148
SCHERMEN VOERTUIGINFORMATIECENTRUM (EVIC) . . 149
WITTE WAARSCHUWINGSLAMPJES EVIC . . 150
ORANJE WAARSCHUWINGSLAMPJES . . . . . 150
RODE WAARSCHUWINGSLAMPJES EVIC . . 151
OLIEVERVERSING VEREIST . . . . . . . . . . . . 153
BERICHTEN ROETFILTER DIESELMOTOR (DPF) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153
BRANDSTOFVERBRUIK . . . . . . . . . . . . . . . . 154
CRUISE CONTROL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 155
VOERTUIGSNELHEID . . . . . . . . . . . . . . . . . . 155
RITINFORMATIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 156
BANDENSPANNING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 156
VOERTUIGINFORMATIE (INFORMATIEFUNCTIES VOOR DE
KLANT) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 156
137
Page 146 of 324

INSTRUMENTENPANEEL1 — Luchtrooster 7 — Schakelaar ESC uit 13 — Knop Engine Start/Stop (motoraan/uit)
2 — Instrumentengroep 8 — Toetsen Uconnect Touch™
systeem14 — Ontgrendelknop voor koffer- ruimte
3 — Schakelaar waarschuwingsknip-perlichten 9 — Sleuf voor SD-geheugenkaart 15 — Dimschakelaars
4 — Uconnect Touch™ systeem 10 — Aansluitcontact 16 — Motorkapontgrendeling
5 — Toetsen klimaatregeling 11 — Sleuf voor cd/dvd 17 — Lichtschakelaar
6 — Handschoenenkastje 12 — Opbergvak 18 — Analoge klok
140
Page 163 of 324

Temperatuur koelvloeistof
Toont de daadwerkelijke temperatuur
van de koelvloeistof.
Oliedruk (voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
Toont de daadwerkelijke druk van de olie.
Temperatuur transmissie
Toont de daadwerkelijke temperatuur
van de transmissie.
Bedrijfsuren motor
Geeft het aantal uren weer dat de
motor in bedrijf is geweest.
BERICHTENAANTALLEN
Selecteer vanuit het hoofdmenu met
de toets Omhoog of Omlaag. Deze
functie toont het aantal opgeslagen
waarschuwingsberichten (in de
aantallen-plaatshouder). Door op de
toets SELECT te drukken, kunt u de
opgeslagen berichten zien. Door op de
toets BACK te drukken, keert u terug
naar het hoofdmenu. MENU UITSCHAKELEN
Selecteer in het hoofdmenu met de
toets OMLAAG. Door op de toets SE-
LECT te drukken verdwijnt het me-
nuscherm uit het beeld. Als u op een
van de vier stuurwieltoetsen drukt,
verschijnt het menu weer in beeld.
Uconnect TOUCH™ INSTELLINGEN
Het Uconnect Touch™ systeem
maakt gebruik van een combinatie
van knoppen en toetsen op het cen-
trale deel van het instrumentenpaneel
waarmee toegang kan worden verkre-
gen tot door de klant programmeer-
bare functies. Deze functies kunnen
ook worden gewijzigd. TOETSEN
Toetsen bevinden zich in het midden
van het instrumentenpaneel onder het
Uconnect Touch™ systeem. Boven-
dien bevindt zich in het midden van
het instrumentenpaneel, rechts van de
klimaatregelingsbediening, een
Scroll/Enter-draaiknop. Draai aan de
knop om door de menu's te bladeren
en instellingen te veranderen (bijv.
30, 60, 90), druk een of meerderekeren op het midden van de draai-
knop voor het wijzigen van een instel-
ling (bijv. ON/OFF (aan/uit)). SCHERMTOETSEN
Schermtoetsen bevinden zich op het
Uconnect Touch™ scherm.
PERSOONLIJK TE PROGRAMMEREN
FUNCTIES —
INSTELLINGEN Uconnect
Touch™ SYSTEEM 8.4
Druk op de schermtoets More en
daarna op de schermtoets Settings op
het instelscherm. In deze modus hebt
u via het Uconnect Touch™ systeem
toegang tot programmeerbare func-
ties die op uw voertuig aanwezig kun-
nen zijn, zoals scherm, klok,
veiligheid/hulp, verlichting, portieren
en sloten, motor afzetten, kompasin-
stellingen, audio en telefoon/Bluetooth.
157
Page 174 of 324

ANALOGE KLOK INSTELLEN
Om de klok midden boven op het
instrumentenpaneel in te stellen,
drukt u op de knop tot de instelling
juist is. BEDIENING
iPod®/USB/MP3 (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Deze voorziening maakt het mogelijk
een iPod® of extern USB-apparaat
aan te sluiten op de USB-poort.
iPod® regeling is compatibel met
mini-, 4G-, foto-, nano-, 5G-, iPod®
en iPhone® apparaten. Sommige ver-
sies van de iPod® software zijn moge-
lijk niet volledig compatibel met deiPod® functies. Ga in dat geval naar
de website van Apple om de recentste
softwareversies te downloaden.
Raadpleeg voor meer informatie de
Uconnect Touch™ handleiding.
HARMAN KARDON®
Logic7® HIGHPERFORMANCE
MULTICHANNELSURROUND
SOUND-SYSTEEM MET
DRIVER-SELECTABLE
SURROUND (DSS) (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Uw auto is uitgerust met een Harman
Kardon® audiosysteem met Gree-
nEdge™ technologie, dat u superi-
eure geluidskwaliteit, hogere geluids-
drukniveaus en een lager
energieverbruik biedt. Het nieuwe
systeem maakt gebruik van eigen
versterker- en speakertechnieken
waardoor de efficiëntieniveaus van de
componenten en het systeem aanzien-
lijk worden verbeterd.De hoogwaardige 12-kanaals Klasse
D GreenEdge versterker heeft een
stroomvoorziening met hoog voltage
en stuurt een 7.5-kanaals weergave
aan. Het Harman Kardon® audiosys-
teem biedt u de mogelijkheid de optie
Logic 7 surround sound te kiezen voor
iedere geluidsbron. Het hoogwaardige
GreenEdge luidsprekerontwerp zorgt
ervoor dat het systeem beschikt over
een hoog geluidsdrukniveau en een
indrukwekkende dynamische ge-
luidskwaliteit. De luidsprekers zijn
afgestemd op maximale efficiëntie en
zijn perfect aangepast aan het uit-
gangsniveau van de versterkers zodat
u verzekert bent van de beste sur-
round sound op elke zitplaats.
De Logic7® multichannel surround-
soundtechniek zorgt voor een volle en
perfecte geluidskwaliteit op elke zit-
plaats. Dit surroundeffect is beschik-
baar voor elke bron - AM/FM/CD/
satellietradio of AUX-ingang op het
dashboard en wordt geactiveerd met
het Uconnect Touch™ systeem.
Raadpleeg "Surround Sound" bij
"Uconnect Touch™ instellingen" in
Analoge klok instellen
168